van de Geschillencommissie Bankzaken (hierna te noemen: de
Commissie)
in het geschil tussen:
De heer B. de Vries, wonende te Hilversum
(hierna te
noemen de consument)
en
Aegon Bank N.V., gevestigd te Nieuwegein
(verder te
noemen de bank)
Behandeling van
het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil, binnen de
door het reglement van de Commissie
gestelde grenzen, bij wege van bindend
advies door de Commissie te laten beslechten.
De Commissie heeft kennis genomen van de overgelegde
stukken.
De Commissie heeft het geschil behandeld op haar zitting
van 10 september 2003 te Den Haag.
Zij heeft partijen tijdig en behoorlijk
opgeroepen op deze zitting te verschijnen teneinde
mondeling te worden
gehoord.
Beide partijen zijn ter zitting verschenen en hebben
aldaar hun standpunten mondeling
toegelicht.
De bank werd vertegenwoordigd door de heer mr. J.R.
Jongeneel en mevrouw Y.A.M.E. van
Koppen.
Onderwerp van het
geschil
Een aandelen lease-overeenkomst
Standpunt van de
consument
Het standpunt van de consument luidt in
hoofdzaak:
De consument is op 1 augustus 2000 een Sprintplan
overeenkomst tot het leasen van aandelen
aangegaan bij de bank. Daarvoor
heeft de consument een inschrijfformulier ondertekend. De
consument stelt dat
hij de productinformatie niet heeft ontvangen. De bank heeft bij
toezending
niet gevraagd om een handtekening voor ontvangst en ziet er niet
op toe dat de informatie de
consument ook bereikt.
Daarnaast heeft de
echtgenote van de consument de overeenkomst niet mede ondertekend. Op
grond
van artikel 1:88 BW is dit wel noodzakelijk. De echtgenote van de consument
heeft gelet
hierop ontbinding van de overeenkomst gevorderd binnen de
verjaringstermijn van drie jaar. De
bank heeft dit verzoek ten onrechte
afgewezen.
Door de bank is geen risicoprofiel opgesteld bij het aangaan van
de overeenkomst. Met ingang
van 1 februari 1999 is de Nadere Regeling bij het
besluit Toezicht Effectenverkeer van kracht
waarin onder meer is bepaald dat
een risicoprofiel van de klant moet worden opgesteld.
Tenslotte heeft de bank
de op haar rustende zorgplicht veronachtzaamd. De consument voert
hiervoor
het navolgende aan. De bank verzuimde zijn financiële positie te toetsen bij het
Bureau
Krediet Registratie (BKR). Indien zij dit wel had gedaan, had de bank
kunnen zien dat de
consument ook al een aandelen lease-product bij een andere
instellinghad aangeschaft. De bank
heeft ook verzuimd het Sprintplan bij het
BKR te registreren. De bank heeft de consument niet
tegen zichzelf beschermd.
De consument was zich van geen gevaar bewust, waardoor de bank in
strijd met
de op haar rustende zorgplicht voortvloeiende uit artikel 2 van de
Algemene
Bankvoorwaarden heeft gehandeld. De bank heeft verzuimd aan de
consument een
kansberekening te sturen, daar het merendeel van de contracten
die de bank afsluit eindigt in
verlies. De bank heeft verzuimd aan de
consument een verzekering aan te bieden tegen het risico
dat de consument
liep dat zijn inleg in het fonds verloren kon gaan.
Op grond van het bovenstaande verzoekt de consument de
Commissie de bank te verplichten zijn
contract te ontbinden, waarbij de
inleg, verhoogd met de wettelijke rente, aan hem
wordt
terugbetaald.
Standpunt van de
bank
Het standpunt van de bank luidt in hoofdzaak:
Op 6 juli 2000 heeft de consument telefonisch informatie
aangevraagd over Sprintplan. Naar
aanleiding daarvan heeft de bank aan hem
een informatiepakket gezonden waarin een
voorbedrukt inschrijfformulieren een
brochure Sprintplan zaten. Het inschrijfformulier heeft de
bank op 14 juli
2000 ondertekend door de consument terug ontvangen. Op het
inschrijfformulier
wordt vermeld dat de klant het Welkomstpakket en de
Algemene Voorwaarden zal ontvangen. De
bank is van mening dat de consument
eerder had moeten reageren indien hij niet de benodigde
informatie ontvangen
had aangezien hij wist dat hij nog meer zou ontvangen.
De consument geeft ook aan dat volgens hem artikel 1:88
BW voorschrijft dat de ene echtgenoot
voor het sluiten van een Sprintplan
toestemming nodig heeft van de andere echtgenoot. Daarmee
stelt hij zich
kennelijk op het standpunt dat het Sprintplan een overeenkomst van koop
op
afbetaling betreft. Sprintplan is echter allereerst een lening. Door de
garantiewaarde is het een
bijzondere lening omdat terugbetaling van de
hoofdsom bij een ongewijzigd contract is
gegarandeerd. Een lening is geen
overeenkomst waarvoor de ene echtgenoot toestemming van
de andere echtgenoot
nodig heeft. Overigens is er geen sprake van koop, en tevens kan de bank
niet
spreken van koop op afbetaling. Bij koop op afbetaling moet ingevolge de wet
sprake zijn
van betaling van de koopprijs in twee of meer termijnen. Bij
Sprintplan is daarvan geen sprake,
de maandelijkse termijnen betreffen
uitsluitend rente en geen aflossing zodat de koopprijs alsdan
niet wordt
voldaan.
De consument geeft aan dat geen beleggings-/risicoprofiel is
gemaakt. De bank is van mening
dat het maken van een dergelijk profiel op dat
moment niet nodig was. Een en ander is
gebaseerd op de zorgplicht van
effecteninstellingen, die in algemene zin staat beschreven in
artikel 28 van
de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (gebaseerd op het
Besluit
Toezicht Effectenverkeer 1999). De zorgplicht is een open norm en
dient afhankelijk van de
omstandigheden van het geval te worden ingevuld. De
zorgplicht van een bank is omvangrijker
naarmate de bank bij dat beheer meer
vrijheid heeft. De zorgplicht is groter bij beleggingen in
risicovolle
producten dan bij beleggingen met een gering risico. Ook de grootte van
het
neerwaartse risico speelt een rol. Tenslotte is bij beleggen het
financiële risico niet altijd goed
zichtbaar. Naar mate die zichtbaarheid
afneemt, neemt de zorgplicht toe. Voor het sprintplan
geldt dat Spaarbeleg
geen beleidsvrijheid heeft bij de keuze van de beleggingen. Tevoren
staat
immers vast dat het geleende bedrag wordt belegd in de Samengestelde
Index, van een keuze is
daarom geen sprake. Van enig inhoudelijk beheer is
ook geen sprake, de belegging blijft
gedurende de gehele looptijd gelijk.
Door de ingebouwde garantie op einddatum, is het geen
belegging met een
bijzonder groot risico. De kans bestaat dat de maandbetalingen niet
worden
terugverdiend maar dat risico is vanaf het begin goed zichtbaar. Er is
daarmee geen reden in het
geval van het Sprintplan een
beleggings-/risicoprofiel op te stellen. Vanaf het begin staat vast wat
de
financiële verplichtingen zijn doordat een vast maandbedrag is gekoppeld aan een
vaste
looptijd, terwijl dit duidelijk aan de klanten is medegedeeld.
Op
grond van het bovenstaande verzoekt de bank de Commissie de vordering van de
consument
af te wijzen.
Beoordeling van het
geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen
gestelde overweegt de Commissie het
volgende.
Vooropgesteld moet worden dat de consument op basis van
de in een brochure verstrekte
informatie een overeenkomst met de bank heeft
gesloten. Door de bank is aangekondigd dat de
consument vervolgens nadere
informatie zal krijgen in de vorm van een welkomstpakket en dat
hij tot dat
ogenblik het recht heeft de overeenkomst zonder kosten te beëindigen. Een
dergelijke
ontbindingsmogelijkheid heeft naar haar aard slechts een beperkte
duur. Indien juist is hetgeen
de consument stelt, namelijk dat hij het
welkomstpakket niet ontvangen heeft, dan had het op
zijn weg gelegen daarnaar
te vragen. Nu hij dat niet gedaan heeft en gedurende vele maanden
de
overeenkomst nagekomen is, kan hij zich thans niet meer beroepen op
genoemde
ontbindingsmogelijkheid. De consument heeft tevens de vraag
opgeworpen of de Algemene
Voorwaarden Sprintplan van toepassing zijn, nu deze
hem niet ter hand zijn gesteld bij het sluiten
van de overeenkomst. Wat daar
ook van zij, die discussie kan in het midden blijven, omdat
nietigheid van de
Algemene Voorwaarden er niet toe kan leiden dat de overeenkomst
tussen
partijen ontbonden is.
Ten aanzien van het beroep van de echtgenote van de
consument op vernietigbaarheid van de
overeenkomst, daar zij geen
handtekening heeft gezet overweegt de Commissie als volgt. Artikel
1:88 BW
ziet op overeenkomsten betreffende de echtelijke woning, overeenkomsten
tot
borgstelling, overmatige giften en de koop op afbetaling. De
aandelenlease-overeenkomst kan
hiertoe niet worden gerekend zodat voor het
sluiten van de overeenkomst de toestemming van
de echtgenote niet nodig was.
De bank heeft het beroep op vernietiging van de overeenkomst
terecht
afgewezen.
De Commissie overweegt ten aanzien van de klacht van de
consument dat de bank voor het
aangaan van de overeenkomst een
beleggings-/risicoprofiel had dienen op te stellen als volgt.
Gelet op de
door de bank gegeven productkenmerken, met name het feit dat belegd wordt in
een
vaste index waarbij aan het eind van de looptijd een garantiewaarde
geldt, zijn de risico's
duidelijk, zodat een dergelijk
beleggings-/risicoprofiel niet relevant is bij de uitvoering van de door
de
bank te verrichten diensten. In het algemeen heeft de bank een zorgplicht ten
aanzien van
haar cliënten. Deze zorgplicht gaat naar het oordeel van de
Commissie niet zover dat zij, zoals de
consument heeft gesteld, hem tegen
zichzelf in bescherming dient te nemen door bijvoorbeeld
voor de resterende
risico's een verzekering aan te bieden.
Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel
dat de klacht ongegrond is en dat als
volgt moet worden beslist:
Beslissing
De Commissie
stelt bij bindend advies vast dat de vordering van de consument moet
worden
afgewezen.
Aldus beslist op 6 oktober 2003 door de
Geschillencommissie Bankzaken bestaande uit de heer
mr RJ. Paris, voorzitter,
de heer mr J.W.H. Offerhaus en mevrouw mr. J.W.M. Lenting, leden,
waarbij
mevrouw mr. E. Steenks als secretaris fungeerde.
mr. RJ. Paris