Verloop van de
procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende
processtukken:
- dagvaarding d.d. 21 november 2003;
- conclusie van
antwoord;
- het tussen partijen gewezen vonnis van de sector handels- en
familierecht van deze rechtbank van 14 april 2004 (rolnummer 170500 / HA ZA
04-11), waarbij de zaak ter behandeling is verwezen naar de kantonrechter;
-
conclusie van repliek tevens houdende voorwaardelijke wijziging van eis;
-
conclusie van dupliek;
- exploit van Dexia van 24 maart 2006;
- bericht
van de griffier van 31 maart 2006 dat de procedure is geschorst in afwachting
van de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam op het verzoekschrift van
Dexia en diverse belangenorganisaties uit hoofde van de Wet Collectieve
Afwikkeling Massaschade (WCAM);
- akte opvoering rol;
- antwoordakte tot
hervatting.
hierna is uitspraak bepaald.
Motivering
1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel
van de Bank Labouchere N.V. te Amsterdam, tevens handelende onder de naam Legio,
op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V., welke vennootschappen
hierna alle worden aangeduid als Dexia.
b.
In mei 2000 heeft [X] met Dexia een overeenkomst
gesloten onder de naam "WinstVerDriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst). De
overeenkomst is gesloten nadat [X] een herhalingsmailing van Dexia had ontvangen
en het daarbij behorende aanvraagformulier had ingevuld. [X] heeft op dat
formulier aangekruist dat hij kiest voor een maandbedrag van ƒ 500,- en een
verwachte belastingvrije uitbetaling van ƒ 41.308,- na drie jaar.
c.
De overeenkomst heeft een looptijd van 36 maanden
waarbij [X] van Dexia een door
haar aangekocht pakket aandelen/effecten met
een aankoopbedrag van ƒ 86.008,75
(€ 39.029,07) leaset voor een leasesom van
ƒ 104.054,76 (€ 47.217,99). Deze leasesom is
opgebouwd uit het voormelde
aankoopbedrag en een bedrag van € 8.188,92 aan rente. Op de
overeenkomst zijn
de "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" van toepassing.
d.
[X] diende volgens de overeenkomst de genoemde
leasesom als volgt aan Dexia te
voldoen:
- gedurende de looptijd van de
overeenkomst elke maand, in het totaal dus 36 keer, een
maandtermijn van €
227,47 op of omstreeks de 1e dag van iedere maand;
-€ 45,38 (ƒ 100,-) op of
omstreeks de 35e maand;
-€ 38.983,69 aan het einde van de overeenkomst,
volgens de overeenkomst in principe te verrekenen met de verkoopopbrengst van de
aandelen/effecten (in de overeenkomst ook "waarden" genoemd).
e.
5 van de overeenkomst luidt: "Zodra lessee al
datgene aan Legio-Lease heeft rtaald wat hij haar krachtens deze
lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere en Effecten Lease
verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar
van de waarden geworden."
f.
Dexia heeft aan het einde van de looptijd van de
overeenkomst een eindafrekening opgesteld, waarin is vermeld dat de opbrengst
van de verkoop van de aandelen € 16.105,89 bedraagt en dat [X] een bedrag van €
23.150,65 aan haar dient te voldoen.
g.
[X] heeft bij brieven van 30 mei 2003 en 7 oktober
2003 aan Dexia bericht dat hij de restschuld absoluut niet ineens kan betalen.
Hij heeft opgegeven dat zijn inkomen € 1.900,- bruto is, dat hij samenwoont, dat
zijn partner geen inkomen heeft en dat na aftrek van vaste
lasten een bedrag
van € 450,- netto per maand resteert. [X] heeft toepassing van de
hardheidsclausule gevraagd. Dexia heeft een voorstel gedaan voor een
betalingsregeling maar dit voorstel is door [X] niet aanvaard.
2.
Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, [X] veroordeelt om aan haar te betalen € 25.042,10,
bestaande uit een na de eindafrekening openstaande hoofdsom van € 23.150,65,
gespecificeerde contractuele rente ad 0,96% per maand hierover ten bedrage van €
701,45, alsmede buitengerechtelijke incassokosten van € 1.190,- (inclusief BTW),
vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente, over de
hoofdsom vanaf 11 september 2003.
Bij conclusie van repliek heeft Dexia haar
vordering voorwaardelijk gewijzigd, in die zin dat zij, indien het beroep van
[X] op de vernietiging dan wel ontbinding van de overeenkomst wordt gehonoreerd,
met een beroep op artikel 6:278 Burgerlijk Wetboek (BW) veroordeling van [X]
vordert tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de effecten verminderd met de waarde van de effecten op de
datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans de waarde op
het moment van verkoop.
3.
[X] voert verweer tegen de vorderding van Dexia.
Op dat verweer zal voor zover nodig
hierna worden ingegaan
Strijd met de WCK en andere wetten en
regelingen
4.
De kredietsom bedraagt in het onderhavige geval €
47.217,99 (ƒ104.054,76) en is daarmee hoger dan de in artikel 3 lid 1 WCK
genoemde limiet (van 1 januari 1992 tot 1 februari 2001) ƒ 50.000,-. De WCK is
daarom niet van toepassing.
Artikel 1:88/89 BW
5.
[X] heeft een beroep gedaan op de
vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens het ontbreken van de toestemming
van zijn echtgenote voor het aangaan van de overeenkomst (artikel 1:88 en 1:89
BW). [X] heeft zijn stelling dienaangaande, zoals Dexia bij conclusie van
repliek terecht heeft aangevoerd, echter in het geheel niet toegelicht. Zo is
gesteld noch gebleken dat [X] ten tijde van het aangaan van de onderhavige
overeenkomst gehuwd was en dat zijn echtgenote of geregistreerd partner op enig
moment daadwerkelijk een beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van de
overeenkomst, [X] ook bij conclusie van dupliek heeft nagelaten zijn
desbetreffende stelling toe te lichten, moet die worden verworpen.
Dwaling
6.
Het beroep op dwaling faalt In de overeenkomst
zelf wordt melding gemaakt van een te betalen rentetermijn van € 8.188,92 en van
een bedrag van € 38.983,69 als restant aankoopbedrag aan het einde van de
leaseovereenkomst. Dit had voor [X], wiens stellingen er op neer komen dat hij
de inhoud van de overeenkomst niet heeft begrepen, aanleiding moeten zijn tot
twijfel omtrent de strekking van de vermelding van deze bedragen in de
overeenkomst en daarover nadere vragen te stellen. Dat hij dit heeft gedaan is
gesteld noch gebleken. Daarom behoort, voor zover [X] onder invloed van een
verkeerde voorstelling van zaken de overeenkomst is aangegaan, deze dwaling op
de voet van het bepaalde in artikel 6:228 lid 2 BW voor rekening van [X] te
blijven.
De zorgplicht
7.
[X] heeft gesteld dat Dexia onzorgvuldig met zijn
belangen is omgesprongen. Dit verwijt is terecht. Dexia was, als bij uitstek
professioneel en deskundig dienstverlener op het terrein van beleggen in
effecten jegens zijn particuliere, niet professionele cliënten tot een
bijzondere zorgplicht gehouden. Uit deze bijzondere zorgplicht vloeit voort dat
Dexia niet aan het tot stand komen van de effectenlease-overeenkomst had mogen
meewerken zonder [X] met nadruk en in niet mis te verstane woorden te wijzen op
de bijzondere risico's van beleggen met geleend geld en zonder zich ervan te
hebben vergewist dat de overeenkomst met haar denkbare consequenties in
redelijke verhouding zou staan tot de financiële en overige omstandigheden van
[X] en met de verwachtingen die deze van zijn investering koesterde. Vergelijk
voor dit oordeel ook de uitspraken van de Commissie van Beroep DSI van 27
januari 2005 en van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 (LJN AZ7033)
en van 1 maart 2007 (LJN AZ9722).
8.
Niet is gebleken dat Dexia heeft geïnformeerd naar
de financiële positie van [X], noch dat zij een cliëntenprofiel, hoe eenvoudig
ook, heeft opgesteld. Evenmin is gebleken dat Dexia specifieke omstandigheden
van [X] kende. Zij heeft daarmee dus ook geen rekening gehouden. Voorts is niet
gebleken dat Dexia zich ervan heeft vergewist dat [X] zich van de aan het
aangaan van de overeenkomst verbonden gevaren bewust was. Dexia heeft hem in
ieder geval niet in duidelijke bewoordingen gewezen op het risico dat voor hem
aan het beleggen met geleend geld was verbonden. Evenmin heeft zij hem
gewaarschuwd voor het risico van daling van de koers van de aandelen onder de
vaste koers die in de overeenkomst is vermeld. In de overeenkomst komt niet
duidelijk tot uitdrukking dat [X] het gevaar loopt dat bij ommekomst van de
termijn waarvoor de overeenkomst is aangegaan voor hem een schuld uit hoofde van
geldleen aan Dexia resteert. Daarbij is mede van belang dat in de overeenkomst
is vermeld dat het restant van de lease-som in principe wordt verrekend met de
verkoopopbrengst van de waarden. Deze toevoeging kan allicht tot het misverstand
leiden dat [X] niet beducht hoefde te zijn dat een schuld van hem aan Dexia zou
resteren.
De te vergoeden schade
9.
Het tekortschieten van Dexia in de zorgplicht die
haar betaamde moet worden gekwalificeerd als onrechtmatig jegens [X]. Het is zo
onaannemelijk dat [X] het aanbod van Dexia om de overeenkomst te sluiten zou
hebben aanvaard indien hij zich bewust was geweest van het gevaar dat hij
daardoor zou lopen, dat, nu geen aanwijzingen zijn gebleken voor het tegendeel,
ervan moet worden uitgegaan dat [X] dit niet zou hebben gedaan. [X] heeft als
gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia schade geleden die hierin bestaat
dat tussen hem en Dexia een overeenkomst tot stand is gekomen waardoor [X],
gelet op diens financiële omstandigheden, op onverantwoorde wijze werd
blootgesteld aan de gevolgen van koersverlies, Deze schade komt in beginsel voor
vergoeding in aanmerking. De restschuld als gevolg van de tekortschietende
verkoopopbrengst van de aandelen, waarvan Dexia in dit geding betaling vordert,
dient dus in beginsel door Dexia aan [X] te worden vergoed. (Vergelijk ook
Gerechtshof Amsterdam 1 maart 2007 LJN AZ 9722)
10.
De door [X] geleden schade is echter mede het
gevolg van een omstandigheid die hem zelf kan worden toegerekend. Hij is immers
de overeenkomst aangegaan terwijl hij, zonder ervaring met beleggen, geen
althans onvoldoende onderzoek ernaar heeft gedaan of zijn veronderstelling dat
hij geen of slechts een beperkt risico zou lopen juist was. De duidelijke
vermelding in de tekst van de overeenkomst van de naam van de fondsen waarin hij
ging beleggen, van de aankoopkoers, van het totale aankoopbedrag en van de door
hem te betalen rente hadden aanleiding moeten geven tot nader
onderzoek.
11. Zoals hiervoor is overwogen moet de schade mede aan
[X] worden toegerekend. Dexia is echter zo ernstig tekortgeschoten in de haar
jegens [X] betamende zorg dat de kantonrechter oordeelt dat de restschuld gelet
op de omstandigheden van dit geval geheel door Dexia moet worden gedragen. Dat
brengt mee dat de vordering moet worden afgewezen.
Beslissing
De kantonrechter.
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, tot op
heden aan de kant van [X] begroot op € 1.295,- waarvan € 800,- aan salaris
gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers,
kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar
uitgesproken op woensdag 10 oktober 2007.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL