Vonnis in de zaak van:
De naamloze vennootschap
DEXIA BANK
NEDERlAND N. V., gevestigd te Amsterdam, eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde Maas-Delta Deurwaarders te
Schiedam,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats], gedaagde
in conventie, eiser in reconventie,
mr. R. van Noord te Ridderkerk.
Partijen worden hierna aangeduid als "Dexia" respectievelijk "[X]".
1. De processtukken
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende
processtukken: -exploot van dagvaarding d.d. 1 december 2003, met producties;
-conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie
van eis in reconventie, met producties;
-conclusie van repliek in conventie,
tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
-conclusie van
dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met
producties;
-conclusie van dupliek in reconventie, met producties.
2. Enkele vaststaande feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en
anderzijds erkend dan wel niet of niet genoegzaam gemotiveerd weersproken, gelet
ook op in het geding gebrachte stukken voor zover niet betwist, het volgende
vast:
2.1 Legio Lease, de rechtsvoorgangster van Dexia,
-hierna zonder onderscheid aan de duiden als: Dexia -en [X] hebben op 7 juni
1999 een "WinstVerDriedubbelaar" lease-overeenkomst met nummer 74......
gesloten. Dexia verplichtte zich daarbij tot het drie jaar achtereen voor
rekening van [X] aankopen van telkens een pakket aandelen ABN AMRO, Ahold en
ING, telkens van ieder aandeel 36 stuks, tegen een totale bij de overeenkomst
bepaalde prijs van € 3.892,32 per aankoop, waarbij [X] het totale aankoopbedrag
ad € 11.676,96 schuldig bleef.
Voor het recht en de plicht om de
tweede en derde aankoop van dezelfde fondsen tegen een koers gelijk aan de koers
waartegen de eerste tranche werd aangeschaft, was [X] aan Dexia een premie
verschuldigd, gelijk aan (tenminste) het bruto-dividend dat tijdens de loop
van de overeenkomst op de aandelen beschikbaar werd gesteld.
Overeengekomen
werd voorts dat [X] aan Legio Lease aan rente over het door hem van Legio Lease
geleende bedrag zou betalen een bedrag van in totaal € 2.450,05, zodat het
totale bedrag van de leasesom bedroeg € 14.127,01. Dit bedrag is berekend op
basis van een rente van 0,96% per maand.
De lease overeenkomst werd
aangegaan voor een periode van 36 maanden. [X] verplichtte zich om gedurende 36
maanden maandelijks in verband met de door hem gesloten lening een bedrag ad
f 149,98,- (€ 68,06) aan Legio Lease te voldoen, en daarnaast op of omstreeks de
35e maand een bedrag ad f 100,-. Het maandelijks te betalen bedrag bestond
vrijwel geheel uit de over de hoofdsom verschuldigde rente. Het bij afloop van
de 36 maanden resterende bedrag van € 11.631,58 zou verrekend worden met de
verkoopopbrengst van de voor [X] gekochte aandelen.
[X] was gerechtigd om de
lease-overeenkomst na afloop van de overeengekomen termijn van drie jaar met
nogmaals 36 maanden te verlengen, op conditie dat door [X] zou worden
voortgegaan met betaling van de overeengekomen maandtermijnen.
Partijen
kwamen voorts overeen dat zodra [X] aan Dexia had betaald wat hij krachtens de
lease-overeenkomst verschuldigd was of zou worden, automatisch en van rechtswege
eigenaar van de aandelen zou worden.
Op de overeenkomst zijn van toepassing
verklaard de Bijzondere voorwaarden Effecten Lease.
Daarin is onder meer
bepaald dat de eigendom van de aandelen op lessee
([X] ) overgaat door
vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen
heeft voldaan, en voorts dat, teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van
rechtswege eigenaar van de waarden wordt, de in de overeenkomst bedoelde waarden
voorwaardelijk aan lessee worden overgedragen, doordat genoemde waarden
onverwijld na verkrijging ervan door Dexia ten name van lessee worden
bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17
van de Wge, waarbij tot de algehele nakoming van de verplichtingen door lessee
Dexia eigenaar blijft van de waarden en lessee niet over de waarden kan
beschikken.
2.2. Na afloop van de termijn van drie jaar zijn de voor
rekening van [X] aangekochte aandelen verkocht.
De opbrengst bedroeg minder
dan het aankoop bedrag, namelijk € 10.494,36.
Per saldo dient [X] na
verrekening van deze opbrengst met haar schuld aan Dexia en na betaling door [X]
aan Dexia van een bedrag ad € 300,50,- nog € 1.571,03 aan Dexia te voldoen, in
welk bedrag is begrepen € 323,68 aan buitengerechtelijke incassokosten en €
229,13 aan rente, berekend over de periode van 4 juni 2002 tot en met 2 april
2003.
2.3 [X] is op 4 december 1977 te Nigeria geboren. Hij
verblijft sedert 1993 te Nederland, en volgde ten tijde van het afsluiten van de
ten processe bedoelde overeenkomst een opleiding aan de MTS. Voor zijn inkomen
was hij afhankelijk van een studietoelage (studiefmanciering) die gedeeltelijk
een lening betrof. In februari 2004 was hij student Informatica aan de
Hogeschool Rotterdam. Hij ontvangt nog steeds een studie toelage, welke in
februari 2004 bedroeg € 696,82 per maand, waarvan € 245,05 een lening betreft.
[X] heeft op de een of andere manier de beschikking gekregen over een door
Legio Lease verspreide folder. Hij heeft op die folder gereageerd, en heeft toen
een aanmeldingsformulier toegezonden gekregen. Na invulling en retournering
daarvan onving hij van Legio Lease het lease-contract met de bijzondere
voorwaarden, een begeleidende brief, een fiscale opinie van een belasting-
adviseur en een rekenvoorbeeld. Hij heeft voorts de beschikking gehad over een
brochure, waarnaar in het aanmeldingsformulier en het rekenvoorbeeld wordt
verwezen.
3. De vorderingen van Dexia in conventie en de grondslag
daarvan
3.1 Na aanvulling van de eis bij repliek vordert Dexia
dat [X] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld
wordt tot betaling aan Dexia van de som van € 1.571,03, vermeerderd met de
contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over €
1.318,72 vanaf 3 april 2003, en voorts, onder de voorwaarde dat de conventionele
vordering wordt afgewezen en het beroep gedaan door lyase op vernietiging van de
overeenkomst dan wel ontbinding van de overeenkomst slaagt, dat [X] wordt
veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de in de overeenkomst genoemde aandelen minus de waarde van
die aandelen op de datum van (gehele of gedeeltelijke) vernietiging of
ontbinding van de lease-overeenkomst, althans de waarde van deze aandelen ten
tijde van de verkoop daarvan,
alles met veroordeling van [X] in de kosten
van het geding.
3.2 Dexia heeft daaraan behalve vorenstaande vaststaande
feiten ten grondslag gelegd:
dat [X] op grond van de met [X] gesloten
lease-overeenkomst nog gehouden is het onder 2.2 genoemde bedrag te voldoen;
dat Dexia daarnaast krachtens die overeenkomst aanspraak kan maken op
betaling door [X] van de overeengekomen rente ad 0,96% per maand, en
dat [X]
gehouden is aan Dexia de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten, berekend
op € 323,68 te voldoen.
3.3 Aan haar voorwaardelijke vordering heeft Dexia ten
grondslag gelegd dat de door [X] ingestelde vordering tot vernietiging althans
ontbinding van de overeenkomst niet los kan worden gezien van de koersdalingen
die de beurzen sedert medio 2000 hebben doorgemaakt, en dat Dexia daarom op
grond van artikel 6:278 BW aanspraak kan maken op een bijbetaling ter opheffing
van het waardeverschil tussen de over en weer overeengekomen prestaties.
4. Het verweer in conventie, de eis in reconventie en de
grondslag daarvan
4.1 De conclusie van [X] in conventie strekt tot
afwijzing van de vorderingen van Dexia, met veroordeling van Dexia in de kosten
van het geding.
4.2 In reconventie vordert [X] dat bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, ook ten aanzien van de
proceskosten,
1. a. primair
de tussen [X] en Dexia bestaande, door Dexia aan haar
vorderingen ten grondslag gelegde overeenkomst wordt vernietigd;
b. subsidiair
diezelfde overeenkomst wordt ontbonden,
2. Dexia wordt veroordeeld tot betaling aan [X] van
hetgeen deze aan Dexia in verband met de overeenkomst heeft betaald, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid;
3. Dexia wordt veroordeeld in de kosten van het geding,
met veroordeling van Dexia in de kosten van het geding.
4.3 [X] heeft in dat verband het volgende aangevoerd,
verkort en zakelijk
weergegeven:
a. De door hem met Dexia gesloten overeenkomst is
totstandgekomen onder invloed van dwaling, en bij een juiste voorstelling van
zaken zou hij de overeenkomst niet hebben afgesloten, reden waarom hij zich
beroept op de nietigheid van de overeenkomst op grond van dwaling.
b. Dexia heeft hem misleid door gebruik te maken van
misleidende reclame. Dexia heeft aldus jegens hem onrechtmatig gehandeld.
c. Bij het aangaan van de overeenkomst is Dexia
toerekenbaar tekortgeschoten in de zorgplicht die Dexia jegens [X] heeft.
In het bijzonder geldt dat Dexia heeft gehandeld
in strijd met de normen van de gedragsregels die zijn vastgelegd in het Besluit
toezicht effectenverkeer 1995 en de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer
1999 (hierna: Nadere Regeling 1999). Dexia heeft voorts gehandeld in strijd met
de normen zoals deze zijn vastgelegd in de Algemene Bankvoorwaarden. In het
bijzonder heeft Dexia:
-gehandeld in strijd met haar algemene zorgplicht
jegens haar klanten, en meer precies met artikel 33 Nadere Regeling 1999 juncto
artikel 7.5 van de bijlage bij dat artikel, door haar mededelingsplicht niet na
te komen, en [X] niet te waarschuwen voor de specifieke risico's van het product
en de omvang van de mogelijke verliezen
-gehandeld in strijd met de op haar
krachtens artikel 28 en artikel 28 lid 1 Nadere Regeling 1999 rustende
informatieplicht, het zogenaamd uknow-your- customer"-beginsel;
-niet
voldaan aan de krachtens artikel 28 de leden 3 en 4 Nadere Regeling 1999 op haar
rustende saldibewakingsplicht;
-onzorgvuldig gehandeld door na te laten een
mechanisme in te bouwen waardoor eventuele verliezen zouden worden beperkt;
-in strijd met haar verplichtingen ex de artikelen 34 tot en met 37 Nadere
Regeling 1999 slechts éénmaal per jaar een positieoverzicht aangeboden;
-in
strijd met artikel 33 lid 1 sub g [X] bij het sluiten van de overeenkomst
niet gemformeerd over de mogelijkheid en de daaraan verbonden voorwaarden om
de effectenovereenkomst af te kopen.
d. Dexia dient [X] de schade te
vergoeden die door deze als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Dexia is
geleden. Die schade bestaat uit al hetgeen door [X] aan Dexia is betaald,
vermeerderd met wettelijke rente.
e. Subsidiair geldt dat Dexia
jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door [X] te misleiden en haar zorgplicht
jegens [X] niet na te komen. Ook op die grond is Dexia gehouden de door [X]
geleden schade te vergoeden.
4.4 Dexia heeft het verweer respectievelijk de eis van
[X] bestreden.
5. De beoordeling van het geschil
in conventie en in
reconventie
5.1 Door [X] is afgezien van het voorgaande ook nog
gesteld dat de door hem met Dexia gesloten overeenkomst aangemerkt moet worden
als een overeenkomst van huurkoop als bedoeld in artike17A:1576h BW.
Dexia
heeft die stelling bestreden.
In het midden kan blijven wie van partijen het
gelijk aan zijn zijde heeft, nu het antwoord op de vraag of wel of niet sprake
is van een huurkoopovereenkomst als hiervoor bedoeld, niet van invloed is op de
in deze zaak te nemen beslissingen. [X] in het bijzonder heeft aan die stelling
geen enkele voor de onderhavige zaak relevant verweer verbonden.
Dwaling?
5.2 Aan zijn stelling dat hij heeft gedwaald legt [X]
ten grondslag dat hij ten onrechte niet of niet voldoende is ingelicht over de
risico's van het product. Zou hij bij het aangaan van de overeenkomst hebben
geweten dat het risico bestond dat hij een restschuld zou overhouden aan het
einde van de looptijd, dan had hij de overeenkomst niet gesloten.
5.3 Lezing van de door [X] bedoelde stukken, laat geen
andere conclusie toe dan dat de lezer van die stukken heeft moeten begrijpen:
a. dat hetgeen door [X] tijdens de overeenkomst werd betaald, niet een
spaarsom betrof, doch rente, en dat dus sprake was van een geldlening en niet
van een spaarplan;
b. dat voorwaarde voor een goede afloop was dat de
koersen van de waarden waarin werd belegd zouden blijven stijgen, en dat bij een
(vrijwel)
gelijkblijvende of zelfs dalende koers het risico bestond dat na
afloop van de drie jaar zou moeten worden terugbetaald.
Zo vermeldt de door
[X] overgelegde folder (brochure), naast de het product wervend aanprijzende
teksten, ook dat de "inleg volledig bestaat uit rente", dat het "maandbedrag
geheel bestaat uit 0.96% rente", "De waarde van uw beleggingen kan fluctueren.
In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst", "Zou
de verkoop van de aandelen onverhoopt minder opbrengen dan de aankoopprijs, dan
zou u het verschil moeten bijbetalen" en "u hoeft uw aandelen dan niet met
verlies te verkopen want u krijgt van ons de garantie dat u uw overeenkomst
altijd kunt verlengen in afwachting van betere tijden".
Aan het slot van de
brochure wordt een en ander nog eens in een omlijnd kader uitdrukkelijk herhaald
(Beleggen brengt risico's met zich mee, dat geldt ook voor de
WinstVerDriedubbelaar. Het risico van een lager dan gemiddeld rendement is voor
u. De eindopbrengst kan meer afwijken van de in de voorbeelden gehanteerde
bedragen. etc). In het bijgevoegde rekenvoorbeeld wordt ook als voorbeeld
opgenomen de situatie die zal ontstaan indien de koersen van de waarden met 2%
zouden dalen. Uit dat voorbeeld blijkt dat dan een negatieve stand zal ontstaan
van € 1.513,47. Ook in de folder met "Vragen & Antwoorden" worden
soortgelijke waarschuwingen gegeven.
5.4 [X] heeft daarom op basis van deze, aan hem
voorafgaande aan het ondertekenen van de overeenkomst bekende stukken, kunnen
begrijpen dat de overeenkomst voor hem ook negatieve gevolgen zou kunnen hebben.
Het beroep op dwaling faalt op die grond. De reconventionele vordering tot
vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling zal daarom ook worden
afgewezen.
Misleidende reclame?
5.5 Aan zijn stelling dat Dexia onrechtmatig heeft
gehandeld door gebruik te maken van misleidende reclame, heeft [X] ten grondslag
gelegd, verkort en zakelijk weergegeven, dat Dexia in haar reclame-uitingen
eenzijdig de nadruk heeft gelegd op de met het aangeboden product verbonden
winstkansen, in die zin dat wordt gegarandeerd dat de deelnemers het
voorgespiegelde "driedubbele" resultaat krijgen uitgekeerd, waarbij de risico's
worden verzwegen dan wel versluierd; voorts dat niet is gewezen op het risico
van het niet tussentijds kunnen wijzigen van de overeenkomst, met als gevolg dat
bij dalende koersen het verlies onvermijdelijk wordt, dat wordt gesuggereerd dat
de deelnemer geen kosten betaalt en daardoor, ondanks de wat hogere rente, beter
uit is dan de "doe-het-zelver", dat de verlengingsgarantie misleidend is in die
zin dat niet wordt vermeld dat de deelnemer dan wel de maandtermijnen schuldig
blijft en dat in dat geval het risico op verlies blijft bestaan.
5.6 Dexia heeft een en ander bestreden.
5.7 Bij de beantwoording van de vraag of de door Dexia
verspreide reclame- uitingen ten opzichte van [X] misleidend waren dient
uitgegaan te worden van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld
geïnformeerde,
omzichtige en oplettende consument ( Hof van Justitie EG, 16
juli 1998 NJ 2000,374; Rechtbank Amsterdam 7 juli 2004 NJF 2004,411).
Daarbij zij aangetekend dat de overdrijving, in de reclame aanwezig, over
het algemeen eerst dan als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW moet worden
aangemerkt, wanneer de eventueel nadelige eigenschappen of aspecten van het
aangeprijsde product worden verzwegen op zodanige wijze dat er redelijkerwijs
van kan worden uitgegaan dat de hiervoor bedoelde consument niet tot deelname
aan het door Dexia gepropageerde product zou hebben besloten als hij van die
nadelige aspecten wel kennis zou hebben gehad.
In dit geval moet de vraag of
sprake was van misleiding voorts beoordeeld worden aan de hand van de tekst van
alle stukken die door Dexia voorafgaande aan het afsluiten van het contract aan
[X] zijn toegezonden. Aangenomen moet immers worden dat Dexia heeft beoogd, en
[X] ook heeft kunnen begrijpen, dat al deze stukken, gelezen in onderling
verband en samenhang, van belang waren voor de beoordeling van het door Dexia
aangeboden product en de door [X] te nemen beslissing, of hij wel of niet zou
gaan deelnemen.
5.8 Tegen deze achtergrond moet worden geoordeeld dat
Dexia zich jegens [X] niet schuldig heeft gemaakt aan misleiding.
Weliswaar
is Dexia weinig terughoudend in de aanprijzing van de "Winstverdrie- dubbelaar",
doch de onder 5.7 bedoelde consument heeft moeten begrijpen dat het driedubbele
of enig positief resultaat niet werd gegarandeerd, nu op meerdere plaatsen in
bedoelde stukken wordt aangegeven dat het resultaat afuankelijk was van de niet
met zekerheid te voorspellen ontwikkeling van de koersen van de aandelen waarin
zou worden belegd, en dat een negatief resultaat ook niet was uitgesloten, en
voor risico van de consument zou komen. Bedoelde consument heeft ook moeten
begrijpen dat hij zich verbond voor een periode die tenminste drie jaar bedroeg,
en dat hij aldus niet de mogelijkheid had tussentijds uit te stappen.
De te
betalen rente wordt met zoveel woorden genoemd, en van misleiding op dat punt is
geen sprake. De mededeling dat de lessee goedkoper uit zou zijn dan een
"doe-het-zelver" is in de context waarin die mededeling wordt gedaan over het
algemeen niet onjuist, en [X] maakt daarnaast ook niet duidelijk dat die
consument, met een vergelijkbare constructie, maar dan zelf uitgevoerd,
goedkoper uit zou zijn geweest.
Ten slotte heeft de hiervoor bedoelde
consument moeten begrijpen welke gevolgen verbonden zouden zijn aan een
verlenging van de termijn waarvoor de aandelen werden geleasd. In het bijzonder
moet het die consument duidelijk zijn geweest dat dan ook voortgegaan moest
worden met betaling van de rente over het geleende bedrag, en dat bij verlenging
van het contract het resultaat beter maar ook slechter kon worden.
5.9 Overigens wordt verwezen naar hetgeen onder 5.3 is
opgemerkt. Bij lezing van de aan hem toegezonden stukken moet [X] redelijkerwijs
hebben kunnen begrijpen welke verplichtingen hij bij ondertekening van het
contract aanging, en wat de gevolgen van het contract zouden zijn.
De door
Dexia aan [X] toegezonden stukken bevatten alle gegevens van het door hem af te
sluiten contract. De juichende en wervende toon van de stukken vindt (net)
voldoende compensatie in de ook in de stukken, duidelijk vervatte, en meerdere
malen herhaalde waarschuwing, dat het contract ook een minder goede afloop kon
hebben en dat de risico's daarvan voor rekening van [X]
waren.
Niet naleving zorgplicht
5.10 Voor zover [X] zich in dit verband beroept op een
toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Dexia, welke zou moeten leiden tot
ontbinding van de door partijen gesloten overeenkomst, gaat dat beroep niet op,
reeds daarom niet omdat uit hetgeen [X] stelt niet kan volgen dat Dexia bij het
uitvoeren van de door partijen gesloten overeenkomst niet is nagekomen
hetgeen partijen zijn overeengekomen. Daarop stuiten ook af de argumenten
die [X] wat betreft de uitvoering van de overeenkomst ontleent aan de Nadere
Regeling 99. Dat laat onverlet dat het niet naleven van die bepalingen
onrechtmatig jegens [X] kan worden geoordeeld, waarover hierna nader.
5.11 Dexia heeft (overigens) omstandig betoogd dat en
waarom de Nadere Regeling 1999 op de onderhavige overeenkomst/contractuele
relatie niet van toepassing was of is.
5.12 De kantonrechter verwijst naar de uitspraak van de
Commissie van Beroep DSI van 17 januari 2005, 2005-91.
5.13 Aangenomen moet worden dat Dexia in het onderhavige
geval werkzaam is geweest als effecten bemiddelaar in de zin van artikel 1,
onder b, 1e Wet toezicht effectenverkeer.
5.14 Bij de
beantwoording van de vraag of en in welke mate de deelnemer gehouden was
onderzoek te doen naar de omstandigheden van [X] en daarmede rekening diende te
houden, dient het volgende te worden vooropgesteld. Doordat Dexia het aanbod
heeft gedaan de effectenlease- overeenkomst te sluiten en [X] te kennen heeft
gegeven te overwegen dat aanbod te aanvaarden, is tussen Dexia en [X] een
rechtsverhouding ontstaan, die wordt beheerst door hetgeen uit de wet ( in ruime
zin) en de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit. Bij de beoordeling
van de wijze waarop in deze rechtsverhouding Dexia diende rekening te houden met
de belangen van [X] dient tot uitgangspunt te worden genomen dat een instelling
als Dexia
-als bij uitstek professioneel en deskundig op dit terrein -jegens
particuliere, niet professionele, cliënten tot een bijzondere zorgplicht is
gehouden. Daarbij dient de effecteninstelling te handelen in het belang van zijn
cliënt. De effecteninstelling dient in zo'n geval in het belang van haar
cliënten informatie in te winnen, onder meer, omtrent hun fmanciële positie, hun
ervaring met beleggingen en fmanciële instrumenten en hun
beleggingsdoelstellingen, voor zover dat redelijkerwijs relevant is bij de
uitvoering van de door de effecteninstelling te verrichten diensten, waarbij op
Dexia de plicht rustte [X] op passende wijze gegevens te verschaffen die nodig
zijn voor een adequate beoordeling van de door de effecteninstelling aangeboden
diensten en financiële instrumenten waarop die diensten betrekking hebben.
Dergelijke verplichtingen hebben ook betrekking op overeenkomsten als waarvan in
deze procedure sprake is.
Uit de bepalingen van de Nadere Regeling 99 volgt
dat een effecteninstelling als Dexia, voordat zij een effectenlease-overeenkomst
aangaat met een wederpartij die daartoe geld van haar leent, inlichtingen dient
te vragen omtrent de financiële omstandigheden van deze wederpartij. Voorts
dient de effecteninstelling zich ervan te vergewissen dat deze wederpartij
inzicht heeft in het gevaar dat voor haar is verbonden aan een dergelijke
overeenkomst. De effecteninstelling dient daarbij rekening te houden met de
specifieke omstandigheden van haar wederpartij. Indien deze van dien aard zijn
dat het naar algemene maatstaven onverantwoord voorkomt de overeenkomst aan te
gaan, dan dient een effecteninstelling deze te ontraden.
5.15 In het onderhavige geval is niet gebleken dat
Dexia, afgezien van wellicht een informatie in haar eigen belang naar het
bestaan van andere geregistreerde schulden, bij [X] enige informatie als
hiervoor bedoeld heeft ingewonnen en evenmin is gebleken dat Dexia op de hoogte
was van de specifieke omstandigheden van [X]. Voorts is evenmin gebleken dat
Dexia zich ervan heeft vergewist dat [X] zich bewust was van de aan het aangaan
van de overeenkomst verbonden gevaren, zoals het beleggen met geleend geld, de
in beginsel vaste looptijd van de overeenkomst, en de bijzondere risico's die
daarin voor wat betreft het beleggen in aandelen zijn verscholen.
5.16 Zeker in aanmerking de persoonlijke omstandigheden
waarin [X] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst verkeerde, had Dexia
[X] in beginsel ervan dienen te weerhouden de overeenkomst aan te gaan. Dexia
mocht er niet van uitgaan dat [X] in staat zou zijn de negatieve gevolgen van
een negatieve afloop van de aandelenlease-overeenkomst te dragen.
In zoverre
is Dexia tekortgeschoten in haar pre-contractuele zorgplicht jegens [X]. Dit
tekortschieten moet aangemerkt worden als onrechtmatig jegens [X], en Dexia
heeft de daardoor door [X] geleden schade te vergoeden.
5.17 De
door [X] geleden schade is echter mede het gevolg van een omstandigheid die hem
zelf kan worden toegerekend. Hij is immers de effectenlease-overeenkomst
aangegaan, terwijl hij in ieder geval uit de hem toegezonden stukken had kunnen
begrijpen dat de door hem te sluiten overeenkomst ook minder goed zou kunnen
aflopen. Daarbij dient evenwel de kanttekening te worden gemaakt dat de aan [X]
gezonden informatie weliswaar in formele zin waarschuwde voor een minder goede
afloop, doch overigens werd gekenmerkt door een toonzetting van dien aard dat
juist bij personen als [X], niet bekend met de beleggingswereld, de indruk kon
ontstaan dat het risico van een minder goede afloop als het ware te verwaarlozen
was.
5.18 Bij een verdeling van de schade over partijen wordt
in aanmerking genomen dat [X], kennelijk in de hoop op winst, in ieder geval
bereid is geweest gedurende de loop van de overeenkomst de overeengekomen rente
te betalen. Er bestaat tegen deze achtergrond geen aanleiding om tot de door
Dexia te vergoeden schade ook de door [X] betaalde rente te rekenen. Wel staat
de niet-nakoming door Dexia in de weg aan het vorderen van het verschil tussen
de opbrengst van de aandelen bij afloop van de overeenkomst en het bedrag
waartegen de aandelen door Dexia zijn ingekocht. In zoverre dient Dexia voor de
schade zelf op komen.
5.19 Voor het beroep dat Dexia heeft gedaan op
toepassing van artikel 6:278 BW geldt dat dit beroep niet opgaat in de
onderhavige situatie waarin [X] Dexia terecht verwijt dat deze is
tekortgeschoten in de zorgplicht, als hiervoor nader aangeduid. De eis tot
toepassing van artikel 6:278 BW zal daarom worden
afgewezen.
5.20 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt het
navolgende:
De conventionele vorderingen van Dexia moeten worden afgewezen.
Door [X] waren bij afloop van de overeenkomst nog te voldoen twee
rentetermijnen van € 68,06, is in totaal € 136,12. Door hem is inmiddels voldaan
€ 300,50.
[X] kan in reconventie mitsdien aanspraak maken op terugbetaling
door Dexia van een bedrag van € 164,38.
5.21 De in conventie en in reconventie te nemen
beslissingen rechtvaardigen dat de proceskosten worden gecompenseerd.
6. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende,
in conventie
wijst de vorderingen van Dexia af;
in reconventie
veroordeelt Dexia om tegen behoorlijk bewijs van
kwijting aan [X] te voldoen de somma van € 164,38 (zegge: éénhonderd
vierenzestig euro en achtendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente
als bedoeld in artikel 6:119 BW
daarover vanaf de dag van het
nemen van de re conventionele eis, 5 februari 2004, tot aan die der voldoening;
in conventie en in reconventie voorts
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij
verder haar eigen kosten draagt.
Dit
vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.F.L.M. van der Grinten, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting.