Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
sector kanton    locatie Zwolle
 
Zaaknr.: 227295 CV RXPL 04-926
Datum : 25 september 2007
 
Vonnis in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij.
verder te noemen Dexia,
gemachtigde mr. F.R.H. van der Leeuw, advocaat te Amsterdam,
 
tegen
 
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen [X].
gemachtigde thans mr. S. Marzak te Amsterdam.
 

Het verdere verloop van de procedure
 
Na het tussenvonnis van 13 december 2005 heeft Dexïa verzocht de procedure te schorsen welk verzoek door [X] is tegengesproken. Bij rolbeschikking van 28 maan 2006 is het schorsingsverzoek afgewezen. Vervolgens heeft Dexia een nadere conclusie genomen waarop [X] heeft gereageerd. Nadien is het vonnis op heden bepaald.
 
De nadere beoordeling
 
1.
In het tussenvonnis van 8 maart 2005 heeft de kantonrechter beslist dat de overeenkomst wegens dwaling moet worden vernietigd. Het beroep van [X] op vernietiging wegens dwaling is ter afwering van de vordering van Dexia gedaan en daarom —anders dan haar vorderingen in reconventie-- toelaatbaar. Zie artikel 3:51 lid 3 BW.
De zaak is in bedoeld tussenvonnis verwezen naar de rol voor uitlating van partijen in verband met de vraag naar de precieze verhouding tussen Dexia en Koers-Kompas (rechtsoverweging 13 van het tussenvonnis) en in verband met de vraag tot welke gevolgen de vernietiging van de overeenkomst moet leiden en tot slot om Dexia in de gelegenheid te stellen een tweetal posten (rechtsoverweging 17 van hel tussenvonnis) nader toe te lichten.
 
2.
In het tussenvonnis van 13 december 2005 zijn de standpunten van Dexia ten aanzien van de hiervoor genoemde punten kort samengevat. Onder rechtsoverweging 6 van dit tussenvonnis heeft de kantonrechter het standpunt van [X] kort samengevat. Vervolgens is de zaak opnieuw naar de rol verwezen om Dexia in de gelegenheid te stellen op de nieuwe stellingen van [X] te reageren. Die reactie volgde bij conclusie van 23 mei 2006 waarop [X] bij conclusie van 20 juni 2006 heeft gereageerd.
Voor zover die conclusie van [X] (wederom) uitmondt in tegenvorderingen zal de inhoud van die conclusie buiten beschouwing worden gelaten, omdat [X] niet in conventie tegenvorderingen kan instellen en zij in reconventie niet ontvankelijk is verklaard.
 
3.
Alvorens (zonodig) de nieuwe stellingen van partijen te bespreken zal de kantonrechter aanhaken bij de stand van zaken zoals die blijkt uit de tussenvonnissen van 8 maart 2005 en 13 december 2005 en eerst de vraag naar de relatie tussen Dexia en Koers-Kompas bespreken.
 
4.
Uit de overgelegde stukken, met name de overeenkomst (productie I dagvaarding), blijkt dat tussen Dexia en [X] een lease-overeenkomst tot stand is gekomen betreffende het certificaat Korting-Koers. Het enkele feit dat [X] ook ervoor had kunnen kiezen de aankoopsom in één keer (aan Koers-Kompas) te voldoen, in welk geval geen leaseovereenkomst tussen partijen tot stand zou zijn gekomen zoals Dexia heeft betoogd, neemt niet weg dat in dit concrete geval nu juist wel een lease-overeen komst tussen partijen tot stand ia gekomen, waarbij Dexia gebruik heeft gemaakt van de diensten van Koers-Kompas. De evidente samenwerking tussen Dexia en Koers-Kompas is niet spontaan, alleen in de concrete situatie van [X], tot stand gekomen. Uit de brochure van Koers-Kompas (productie 10 conclusie van repliek) blijkt dat de financiering van de aankoopsom via Dexia loopt, en (zelfs) dat Dexia de uitbetaling op de einddatum garandeert. Dexia financierde dus niet alleen, maar garandeerde ook.
De stelling van Dexia dat zij niet was betrokken bij de ontwikkeling van de producten van Köers-Kompas en evenmin bij het opstellen en verspreidon van informatiemateriaal voor (potentiële) cliënten van Koers-Kompas is twijfelachtig en doet in elk geval niet ter zake. Uit niets blijkt dat Dexia —veronderstellenderwijze uitgaande van de juistheid van bedoelde stelling-- op enigerlei wijze afstand heeft genomen van het aangeboden product en van de inhoud van de brochure. Integendeel, met [X] is een overeenkomst gesloten. Dexia en Koers-Kompas zijn kennelijk een samenwerkingsverband aangegaan in verband waarmee bedoelde brochure is opgesteld en verspreid. Binnen dat samenwerkingsverband heeft Koers-Kompas ongetwijfeld in eigen voordeel bemiddeld maar om voor de hand liggende redenen ook in het voordeel van Dexia. Tot slot: gesteld noch gebleken is dat Koers-Kompas slechts in het voordeel van [X] heeft bemiddeld.
Het handelen (en nalaten) van Koers-Kompas moet dus aan Dexia worden toegerekend in lijn met de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 (rechtsoverweging 12 tussenvonnis 8 maart 2005).
 
5.
Gegeven het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van dwaling (rechtsoverweging 11 tussenvonnis 8 maart 2005), die dwaling is veroorzaakt door de inlichtingen die Koers-Kompas aan [X] heeft gegeven en het handelen van Koers-Kompas aan Dexia moet worden toegerekend, dient de overeenkomst tussen partijen te worden vernietigd. Voldoende aannemelijk is dat [X] bij een juiste en volledige voorstelling van zaken de overeenkomst niet zou hebben gesloten.
De scheiding die Dexia aanbrengt tussen enerzijds de financiering van de aankoop van het certificaat en anderzijds de aankoop zelf, is gekunsteld, liet gaat om een nauw- met elkaar verweven en sterk samenhangend pakket afspraken, zodat dwaling ten aanzien van de te verwachten winsten ook gevolgen heeft voor de financiënngsafapraken tussen partijen, ofte-wel voor het geheel van de overeenkomst.

7.
Partijen zijn in het tussenvonnis van 8 maart 2005 (rechtsoverweging 16) in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag tot welke gevolgen de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling moet leiden.
In haar conclusie van 28 juni 2005 heeft Dexia op dit punt, voor zover thans nog van belang, gesteld dal [X] het bedrag van de geldlening ad € 2.500.00 moei terugbetalen, welk bedrag kan worden verrekend met de door Dexia behouden verkoopopbrengst van het certificaat ad € 1 .896,05. Per saldo is dat € 603,95. Daarop komen -zo redeneert de kantonrechter-- in elk geval in mindering de 8 termijnen van € 35,10 die [X] hoeft betaald, in totaal € 281,20. De kantonrechter baseert dit aantal op de volgende gegevens: een minimum looptijd van 48 maanden, 32 nog resterende termijnen van € 35,10 en een bedrag van € 281,20 wegens 8 achterstallige termijnen. De kantonrechter ontleent deze cijfers aan de afrekening (productie 4 dagvaarding). Blijft over € 322,75. De vraag is voor wiens rekening en risico het (koers)verlies ad € 603,95 komt.
 
8.
[X] heeft belegd in aandelen en hoewel zij daarmee een zeker risico op verlies op de koop heeft toegenomen, staat in dezen vast dat juist op dat punt sprake is van dwaling veroorzaakt door de misleidende mededelingen in de folder. Het is daarom in dit concrete geval redelijk en billijk dat het (koers)verlies voor rekening van Dexia blijft. Dat verlies zou niel zijn ontstaan indien haar voorlichting volledig en adequaat was geweest, omdat in dat geval [X] de overeenkomst niet zou hebben gesloten, zoals hierboven al is overwogen. Een beroep op artikel 6:278 lid 2 BW heeft Dexia wel gedaan, maar slechts zeer (te) summier en uitsluitend in verband met het beroep van [X] op artikel 1:88 en 1:89 BW. Een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering van Dexia moet worden afgewezen. Nu het beroep op vernietiging van de overeenkomst slaagt, ligt het voor de hand dat Dexia de registratie bij het BKR doet doorhalen ook zonder dal zij daartoe wordt veroordeeld.
 
9.
De overige geschilpunten laat de kantonrechter onbesproken omdat een beslissing daarin niet tot een ander resultaat -gehele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering van Dexia- kan leiden.
Nu Dexia de verliezende partij is, dient zij in de proceskosten te worden veroordeeld. De kantonrechter ziet geen grond af te wijken van de gebruikelijke liquidatietarieven. De werkelijke kosten van rechtsbijstand stijgen (vrijwel) altijd uit boven het met inachtneming van het liquidatietarief toe te wijzen bedrag. Overigens is aannemelijk dat de processtukken grotendeels uit standaardteksten bestaan die door de gemachtigde van [X] ook in andere lease-zaken worden gebruikt.
 

De beslissing
 
de kantonrechter;
 
- wijst de vordering af;
 
- veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, tot op heden aan de kant van [X] begroot op (2 punten a € 135,00) is € 270,00 voor salaris gemachtigde.
 

Aldus gegeven door mr. C.H. de Maan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 25 september 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL