UITSPRAAK 21 ju1i 2004
BvP
 

VONNIS VAN DE RECHTBANK TE ALKMAAR
sector civiel recht; enkelvoudige kamer
 

in de zaak met zaak- en rolnummer 71809/HA ZA 04-236 van:
 

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES in conventie in de hoofdzaak bij dagvaarding van 3 maart 2004,
VERWEERSTER.in reconventie,
VERWEERSTER in het incident,
procureur mr. R. van der Hooft,
advocaat mr. H. Post te Helmond,
 

tegen:
 

[X],
wonende te A,
GEDAAGDE in conventie in de hoofdzaak,
EISER in reconventie,
EISER in bet incident,
procureur mr. B.M.Dijkstra.
 
Partijen zullen verder worden genoemd Dexia en [X].
 

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 

In de hoofdzaak en in het incident:
 
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
-   dagvaarding, met vijf producties;
-   incident tot onbevoegdheid, conclusie van antwoord in conventie tevens eis in
    reconventie, met vijf producties;
-   conclusie van antwoord in bet incident

De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
 

DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
 
De feiten
 
In het incident
 
1.   Als enerzijds gesteld, anderzijds erkend, althans niet of onvoldoende weersproken,
     alsmede op grond van de overgelegde stukken, staat tussen partijen het volgende vast.
a.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna
     verder te noemen Labouchere).
b.   Labouchere en [X] hebben op of omstreeks 9 juli 1999 een lease-overeenkomst
     gesloten met betrekking tot het product Direct Rendement Effect, onder
     contractnummer ........ (hierna verder te noemen de overeenkomst). De
     overeenkomst had een looptijd van 180 maanden.
 
c.   [X] heeft van Labouchere een aandelenpakket met een totaal aankoopbedrag van
     € 16.531,80 geleast voor een leasesom van € 45.048,12. De leasesom bestaat naast
     het genoemde aankoopbedtag uit een bedrag van € 2.8.516.32 aan totaal te betalen
     rente tijdens de looptijd van deze overeenkomst.
d.   [X] was volgens de overeenkomst gehouden de leasesom als volgt te voldoen:
     -    180 gelijke maandtermijnen van € 158,42, te betalen op of omstreeks de 1e dag
          van iedere maand. te beginnen op of omstreeks de 1e dag van de maand volgend
          op de aankoopdag van de waarden;
     -    een bedrag van € 45,38 op of omstreeks de 179e maand;
     -    het restant zijnde het bedrag van € 16.486,42, aan het einde van de
          overeenkomst, welk restant eventueel zal worden verrekend met de
          verkoopopbrengst van de waarden.
e.   Op de overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Laboucbere Effecten Lease
     (hierna verder te noemen: Bijzondere Voorwaarden) van toepassing.
f.   In de overeenkomst en in de Bijzondere Voorwaarden wordt Labouchere aangeduid
     als de Bank, [X] wordt aangeduid als lessee en de geleaste aandelen worden
     aangeduid als waarden.
g.   Artikel 6 van de overeenkomst luidt:
     "Zodra Lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-
     overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Labouchere Effecten Lease
     verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de
     waarden geworden
."
h.   Artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden luidt:
     "Bank Labouche N. V. (hierna de Bank) blijft eigenaresse van de waarden totdat lessee aan
     al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. De Bank draagt het
     risico van het verloren gaan van de waarden (maar uitdrukkelijk niet van de koerswaarde
     van de waarden) totdat deze eigendom van lessee zijn geworden
."
i.   Artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarde luidt:
     "Lessee zal niet om de uitlevering van de waarden vragen en stemt er mee in dat de waarden
     op naam van de Bank geadministreerd blijven tot dat de Bank conform artikel 11 verplicht is
     tot levering van de waarden aan lessee. Bij tussentijdse verkoop als omschreven in artikel 6
     eindigt de hierboven genoemde administratie eveneens
."
j.   Artikel 11 van de Bijzondere Voorwaarden luidt onder meer:
     "Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zal de Bank de
     waarden leveren aan de lessee, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de
     verkoop van de waarden
. (...)"
 
Het geschil
 
In de hoofdzaak
 

2.   Dexia vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voonaad, [X] zal
     veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Dexia te voldoen een bedrag
     van € 14.101,63, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van
     € 13.055,99 vanaf 10 oktober 2003 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast
     vordert Dexia veroordeling van [X] in de kosten van het geding.
 
3.   Dexia stelt daartoe - verkort weergegeven - dat [X] toerekenbaar tekort is geschoten
     in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten
     overeenkomst, door de hem toegestuurde eindafrekening onbetaald te laten.
 
In het incident
 
4    [X] heeft een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen.Ter onderbouwing van de
     exceptie voert [X] - verkort weergegeven - aan dat de tussen hem en Dexia gesloten
      overeenkomst een huurkoopovereenkomst is, nu de overeenkomst voldoet aan de
     kenmerken van huurkoop. De beoordeling van geschillen voortvloeiende uit een
     huurkoopovereenkomst behoren tot de bevoegdheid van de sector kanton van deze
     rechtbank, aldus [X].
 
5.   Dexia is van mening dat de rechtbank bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Dexia
     stelt zich op het standpunt dat de tussen haar en [X] gesloten overeenkomst niet valt
     te kwalificeren als een huurkoopovereenkomst. Dexia refereert zich vervolgens aan het
     oordeel van de rechtbank.
 

De beoordeling
 
In het incident
 
6.   De rechtbank stelt voorop dat [X] tijdig een beroep heeft gedaan op de exceptie van.
     onbevoegdheid.
 
7.   Naar het oordeel van de rechtbank faalt de exceptie van onbevoegdheid. De
     overeenkomst die tussen Dexia en [X] is gesloten is niet een overeenkomst van
     huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h Burgerlijk Wetboek.
 
8.   Op grond van bet bepaalde in de artikelen 7A: 1576. eerste en vijfde lid jo 1576h eerste
     lid Burgerlijk Wetboek is een essentieel kenmerk voor huurtkoop dat voorafgaand aan de
     eigendomsoverdracht de waarden reeds aan de koper worden afgeleverd. In tegenstelling
     tot bijvoorbeeld het product WinstVerDriedubbelaar is bij het onderhavige product
     Direct Rendement Effect hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. Immers.
     uit artikel 10 en 11 van de Bijzondere Voorwaarden (zie hierboven z.o. 1.i en 1.j) blijkt
     dat er geen uitlevering van de waarden plaatsvindt, dat de waarden op naam Dexia
     geregistreerd blijven en dat de waarden pas geleverd worden aIs lessee (lees [X]) aan
     al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. Dat ondanks het voorgaande,
     de koerswaarde van de waarden voor risico van [X] is, leidt niet tot een ander
     oordeel. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat de waarden voorafgaand aan de
     eigendomsoverdracht op een andere wijze door Dexia aan [X] zijn of waren geleverd.
 
9.   Gelet op onder meer het bovenstaande en de overige bepalingen van het onderhavige
     product is de rechtbank van oordeel dat veeleer sprake is van een overenkomst sui
     generis met kenmerken van een overeenkomst van geldlening en van koop.
 
10. Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de vordering van Dexia door deze rechtbank dient
     te worden behandeld en beslist.
 
11. De beslissing omtrent de in het incident gevallen proceskosten zal worden genomen bij
     de einduitspraak in de hoofdzaak.
 

In de hoofdzaak
 
12. De hoofdzaak zal naar de rol van nader te noemen datum worden verwezen voor
     voortprocederen.
 
 
 
DE BESLISSING
 
De rechtbank:
 
in het incident:
 
-  wijst de incidentele vordering af en verklaart zich bevoegd van de vordering in de
   hoofdzaak kennis te nemen;
-  bepaalt dat de beslissing omtrent de in het incident gevallen kosten zal worden genomen
   bij de einduitspraak in de hoofdzaak.
 
in de hoofdzaak
 
-  verwijst de zaak naar de rol van woensdag 1 september 2004 voor bet nemen van een
   conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van Dexia;
 
-  houdt iedere verdere beslissing aan.
 

Dit vonnis is gewezen door mr.E.M. van der Linden en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van woensdag 21 juli 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.