3. Het verweer
3.1 Verweerster voert verweer overeenkomstig de inhoud
van haar verweerschrift, dat als
hier herhaald en ingelast
geldt.
4. Het oordeel van de rechtbank
4.1 In deze zaak kan van het volgende worden
uitgegaan.
4.1.1 Op 15 maart 2001 hebben [X] (verder: [X])
onder
nummer 22...... een effectenlease-overeenkomst gesloten met een
rechtsvoorgangster
van Dexia met een leasesom van € 152.326,80 en een
looptijd van 20 jaar. (Waar in
deze beschikking "Dexia" staat valt, indien
toepasselijk, haar rechtsvoorgangster daar
mede onder.)
4.1.2 Uit de door mr. K.E.M. Timmermans namens [X] met
Dexia gevoerde
correspondentie blijkt dat er sprake is van een conflict
tussen [X] en Dexia over hun
effectenlease-overeenkomst. [X] hebben de
betaling gestaakt van de door
hen onder de overeenkomst verschuldigde
bedragen.
4.1.3 Op 13 september 2004 plaatst TROS Radar een
(nieuws)bericht op haar website
waarin staat dat klanten van Dexia hun
persoonlijke gegevens bij Dexia kunnen opvragen
en dat dit een aanrader is
voor iedereen die een effectenleasecontract bij Dexia heeft of
heeft gehad.
TROS Radar vermeldt verder onder meer: "Met alle informatie in de hand
kunt u
als klant beter opkomen voor uw belangen." Op de site wordt verder een down
te
loaden voorbeeldbrief aangeboden waarmee Dexia om inzage in
persoonsgegevens
verzocht kan worden.
4.1.4 [X] heeft deze voorbeeldbrief onder invulling van
zijn naam, geboortedatum, adres
en de datum van 14 september 2004 naar Dexia
gestuurd. Ter zitting heeft [X] erkend
dat hij dit naar aanleiding van het
bericht van TROS Radar op internet heeft gedaan. Hij
volgt in de media en op
internet nauwlettend alle ontwikkelingen
betreffende
aandelenlease-overeenkomsten.
4.1.5 Naar aanleiding van de oproep van TROS Radar heeft
Dexia meer dan 3.000
verzoeken om inzage in persoonsgegevens
ontvangen.
4.1.6 Volgens Dexia probeert [X] op oneigenlijke wijze
zijn (proces)positie ten nadele van
Dexia te versterken en, door gehoor te
geven aan de oproep van TROS Radar, neemt hij
deel aan het op collectieve
wijze schade toebrengen aan Dexia. Zich beroepend op artikel
43 sub e Wbp
heeft Dexia [X] derhalve geen inzage in zijn persoonsgegevens
verstrekt.
4.1.7 [X] heeft tevergeefs getracht door tussenkomst van
het College Bescherming
Persoonsgegevens alsnog zijn persoonsgegevens van
Dexia te verkrijgen.
4.2.1 Het verweer van Dexia is primair gegrond op het
bepaalde in artikel 43 sub e Wbp
dat, zakelijk weergegeven en voorzover hier
van belang, inhoudt dat de verantwoordelijke
(in casu Dexia) artikel 35 Wbp
buiten toepassing kan laten voorzover dit noodzakelijk is in
het belang van
de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, waaronder
Dexia zelf
is te begrijpen.
4.2.2 Dexia stelt dat haar dit beroep op artikel 43 sub
e Wbp toekomt, nu zij sterk het
vermoeden heeft dat [X] met zijn verzoek om
informatie op oneigenlijke wijze probeert
om zijn eigen procespositie ten
nadele van Dexia te verbeteren en/of om Dexia in haar
bedrijfsvoering te
schaden. Dexia stelt dat in dat geval het inzageverzoek berust op
misbruik
van recht omdat alsdan het inzagerecht kennelijk gebruikt wordt voor een
ander
doel dan waarvoor het is gegeven (te weten, het kunnen aanvechten door
betrokkene van
een eventuele onrechtmatige verwerking van op hem betrekking
hebbende
persoonsgegevens). Dexia is van mening dat het belang van [X] om
inzage te verkrijgen
in zijn persoonlijk dossier dient te wijken voor het
processuele belang van Dexia. Dexia
verwijst hierbij naar een uitspraak van
het Engelse Court of Appeal in de zaak Durant vs.
FSA. Een verzoek tot inzage
in alle op de cliënt betrekking hebbende persoonsgegevens
in
conflictsituaties vormt verder een doorkruising van artikel 843a van het Wetboek
van
burgerlijke rechtsvordering (Rv) dat van waarborgen is
voorzien.
4.2.3 Daarnaast is Dexia, subsidiair, van oordeel dat
inzage gevraagd wordt in gegevens
(waaronder bandopnamen) die niet als
persoonsgegevens in de zin van de wet zijn aan te
merken of die zij niet kan
verstrekken en dat [X] een deel van de gegevens bij het BKR
kan
verkrijgen.
4.3 De rechtbank beoordeelt het verzoek van [X] als
volgt.
4.3.1 Op grond van het bepaalde in artikel 35 Wbp heeft
een ieder het recht zich vrijelijk en
met redelijke tussenpozen tot (onder
meer) een rechtspersoon te wenden met het verzoek
hem mede te delen of hem
betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. indien
zodanige gegevens worden
verwerkt bevat de desbetreffende mededeling van die
rechtspersoon een
volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van
het
doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieên van gegevens waarop
de
verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieên van
ontvangers, alsmede de
beschikbare informatie over de herkomst van de
gegevens. Welk doel een betrokkene
heeft met zijn verzoek om inzage in de
persoonsgegevens speelt hierbij in beginsel geen
rol. Indien van een persoon
persoonsgegevens worden verwerkt komt die persoon het
recht op inzage toe,
tenzij een van de uitzonderingsgronden als genoemd in de wet zich
voordoet.
Uitgangspunt hierbij is het transparantiebeginsel: iedereen moet in
de
gelegenheid zijn om na te gaan waar gegevens over hem zijn vastgelegd en
verwerkt.
4.3.2 De verplichting tot het verschaffen van inzage in
de verwerkte persoonsgegevens
geldt niet indien zich één van de
uitzonderingsgronden als genoemd in artikel 43 Wbp
voordoet. De
toepasselijkheid van deze gronden is onderworpen aan
het
"noodzakelijkheid"-criterium. Dexia beroept zich op de
uitzonderingssituatie als genoemd
in onderdeel e van artikel 43 Wbp: "de
bescherming van de betrokkene of van de rechten
en vrijheden van anderen".
Dexia dient hierbij onder 'anderen' te worden begrepen. Niet
ieder gewichtig
belang van Dexia zal kunnen worden aangemerkt als een te beschermen
recht of
vrijheid in de zin van dit artikel.
4.3.3 Aan de orde is
de vraag of Dexia een beroep op deze uitzonderingsgrond toekomt.
Het gaat
hier om een belangenafweging waarbij het belang om administratieve lasten
te
beperken niet voldoende is. Dexia zal onder andere aannemelijk moeten
maken dat door
inwilliging van een dergelijk verzoek de administratieve
lasten zodanig disproportioneel
zijn dat zij daardoor in één van haar rechten
en vrijheden wordt aangetast of dreigt te
worden aangetast. Dexia voert ter
motivering van haar beroep op de uitzonderingsgrond
het volgende
aan:
a. [X]
verkeert met Dexia in een conflictsituatie. Indien een cliënt in
een
conflictsituatie verkeert en via het inzagerecht
zijn processuele positie probeert
te versterken ten
nadele van Dexia, weigert Dexia inzage in de
persoonsgegevens. Het inzageverzoek betreft dan immers slechts een
"fishing
expedition".
b. Het inzageverzoek dient te
worden beschouwd als misbruik van recht. Het
gevolge
geven aan de oproep van de collectieve belangenverenigingen
om
tegelijk een verzoek om inzage in de persoonsgegevens
te vragen kan niet
anders worden gezien dan een poging
tot het frustreren van de bedrijfsvoering
van Dexia.
Deze verzoeken worden voor een ander doel gedaan dan
waarvoor
het recht op inzage is gegeven. Het belang van
[X] dient dan ook te wijken voor
het belang van Dexia
bij een goede uitoefening van haar bedrijf.
c. De administratieve lasten
voor Dexia zijn zodanig disproportioneel dat zij in haar
rechten en vrijheden wordt aangetast. Dexia is reeds geconfronteerd met
meer
dan 3000 inzageverzoeken. Ieder verzoek oni inzage
vergt een reactie en
brengt administratieve lasten met
zich mee. Van Dexia kan in redelijkheid niet
worden
gevergd dat zij haar hele bedrijf afstemt op het beantwoorden
van
inzageverzoeken. De kosten van de beantwoording van
al deze verzoeken
bedragen enkele honderdduizenden
euro's en belemmeren Dexia ernstig in
haar
bedrijfsvoering.
4.3.4 De rechtbank zal de door Dexia aangevoerde
argumenten om een
uitzonderingspositie te rechtvaardigen achtereenvolgens
bespreken.
4.3.4.1 De rechtbank stelt voorop dat het verzoek van
[X] als een individueel verzoek
beoordeeld dient te worden en niet als
onderdeel van een collectieve actie. Aan de orde is
slechts de vraag of Dexia
terecht weigert [X] inzage te geven in zijn persoonsgegevens.
Dat er ook
anderen zijn die (min of meer gelijktijdig) een soortgelijk verzoek
met
betrekking tot hun gegevens hebben ingediend, mag voor [X] geen beperking
zijn van zijn
recht op inzage.
4.3.4.2 Wat betreft het hiervoor onder a. genoemde
argument oordeelt de rechtbank als
volgt. Het gaat hier om een beroep op het
bepaalde in artikel 43 onder e Wbp. Aan de
orde is dan ook de vraag of,
indien partijen in een conflictsituatie verkeren en één van de
partijen
inzage vraagt in de persoonsgegevens, de andere partij in haar rechten
en
vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Tijdens een
procedure geldt voor
beide partijen een waarheidsplicht (artikel 21 Rv).
Beide partijen zijn verplicht de voor de
beslissing van belang zijnde feiten
volledig en naar waarheid aan te voeren. De van
belang zijnde gegevens, die
alleen in het bezit zijn van Dexia, dienen in een procedure
boven tafel te
komen. De regelgeving met betrekking tot het burgerlijk proces strekt er
juist
toe om vooraf de feiten duidelijk te krijgen. De rechtbank ziet zoals
hiervoor aangegeven
derhalve niet in welk recht en/of belang van Dexia wordt
geschaad door [X] inzage te
geven in zijn persoonsgegevens. Het verweer van
Dexia dat een verzoek om inzage in
persoonsgegevens een doorkruising vormt
van artikel 843a lid 4 Rv faalt.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat
Dexia aan de enkele omstandigheid dat een
verzoeker een procedure tegen haar
zou willen instellen of heeft ingesteld, of zich
anderszins in een
conflictsituatie met haar bevindt, geen argument kan ontlenen een
verzoek op
grond van artikel 35 Wbp te weigeren. In dat artikel is immers bepaald dat
een
betrokkene zich "vrijelijk" tot de verantwoordelijke kan wenden.
Overigens is blijkens het
ter zitting door [X] gestelde geenszins aannemelijk
dat zijn verzoek om inzage in
persoonsgegevens het karakter van een "fishing
expedition" heeft.
4.3.4.3 Niet gebleken is dat [X] met het indienen van
zijn verzoek slechts tot doel heeft
om Dexia te schaden. [X] heeft ter
zitting weliswaar erkend dat hij na kennisname van het
bericht van TROS Radar
een verzoek tot inzage in zijn persoonsgegevens bij Dexia heeft
ingediend,
maar hij heeft daarbij tevens onweersproken aangegeven reeds
eerder
tevergeefs getracht te hebben informatie van Dexia te verkrijgen en
een concreet belang
bij inzage te hebben, te weten kennis te kunnen nemen van
de door zijn (gewezen)
verzekeringstussenpersoon, die hem had-overgehaaldeen
aandelenlease-overeenkomst
te sluiten, over hem aan de rechtsvoorgangster van
Dexia doorgestuurde gegevens. Niet
aannemelijk is mitsdien dat [X] van zijn
recht op inzage gebruik maakt voor een ander
doel dan waarvoor dit is
gegeven. Het beroep van Dexia op het misbruik van recht dient
dan ook te
worden verworpen.
4.3.4.4 Indien Dexia persoonsgegevens verwerkt, is zij
gebonden aan de verplichtingen
die daarvoor gelden op grond van de Wbp. Deze
verplichtingen gelden voor iedere
persoon afzonderlijk. Indien Dexia in
verband met de grote hoeveelheid klanten niet aan
deze verplichting kan
voldoen, dient dit voor haar rekening te komen. Dexia had hier bij
het
aangaan van de vele overeenkomsten rekening mee dienen te houden en
haar
bedrijfsvoering daar tijdig op in dienen te stellen. Een collectief aan
inzageverzoeken,
zoals dit kennelijk het gevolg is geweest van eerdergenoemd
bericht van TROS Radar,
had Dexia vooraf echter niet kunnen en niet hoeven
voorzien. Dit kan dan ook een reden
zijn om de termijn voor het afgeven van
het volledig overzicht te verlengen, maar niet om
definitief alle
inzageverzoeken in persoonsgegevens te weigeren. Het belang van [X]
dient
hier te prevaleren.
4.3.5 Gelet op bovenstaande overwegingen is de rechtbank
van oordeel dat Dexia in deze
zaak geen beroep toekomt op het bepaalde in
artikel 43 onder e Wbp of een andere
uitzonderingsgrond genoemd in dat
artikel. Dexia dient derhalve [X] inzage te geven in
zijn
persoonsgegevens.
4.3.6 Aan de orde is dan de vraag van welke
persoonsgegevens Dexia gehouden is een
volledig overzicht in begrijpelijke
vorm, alsmede de overige gegevens, zoals hiervoor
onder 4.3.1 vermeld, te
verstrekken.
4.3.7 Onder persoonsgegevens dient volgens artikel 1 sub
a Wbp te worden verstaan: elk
gegeven betreffende een geïdentificeerde of
identificeerbare natuurlijke persoon. Het
moet dus gaan om informatie
betreffende een natuurlijke persoon en deze persoon moet
zijn geïdentificeerd
althans identificeerbaar zijn. Dit brengt met zich dat gegevens die naar
hun
aard niet op personen betrekking hebben, noch, gezien de context waarin ze
worden
verwerkt, mede bepalend zijn voor de wijze waarop een persoon in het
maatschappelijk
verkeer wordt beoordeeld of behandeld, geen persoonsgegevens
zijn.
4.3.8 De rechtbank zal ten aanzien van de door [X]
verzochte gegevens onderzoeken of
deze verstrekt dienen te
worden.
4.3.9 Ten aanzien van de verzochte kopie van "de
overeenkomst" is de rechtbank met
Dexia van oordeel dat in het recht op
informatie als bedoeld in artikel 35 Wbp niet het
recht op kopieën ligt
besloten. De wet stelt 'slechts' het vereiste van een volledig
overzicht.
Verweerster dient wel in het aan verzoeker te verstrekken volledig overzicht
de
contractgegevens op te nemen, nu deze kunnen worden aangemerkt
als
persoonsgegevens van [X]. Deze gegevens zijn immers herleidbaar tot de
persoon van
verzoeker. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband nog
op dat geen belang
heeft bij het verkrijgen van een kopie van de overeenkomst
nu, zoals ter zitting is
gebleken, hij daarover reeds de beschikking
heeft.
4.3.10 Met betrekking tot het risicoprofiel van [X]
geldt het volgende. De gegevens die
Dexia heeft verwerkt met betrekking tot
de beleggingservaring, beleggingsdoelstellingen
en de financiële positie van
[X], worden eveneens aangemerkt als diens persoonsgegevens,
nu ook deze
herleidbaar zijn tot de persoon van verzoeker. Dat Dexia zich op
het
standpunt stelt dat zij niet verplicht is bij het afsluiten van een
effectenlease-
overeenkomst naar die gegevens te informeren, neemt niet weg
dat zij deze, indien die
gegevens niettemin zijn verwerkt, in het te
verstrekken overzicht dient op te nemen.
4.3.11 Met Dexia is de rechtbank van oordeel dat de
aankoopbewijzen van de in "de
effectenlease-overeenkomst" genoemde aandelen
geen persoonsgegevens zijn als
bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a Wbp. Naar
Dexia onweersproken heeft gesteld,
verkocht dan wel kocht zij de
onderliggende aandelen van de effectenleaseovereenkomsten
gedurende de dag
gebundeld aan. Een aankoopbewijs, waarmee
volgens Dexia een effectennota
bedoeld zal zijn, heeft dus betrekking op diverse
aandelen die voor meerdere
contracten gebundeld zijn aangekocht. Daardoor beschikt zij
niet over aan- of
verkoopbewijzen die specifiek betrekking hebben op voor een
bepaalde
betrokkene bestemde effecten. Die aan- en verkoopbewijzen kunnen dus
niet worden
aangemerkt als gegevens die een geïdentificeerde of
identificeerbare natuurlijke persoon
betreffen en vallen daarmee niet onder
het bereik van de Wbp.
4.3.12 Wat het verstrekken van
afschriften van dividenduitkeringen betreft,
geldt
hetgeen hiervoor onder 4.3.9 is overwogen. Voor zover de dividenden
voor de gesloten
contracten in hun geheel worden uitgekeerd, vallen deze
buiten het bereik van de Wbp;
voor zover de dividenden echter worden
uitgekeerd op de in de effectenlease-
overeenkomst met [X] genoemde en met
hem te identificeren aandelen, vallen deze
binnen het bereik van de Wbp en
dienen deze te worden opgenomen in het door Dexia te
verstrekken
overzicht.
4.3.13 Ten aanzien van de inventarisatie van de
kredietwaardigheid van [X] kan Dexia
hier niet volstaan met verwijzing van
[X] naar het Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR).
De omstandigheid dat
[X] bij het BKR de door Dexia verstrekte gegevens kan opvragen,
ontneemt hem
terzake niet zijn rechten tegenover Dexia op grond van de Wbp. Indien
Dexia
de leasesom van de effectenlease-overeenkomsten aan het BKR meldt, zoals
zij
heeft gesteld, dan dient zij die melding en de inhoud daarvan in het aan
verzoeker te
verstrekken overzicht op te nemen.
4.3.14 De rechtbank is van oordeel dat, voor zover Dexia
telefoongesprekken op banden
heeft opgenomen en deze banden heeft bewaard,
deze bandopnamen op grond van
artikel 2 lid 1 van de Wbp buiten het bereik
van de Wbp vallen, hoewel de inhoud daarvan
persoonsgegevens kan bevatten.
Naar verweerster onbetwist heeft aangevoerd zijn deze
bandopnamen, gelet op
de wijze waarop de telefoongesprekken zijn opgeslagen, immers
niet aan te
merken als een bestand in de zin van artikel 1 aanhef en sub c Wbp,
reeds
omdat deze geen gestructureerd geheel van persoonsgegevens bevatten.
Dit laatste is
anders met telefoongesprekken die op digitale of schriftelijke
wijze zijn vastgelegd en
persoonsgegevens bevatten. Deze vallen wel onder het
bereik van de Wbp, zodat
daarvan melding dient te worden gemaakt in het door
Dexia te verstrekken overzicht.
4.3.15 Tenslotte verlangt [X] gegevens omtrent alle
overige documenten die op hem
van toepassing zijn. Voor zover verweerster
overigens nog persoonsgegevens van [X]
heeft verwerkt,dient zij ook deze in
het door haar te verstrekken overzicht op te nemen.
4.3.16 Met inachtneming van het voorgaande dient Dexia
derhalve aan het verzoek van
[X] gevolg te geven.
4.3.17 Daar partijen over en weer deels in het ongelijk
gesteld zijn, zal bepaald worden
dat elke partij haar eigen kosten
draagt.
B E S L I S S I N
G:
De rechtbank:
beveelt Dexia Bank Nederland N.V. om, binnen vier weken
na betekening van deze
beschikking aan haar, een schriftelijk overzicht als
bedoeld in artikel 35, lid 2 Wbp aan
[X] te verstrekken, zulks met
inachtneming van hetgeen hierboven onder 4.3.9 tot
en met 4.3.15 is
overwogen;
bepaalt dat elke partij haar eigen kosten
draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M.L.M.Magnée
en ter openbare civiele
terechtzitting van 30 maart 2005 uitgesproken in
tegenwoordigheidvan de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL