Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
 
sector kanton - locatie Lelystad
zaaknr.;    361466 CV 07-7471 (voorheen: 317962 CV 06-6661)
datum :    7 november 2007
 
Vonnis in de zaak van;
 
[X] en [Y],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, hierna te noemen: [X] en [Y],
gemachtigde: J.E.C. Overhof, werkzaam bij JuroFoon B.V. te Maastricht,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde: Tijhuis & Partners te Zwolle,
 
De procedure
 
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
•     de dagvaarding d.d. 27 april 2006
•     de akte van schorsing genomen door Dexia
•     de beschikking tot schorsing uitgesproken op 31 mei 2006
•     de akte tot hervatting van [Y]
•     de beschikking tot hervatting uitgesproken op 18 juli 2007
•     het antwoord van Dexia
•     de nadere toelichting van partijen.
 
Vaststaande feiten
 
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
a.) Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen;
 
b.) [X] heeft op of omstreeks 3 januari 2001 via het bedrijf Spaar Select B.V. te Utrecht een tweetal leaseovereenkomsten onder de naam "Profit Effect Maandbetaling" gesloten met Dexia. De overeenkomsten zijn gedateerd 13 december 2000 en vermelden [X] als lessee en Labouchere als lessor. De overeenkomsten hebben de contractnummers 56091644 (hierna: Overeenkomst I) en 56182314 (hierna: Overeenkomst II) en waren aangegaan voor een periode van 120 maanden (10 jaar), met het recht van [X] om de overeenkomsten dagelijks te beëindigen, onder de bepaling dat dan (alleen) een korting van 50% zou worden verleend op de resterende maandbedragen.
De overeengekomen lease som van Overeenkomst I bedroeg een bedrag van € 9.891,12, waarvan € 4.415,52 aan aankoopbedragen effecten en € 5.475,60 aan rente. De maandelijkse
leasetermijn bedroeg € 45,36 gedurende de eerste 36 maanden, daarna eventueel te korten met een percentage afhankelijk van de koersontwikkelingen. Van het aankoopbedrag diende een bedrag van € 45,38 te worden voldaan Op de 119e termijn en het restant aan het einde van de leaseovereenkomst, waarbij dat restant kon worden verrekend met de opbrengt van de effecten
De overeengekomen leasesom van Overeenkomst II bedroeg een bedrag van € 10.002,52, waarvan € 4.465,72 aan aankoopbedragen effecten en € 5.536,80 aan rente. De maandelijkse leasetermijn bedroeg € 45,14 gedurende de eerste 36 maanden, daarna eventueel te korten met een percentage afhankelijk van de koersontwikkelingen.Van het aankoopbedrag diende een bedrag van € 45,38 te worden voldaan op de 119e termijn en het restant aan het einde van de leaseovereenkomst, waarbij dat restant kon worden verrekend met de opbrengt van de effecten;
 
c.) Op of omstreeks 21 januari 2001 heeft [X] met Dexia nog een derde lease overeenkomst gesloten onder de naam "Winstverdriedubbelaar". Die overeenkomst (hierna: Overeenkomst III) is gedateerd 10 januari 2001 en vermeldt eveneens [X] als lessee en Labouchere als lessor. Die overeenkomst was aangegaan voor een periode van 36 maanden. De overeengekomen lease som bedroeg een bedrag van € 14.031,45, waarvan € 11.597,85 aan aankoopbedragen effecten en € 2.433,60 aan rente. De maandelijkse leasetermijn bedroeg € 67,60. Van het aankoopbedrag diende een bedrag van € 45,38 te worden voldaan op de 35e termijn. Het restant diende te worden voldaan aan het einde van de leaseovereenkomst, maar kon in principe worden verrekend met de opbrengt van de effecten;
 
d.) Bij brief van 7 december 2003 heeft [Y] met een beroep op art, 1:89 BW de drie leaseovereenkomsten vernietigd en terugbetaling gevorderd van het door [X] betaalde. Dexia heeft op 17 december 2003 op die brief gereageerd en bericht de vernietiging niet te aanvaarden en [X] te zullen houden aan zijn verplichtingen uit de overeenkomsten. Bij brief van 15 oktober 2004 heeft [Y] nogmaals bericht zich te beroepen op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomsten. Dexia heeft daarop opnieuw bericht de vernietiging niet te aanvaarden
 
e.) Overeenkomst I is beëindigd op 26 april 2005. Dexia heeft daarop een eindafrekening
opgesteld d.d. 26 april 2005. Volgens die eindafrekening is [X], na verrekening van de
verkoopopbrengst van de effecten, aan hoofdsom en resterende leasetermijnen nog
verschuldigd een bedrag van € 4.335,43,
Overeenkomst II is beëindigd op 10 mei 2005 .Dexia heeft daarop een eindafrekening
opgesteld d.d. 10 mei 2005. Volgens die eindafrekening is [X], na verrekening van de
verkoopopbrengst van de effecten, aan hoofdsom en resterende leasetermijnen nog
verschuldigd een bedrag van € 5.346,33.
Overeenkomst m is op 5 januari 2004 geëindigd door het verstrijken van de
overeengekomen looptijd. De verkoopopbrengst van de effecten bleek ook voor die
overeenkomst niet toereikend om daarvan de aankoopbedragen volledig te voldoen.
 
f.) [X] heeft de volgens de eindafrekeningen van de Overeenkomsten I en II nog te
betalen bedragen niet voldaan.
(Het bedrag dat uit hoofde van Overeenkomst lil nog verschuldigd zou zijn is volgens
[Y] evenmin voldaan, maar volgens Dexia is dat bedrag wel betaald.).
[X] heeft voor de voldoening van hetgeen hij uit hoofde van (in ieder geval) de
eindafrekeningen van de Overeenkomsten I en II nog verschuldigd zou zijn wel met Dexia
een regeling getroffen middels de (schriftelijke) aanvaarding op of omstreeks 30 maart 2003
van het zogenaamde "Dexia aanbod". Betalingen op grond van die regeling zijn door [X] echter niet gedaan, althans gestorneerd;
 
g.) [X] en [Y] hebben tijdig een zogenaamde "opt out" verklaring afgelegd, opdat de door het Gerechtshof te Amsterdam in het kader van de WCAM bij arrest van 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde zgn. "Duisenbergregeling" -een regeling opgesteld om op minnelijke wijze een einde te maken aan een groot aantal geschillen die tussen Dexia en cliënten zijn ontstaan naar aanleiding van leaseovereenkomsten- niet op hen van toepassing zal zijn.
 
Het geschil
 
2. [Y] vordert:
•     te verklaren voor recht dat voormelde leaseovereenkomsten middels het schrijven van 7 december 2003 zijn vernietigd, althans vordert zij die overeenkomst te vernietigen;
•     Dexia te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.494,27 (waarin begrepen aan hoofdsom € 5.920,86 en aan tot 1 april 2006 reeds vervallen wettelijke rente € 573,41), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2006;
•     Dexia te veroordelen om het Bureau Krediet Registratie te verzoeken de kredietregistratie van [Y] in het Centraal Krediet Informatiesysteem te verwijderen voor zover betrekking hebbend op de onderhavige leaseovereenkomsten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.150,-- per (gedeelte van een) dag dat Dexia zou nalaten aan die veroordeling te voldoen,
•     veroordeling van Dexia in de proceskosten
Aan haar vordering heeft [Y] het volgende ten grondslag gelegd, kort samengevat:
De onderhavige leaseovereenkomsten dienen te worden aangemerkt als huurkoop en
daarmee ook als koop op afbetaling. Op grond van artikel 1:88 BW behoeft de ene
echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot voor het sluiten van een overeenkomst
van koop op afbetaling. Omdat een overeenkomst van huurkoop schriftelijk moet worden
aangegaan, diende die toestemming in dit geval schriftelijk te worden gegeven.
[Y] heeft, als echtgenote van [X], geen toestemming gegeven voor het aangaan van
de onderhavige lease-overeenkomsten, laat staan schriftelijk.
Wegens het ontbreken van de vereiste toestemming waren de leaseovereenkomsten
vernietigbaar. [Y] heeft de overeenkomsten middels haar schrijven van 7 december 2003
tijdig vernietigd. Als gevolg daarvan zijn die overeenkomsten met terugwerkende kracht
nietig geworden.
De rechtsgrond die ten grondslag lag aan de wederzijds verrichte prestaties is daarmee
komen te vervallen en [Y] dient (financieel) hersteld dient te worden in de situatie waarin
zij zich bevond ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomsten.
Daaruit volgt dat de aangekochte effecten voor rekening van Dexia dienen te blijven en dat
Dexia dus niets van [X] en/of [Y] te vorderen heeft uit hoofde van de waardedaling
van die effecten.
Voorts dient al hetgeen ter uitvoering van de leaseovereenkomsten door [X] is betaald
als onverschuldigd betaald door Dexia te worden gerestitueerd.
Voor Overeenkomst I heeft [X] aan maandtermijnen een bedrag betaald van € 1.733,94,
voor Overeenkomst II een bedrag van € 1.753,32 en voor Overeenkomst III een bedrag van
€ 2.478,98, derhalve totaal een bedrag van € 5.920,86. Dat bedrag dient Dexia dus terug te
betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de
buitengerechtelijke vernietiging, 7 december 2003.
Verder betekent herstel in de situatie van voor het sluiten van de lease overeenkomsten dat ook de kredietregistratie bij het BKR verwijderd dient te worden.
 
3.  Dexia heeft tegen de vorderingen verweer gevoerd, beknopt weergegeven als volgt:
-  betwist wordt dat [Y] is gehuwd met [X],
-  in ieder geval is [Y] gebonden aan de aanvaarding van het Dexia aanbod, een vaststellingsovereenkomst waarbij onder andere afstand is gedaan van de (eventuele) bevoegdheid om de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomsten in te roepen;
-  de leaseovereenkomsten vallen niet onder de definitie van een overeenkomst van koop op afbetaling. Artikel 1;88 BW mist derhalve toepassing;
-  als artikel 1:88 BW toch wel van toepassing zou zijn, geldt dat de toestemming ook anders dan schriftelijk kon worden gegeven en dat [Y] die toestemming ook daadwerkelijk heeft gegeven;
-  de vordering tot doorhaling van de BKR registratie is niet onderbouwd en bovendien voldoet Dexia met die registratie alleen maar aan op haar rustende verplichtingen;
-  wettelijke rente is eerst verschuldigd vanaf verzuim.
 
Op het verweer zal hieronder voor zoveel nodig nader worden ingegaan.
 
De beoordeling
 
Huwelijk
 
4.  [Y] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij de echtgenote is van [X] een afschrift overgelegd van de huwelijksakte en een uittreksel uit het register van de burgerlijke stand. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit die bescheiden in beginsel genoegzaam van het huwelijk. Nu Dexia haar betwisting van dat huwelijk verder op geen enkele wijze heeft onderbouwd, staat het huwelijk daarmee voldoende vast en zal bij de verdere beoordeling van het geschil van het bestaan van dat huwelijk worden uitgegaan.
 
Dexia aanbod
 
5.  Niet in geschil is dat het Dexia aanbod alleen door [X] schriftelijk is aanvaard en dat die aanvaarding (dus) niet mede door [Y] is ondertekend.
[Y] heeft er (onweersproken) op gewezen dat artikel 6.2.1 van het Dexia aanbod bepaalt: "Deze overeenkomst komt tot stand doordat Deelnemer, en voorzover van toepassing, Betrokken Partij het aanmeldingsformulier Dexia Aanbod volledig ingevuld en ondertekend tijdig aan Dexia retourneert respectievelijk retourneren
(....)."
De echtgenote van een deelnemer is daarbij een Betrokken Partij als bedoeld in de bepaling.
 
6.  Het Dexia aanbod stelt derhalve als vereiste voor de totstandkoming van een overeenkomst onder dat aanbod, dat het aanmeldingsformulier dient te zijn ondertekend door de deelnemer en, als die er is, de betrokken partij.
In dit geval staat vast dat [Y], als betrokken partij, de overeenkomst niet getekend heeft. Daarmee is zij geen partij geworden bij een overeenkomst onder het Dexia aanbod. Dexia kan [Y] de aanvaarding van het Dexia aanbod door [X] derhalve niet tegenwerpen. De vraag of [Y] wel weet heeft gehad van de aanvaarding van dat aanbod en of zij met die aanvaarding ook heeft ingestemd, zoals door Dexia is gesteld maar door [Y] wordt betwist, kan dan verder in het midden blijven.
 
Koop op afbetaling
 
1. De Onderhavige leaseovereenkomsten voldoen naar het oordeel van de kantonrechter aarx de definitie van huurkoop in art. 7A: 1576h BW, althans hebben die overeenkomsten dezelfde strekking als een huurkoop. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de overwegingen in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721), welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat op de voet van de artt. 7:47 en 7A: 1576 lid 5 BW huurkoop betrekking kan hebben op vermogensrechten (als de onderhavige). Verder heeft [X] zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, Waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem zijn afgeleverd. Hierbij is niet relevant of de termijnen aflossing en/of rente betreffen en evenmin welke omvang zij hebben-Dexia heeft zich voorts verbonden de geleasede aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs. Van aflevering is ook daadwerkelijk sprake geweest. Dexia heeft zich namelijk verbonden de aandelen voorwaardelijk ten name van [X] bij te schrijven in haar administratie overeenkomstig art. 17 Wet giraal effectenverkeer (Wge). En aan hem kwamen, dadelijk nadat hij de overeenkomst was aangegaan, alle (dividend)baten en alle waardeveranderingen van de aandelen toe.
 
8. In het oordeel dat de overeenkomst kwalificeert als huurkoop ligt besloten dat ook sprake
is van koop of afbetaling.
Voorts volgt daaruit dat de kantonrechter in deze bevoegd is.
 
Artikel 1:88 lid onder d, BW
 
9.  Naar het oordeel van de kantonrechter dient de vraag of art. 1:88, lid 1 onder d, BW -het artikel waarin het toestemmingsvereiste van de echtenoot is vastgelegd- van toepassing is op huurkoopovereenkomsten als de onderhavigea bevestigend te worden beantwoord.
De kantonrechter sluit zich daarbij aan bij het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721) en neemt de overwegingen in dat arrest hier over. In de kern komt het erop neer dat noch uit de wetsgeschiedenis noch uit het systeem van de wet volgt dat de wetgever het toestemmingsvereiste heeft beoogd te beperken tot overeenkomsten van koop op afbetaling die betrekking hebben op lichamelijk zaken. Vanuit de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan het toestemmingsvereiste bestaat dan geen grond om aan te nemen dat dit vereiste van toestemming van de echtgenoot niet geldt voor overeenkomsten tot koop op afbetaling van aandelen.
 
10.  Art. 1:88, lid 3, BW bepaalt dat de echtgenoot schriftelijk toestemming moet verlenen, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een vorm voorschrijft- Nu volgens art. 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, dient de echtgenoot derhalve schriftelijk toestemming te geven voor de overeenkomst (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rechtsoverweging 2.12.3). Mondelinge of stilzwijgende toestemming.is niet toereikend.
Dexia heeft betoogd dat blijkens het bepaalde in art. 7A: 1576J, lid 3, BW de schriftelijke vorm voor huurkooptransacties niet is voorgeschreven, zodat voor de echtgenoot niet het schriftelijke vormvereiste geldt. Het ontbreken van een akte zou namelijk niet de geldigheid van de transactie raken, maar slechts het eigendomsvoorbehoud buiten werking stellen, Dat betoog wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Artikel 7A:1576j, lid 3, BW bepaalt dat als een akte ontbreekt de overeenkomst niet geldt als huurkoop, maar als koop op afbetaling. Voor het species huurkoop van het genus koop op afbetaling, is dus een akte vereist.
 
11.  Vast staat dat [Y] niet schriftelijk heeft ingestemd met de leaseovereenkomsten. Daarmee heeft zij de vereiste toestemming niet gegeven. De stelling van Dexia dat zij die toestemming wel mondeling of stilzwijgend heeft gegeven, is in dat verband niet relevant. Aldus is de kantonrechter van oordeel dat [Y] zich met vrucht heeft beroepen op de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomsten. De gevorderde verklaring voor recht is daarmee toewijsbaar,
 
Restitutieverplichting
 
12.  De vernietiging van de leaseovereenkomst brengt met zich dat die met terugwerkende kracht nietig zijn geworden en dat hetgeen uit hoofde van die overeenkomsten aan Dexia is betaald door Dexia dient te worden gerestitueerd, verminderd met de eventuele door de deelnemer ([X]) genoten opbrengsten, zoals dividenden.
 
13.  Niet weersproken is dat [X] uit hoofde van die overeenkomsten aan Dexia een bedrag heeft betaald van in totaal € 5.920,86. Gesteld noch gebleken is dat op dit te restitueren bedrag nog opbrengsten in mindering zouden moeten worden gebracht,
Dexia heeft in deze procedure verder niet (gemotiveerd) aangevoerd dat sprake zou zijn van (andere) omstandigheden die grond zouden opleveren voor een vermindering van die restitutieverplichting,
Daarmee is het door [Y] in hoofdsom gevorderde bedrag van € 5.920,86 toewijsbaar. Daarover is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum waarop aanspraak tot terugbetaling is gemaakt. Die aanspraak is gelijk al gemaakt in de brief van 7 december 2003, onder het stellen van een uiterste termijn van veertien dagen. De wettelijke rente is daarmee vanaf 21 december 2003 verschuldigd over de toen reeds betaalde termijnen. Voor de nadien verschenen termijnen geldt dat de wettelijke rente daarover is verschuldigd vanaf de datum van betaling van de betreffende termijnen,
 
14.  Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de vraag of en in hoeverre [X] gehouden is om Dexia te compenseren voor de schade die zij heeft geleden door de waardedaling van de effecten, in deze procedure buiten verdere beschouwing dient te blijven omdat een beslissing over die vraag niet is gevorderd.
 
BKR
 
15.  Nu de leaseovereenkomsten zijn vernietigd ontvalt de grondslag aan de registratie bij de BKR.
De vordering om Dexia te veroordelen om de BKR te verzoeken die registratie door te
halen is daarmee toewijsbaar.
Die veroordeling zal worden versterkt met een dwangsom als in het dictum bepaald.
 
Proceskosten
 
16. Als de hoofdzakelijk in het ongelijk gesteld aan te merken partij zal Dexia worden veroordeeld in de proceskosten.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
-  Verklaart voor recht dat de onderhavige leaseovereenkomsten ("Profďt Effect Maandbetalingen" met overeenkomstnummers 56091644 en 56182314 en "Winstverdriedubbelaar" met overeenkomstnummer 29489148) zijn vernietigd bij brief van [Y] van 7 december 2003;
 
-  veroordeelt Dexia om aan [Y], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een bedrag van € 5.920,86, vermeerderd met de wettelijke rente over de op 21 december 2003 reeds verrichte termijnbetalingen op de leaseovereenkomsten vanaf die datum, en over de nadien nog verrichte termijnbetalingen vanaf de datum van betaling van de betreffende termijnen, Telkens tot de dag van terugbetaling van de betreffende termijn;
 
-  veroordeelt Dexia om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis aan de stichting Bureau Krediet Registratie (BKR) schriftelijk te verzoeken de kredietregistratie van [Y] in het Centraal Krediet Informatiesysteem te verwijderen voor zover betrekking hebbend op de onderhavige leaseovereenkomsten, met veroordeling van Dexia tot betaling aan [Y] van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte van een dag dat Dexia nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan dwangsommen van € 5.000,—;
 
-  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [Y] gevallen, tot op heden begroot op:
   € 500,- voor salaris gemachtigde,
   € 84,87 voor exploot van dagvaarding
   € 196,— voor verschuldigd griffierecht;
 
-  verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 
-  wijst af het meer of anders gevorderde.
 

Aldus gewezen door mr. O.E. Mulder, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL