VONNIS VAN DE
KANTONRECHTER,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V., rechts opvolgster
van Bank Labouchere N.V. eveneens h.o.d.n. Legio en
op haar beurt rechtsopvolgster
van Legiolease B.V.,
gevestigd te
Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in
reconventie,
gemachtigden: C.T. Snijder en P. de Ruijter,
-- tegen --
[X]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. J.A. Vos,
advocaat te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dexia
respectievelijk [X]
1. De loop van het
geding
Voor de loop van het geding
verwijst de kantonrechter naar de volgende zich in het
griffiedossier
bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
- de dagvaarding
d.d. 14mei 2004 met producties;
- de conclusie van antwoord in
conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie
met
producties;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende
conclusie van antwoord in
reconventie, tevens houdende akte
voorwaardelijke wijziging van eis in conventie.
met producties;
.
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie
van repliek in
reconventie, tevens houdende antwoord-akte
voorwaardelijke wijziging van eis in
conventie met
producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2. De vaststaande
feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet
of onvoldoende betwist en/of
op grond van de onweersproken inhoud van
overgelegde producties, staat in dit geding
het volgende vast:
a. Partijen zijn op 17 juli 1997 een lease-overeenkomst,
genaamd Winstverdubbelaar
aangegaan, onder nummer 730---- aangegaan voor de
duur van 5 jaar, nader
ook te noemen de eerste overeenkomst. Na afloop van de
duur van de overeenkomst
is deze overeenkomstverlengd voor maximaal 36
maanden.
b. Op 5 oktober 1999 zijn partijen een lease-overeenkomst, genaamd
WinstVerDriedubbelaar,
aangegaan, met contractsnummer 742---- voor de duur
van 3 jaar,
nader ook te noemen de tweede overeenkomst, onder meer
luidende:
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS
VOLGT:
1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan
Lessee verleast. de hierna te noemen
aandelen/effecten,
verder ook te noemen de "waarden" (...)
totaal
aankoopbedragen
€ 7.645,50
totaalte betalen rente tijdens looptijd van
deze lease-overeenkomst € 1.604,20
totaal
overeengekomen
leasesom
€ 9.249,70
2. Deze lease-overeenkomst wordt
aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maan-
den(...)
3. De lease-som bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 44,56
(...)
b. Een bedrag vanf 100,-- (...) op of omstreeks de
35e maand.
c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het
restant van zegge: € 7.600,12 (...)
Dit
restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de
waarden.
(...)
10. Lessee verklaart
door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met
de
Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van Legio-lease
(...) alsmede de toepasselijkheid
daarvan op deze
lease-overeenkomst te aanvaarden.
c. Bij brief van 16juli 2002 heeft de
echtgenote van [X] op grond van de artikelen
1:88 en 1:89 BW de
nietigheid van zowel de eerste als de tweede overeenkomst
ingeroepen.
c.
Ten aanzien van de tweede overeenkomst staat in de eindafrekeningvan 6
november
2003 dat het verschil tussen de verkoopopbrengst van de door [X]
geleasde
fondsen € 4.951,50 bedroeg, zodat - na aftrek van een "Eerste
aflossingstermijn"
ad € 45,38, de "Restant hoofdsom" ad € 7.600,12 een
hoofdsom ten
laste van [X] van € 2.694,- resteert.
d. Met betrekking tot
de eerste overeenkomst is nog geen eindafrekeningopgemaakt.
3. De vordering in
conventie
3.1 Dexia vordert om [X] bij vonnis uitvoerbaar bij
voorraad te veroordelen aan
haar te betalen het bedrag van € 3.300,10,
vermeerderd met de contractuele rente ad
0,96% per maand, althans de
wettelijke rente over € 2.694,- vanaf 17 juli 2003 tot de
dag der algehele
voldoening, met veroordeling van [X] in de kosten van het
geding, waaronder
de proceskosten.
3.2 Dexia legt aan haar vordering ten grondslag dat [X]
gehouden is de overeenkomst
na te komen. Dexia vordert aan hoofdsom een
bedrag van € 2.694,-, aan contractuele
rente over de periode vanaf 6 november
2002 tot en met 16juli 2003 een bedrag
van € 122,96 alsmede een bedrag aan
buitengerechtelijke incassokosten van
€ 406,:, vermeerderd met € 77,14 aan
BTW.
3.3 Voorwaardelijk, voor het geval de vordering in
reconventie tot vernietiging of
ontbinding van de overeenkomst geheel of ten
dele mocht worden toegewezen, vor-
dert Dexia veroordeling van [X] tot
betaling van een bedrag gelijk aan het
verschil tussen de aankoopwaarde van
de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde
effecten minus de verkoopwaarde
daarvan op de datum verkoop van de aandelen onder
de overeenkomst. Dexia
baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.
4.
De vordering in reconventie
4.1 In reconventie vordert [X] om bij vonnis uitvoerbaar
bij voorraad:
1.
Primair
a. voor recht te
verklaren dat de overeenkomsten WinstVerdubbelaar met nummer
730----- en/of
WinstVerDriedubbelaar met nununer 74----- is vernietigd en/of
ontbonden,
althans zal worden vernietigd en/of ontbonden;
b. Dexia te veroordelen om aan
[X] te voldoen een bedrag van € 9.900,84 te
verhogen met € 61,37 voor iedere
(maand)betaling die [X] na 1 augustus2004
aan Dexia zal hebben voldaan; alle
bedragen te verhogen met wettelijke rente vanaf
datum van iedere betaling
(althans vanaf 8juli 2004) tot de dag der algehele
voldoening.
Subsidiair
a. voor recht te verklaren dat Dexia
onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X]
en
b. Dexia te veroordelen om aan
[X] te voldoen een bedrag van € 13.200,94, te
vermeerderen met de wettelijke
rente over € 9.900,84 vanaf datum van iedere betaling
(althans vanaf 8juli
2004) alsmede te verhogen met de contractuele rente van 0,96%
per maand over
€ 2.694,- vanaf 17 juli 2003 tot de dag der algehele voldoening.
c. Dexia te
veroordelen om aan [X] te vergoeden de overige door hem geleden
schade, welke
nader zal worden opgemaakt.
2. Dexia te veroordelen in de kosten van de
procedure
4.2 [X] legt aan zijn vordering primair ten grondslag
dat de eerste en de tweede
overeenkomst door zijn
echtgenotebuitengerechtelijk zijn vernietigd ingevolgede artikelen
1:88 en
1:89 BW, althans dat de eerste overeenkomst vernietigbaar is op grond
van
misleiding (bedrog), en de tweede op grond van bedrog, misbruik van
omstandigheden,
dwaling, althans is Dexia ten aanzien van de tweede
overeenkomstjegens hem
toerekenbaar tekort gekomen; subsidiair legt [X] aan
zijn vordering ten grondslag
dat Dexia ten aanzien van de tweede overeenkomst
onrechtmatig jegens hem
heeft gehandeld waardoor hij schade heeft
geleden.
5. Het verweer in
conventie en in reconventie
5.1 Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer
bestreden. Daarop zal, voorzover
van belang, bij de beoordeling van de
geschillen nader worden ingegaan.
6. Beoordeling van
de geschillen
6.1 [X] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd
dat de overeenkomsten
zijn aangegaan zonder instemmingvan zijn echtgenote,
die de nietigheid van de overeenkomsten
ingevolge de artikelen 1:88 en 1:89
BW heeft ingeroepen.
6.2 Dexia heeft niet in bedoelde vernietiging berust en
primair aangevoerd dat [X]
niet gerechtigd is een beroep op de vernietiging
te doen, maar uitsluitend zijn echtgenote,
die in onderhavig geding geen
partij is.
Subsidiair stelt Dexia dat geen sprake is van huurkoop en dat
daarom geen toestemming
op grond van artikel 1:88lid 1 sub d BW is vereist.
Ten slotte heeft Dexia bij
gebrek aan wetenschap betwist dat de echtgenote
van [X] geen toestemming
heeft gegeven en bewijs aangebodenvan het feit dat
zij die toestemmingwel heeft gegeven;
Dexia beschikt terzake niet over
concrete feiten, maar beroept zich op het gebruik
in normale
gezinsverhoudingen.
6.3 Met betrekking tot de vraag of de overeenkomsten
zijn aan te merken als huurkoop-
overeenkomsten overweegt de kantonrechter
dat beide voldoen aan de wettelijke definitie
van huurkoop in de artikelen
7A:1576h juncto 1576 BW. Huurkoop op de voet
van de artikelen 7:47 en 7A:1576
lid 5 BW kan betrekking hebben op vermogensrechten.
De lease-overeenkomsten
voldoen aan de essentialia van huurkoop, althans
heeft deze strekking. Dexia
heeft zich verbonden om de aandelen te leveren en die -
onder opschortende
voorwaarde van volledige betaling -in eigendom over te dragen.
Voorts
voorzien de overeenkomsten in betaling in twee of meer termijnen,
waarbij
niet relevant is of dat aflossingen of rentebetalingen
betreft.
6.4 Anders dan Dexia betoogt dient geen doorslaggevende
betekenis te worden toegekend
aan de letterlijke tekst van artikel 88 lid 1
onder d BW, waarin het woord "vermogens-
rechten" niet voorkomt. In de
wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken
dat de wetgever heeft
beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de
be-
schermingsgedachte van deze bepaling uit te zonderen. De huidige tekst
van het artikel,
waarin het begrip zaak van kleur is verschoten, is tot stand
gekomen in het kader
van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe
vermogensrecht. Uit de parlementaire
geschiedenis van artikel 7A:1576 BW
blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging
van de wettelijke regeling
van de koop op afbetaling die vóór de invoering van
het Nieuw BW evenzeer
betrekking kon hebben op vermogensrechten beoogde en dat
de minister in het
kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds
nog van
kracht zijnde tekst van artikel 1576-oud BW, waarin de term "zaak"
ook
vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Dexia zou derhalve
stilzwijgend
een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in
het wettelijke
systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een
dergelijke materiële wijziging
gelet op de beschermingsfunctie van het
toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke
motivering in de wet zou zijn
vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden
aangenomen dat het
geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele
wettelijke
regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A:1576
BW,
dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
6.5 Ex artikel 1:88 lid 1 sub d BW was toestemming van
de echtgenote Van [X]
voor het aangaan van de overeenkomsten derhalve
vereist. Het standpunt van Dexia
dat [X] zich in deze procedure niet op deze
vernietiging zou kunnen beroepen
is onjuist. Uit het bepaalde in artikel 3:51
lid 3 BW kan worden afgeleid dat bij wijze
van verweer in rechte door een
ieder te allen tijde een beroep kan worden gedaan op
het reeds vernietigd
zijn van de overeenkomst waarop de rechtsvordering is gebaseerd.
6.6 De omstandigheid dat Dexia niet heeft berust in de
buitengerechtelijke vernietiging
van de overeenkomsten door de echtgenote van
[X] impliceert dat in deze
procedure dient te worden vastgesteld of deze
vernietiging in rechte standhoudt. Dexia
heeft echter - los van haar reeds
verworpen stelling dat het geen huurkoop betreft, er
geen toestemming van de
echtgenote noodzakelijk was en de overeenkomsten derhalve
niet op deze voet
vernietigd kunnen worden - geen argumenten opgeworpen op
grond waarvan
geconcludeerd zou moeten worden dat het geen rechtsgeldige
vernietiging
betreft. Aan het bewijsaanbod van Dexia met betrekking tot de
toestemming van
de echtgenote van [X] wordt voorbijgegaan. Nu Dexia haar
stellingen ter zake
onvoldoende feitelijk gemotiveerd heeft onderbouwd, wordt
aan bewijslevering niet
toegekomen. Consequentie van het bovenstaande is
derhalve dat de overeenkomst
rechtsgeldig door de echtgenote van [X] is
vernietigd. De door [X]
primair gevorderde verklaring voor recht is daarmee
toewijsbaar.
6.7 De vraag die vervolgens beantwoording behoeft, is
welke gevolgen deze vernietiging
voor het overige heeft. Het uitgangspunt bij
een dergelijke vernietiging is dat voor zover
reeds gepresteerd is, deze
prestatie ongedaan gemaakt moet worden. In dat licht
dient Dexia in
iedergeval de door [X] betaalde rentetermijnen terug te betalen.
Op grond van
haar voorwaardelijke wijziging van eis in conventie heeft Dexia
aangevoerd
dat - zo er al vernietig is - op grond van het bepaalde in artikel
6:278 BW
het waardeverschil tussen de over en weer overeengekomen prestaties
dient te worden
opgeheven door middel van bijbetaling - door [X] van
het verschil in waarde
van de aandelen bij aankoop en bij verkoop. [X] heeft
zich tegen toepassing
van dit artikel verzet.
6.8 Naar het oordeel van de kantonrechter is artikel
6:278 BW in dit geval van toepassing.
Dit artikel vormt een correctie op het
ongedaanmakingsstelsel, dat beoogt te voorkomen
dat degene die ongedaanmaking
afdwingt profiteert van wijziging in de waardeverhouding
van de reeds
verrichteprestaties.
Ten aanzien van de tweede overeenkomst staat vast dat
het door Dexia ten behoeve
van [X] aangekochteaandelenpakket flink in waarde
is gedaald. De aankoopwaarde
bedroeg immers€ 7.645,50, terwijl de verkoopwaarde
slechts€ 4.951,50 bedroeg.
Dexia heeft gesteld dat de vernietiging buiten
rechte door [X] slechts is
ingeroepen vanwege deze koersdaling. De
kantonrechter acht dit aannemelijk, temeer
nu dit niet gemotiveerd
betwistwordt door [X] die immers niet stelt welke
andere reden er achter de
buitengerechtelijke vernietiging steekt.
6.9 Resumerend leidt de vernietiging van de
overeenkomsten er toe dat ten aanzien van de
tweede overeenkomst [X] in
conventie zal worden veroordeeld de waardevermindering van
het
aandelenpakket(€ 2.694,-) aan Dexia te betalen en dat in reconventie
Dexia de
betaalde rentetermijnen aan [X] terug zal dienen te betalen.
Ten aanzien van
de eerste overeenkomst zal een soortgelijke berekening moeten worden
gemaakt,
maar nu door Dexia ten aanzien daarvan nog geen eindafrekening is
opgemaakt,
zal zij in de gelegenheidworden gesteld deze op te maken en de
resultaten
ter zake bij akte in het geding te brengen.
6.10 Gelet op het voorgaande behoeven de overige
verweren van [X] geen
bespreking meer.
6.11 In de omstandigheid dat het verweer van [X] dat de
overeenkomsten
buitengerechtelijk is vernietigd, slaagt, ziet de
kantonrechter aanleiding om de gevorderde
buitengerechtelijkeincassokosten af
te wijzen, ondanks dat in conventie nog een
door [X] aan Dexia te betalen
bedrag resteert [X] is ten aanzien van
de tweede overeenkomst over het door
hem te betalen bedrag wettelijke rente verschuldigd
vanaf 6 november 2002,
het moment dat het waardeverschil zich feitelijk
heeft
gerealiseerd.
6.12 Gezien de samenhang tussen de conventie en
reconventie enerzijds en anderzijds de
omstandigheid dat partijen over en
weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de
proceskosten worden
gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen
kosten
draagt.
6.13 Nu Dexia ten aanzien van de eerste overeenkomst in
de gelegenheid wordt gesteld bij
akte gegevens in het geding te brengen, zal
iedere verdere beslissing - ook ten zien van
de tweede overeenkomst - worden
aangehouden.
7. Beslissing
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie:
7.1 Verwijst de zaak naar de rol van 17 februari 2005
voor akte als hiervoor onder 6.9
omschreven aan de zijde van
Dexia.
7.2 Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. M. van Wassenaer,
kantonrechter, en in het open-
baar uitgesproken ter terechtzitting van
bovengenoemde datum, in tegenwoordigheid
van de
griffier.