[X],
wonende te
[woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [X],
gemachtigde: mr.
M.J. Meijer, advocaat te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap Aegon Financiële
Diensten B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde
partij,
hierna te noemen: Aegon,
gemachtigden: mrs, B.W.G. van der Velden
en R.G.J. van der Velde, advocaten te
Amsterdam.
Procedure
1. De kantonrechter heeft kennis
genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken,
waaruit tevens het procesverloop blijkt:
- de dagvaarding van 19 juni
2008;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van
repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de door partijen in het
geding gebrachte producties.
Feiten
2, Op grond van hetgeen door
partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander
voorzover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende
worden uitgegaan:
a. Op of omstreeks 13 juli 1998 heeft [X] met Aegon een
effectenlease-overeenkomst gesloten met de naam "PMA Onderwijs SpaarverlofPlan"
onder nummer 30100202 (hierna: de overeenkomst).
b.
Op de overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Onderwijs
SpaarverlofPlan.
c. Blijkens de vermelding aan de
voet van de overeenkomst is PMA Consultancy B.V. bij de totstandkoming van de
overeenkomst opgetreden als tussenpersoon.
d. De
overeenkomst betreft het beleggen in aandelen met geleend geld en heeft een
looptijd van 120 maanden, te rekenen vanaf 13 juli
1998.
e. De overeenkomst houdt in dat de belegger een
bedrag leent van Aegon tegen een rente van 11,5% per jaar, waarvoor door Aegon
aandelen worden gekocht, die door haar in lease aan de belegger worden verstrekt
De over de geldlening ver-gehuldigde rente wordt gedurende de looptijd van de
overeenkomst in maandelijkse termijnen voldaan, Op de 15e dag van de 119e maand
moet een bedrag van ƒ 100,-- (€ 45,38) worden voldaan in mindering op de
hoofdsom van de geldlening, Het restant van de geldlening moet aan het einde van
de looptijd van de overeenkomst worden voldaan, waarna de belegger eigenaar
wordt van de onderliggende aandelen. Desgewenst kan het restant van de
geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de onderliggende
aandelen.
f. Na 60 maanden kan de overeenkomst
boetevrij met onmiddellijke ingang beëindigd worden onder betaling of
verrekening van het nog niet betaalde deel van de hoofdsom. Bij eerdere
beëindiging is een boeterente verschuldigd van tweevijfde deel van de nog niet
vervallen maandtermijnen tot en met de zestigste
maand.
g. [X] heeft ingevolge de overeenkomst van
Aegon telkens 43 aandelen ge-leased in de fondsen ING, Ahold, Elsevier, Dordt
Petr. KPN en TPG. De totale leasesom bedroeg ƒ 45.182,19 (€ 20.502,78) en was
opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad ƒ 21.015,39 (€ 9.536,37) en
rente ad ƒ24.166,80 (€10.966,42).
h. Het rentebedrag diende te worden betaald
in 120 maandelijkse termijnen van ƒ 201,39 (€91,39) elk.
i. Bij brief van 24
december 2007 heeft [X] de vernietiging dan wel buitengerechtelijke ontbinding
van de overeenkomst ingeroepen op grond van - kort gezegd - misbruik van
omstandigheden, wanprestatie, onrechtmatige daad, misleidende reclame en
dwaling
j. Volgens een na het verstrijken van de overeengekomen looptijd per
12 juli 2008 door Aegon aan [X] verstrekt overzicht resteerde per 14 juli 2008
voor [X], uitgaande van verkoop van de onderliggende aandelen, een
restant-schuld van € 3.332,11,
k. Aegon past ten aanzien van
effectenlease-overeenkomsten de zogenaamde Duisenberg-regeling toe, Op grond
daarvan wordt door Aegon 67% van de restschuld kwijtgescholden. Bij brief van 29
november 2005 heeft zij [X] hierover voor het eerst geïnformeerd en aangeboden
de overeenkomst op die basis tussentijds te beëindigen, [X] heeft dat aanbod
afgewezen. Bij brief van 25 juli 2008 heeft Aegon wederom [X] aangeboden de
Duisenberg-regeling toe te passen, Met toepassing van de Duisenberg-regeling
wordt de restschuld van [X] verminderd tot € 1.099,60,
l. Gedurende de
looptijd van de overeenkomst heeft [X] een bedrag ad € 2.082,62 aan dividend
ontvangen.
Vordering en verweer
3. De kantonrechter verstaat de
vordering van [X] aldus dat zij vordert - zakelijk samengevat - dat bij vonnisj
uitvoerbaar bij voorraad;
I.
primair:
a. voor recht wordt verklaard dat Aegon
jegens [X] toerekenbaar tekortgeschoten is, haar precontractuele zorgplicht
heeft geschonden en/of onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de
daardoor opgetreden schade»
b. de overeenkomst wordt
ontbonden en voor recht wordt verklaard dat Aegon jegens [X] aansprakelijk is
voor de schade die [X] daardoor geleden heeft en nog zal
lijden
c. voor recht wordt verklaard dat deze schade
bestaat uit hetgeen [X] uit hoofde van de overeenkomst aan Aegon heeft betaald,
dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ander bedrag,
vermeerderd met alle door Aegon opgevorderde kosten en renten, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot die der
voldoening;
II. subsidiair:
a.
de overeenkomst wordt vernietigd of nietig verklaard, althans wordt ontbonden,
wegens dwaling en/of misbruik van omstandigheden en/of niet naleving van de
verplichtingen op grond van de Wet op het consumentenkrediet (Wck), de Wet
identificatie bij dienstverlening (Wid) en dwingendrechtelijke bepalingen van de
vijfde titel van boek 7A BW,
b. Aegon wordt
veroordeeld tot terugbetaling aan [X] van al hetgeen zij op grond van de
overeenkomst aan Aegon heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf de dag van betaling tot die der terugbetaling;
III. Aegon
wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 250,- vermeerderd met BTW
wegens buitengerechtelijke kosten;
IV. Aegon wordt veroordeeld in
de kosten van de procedure.
4. Ter onderbouwing van haar vorderingen
heeft [X] - kort zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De
overeenkomst is aan te merken als een overeenkomst van huurkoop. Bij de
totstandkoming van de overeenkomst heeft Aegon niet of onvoldoende voldaan aan
haar informatieplicht en aan haar zorgplicht. [X] had geen relevante ervaring
met beleggen en heeft niet of onvoldoende beseft dat de overeenkomst inhield dat
zij met geleend geld belegde in aandelen, waardoor zij het risico liep dat zij
bij tussentijdse beëindiging of bij het einde van de overeenkomst met een
aanzienlijke restschuld zou blijven zitten. Het haar verstrekte
informatiemateriaal is daarover onduidelijk en misleidend. In zoverre is er naar
haar mening sprake van misleiding. Ook heeft Aegon misbruik gemaakt van
omstandigheden door de overeenkomst met [X], die van beleggen geen verstand had,
aan te gaan zonder dat zij naar behoren gei'nformeerd was over de aard, inhoud
en risico's van de overeenkomst. Voorts voert [X] aan dat zij bij het aangaan
van de overeenkomst heeft gedwaald omtrent de aard en inhoud van de
overeenkomst, de betekenis daarvan en de aan de overeenkomst verbonden
risico.'s, doordat Aegon haar daarover niet of onvoldoende heeft geïnformeerd.
Verder voert [X] aan dat Aegon in het kader van de op haar rustende zorgplicht
en in strijd met het bepaalde in artikel 28 lid 2 tot en met 4 van de Nadere
Regeling Toezicht Effectenverkeer (hierna: de NR), alvorens de overeenkomst aan
te gaan, zich op de hoogte had moeten stellen van haar financiële situatie en
dat Aegon op grond daarvan haar ervan had moeten weerhouden de overeenkomst aan
te gaan. Ook had Aegon haar uitdrukkelijk dienen te waarschuwen voor het risico
van een aanzienlijke restschuld. Deze nalatigheden van Aegon zijn aan te merken
als onrechtmatige daad. Daarnevens voert [X] nog aan dat Aegon ten tijde van het
aangaan van de overeenkomst niet beschikte over een vergunning als bedoeld in
artikel 9 van de Wck en dat de overeenkomst niet voldoet aan diverse bepalingen
van de Wck. Ook heeft Aegon volgens [X] gehandeld in strijd met de bepalingen
van de Wid en van de vijfde titel van boek 7A BW, Volgens [X] is de overeenkomst
daarom nietig,
5. Aegon heeft geconcludeerd tot
afwijzing van de vorderingen van [X] en veroordeling van [X], uitvoerbaar bij
voorraad, in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
de achtste dag na het te wijzen vonnis.
Kort zakelijk weergegeven komt het
verweer op het volgende neer: Aegon bestrijdt dat de overeenkomst gekwalificeerd
moet worden als een overeenkomst van huurkoop. Voorts bestrijdt zij dat zij haar
zorgplicht geschonden heeft, dan wel jegens [X] onrechtmatig heeft gehandeld of
misbruik gemaakt heeft van omstandigheden. Zij bestrijdt dat zij tekortgeschoten
is in haar informatieverstrekking over de aard en inhoud van de overeenkomst en
de daaraan verbonden risico's, waarbij zij er op wijst dat [X] bij het aangaan
van de overeenkomst geadviseerd is door de tussenpersoon. Verder bestrijdt Aegon
het beroep van [X] op dwaling, waarbij zij zich onder meer beroept op verjaring.
De Wck is volgens Aegon niet op de overeenkomst van toepassing en overigens zijn
de bepalingen van de overeenkomst daarmee niet strijd. Het ontbreken van een
vergunning ex artikel 9 Wck maakt de overeenkomst volgens Aegon niet nietig.
Tevens bestrijdt zij in strijd te hebben gehandeld met de Wid, terwijl ook
strijd met de Wid volgens Aegon niet leidt tot nietigheid van de overeenkomst,
Verder bestrijdt Aegon dat er sprake is van schade en van causaal verband tussen
haar handelen en de gestelde schade, waarbij zij tevens aanvoert dat de
verschuldigde rente niet als schade kan worden aangemerkt. Voor het geval
geoordeeld mocht worden dat de overeenkomst vernietigd of ontbonden is of moet
worden, voert zij aan dat terugbetaling van de inleg aan [X] in strijd is met de
redelijkheid en billijkheid en zich niet verdraagt met het bepaalde in artikel
6;278 BW. Verder beroept zij zich op matiging van de gevorderde terugbetaling op
grond van artikel 6:101 BW en op verrekening met het uit hoofde van de
overeenkomst aan [X] betaalde dividend. Tenslotte betwist Aegon de gevorderde
buitengerechtelijke kosten.
Beoordeling
Kwalificatie van de overeenkomst
6. Met betrekking tot de vraag
of de onderhavige overeenkomsten aan te merken zijn als overeenkomsten van
huurkoop overweegt de kantonrechter dat de overeenkomsten voldoen aan de
wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:157óh juncto 1576 BW. Voor de
motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de hierop betrekking
hebbende overwegingen in het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 april
2004, NJF 2004, 409, alsmede in de arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 1
maart 2007, JOR 2007,98 (LJN: AZ9721) en het Gerechtshof Den Bosch van 26 juni
2007 (LJN; BA8070), welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de
zijne maakt. Verwezen wordt voorts naar het op 28 maart 2008 door de Hoge Raad
gewezen arrest (LJN: BC2837), in de rechtsoverwegingen 4.2 tot en met 4.4
waarvan geoordeeld
wordt dat een met de onderhavige overeenkomsten
vergelijkbare aandelenlease-overeenkomst met de naam "Korting Kado" van Dexia
N.V. aan te merken is als een overeenkomst van huurkoop.
Misleidende reclame en
wilsgebreken
7. Het beroep van [X] dat zij
bij het aangaan van de overeenkomst omtrent de aard, inhoud en risico's van de
overeenkomst door Aegon misleid is en dat de overeenkomst op grond van een
wilsgebrek tot stand is gekomen wegens - kort gezegd - misleidende, onjuiste,
dan wel niet of onvoldoende informatieverstrekking door Aegon, wordt
verworpen.
8. Overwogen wordt dat [X] -
naar Aegon bij conclusie van antwoord heeft gesteld en [X] bij conclusie van
repliek niet heeft weersproken - voorafgaande aan het sluiten van de
overeenkomst in ieder geval beschikte over de (concept)overeenkomst en de
Bijzondere Voorwaarden. Zowel uit de overeenkomst zelf als uit de Bijzondere
Voorwaarden blijkt (voldoende) duidelijk dat er sprake is van een geldlening
waarmee aandelen worden gekocht en waarover gedurende de looptijd van de
overeenkomst in maandelijkse termijnen rente betaald moet worden. Voorts wordt
er in artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden op gewezen dat er een
beleggersrisico is, "het risico van een waardedaling van de aangekochte aandelen
alsmede het uitblijven van opbrengsten daarvan" dat voor rekening van de cliënt
komt. Dit moet ook [X] duidelijk zijn geweest, aangenomen dat zij - zoals zij
gehouden was te doen - deze documenten zorgvuldig gelezen heeft en zich naar
vermogen heeft ingespannen om de betekenis van de overeenkomst en de bübehorende
voorwaarden te doorgronden en de voor haar daaruit voortvloeiende verplichtingen
en risico's te begrijpen, alvorens de overeenkomst te ondertekenen. Verwezen
wordt naar hetgeen in dit verband overwogen is in de rechtsoverwegingen 2.16 tot
en met 2.20 van het arrest van het Hof Amsterdam d.d. 1 maart 2007, JOR 2007, 97
(LJN; AZ9722), rechtsoverweging 4.5 van het arrest van het Hof Amsterdam van 24
mei 2007, NJF 2007, 323 (LJN: BA5684) en de rechtsoverwegingen 4,32 tot en met
4,35 van het arrest van het Hof Amsterdam van 15 november 2007 (LJN; BB7871). De
kantonrechter onderschrijft het in die rechtsoverwegingen neergelegde oordeel en
maakt dat tot het zijne. In de onderhavige zaak zijn geen omstandigheden gesteld
of gebleken die nopen tot een ander oordeel.
Tegen deze achtergrond kunnen
noch de door Aegon toegezonden (concept)overeen-komst, noch de Bijzondere
Voorwaarden als misleidend worden aangemerkt. Voorzover er aan de zijde van [X]
al sprake mocht zijn geweest van een onjuiste voorstelling omtrent de aard van
de overeenkomst en de daaraan verbonden risico's, dient deze op grond van het
vorenstaande voor haar rekening en risico te blijven en kan deze ingevolge
artikel 6:226 lid 2 BW niet tot vernietiging van de overeenkomst leiden. Het in
dit verband door Aegon aangevoerde verjaringsverweer behoeft derhalve geen
bespreking.
9. Van bedrog, in de zin van het
doen van opzettelijke gedane onjuiste mededelingen, opzettelijke verzwijging van
feiten of een andere kunstgreep is niet gebleken. Misbruik van omstandigheden,
hierin bestaande dat misbruik is gemaakt van de onervarenheid en afhankelijkheid
van [X], is in het licht van het bovenstaande evenmin aannemelijk geworden. Wat
[X] voorts nog aangevoerd heeft omtrent misleidende reclame is in het geheel
niet geconcretiseerd, zodat haar daarop betrekking hebbende stellingen als
onvoldoende onderbouwd dienen te worden gepasseerd.
Toepasselijkheid Wck
10. Onder verwijzing naar hetgeen
dienaangaande is overwogen in de arresten van het Hof Amsterdam d,d. 16 augustus
2007 JOR 2007, 244 (LJN; BB1855) en 15 november 2007 (LJN; AZ7033), het Hof Den
Bosch d.d. 26 juni 2007 (LJN: BA8070) en het Hof Arnhem d.d. 4 december 2007
(LJN; BB9779) heeft Aegon in een uitvoerig gemotiveerd betoog aangevoerd dat de
Wck niet van toepassing is op effectenleaseovereenkomsten.
11. In eerdere vonnissen met betrekking tot
effectenleaseovereenkomsten heeft deze kantonrechter dit standpunt van Aegon
verworpen, oordelend dat de Wck wel van toepassing is. Gelet echter op hetgeen
hieromtrent overwogen is in voormelde arresten, komt de kantonrechter van dit
oordeel terug en wordt thans geoordeeld dat de Wck op
effectenleaseovereenkomsten als de onderhavige niet van toepassing is. Voor de
gronden waarop dit gewijzigde oordeel berust wordt verwezen naar hetgeen in
voormelde arresten is overwogen, met name in de rechtsoverwegingen 4.8 tot en
met 4.14 van het arrest Hof Amsterdam d.d. 16 augustus 2007 en de
rechtsoverwegingen 4,15 tot en met 4.23 van het arrest Hof Amsterdam d.d. 15
november 2007. Er is geen grond om met betrekking tot de op grond van de
onderhavige overeenkomst door [X] geleasede aandelen anders te oordelen dan in
die arresten geoordeeld is met betrekking tot de daarin bedoelde
deelnemingsrechten.
Strijd met bepalingen van de Wid
12. Met betrekking tot de toepasselijkheid
van de Wid op de overeenkomst wordt geoordeeld dat al zou door Aegon in strijd
met de Wid gehandeld zijn, zulks de overeenkomst niet nietig of vernietigbaar
maakt. Dit blijkt - zoals Aegon met juistheid heeft gesteld - uit het door haar
in productie 19 bij haar conclusie van antwoord weergeven citaat üit de
parlementaire geschiedenis, luidende:
"Overigens wordt voor de duidelijkheid
opgemerkt dat indien in strijd met de identificatieplicht is gehandeld [,.,] dit
(...] in burgerrechtelijk opzicht geen gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid
van de overeenkomst. Immers de overeenkomst zelve wordt door deze wet niet
verboden, terwijl daarnaast deze wet aan overtreding niet de sanctie van
nietigheid van de overeenkomst verbindt, Ook artikel 3:40 BW roept deze gevolgen
niet op."
De stellingen van [X] omtrent schending door Aegon van bepalingen
van de Wid behoeven daarom geen nadere bespreking.
Zorgplicht
13. Wel doel treffen daarentegen de
stellingen van [X] dat Aegon zich niet naar behoren heeft gekweten van de op
haar rustende zorgplicht
14. Bij dit oordeel stelt de kantonrechter
voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (23 mei 1997 NJ 1098
nr. 192, 9 januari 1998 NJ 1999 nr. 285 en 11 juli 2003, JOR 2003,199) banken,
gelet op hun maatschappelijke functie, een bijzondere zorgplicht hebben jegens
ondermeer hun (potentiële) cliënten zoals [X]. Hoewel Aegon geen bank is, heeft
deze zorgplicht ook voor haar als financiële instelling te gelden. Weliswaar
zagen deze arresten niet op aandelenleaseconstructies, maar gelet op de aard van
de onderhavige overeenkomst en daaraan verbonden risico's bestaat er geen
aanleiding om in dit geval anders te oordelen. Verwezen wordt voorts naar
hetgeen in dit verband is overwogen in de rechtsoverweging 6.9 van de
WCAM-beschikking van het Hof Amsterdam d.d. 25 januari 2007, NJ 2007, 427 (LJN:
AZ7033), alsmede in de rechtsoverwegingen 2.22 tot en met 2,26 van het arrest
van het Hof Amsterdam van 1 maart 2007, JOR 2007, 97 (LJN: AZ9722), de
rechtsoverwegingen 4.7 tot en met 4.15 van het arrest van het Hof Amsterdam van
24 mei 2007, NJF 2007,427 (LJN: BA5684), de rechtsoverwegingen 4.17 tot en met
4.24 van het arrest van het Hof Amsterdam van 16 augustus 2007, JOR 2007, 244
(LJN: BB 1855), de rechtsoverwegingen 4.39 tot en met 4.49 van het arrest van
het Hof Amsterdam van 15 november 2007, (LJN: BB7871) en de rechtsoverwegingen
4.18 en 4.19 van het arrest van het Hof Amsterdam van 06 december 2007, (LJN:
BB9552).
15. Overeenkomstig de uitspraken van de
Rechtbank Amsterdam d.d. 30 juni 2004, NJF 2004 nr, 410, en de Klachtencommissie
DSI d.d. 5 februari 2004, NJF nr. 446, de Commissie van Beroep DSI d.d. 27
januari 2005, JOR 2005 97 en de hiervoor in alinea 14 genoemde arresten van het
Hof Amsterdam is de kantonrechter van oordeel dat Aegon bij het aanbieden van de
onderhavige overeenkomst aan [X] tekortgeschoten is in de op haar rustende
verplichting om (i) voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst een
onderzoek in te stellen naar de inkomens- en vermogenspositie van [X] en na te
gaan of zij bereid en in staat was om in geval van een tekortschietende
verkoopopbrengst van de aandelen bij het einde van de overeenkomst aan haar
verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen, en (ii) [X] uitdrukkelijk en in
niet mis te verstane bewoordingen te waarschuwen voor de mogelijkheid van een
restschuld bij het einde van de overeenkomst of in geval van tussentijdse
beëindiging van de overeenkomst.
Gesteld noch gebleken is immers dat Aegon
naar behoren aan deze verplichtingen heeft voldaan. De enkele BKR-toetsing, die
Aegon stelt te hebben verricht, volstaat daartoe niet.
16. Aan de hiervoor omschreven
waarschuwingplicht van Aegon doet niet af dat op [X], zoals hiervoor in alinea 8
is overwogen, de verplichting rustte om zich voorafgaand aan het aangaan van de
overeenkomst redelijke inspanningen te getroosten teneinde de betekenis van de
overeenkomst (met inbegrip van de daartoe behorende Bijzondere Voorwaarden) te
doorgronden, noch dat het risico van een restschuld wel uit de bewoordingen van
de overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden had kunnen worden gekend. De
bijzondere zorgplicht van een effecteninstelling strekt immers mede tot
bescherming van personen die de zojuist bedoelde verplichting veronachtzamen
ofte licht opvatten, of van wie de inspanningen tot doorgronden van de
betreffende overeenkomst zonder vrucht blijven dan wel tot een onjuist of
onvolledig begrip van hun verplichtingen en risico's uit de overeenkomst leiden,
Daarom staat het niet of onvoldoende nakomen van die verplichting door [X], dat
in de weg staat aan haar beroep op dwaling, niet in de weg aan het aannemen van
een tekortkoming van Aegon in de nakoming van de uit haar zorgplicht volgende
waarschuwingsplicht en een op deze tekortkoming berustende
aansprakelijkheid.
17. Voor zover [X] haar vorderingen doet
steunen op de stelling dat de bijzondere zorgplicht van Aegon tegenover haar
verder heeft gereikt dan de hiervoor in alinea 15 besproken punten,
respectievelijk dat Aegon ook op andere punten in de nakoming van die zorgplicht
is tekortgeschoten, moet daaraan worden voorbijgegaan. Die stelling gaat uit van
een uitleg van de bijzondere zorgplicht die geen steun vindt in het recht en kan
daarom niet tot de slotsom leiden dat Aegon in de nakoming van haar zorgplicht
is tekortgeschoten.
18. Door de hiervoor omschreven nalatigheden
is Aegon naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in haar
zorgplicht jegens [X] in de fase die voorafging aan de totstandkoming van de
overeenkomst. Aldus heeft Aegon jegens [X] onrechtmatig gehandeld. Nu het
tegendeel gesteld noch gebleken is, moet er in het licht van hetgeen [X]
dienaangaande heeft aangevoerd van uitgegaan worden dat, indien Aegon wel aan
haar zorgplicht jegens haar had voldaan, zij de overeenkomst niet althans niet
in dezelfde vorm zou zijn aangegaan. Het aangaan van de overeenkomst kan Aegon
derhalve als gevolg van haar tekortkoming worden aangerekend, zodat zij
aansprakelijk is voor de dientengevolge door [X] geleden schade.
19. Hierbij dient echter tevens in
aanmerking te worden genomen dat [X] ook zelf een verwijt valt te maken van het
ontstaan van de schade. Zoals hiervoor in alinea 8 is overwogen, mocht van haar
verwacht worden dat zij zien voordat z[j de overeenkomst aanging redelijke
inspanningen had getroost om de betekenis van het daarin en in de Bijzondere
Voorwaarden bepaalde te doorgronden en de daaruit voor haar voortvloeiende
verplichtingen en risico's te begrijpen. Uit de overeenkomst en de Bijzondere
Voorwaarden is voldoende kenbaar dat zij met Aegon een geldlening aanging, dat
aan die lening rente- en aflossingsverplichtingen voor haar verbonden waren,
alsmede dat sprake was van het beleggen in effecten met geleend geld en dat
daaraan risico's verbonden zijn. Dat aan het beleggen in effecten een zeker
risico verbonden is, in het bijzonder in geval van koersdalingen, was reeds als
feit van algemene bekendheid eveneens te kennen.
Tegen deze achtergrond is
het ontstaan van de door [X] geleden schade, als een gevolg van haar eigen
beslissing om de overeenkomst met Aegon aan te gaan, mede aan haarzelf toe te
rekenen. Er is daarom grond om de vergoedingsplicht van Aegon op de voet van
artikel 6; 101 lid 1 BW te verminderen.
20. Bij de mate waarin de vergoedingsplicht
van Aegon verminderd behoort te worden dient echter tevens in aanmerking te
worden genomen dat de verantwoordelijkheid van Aegon als professionele partij en
als financiële instelling, belast met bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke
zorgplicht, aanmerkelijk zwaarder moet wegen dan die van [X] als consument. Dit,
alsmede de overige omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, is de
kantonrechter van oordeel dat Aegon naar de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van (enig deel van) de
restschuld en dat zij tweederde deel van het inlegbedrag (de op grond van de
overeenkomst door [X] betaalde rente) aan [X] terug dient te betalen, onder
verrekening van het uit hoofde van de overeenkomst door [X] ontvangen dividend.
Voor het overige dient de schade voor rekening van [X] zelf te
blijven,
21. Dit leidt ertoe dat Aegon geen aanspraak
kan maken op betaling door [X] van enig deel van de restschuld. Gesteld noch
gebleken is dat [X] niet volledig aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde
van de overeenkomst jegens Aegon heeft voldaan, terwijl uit de opgave van de
restschuld per 14 juli 2008 valt af te leiden dat er geen sprake was van
achterstallige termijnbetalingen, zodat ervan uitgegaan kan worden dat [X] aan
inleg een bedrag ad € 10,966,42 aan Aegon voldaan heeft, Hiervan dient Aegon een
gedeelte ad € 7.311,08 aan [X] terug te betalen. In mindering hierop komt het
door [X] uit hoofde van de overeenkomst ontvangen dividend ad € 2.082,62. Per
saldo dient Aegon dus aan [X] (terug) te betalen een bedrag ad € 5.228,46. De
wettelijke rente hierover is toewijsbaar als gevorderd vanaf de dag van
dagvaarding tot die der voldoening.
22. Aegon heeft nog aangevoerd dat de door
[X] betaalde rente over de geldlening niet aangemerkt kan worden als schadepost,
omdat deze renteverplichting een uitvloeisel is van de afgesloten geldlening en
niet als schade ten gevolge van het leasen van effecten kan worden aangemerkt.
Zij heeft daarbij verwezen naar hetgeen overwogen is in rechtsoverweging 6,8 van
de WCAM-beschikking van het Hof Amsterdam van 25 januari 2007, NJ 2007, 427
(LJN; AZ7033), De kantonrechter deelt dat standpunt niet waar het de onderhavige
zaak betreft. Uit hetgeen hiervoor in alinea 18 overwogen is volgt dat, als
Aegon aan haar zorgplicht jegens [X] had voldaan, deze de overeenkomst niet of
niet in deze vorm zou zijn aangegaan. In dat geval zou [X] dus ook de uit de
overeenkomst voortvloeiende renteverplichting niet hebben gehad, Die
renteverplichting is derhalve als schade toe te rekenen aan de tekortkoming van
Aegon in de nakoming van haar zorgplicht jegens [X],
23. De kantonrechter heeft kennisgenomen van
de kritiek die Aegon in de alinea's 10.34 tot en met 10.42 van haar conclusie
van antwoord heeft geuit op de jurisprudentie van de Rechtbank 's-Gravenhage,
sector Kanton in zaken als de onderhavige. De kantonrechter ziet in die kritiek
echter geen aanleiding om zijn jurisprudentie met betrekking tot de zorgplicht
en de schadevergoeding te herzien en zal daarom op die kritiek niet nader ingaan
op,
Het beroep op artikel 6:278 BW
24. Het beroep van Aegon op artikel 6:278 BW
kan haar - wat daar verder van zij - in het onderhavige geval niet baten. Dat
artikel kan immers slechts aan de orde komen in geval van vernietiging of nietig
verklaring, dan wel van ontbinding van de overeenkomst. Daarvan is in dit geval
echter geen sprake.
Slotsom en kosten
25. Het voren overwogene leidt tot de
conclusie dat de vorderingen van [X] in zoverre toewijsbaar zijn, dat voor recht
verklaard dient te worden dat Aegon jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld
door niet nakoming van de op haar rustende zorgplicht en dat z(j op grond
daarvan gehouden is de schade te vergoeden, zoals hiervoor in alinea 21 vermeld.
Wat partijen verder nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel en
kan daarom buiten bespreking blijven.
26. Als overwegend in het ongelijk gestelde
partij zal Aegon worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [X] tot
op heden vast te stellen op € 85,44 wegens dagvaardingskosten, € 108,- wegens
griffierecht en € 500,-. wegens salaris van haar gemachtigde, derhalve € 693,44
in totaal. Voor toewijzing daarnaast van enig bedrag aan buitengerechtelijke
kosten ziet de kantonrechter geen grond, nu het ter zake gevorderde bedrag in
het geheel niet onderbouwd is.
Beslissing
De kantonrechter:
1. verklaart voor recht dat
Aegon jegens [X] onrechtmatig heeft gehandeld door niet nakoming van de op haar
rustende zorgplicht in de precontractuele fase van de door haar
met [X] gesloten PMA
Onderwijs SpaarverlofPlan-overeenkomst;
2. veroordeelt Aegon om als
schadevergoeding aan [X] te betalen de som van € 5.228,46 vermeerderd met de
wettelijke rente daarover de dag van dagvaarding tot die der
voldoening;
3. stelt de proceskosten aan de
zijde van [X] tot op heden vast op € 693,44 en veroordeelt Aegon tot betaling
daarvan aan [X];
4. verklaart dit vonnis
uitvoerbaar bij voorraad en wijst af wat meer of anders gevorderd
is.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.S. Wiarda,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari
2009.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL