Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 233090/12-544
vonnis van de kantonrechter d.d. 29 april
2013
in de zaak van
de besloten vennootschap
Dexia Nederland
B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
verder te noemen: Dexia,
gemachtigde: DRA Debt Recovery Agency
B.V.,
handelende te Den Haag onder de naam EDR
Incasso,
tegen:
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verder te noemen: [X],
gemachtigde: mr. G. van Dijk
(Leaseproces).
het verloop van de
procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 31 januari
2012,
- conclusies van antwoord,
repliek en dupliek in conventie tevens van eis, antwoord en repliek in
reconventie,
- conclusie van dupliek in
reconventie,
- akten,
- praeparatoir
vonnis,
- pleidooi.
Bij de conclusie d.d. 25 juni 2012 heeft Dexia
haar eis gewijzigd,
de beoordeling van de
zaak
in conventie en in
reconventie:
1.1. [X] is met de
rechtsvoorgangster van Dexia op 7 december 2000 een overeenkomst tot
effectenlease aangegaan met de naam WinstVerDriedubbeiaar. Daarbij leende [X]
een bedrag van € 15.509,76 van Dexia, waarmee is belegd in slechts drie
beursfondsen. De overeenkomst had een looptijd van drie jaren. Contractueel
mocht [X] de rente op de lening betalen in 36 maandelijkse termijnen gedurende
de looptijd, maar [X] heeft de verschuldigde rente ad € 2.928,26 ineens en
vooruit aan Dexia betaald. De eindafrekening d.d. 8 december 2003 kwam uit op
een restschuld van € 10.711,40.
1.2. Leaseproces heeft als
gemachtigde van [X] bij brief van 10 april 2007 onder meer aan Dexia meegedeeld
dat [X] het contract tot effectenlease ontbindt, dan wel vernietigt op diverse
gronden, waaronder dwaling (art.6:228 BW) onder het voorbehoud van nader aan te
voeren gronden. Tevens is Dexia gesommeerd al het betaalde terug te
betalen.
1.3. [X] heeft tijdig een opt
out-verklaring uitgebracht nadat de Duisenberg-regeling algemeen verbindend was
verklaard.
2.1. Dexia gaat uit van het
hofmodel, zoals ontwikkeld door het gerechtshof te Amsterdam en bevestigd door
de Hoge Raad. Dexia heeft erkend dat zij haar zorgplicht jegens [X] geschonden
heeft en heeft gesteld dat daarom tweederde van de restschuld voor haar rekening
komt. Dexia heeft de betaling van een derde van restschuld, in hoofdsom €
3.570,11, gevorderd met de wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van de
eindafrekening, alsook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad €
700,- met wettelijke rente.
2.2. [X] heeft deze vordering
met diverse argumenten bestreden. [X] heeft in reconventie
gevorderd:
a. te verklaren voor recht dat
de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd op grond van dwaling;
b. Dexia te veroordelen om
terug te betalen al hetgeen krachtens die overeenkomst is betaald, met
wettelijke rente;
c. te verklaren voor recht dat
Dexia haar zorgplichten heeft geschonden en [X] op onrechtmatige wijze heeft
benaderd en heeft bewogen om de overeenkomst met Dexia aan te gaan en
aansprakelijk is voor de volledige als gevolg daarvan door [X] geleden
schade;
d. terugbetaling van het bedrag
van € 2.928,96 met wettelijke rente;
e. vergoeding van
buitengerechtelijke kosten;
f. bevel tot mededeling aan de
Stichting BKR dat de A-codering kan worden geschrapt.
2.3. Dexia heeft de vorderingen
in reconventie bestreden, maar na kennisneming van stukken van [X] erkend dat de
overeenkomst tot effectenlease [X] een onaanvaardbaar zware financiėle last
heeft opgelegd. Dexia heeft daarom haar eis verminderd en geconcludeerd dat [X]
haar in hoofdsom een bedrag van € 1.619,17 dient te voldoen en heeft voor het
overige bij haar vordering volhard.
dwaling
3.1. [X] heeft zich beroepen op
dwaling. Zij heeft gesteld dat zij de overeenkomst heeft afgesloten onder
invloed van de volgende verkeerde voorstelling van zaken:
[X] dacht dat zij ging sparen en dat aan het
contract geen risico's verbonden waren. [X] was onbekend met de specifieke
risico's van het contract, in het bijzonder de mogelijk negatieve gevolgen van
de optieconstructie daarvan. Dexia heeft hieromtrent geen informatie
verstrekt.
3.2. Dat [X] dacht dat zij ging
sparen en dat aan het contract geen risico's verbonden waren moet voor haar
rekening en risico blijven. Dexia beroept zich hier met recht op het arrest HR 5
juni 2009, LJN: BH2815 (Dexia - De Treek). Wie het contract leest kan het niet
ontgaan dat er wordt belegd in drie beursfondsen en dat daarvoor een bedrag van
Dexia wordt geleend, waarvoor rente moet worden betaald. Wie zich redelijke
inspanning getroost om het contract zelf te lezen en te begrijpen, kan dan niet
meer denken dat hij/zij gaat sparen. Het is van algemene bekendheid dat er
risico's kleven aan het beleggen in effecten. Wie zich redelijke inspanning
getroost om het contract zelf te lezen en te begrijpen kan daarom niet meer
denken dat er geen enkel risico aan het contract kleeft, ook al wordt dat van de
zijde van Dexia meegedeeld. Het onjuiste van zo'n mededeling had [X] zich kunnen
en moeten realiseren.
3.3. Anders ligt het ten
aanzien van de specifieke risico's van dit contract. Dexia meent dat het
voormelde arrest het laatste woord is over dwaling in alle mogelijke zaken
betreffende aandelenlease, maar dat is onjuist, zoals namens [X] met juistheid
is uitgelegd. Mogelijk heeft Dexia het uitgaande van haar uitleg van het arrest
niet nodig gevonden om in te gaan op de feiten die [X] in dit kader heeft
aangevoerd, maar die misrekening moet voor risico van Dexia blijven. De volgende
feiten zijn niet of onvoldoende weersproken en worden daarom
vastgesteld:
[X] heeft een MTS-opleiding en was werkzaam als
instrumentenmaakster, toen zij op 23-jarige leeftijd volledig arbeidsongeschikt
werd. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tot effectenlease was [X]
een alleenstaande vrouw van 31 jaar. Zij ontving een
arbeidsongeschiktheidsuitkering van slechts € 763,70 netto per maand. Zij had al
vanaf haar vroege jeugd gespaard. [X] heeft altijd een laag besteedbaar inkomen
gehad. Haar inkomen is door haar arbeidsongeschiktheid nog minder geworden,
zodat zij sindsdien niet tot nauwelijks kon sparen. Omdat zij al vanaf haar 23e
jaar arbeidsongeschikt is geworden, heeft zij nauwelijks tot geen pensioen
opgebouwd. [X] wilde om haar financiėle toekomst veilig te stellen een hoger
rendement op haar spaargeld realiseren. Ten tijde van het sluiten van de
overeenkomst tot effectenlease stond er een bedrag van f 8.507,05, ofwel €
3.860,33 op haar spaarrekening. [X] wilde dit spaargeld gebruiken voor haar
oudedagsvoorziening.
Naar aanleiding van een paginavullende
krantenadvertentie van Dexia over de WinstVerDriedubbelaar heeft [X] met Dexia
contact opgenomen om daarnaar te informeren. [X] kon en wilde absoluut geen
risico lopen om geld kwijt te raken en heeft daarom gevraagd of er financiėle
risico's aan het product kleefden. Uit de bewoordingen van de medewerker van
Dexia begreep [X] dat er geen risico's aan het product waren verbonden. [X]
heeft afgaande op de informatie van Dexia de overeenkomst gesloten. [X] heeft
toen haar spaargeld ad € 3.860,33 grotendeels gebruikt om de rente tot een
bedrag van € 2.928,96 ineens en vooraf aan Dexia te voldoen. Uit haar inkomen
had zij de termijnen niet kunnen voldoen.
Het product, de WinstVerDriedubbelaar, vertoonde
de volgende essentiėle gebreken: een te geringe spreiding, een te korte
looptijd, hoge rente en kosten, geen mogelijkheid tot tussentijdse beėindiging
en geen mogelijkheid om verliezen af te dekken (geen put opties). De rente en
kosten waren zo hoog dat een redelijk rendement in een normale markt bij
voorbaat uitgesloten was. Om alleen maar de lening met rente terug te betalen
moesten de effecten vaak met 7 % of meer per jaar stijgen. Bij een dalende markt
werd onmiddellijk verlies geleden. Bij dit contract vindt de aankoop van de
aandelen plaats in pakketten, telkens aan het begin van ieder contractjaar, en
wel door middel van een call optie. Bij koersdaling ontstaat direct een groot
verlies vanwege de verplichting om de aandelen tegen de reeds overeengekomen
prijs te kopen.
Zo kocht Dexia het tweede en derde pakket
aandelen aan tegen een prijs van € 5.169,92 toen de waarde slechts € 3.432,74,
respectievelijk nog slechts € 2.108,40 bedroeg.
Deze specifieke gebreken en risico's zijn niet
van algemene bekendheid. Daarvoor is kennis, inzicht en ervaring nodig, waarover
[X] niet beschikte. Zij had geen verstand van een ingewikkelde
aandelenleaseconstructie met call opties als de WinstVerDriedubbelaar. Dexia
heeft nagelaten informatie te verschaffen over de voormelde specifieke risico's
van dit product, in het bijzonder voor het geval de koersen zouden
dalen.
Nadat [X] had geļnformeerd naar aanleiding
van de voormelde advertentie werd zij bestookt met brieven en brochures. Zij
heeft de brieven en brochures van 21 september 2000, 12 oktober 2000, 2 en 23
november 2000 bewaard. Daarin werd de effecten omschreven als "solide"¯ en "stuk
voor stuk betrouwbare en vooraanstaande hoofdfondsen"¯. Het tegendeel was echter
waar. De aandelenfondsen (Aegon, KPN, Wolters Kluwers) vertoonden in de twee
jaren voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst een zeer instabiel
koersverloop met structureel dalende koersen. Het gemiddelde koersverlies was
tussen 4 januari 1999 en 6 december 2000 (datum aankoop effecten voor [X] ) ruim
55 %. Maar in de brief en brochure van 23 november 2000 heeft Dexia vermeld:
"over de laatste 7 periodes van 3 jaar bedroeg de stijging van het
aandelenpakket Aegon, KPN, Wolters Kluwers gemiddeld28
%."¯
3.4. Dit is zonder meer
misleidende informatie. Met [X] is de kantonrechter van oordeel dat Dexia aan
[X] had behoren mee te delen, dat de koersdaling over de laatste twee jaren
(tussen 4 januari 1999 en 6 december 2000) voor Aegon 66 % bedroeg, voor KPN 68
% en voor Wolters Kluwers 33 %, alles in een structureel dalende markt. Dit was
essentiėle informatie. Voorts heeft Dexia nagelaten informatie te verschaffen
over de voormelde specifieke risico's van dit product, in het bijzonder in
verband met de optieconstructie voor het geval de koersen zouden dalen. De
kantonrechter onderschrijft de conclusie van [X] dat zij bij een juiste
voorstelling van zaken door Dexia de overeenkomst niet zou hebben gesloten. Het
beroep op dwaling slaagt, zodat de daarop gebaseerde vorderingen in reconventie
zullen worden toegewezen en de verminderde vordering in conventie zal worden
afgewezen.
hofmodel
4.1. Dexia heeft gesteld dat
[X] geen omstandigheden heeft aangevoerd anders dan waarmee het hofmodel reeds
rekening heeft gehouden. In de ogen van Dexia is het feit dat [X] zich niet met
de uitspraken betreffende het hofmodel kan verenigen geen reden om deze
procedure onnodig te frustreren. Volgens Dexia zal het hofmodel gewoon gevolgd
moeten worden.
4.2. Dit standpunt van Dexia
berust op een onjuiste uitleg van het hofmodel. Het hof heeft
overwogen:
"Blijkens de gedingstukken en de mondelinge
toelichting van de raadslieden tijdens de in dit hoger beroep gehouden
comparitiezitting zijn partijen van mening dat de zojuist bedoelde arresten
enige vragen openlaten, die hen verdeeld houden en waarop zij het antwoord van
het hof wensen te vernemen. Het hof begrijpt dat deze wens niet alleen is
ingegeven door de thans voorliggende zaak, maar ook door het verlangen van Dexia
en belangenbehartigers van personen die met Dexia overeenkomsten tot
effectenlease zijn aangegaan en die tijdig kenbaar hebben gemaakt niet aan de
zogeheten "Duisenberg"¯-regeling gebonden te willen zijn, om geschillen naar
aanleiding van dergelijke overeenkomsten vergelijkbaar met het thans
voorliggende geschil zoveel mogelijk en met bekwame spoed buiten rechte af te
wikkelen."
alsook:
"Voortbouwend op de uitgangspunten en het
beoordelingskader blijkend uit de overwegingen en de beslissingen van de Hoge
Raad in zijn arresten van 5 juni 2009 [...] zullen daarom de vragen die partijen
verdeeld houden waar mogelijk in algemene, richtinggevende, zin worden
beantwoord. Hierbij kan echter niet in onbeperkte mate afstand worden genomen
van de omstandigheden die kenmerkend zijn voor het huidige geschil
"
De Hoge Raad heeft in zijn arrest d.d. 29 april
2011 onder meer overwogen over de volgende door het hof ontwikkelde
vuistregel:
"Bij de beantwoording van de vraag of
sprake is van een onaanvaardbaar zware financiėle last, moeten alle bekende
omstandigheden die van invloed (kunnen) zijn op de financiėle ruimte van de
afnemer in aanmerking worden genomen.
b. Welke omstandigheden
daartoe behoren en hoe die worden gewogen, hangt in hoge mate af van een aan de
feitenrechter voorbehouden waardering van feitelijke aard en kan dus in cassatie
slechts in zeer beperkte mate worden onderzocht.
c. Bij de beantwoording van
voormelde vraag, die zich in tal van soortgelijke gevallen kan voordoen, mag de
rechter uitgaan van een algemene formule aan de hand waarvan de financiėle
ruimte van de afnemer wordt getoetst, mits die formule voldoende ruimte laat om
ook met individuele omstandigheden van de afnemer rekening te
houden."
4.3. Gelet op het voorgaande is
het standpunt van Dexia dat zij te allen tijde het hofmodel zal volgen, niet
houdbaar. Het hof heeft een handreiking willen doen voor de afdoening van
soortgelijke gevallen buiten rechten. Daarbij is een richting aangegeven met
enkele vuistregels; niet meer en niet minder. Die richting met vuistregels is er
tevens in rechten, maar niet kan worden afgezien van de individuele
omstandigheden van elk bijzonder geval, zoals de Hoge Raad nog eens expliciet
heeft verwoord. Wie, zoals [X], niet gebonden wil zijn aan de collectieve
schadeafwikkeling van de Duisenberg-regeling heeft recht op een individuele
beoordeling van zijn/haar zaak. Het hofmodel is niet bedoeld als een algemeen
verbindende collectieve afwikkeling van restgevallen na de Duisenberg-regeling
en behoort ook niet op die manier gehanteerd te worden.
eigen schuld
5.1. Gelet op de feiten die
hiervoor onder 3.3. zijn vastgesteld, mag aan [X] nauwelijks tot geen eigen
schuld worden verweten. Weliswaar is uit het gecompliceerde contract tot
effectenlease wel op te maken dat met geleend geld wordt belegd in slechts drie
beursfondsen, maar [X] beschikte niet over de kennis, het inzicht en de ervaring
om de specifieke risico's en nadelen van deze gecompliceerde overeenkomst tot
effectenlease met Dexia te kunnen onderkennen. Van haar mocht worden verwacht
dat zij zich redelijke inspanning getroostte om die overeenkomst te begrijpen.
Daarvoor had zij gezien haar gebrek aan specifieke kennis en ervaring, alsook de
complexiteit van de contracten, goede en volledige informatie nodig. Maar hier
is [X] misleid door Dexia. [X] is wellicht te naļef geweest en dat is dan haar
fout. Maar die valt in het niet bij de fouten van Dexia. Vanwege de
uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten dient de vergoedingsplicht van Dexia
geheel in stand te blijven.
5.2. Het voorgaande leidt tot
de conclusie dat ook het standpunt van [X] ter zake van afwezigheid van eigen
schuld slaagt. Uitgaande van onrechtmatig handelen van Dexia, als door haar
erkend, dient zij de schade daarvan te vergoeden. Deze schade bestaat niet
slechts uit de restschuld, maar ook uit de betaalde rente ad € 2.928,96 zonder
vermindering voor eigen schuld van [X].
slotsom
6.1. Beide door [X] aangevoerde
rechtsgronden slagen en zijn ieder op zich toereikend. Zowel dwaling als
afwezigheid van relevante eigen schuld leidt tot de conclusie dat de vordering
in conventie moet worden afgewezen en die in reconventie moet worden toegewezen.
Beide gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen. De
wettelijke rente in reconventie is eerst verschuldigd vanaf het tijdstip van de
beėindiging van de overeenkomst, 8 december 2003, aangezien de schadevergoeding
eerst toen opeisbaar werd. (zie Hof Amsterdam 1 december 2009, LJN: BK4978.) De
vernietiging wegens dwaling met sommatie heeft eerst in 2007 plaats
gevonden.
6.2. Leaseproces heeft namens
[X] een sommatiebrief en stuitingsbrieven aan Dexia gezonden. Dexia heeft niet
bestreden die brieven te hebben ontvangen, zodat daarvan wordt uitgegaan. [X]
heeft uiteengezet dat Leaseproces haar vele jaren heeft moeten adviseren over
haar rechtspositie ten opzichte van Dexia, mede als gevolg van acties van Dexia.
Een en ander is, de voormelde brieven in aanmerking genomen, zonder meer
aannemelijk, zodat het ontoereikend is om dit bij gebrek aan wetenschap te
weerspreken, zoals Dexia heeft gedaan. De werkzaamheden van Leaseproces worden
opgevat als werkzaamheden ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid,
waarvan de kosten mede voor vergoeding in aanmerking komen. De vordering ter
zake komt uit op € 350,-, te vermeerderen met BTW, welk bedrag niet bovenmatig
voorkomt.
6.3. Tegen de nevenvordering
betreffende de A-codering bij de BKR heeft Dexia aangevoerd, dat zij niet kan
meedelen dat de vordering is voldaan, nu dit niet het geval is. Dat verweer
faalt, aangezien in dit vonnis wordt vastgesteld dat [X] niets aan Dexia
verschuldigd is. Dexia is jegens [X] als haar contractuele wederpartij verplicht
om aan de Stichting mee te delen dat [X] aan alle contractuele verplichtingen
voldaan heeft. De nevenvordering zal in die zin worden toegewezen. Of de
A-codering kan worden geschrapt staat ter beoordeling van de Stichting
BKR.
6.4. Omdat Dexia zowel in
conventie als in reconventie in het ongelijk zal worden gesteld, zal zij in
beide worden verwezen in de proceskosten.
de beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vordering af;
in reconventie:
verklaart voor recht dat de overeenkomst
rechtsgeldig is vernietigd op grond van dwaling;
verklaart voor recht dat Dexia haar zorgplichten
heeft geschonden en [X] op onrechtmatige wijze heeft benaderd en heeft bewogen
om de overeenkomst met Dexia aan te gaan en
aansprakelijk is voor de volledige als gevolg
daarvan door [X] geleden schade;
veroordeelt Dexia om tegen bewijs van kwijting
aan [X] te betalen een bedrag van € 2.928,96, te vermeerderen met de wettelijke
rente, te berekenen vanaf 8 december 2003 tot de dag der
voldoening;
veroordeelt Dexia voorts om aan [X] een bedrag
van € 350,-, te vermeerderen met BTW, te vergoeden als onder 6.2.
vermeld;
veroordeelt Dexia voorts om aan de Stichting BKR
mee te delen dat [X] aan de overeengekomen verplichtingen heeft
voldaan;
in conventie en in
reconventie:
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding,
welke aan de zijde van [X] tot op heden worden begroot op € 700,- (4 pt.) wegens
salaris van de gemachtigde van [X];
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij
voorraad; wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek,
kantonrechter, en na uitstel eerder dan was bepaald, uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 29 april 2013 in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL