Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK 'S-GRAVENHACE
Sector kanton - locatie Leiden
 

rl
rolnr. 631356 \ CV EXPL 06-8467
datum: 26 september 2007
 
Vonnis in de zaak van:
 
[X],
wonende te Voorhout,
eisende partij,
gemachtigde: eerst: mr. G. van Dijk, thans: mr. J.B. Maliepaard (Leaseproces),
 
tegen
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde: mrs. F.R.H. van der Leeuw en R. Pasanea (NautaDutilh).
 
Partijen worden aangeduid als "[X]" en "Dexia".
 

Procedure
 
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
-   de dagvaarding van 5 december 2006 met producties,
-   de conclusie van antwoord met producties. Partijen hebben hun standpunten toegelicht ter comparitie d.d. 30 augustus 2007. Voor zover het ter zitting verhandelde voor de beslissing van belang is wordt dat hieronder uitdrukkelijk vermeld.
 
Feiten
 
Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het
volgende uit.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de naamloze vennootschap Bank
Labouchere N.V. te Amsterdam.
[X] heeft een opleiding HBO-Bedrijfseconomie genoten en was in 1998 werkzaam als
teammanager.
Op 13 november 2000 heeft SpaarSelect Leiden, een onafhankelijke cliéntenremisier, op
verzoek van [X] een Persoonlijk Financieel Plan opgesteld. Daarin is onder meer en
kort samengevat het volgende opgenomen.
Huidige situatie
De heer [X] is team manager bij CMG en verdient fl. 100.000,00 bruto op jaarbasis.
Hij bouwt pensioen op bij Zwitser Leven. Hij neemt deel aan een spaarloonregeling.
Hij bewoont een eigen woning t.w.v. fl. 430.000,00 met een aflossingsvrije hypotheek van
fl. 35.000,00 en een spaarhypotheek van fl. 110.000,00. Er is een overlijdensrisicoverzekering voor dit bedrag.
Hij spaart maandelijks fl. 750,00 op een spaarrekening met een saldo van fl. 60.000,00.
Daarnaast heeft hij fl. 11.000,00 belegd in beleggingsfondsen. De maandlasten bedragen fl. 832,00 hypotheekrente Rabobank en fl. 138,00 levensverzekeringspremie Interpolis. Het plan geeft als beleggingsdoel aan: stoppen met werken op 55 jarige leeftijd, waarvoor circa fl. 700.000 doelvermogen nodig is. Geadviseerd wordt om met een (tweede) krediethypotheek met variabele rente van fl. 53.000 van de Postbank de overwaarde van de woning te benutten en daarnaast fl. 30.000 spaargeld voor dit doel te bestemmen. Vervolgens wordt "het Overwaarde Effect" uitgelegd:
"U stort eenmalig fl. 80.000 in een beleggingsdepot bij Bank Labouchere. Bank Labouchere belegt hiermee in het Global Aandelenfonds (aandelen wereldwijd). Vanuit dit depot wordt er maandelijks fl. 1.600 voor een aandelenlease geïncasseerd welke belegt in aandelen Ahold, ING, Koninklijke Olie en Unilever. Na 5 jaar is het restant in het depot fl. 12.600, bij een prognose van 12,5% depotrendement per jaar. De maandelijkse aandelenlease heeft bij een prognose van gemiddeld 12,5% koerswinst per jaar (vanaf begin beursnotering was dit gemiddeld 21,8%) een opbrengst van circa fl. 133.400 na 5 jaar zodat de totale opbrengst fl. 146.000 is. Dit de opbrengst is het mogelijk de opgenomen ovenvaarde van fl. 53.000 af te lossen. Het restant van fl. 93.000 kan opnieuw in een depot worden gestort. Stockdividend
Gedurende de looptijd van 5 jaar ontvangt u dividend. Bij een prognose van gemiddeld 2% dividend per jaar en een prognose van gemiddeld 12,5% koerswinst per jaar is de te ontvangen dividend circa 11. 19.250 over 5 jaar. Deze wordt periodiek op uw rekening overgemaakt.
Nieuwe situatie spaarinleg/uitgaven
Bruto hypotheekrenie Rabobank                                     fl. 832,00
Levensverzekering Interpolis                                         fl. 138,00
Hypotheekrente Postbank                                             fl. 251,00
Ontvangen dividend per maand circa                            + fl. 316.00
                                                                               fl. 905,00.
Geconcludeerd wordt dat met de krediethypotheek na 5 jaar fl. 93.000 opbrengst wordt verwezenlijkt waarmee "de basis wordt gelegd" om bij 55 jaar te stoppen met werken. Geadviseerd wordt daarnaast fl. 2.200 per jaar te bestemmen voor de ophouw van extra pensioen omdat er na het 55ste jaar geen pensioenpremie meer zal worden betaald. Hiervoor kan het spaarloon worden benut "zodat deze pensioenvoorziening u helemaal niets kost". Het plan resumeert dat het gebaseerd is op een combinatie van de producten Overwaarde Effect, Effecten Depot en Krediet hypotheek en vermeldt onderaan elke pagina dat aan hel plan geen rechten kunnen worden ontleend.
[X] is op het voorstel ingegaan, met dien verstande dat de tweede hypotheek bij de Postbank is afgesloten voor een beloop van fl. 85.000. Hiervan is € 22.689,01 gebruikt voor de storting in het beleggingsdepot (bestemd voor de eerste 60 leaseterniijnen); daarnaast heeft hij € 13.613,41 spaargeld in dit depot gestort, derhalve in totaal € 36.302,42. De op of omstreeks 2 januari 2001 gesloten aandelenlease-ovcreenkomst "Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging" bepaalt, kort weergegeven, dat [X] voor een aankoopbedrag van (in euro's) € 68.146,54 aandelen least voor 240 maanden, dat de rente € 106.266,26 beloopt en de totale leasesom dus € 174.412,80, te betalen in 240 termijnen van € 726,72. Na 60 maanden kan de overeenkomst dagelijks zonder opzegtermijn worden beëindigd.
Toen hem na betaling van 20 termijnen uit het depot bleek dat de certificaten van het Glohal Aandelenfonds snel in waarde daalden en het depot daardoor onvoldoende zou zijn om alle 60 leasetermijnen van de beoogde 5 jaar aandelenlease vol te storten - bij brieven van 3 juni 2002 en 9 augustus 2002 had SpaarSelect daarvoor trouwens ook zelf gewaarschuwd - heeft
[X] op advies van SpaarSelect vanuit zijn spaargeld eind augustus 2002 € 20.348,16 (volgens Dexia moet dit zijn: € 22.092,44) - ineens betaald, te weten de resterende 40 leasetermijnen met een korting wegens vooruitbetaling van 20%. De waarde van het beleggingsdepot bedroeg op 31 juli 2002 nog € 8.246,17; dit bedrag heeft hij opgenomen (en naar hij stelt voor die vooruitbetaling gebruikt).
Bij brieven van 26 februari 2003 en 22 oktober 2004 aan Dexia heeft mevrouw [X-NNNNN], echtgenote van [X], de nietigheid van de lease-overeenkomst ingeroepen ex art. 1:89 BW. Dexia heeft dit beroep gemotiveerd afgewezen. Op 9 mei 2006 heeft Dexia de lease-overeenkomst beëindigd en de effecten verkocht. De eindafrekening van Dexia van 9 mei 2006 vermeldt een opbrengst van de effecten van € 48.563,62 en resulteert, na aftrek van de resterende schuld (leasetermijnen) in een vordering van Dexia op [X] van € 15.786,44.
 

Vordering
 
[X] vordert:
 
1.     een verklaring voor recht dat de aandelenlease-overeenkomst met contractnummer 22083254, het daarmee verbonden depot daarbij begrepen, vernietigd is wegens dwaling althans misbruik van omstandigheden;
2.     een verklaring voor recht dat die overeenkomst, het depot daaronder begrepen, zonder de vereiste toestemming ex art. 1:88 BW is gesloten en dat door [X-NNNNN] terecht een beroep op vernietiging ex art. 1:89 BW is gedaan, zodat de overeenkomst nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia gedane betalingen terug te betalen met rente;
3.     subsidiair, voor zover de overeenkomst niet is vernietigd, te verklaren voor recht dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden, waardoor [X] recht heeft op vergoeding van zijn gehele schade, althans dal Dexia door die schending van haar zorgplicht is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat die overeenkomst op die grond door [X] terecht is ontbonden;
4.     Dexia te veroordelen tot betaling van € 48.964,85* bestaande uit de door hem betaalde inleg, vermeerderd met rente, alsmede van - kort samengevat - hypotheekkosten, waarbij Dexia geen aanspraak kan maken op betaling van enige restschuld;
5.     Dexia te veroordelen in de werkelijke proceskosten, zijnde € 895,00 plus 15% over de vervallen restschuld;
6.     Dexia te gelasten de BKR-registratie door te laten halen op straffe van een dwangsom.
_______________
* [X] voegt hieraan toe de afkorting p.m (pro memorie) zonder dit nader toe te lichten.
 

Verweer
 
Dexia betwist dat de overeenkomst het karakter heeft van huurkoop en dat de kantonrechter bevoegd is. Zij heeft een coulanceregeling voor dit soort depotleasegevallen in het leven geroepen, en is op grond daarvan bereid aan [X] € 5.771,13 uit te keren. [X] is zich van de risico's van de overeenkomst ten volle bewust geweest. Hij heeft zelf contact gezocht met SpaarSelect, had beleggingservaring en voldoende inkomen en vermogen om de lasten te dragen. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft hij tweemaal met SpaarSelect gesproken. Hij heeft voldoende bedenktijd genomen. Het 'persoonlijk financieel
plan' van SpaarSelect spreekt van prognoses, niet van zekerheden. Na betaling van 240
maandtermijn is een restschuld uitgesloten.
Dexia heeft geen rol gespeeld in de depotconstructie, waaruit de leasetermijnen zouden
worden betaald. Zij biedt slechts de lease-overeenkomst aan. [X] had de
maandtermijnen ook op andere manier kunnen betalen. De naam Overwaarde Effect ziet niet
op de financiering van de eerste 60 maandtermijnen d.m.v. een tweede hypotheek. Zij is niet
aansprakelijk voor de gedragingen van SpaarSelect; [X] heeft zich door deze door
hem zelfgekozen deskundige laten bijstaan. Van dwaling, misbruik van omstandigheden of
schending van zorgplicht is geen sprake. Dexia is niet tekort geschoten in de nakoming van
de overeenkomst, noch heeft zij onrechtmatig gehandeld.
Art. 1:88 BW is niet van toepassing op effectcnlease en het beroep erop is verjaard.
[X-NNNNN] heeft meegetekend voor de tweede hypotheek op de echtelijke woning en wist
dus van de overeenkomst af.
Subsidiair voert Dexia nog aan dat eventuele vernietiging of nietigheid van de overeenkomst
niet behoort te leiden tot integrale restitutie. Er bestaat geen rechtsgrond voor vergoeding van
volledige proceskosten. Tenslotte betwist zij de omvang van de rente en van de gestelde
schade.
 
Beoordeling
 
1.     Algemeen
 
De kantonrechter heeft zich er ter comparitie van vergewist dat beide partijen bekend zijn met de op dit moment richtinggevende jurisprudentie in aandelenleasezaken, te weten de arresten van het Hof Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721 en AZ9722 en de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, van 27 april 2007, LJN BA3914, BA3916 en BA3920. De kantonrechter beoogt in het navolgende — alleen al uit een oogpunt van rechtseenheid -die jurisprudentie te volgen, tenzij de bijzondere omstandigheden van dit specifieke geval tot een afwijkend oordcel nopen, zoals met name in r.o. 4.4 en 4.5 hierna het geval zal blijken te zijn. Omdat partijen met genoemde jurisprudentie bekend zijn, wordt voor de motivering van dit vonnis meermalen venvezen naar die jurisprudentie, kort aangeduid met het LJN.
 
2.     Bevoegdheid
 
Het beroep op de absolute onbevoegdheid van de kantonrechter wordt verworpen met verwijzing naar AZ9721, waarin uitvoerig gemotiveerd is beslist dat aandelenlease-overeenkomsten als de onderhavige zijn aan te merken als huurkoop.
 
3.     Vernietiging
 
3.1.   Het beroep op vernietiging wegens dwaling of misbruik van omstandigheden wordt verworpen met verwijzing naar AZ9721 en BA3920. Dat geldt temeer in het onderhavige geval van een bedrijfseconoom op HBO-niveau met een bovengemiddeld salaris, die bovendien reeds voor het aangaan van deze depotleaseconstructie een vrij ingewikkelde, naar moet worden aangenomen bewust op fiscale overwegingen gekozen, hypotheekconstructie had met een combinatie van een relatief kleine, aflossingsvrije hypotheek (± € 16.000) en een grotere spaarhypotheek (± € 50.000) op een huis met een waarde van € 195.000, met € 27.000 spaargeld en € 5.000 in beleggingsfondsen. In de algemene inleiding van de dagvaarding wordt gesteld dat de doelgroep van deze producten bestond uit mensen die alleen gericht zijn op sparen, een laag inkomen en geen of weinig vermogen hebben, geen risico's willen nemen en geen beleggingservaring hebben. [X] behoort niet tot deze categorie. Met zijn inkomen en vermogen kon hij de - inderdaad wel extreem grote - risico's van de onderhavige depotleaseconstructie op zichzelf best dragen. De als eerste gevorderde verklaring voor recht kan dus niet worden gegeven.
 
3.2.1. De echtgenote van [X] heeft ruimschoots binnen de wettelijke termijn van drie jaar, immers bij brief van 26 februari 2003, de op 2 januari 2001 gedateerde (en in ieder geval niet eerder dan die datum gesloten) aandelenlease-overeenkomst vernietigd (art. 3:52 lid 1 sub d BW). Deze vernietiging treft doel op grond van de overwegingen 2.12 t/m 2.14 van AZ9721 en het volgende.
 
3.2.2. De omstandigheid dat [X-NNNNN] heeft meegewerkt aan de vestiging van de tweede hypotheek op de echtelijke woning, brengt niet noodzakelijkerwijs mede dat zij ook moet hebben begrepen dat een deel van die lening bestemd was voor een beleggings- dan wel spaarconstructie die [X] beoogde aan te gaan, en nog minder dat die constructie de - door art. 1:88 BW beschermde   risico's van koop op afbetaling meebracht. Verwezen wordt naar BA3920, r.o. 8.2 en volgende. Dexia gelooft er niets van dat [X-NNNNN] niet volledig op de hoogte is geweest, maar heeft zich nu eenmaal zelf in de positie gebracht dat zij het tegendeel niet kan aantonen, door er niet op toe te zien dat [X-NNNNN] het "Acceptatieformulier Effectenlease" (prod. 3 bij cva) waarop haar naam wel is ingevuld, op de aangegeven plaats mede ondertekende. Gelet op de strekking van art. 1:88 BW prevaleert hier de consumentenbescherming. De vernietiging treft alleen de lease-overeenkomst, niet het depot (BA3920, r.o. 8.2.5). Dexia's beroep op art. 6:278 BW faalt (BA3920 r.o. 8.2.4).
 
3.2.3. Dexia moet derhalve al hetgeen [X] krachtens de lease-overeenkomst aan haar heeft overgemaakt, restitueren, waarbij zij het uitgekeerde dividend kan verrekenen. Ter comparitie is vastgesteld dat [X] 20 leasetermijnen van € 726,72 = € 14.534,40 uit het depot heeft betaald en € 20.348,16 ineens in augustus 2002, derhalve in totaal € 34.882,56. Hij heeft gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst € 6.242,83 dividenden ontvangen. Te restitueren door Dexia blijft aldus € 28.639,73, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2003 (de dag van ontvangst van genoemde briei). Immers in augustus 2002 waren de eerste 60 termijnen al (deels vooruit-)betaald. De als tweede gevorderde verklaring voor recht is dus in deze zin toewijsbaar. Verder blijft de restschuld uit de lease-overeenkomst ad € 15.786,44 op vorenstaande gronden voor rekening van Dexia.
 
4.     Het depot
 
4.1.   Hiervoor (3.2.2) is reeds de door [X] gelegde "onlosmakelijke" koppeling tussen depot en lease verworpen. Dat neemt niet weg dat het beleggingsdepot beoordeeld moet worden met afweging van alle omstandigheden van het geval, daaronder mede begrepen (onder meer) de financiering ervan (dus de 2e hypotheek), de wijze van belegging (certificaten in het Labouchere Global Aandelenfonds, hierna: LGAF) en het doel, t.w. betaling van de eerste 60 leasetermijnen.
 
4.2.   In BA3920 (r.o. 8.7) is gemotiveerd beslist dat en waarom aan Dexia de gevolgen van het handelen van de tussenpersoon, in dit geval SpaarSelect, moet worden toegerekend. Daaraan kan ten overvloede worden toegevoegd de opmerking van mr. Maliepaard ter comparitie, te weten dat hem in de praktijk van Leaseproces B.V. gebleken is van het bestaan van vele honderden overeenkomsten van het type "Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging" waarbij in alle hem bekende gevallen SpaarSelect de tussenpersoon was en de eerste 60 maandtermijnen steeds geheel of gedeeltelijk met een, eveneens door bemiddeling van SpaarSelect tot stand gekomen (tweede) hypotheek waren gefinancierd. In geen geval was er een andere tussenpersoon in het spel. Dit duidt op een bewuste, doelgerichte samenwerking tussen SpaarSelect en Labouchere met deze depotleaseconstructie met (2e) hypotheek.
 
4.3.   Voorts is het, ook al ware het onder 4.2 overwogene anders, voor Dcxia tenminste kenbaar geweest dat de maandtermijnen telkens uit het depot werden betaald, nl. door maandelijks het daartoe benodigde aantal (fracties van) certificaten LGAF te verkopen.
 
4.4.   In BA3920 (r.o. 7.5) is overwogen dat en waarom het beleggen van voor de betaling van rente en aflossing van een tenminste 60 maanden lopende aandelenlease gereserveerde gelden extreem risicovol is. SpaarSelect wist blijkens het door haar opgestelde Persoonlijk Financieel Plan, dat - al aangenomen dat [X] wilde beleggen in aandelenlease of dat een daartoe strekkend advies van SpaarSelect redelijkerwijs verantwoord zou zijn - [X] de maandtermijnen ook op andere wijze kon betalen: hij legde immers al il. 750,00 per maand opzij en bezat bovendien fl. 60.000,00 spaartegoed. Door niettemin een hypothecaire lening en een belegging in genoemde certificaten te adviseren - een advies dat zonder twijfel meer is ingegeven door de daaraan voor SpaarSelect in beide gevallen verbonden provisies, dan door de financiële belangen van [X] - zonder in dat zelfde plan te waarschuwen voor de grote risico's, de kosten en de financiële gevolgen, ook per maand, indien de beleggingen hun waarde zouden verliezen en de rente en aflossing van zowel de leasesom als de nieuwe hypotheekschuld uit het lopende inkomen zouden moeten worden opgebracht, is SpaarSelect - en blijkens het voorgaande tevens Dexia - ernstig tekortgeschoten in haar zorgplicht. Niet is gesteld of gebleken dat [X] enige informatie heeft ontvangen omtrent de aard en de risico's van de certificaten LGAF. Evenmin kan de kantonrechter er echter aan voorbijgaan dat SpaarSelect c.q. Dexia (aan wie de wetenschap van SpaarSelect in dit verband moet worden toegerekend) van een bedrijfseconoom op HBO-niveau mag verwachten dat hij weet dat aan een belegging (zeker met geleend geld) in (wereldwijd gespreide) aandelen risico's verbonden zijn.
 
4.5.   Het is juist de combinatie van de aandelenlease met de tweede hypotheek en het beleggingsdepot, die de depotleaseconstructie zo extreem risicovol maakt. Nu de leaseovereenkomst blijkens het voorgaande vernietigd wordt en daarom voor de beoordeling van de resterende gevolgen "weggedacht" moet worden, resteert in dit bijzondere geval de vraag of een belegging van ruim € 36.000 in het LGAF, waarvan € 13.613,41 gefinancierd uit een (2e) hypothecaire lening bij de Postbank van ruim € 38.000, voor iemand van het relatief hoge oplcidings-, inkomens- en vermogensniveau van [X], die er kennelijk om fiscale redenen eerder voor gekozen heeft om zijn liquide vermogen niet te gebruiken voor de aflossing van de hypothecaire schuld op zijn woning, en die dus kennelijk met enig financieel raffinement te werk gaat, op 2 januari 2001 nu zo'n volstrekt onverantwoorde belegging was. Het antwoord luidt negatief. Dat wordt niet anders door de wetenschap achteraf dat de beurskoersen korte tijd later dramatisch zijn gedaald. Vrijwel niemand heeft destijds een zo ernstige daling voorzien. Daarom volgt de kantonrechter in dit a-typische geval niet het oordeel van de kantonrechter te Amsterdam in BA3920 dat Dexia 100% van het verlies in het depot moet dragen. [X] behoeft het verlies op het depot echter ook niet volledig zelf te dragen. Het wegdenken van de lease-overeenkomst maakt het - aan Dexia toe te rekenen -advies van SpaarSelect immers niet minder onverantwoord. Nu beide partijen aan het ontslaan van het verlies hebben bijgedragen, dient het nadeel uit het depot naar maatstaven van billijkheid voor 50% aan Dexia en voor 50% aan [X] te worden toegerekend.
 
4.6.   Het verlies op het depot laat zich als volgt becijferen:
gestort bij opening:                                                     € 36.302,43
opbrengst bij verkoop                            €  8.246,17
20 leasetermijnen betaald uit depot          € 14.534,40
                                                                               € 22.780.57
het verschil bestaat uit waardeverlies (incl. kosten):         € 13.521,86
waarvan door Dexia moet worden vergoed de helft:           €  6.760,93.
De wettelijke rente daarover is verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding, nu niet is gebleken dat Dexia met de betaling eerder in verzuim is geraakt.
 
5.     De financieringskosten.
In het voetspoor van BA3920 blijven de kosten van de tweede hypotheek, waaronder de rente en de kadaster- en notariskosten, voor rekening van [X]. Daartoe is in dit geval temeer aanleiding omdat een substantieel deel van het geleende bedrag blijkbaar voor andere doeleinden is aangewend. Omgekeerd blijft het eventuele fiscale voordeel, wat daarvan verder zij, buiten beschouwing.
 
6.     BKR registratie
Ter comparitie is gebleken dat van een achterstandsregislratie in het geval van [X] geen sprake is, zodat deze ook niei behoeft te worden gerectificeerd.
 
7.     Conclusie; kosten
Voor hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd (o.a. in bijlage 5 van de eva) wordt verwezen naar hetgeen daarover in BA3920 is overwogen en beslist. Toegewezen wordt mitsdien € (28.639,73 + 6.760,93 =) 35.400,66 met rente met verwijzing van Dexia als merendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten; ten aanzien van deze kosten bestaat onvoldoende aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief.
 

Beslissing
 
De kantonrechter:
 
-  verklaart voor recht dat de "Overwaarde Effect Maandbetaling,,-overcenkomst met nummer 22083254 zonder de vereiste toeslemming ex art. 1:88 BW is aangegaan en dat door mw [X-NNNNN] terecht een beroep op vernietiging ex art. 1:89 BW is gedaan;
 
-  veroordeelt Dexia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te betalen € 35.400,66, vermeerderd met de wettelijke rente over € 28.639,73 vanaf 27 februari
2003 en over € 6.760,93 vanaf 5 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
 
-  veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 1.067,32, waaronder begrepen € 800,- voor gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
 
-  verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 
-  wijst af het meer of anders gevorderde.
 
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. R.T. van Leeuwen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2007.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL