Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

arrest
 
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
 
Sector handel
 
Zaaknummer               : 105.006.060/01
Rolnummer (oud)          : C07/195
 
Rolnummer rechtbank   : 538574 \ RL EXPL 05-24073
 
arrest van de tweede civiele kamer d.d. 13 oktober 2009
 
inzake
 
AEGON FINANCIËLE DIENSTEN B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
appellante,
hierna te noemen: Aegon,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam,
 
tegen
 
1. [X],
2. [Y],
beiden wonende te Amsterdam, geïntimeerden,
hierna te noemen: respectievelijk [X] en [Y] en samen [X] c.s,
advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam.
 
Het geding
 
Bij exploot van 15 september 2006, hersteld bij herstelexploot van 2 november 2006, is Aegon in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 juni 2006, door de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, tussen partijen gewezen.
 
Bij memorie van grieven heeft Aegon onder overlegging van vier producties vijf grieven aangevoerd, waarvan twee grieven als grief 4 zijn genummerd.
 
Bij memorie van antwoord heeft [X] c.s. onder overlegging van acht producties de grieven bestreden.
 
Partijen hebben schriftelijk gepleit en een pleitnota overgelegd. De pleitnota van Aegon bevat een repliek. De pleitnota van [X] c.s. bevat een dupliek.
 
Ten slotte hebben partijen de processtukken overgelegd en arrest gevraagd.
 

Beoordeling van het hoger beroep
 
1.   Het hof gaat uit van de feiten zoals die onder 3 van het bestreden vonnis door de rechtbank
zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.
 
2.   Het gaat om het volgende.
 
2.1  [X] en [Y] zijn sinds 14 april 1986 met elkaar gehuwd en hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.
 
2.2  Tussen [Y] en Aegon is een effectenlease-overeenkomst gesloten met de naam Vermogens Vliegwiel-extra onder nummer 16005791, verder te noemen de overeenkomst.
 
2.3  Op de overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Vermogens Vliegwiel Extra.
 
2.4  De overeenkomst betreft het beleggen met geleend geld en heeft een looptijd van 240 maanden, te rekenen vanaf 10 mei 2001.
 
2.5  De overeenkomst houdt in dat de belegger een bedrag leent van Aegon tegen een rente van 11,25 % per jaar (= 11,85 % effectief per jaar), waarvoor door Aegon aandelen worden gekocht, die door haar in lease aan de belegger worden verstrekt. Gedurende de looptijd van de overeenkomst betaalt de belegger een maandelijks bedrag dat bestaat uit een aflossingsgedeelte, rente en administratiekosten. Indien de belegger aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, is aan het einde van de looptijd de hoofdsom geheel afgelost. De belegger wordt dan van rechtswege eigenaar van de aandelen.
 
2.6  De belegger heeft na 90 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder dat boeterente verschuldigd is, tussentijds te beëindigen, onder betaling of verrekening van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom.
 
2.7  In geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voordat 90 maanden zijn verstreken, is de belegger een boeterente verschuldigd ter grootte van drie tiende deel van de nog niet vervallen maandtermijnen tot en met de negentigste maandtermijn.
 
2.8  [Y] heeft ingevolge de overeenkomst van Aegon 42 aandelen geleased in elk van de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, KON. OLIE en ING. De totale leasesom bedraagt € 21.921,60 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 8.272,32, rente ad € 12.560,16 en een bedrag van € 1.089,60 aan administratiekosten.
 
2.9  De leasesom dient door [Y] te worden afbetaald in maandelijkse termijnen van € 91,34. De eerste termijn was verschuldigd per 1 juni 2001, de volgende termijnen telkens op de eerste van iedere volgende maand.
 
2.10 Door de gemachtigde van [Y] is bij brief d.d. 12 oktober 2005 mede namens [X] de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd, onder meer op grond dat [X] voor het aangaan van de overeenkomst geen toestemming had gegeven.
 
2.11 [Y] heeft uit hoofde van de overeenkomst een bedrag van € 734,40 aan dividend ontvangen.
 
2.12 [X] c.s. heeft in eerste aanleg een aantal vorderingen ingesteld. Daarvan heeft de rechtbank toegewezen een verklaring voor recht dat de overeenkomst door [X] buitengerechtelijk is vernietigd, alsmede een veroordeling tot betaling van € 4.074,49 vermeerderd met rente en kosten. Hiertegen is Aegon in hoger beroep opgekomen.
 
3.1  Grief 1 is gericht tegen de kwalificatie van de overeenkomst als huurkoop, tegen de toepasselijkheid van art. 1:88 BW op de overeenkomst en tegen de veroordeling tot terugbetaling.
 
3.2  Het hof overweegt naar aanleiding van deze grief en hetgeen Aegon ter toelichting op de grief heeft aangevoerd, het volgende.
 
3.3  Aegon stelt dat niet is voldaan aan het vereiste van betaling in twee of meer termijnen. Volgens Aegon is de koopprijs van de ten behoeve van [Y] gekochte aandelen voorgefinancierd met een door Aegon verstrekte lening en is de koopprijs in één keer voldaan.
 
3.4  Het hof overweegt dat het niet gaat om de overeenkomst tussen Aegon en een derde waarbij Aegon de aandelen gekocht heeft van die derde, maar dat het gaat om de overeenkomst tussen Aegon en [Y]. Volgens die overeenkomst moet [Y] de totale leasesom, waarin onder meer begrepen de koopprijs, in maandelijkse termijnen van € 91,34 betalen. Aan de eis van betaling in twee of meer termijnen is dan ook voldaan.
 
3.5  Aegon stelt dat niet sprake is van aflevering van de aandelen bij of vlak na het sluiten van de overeenkomst.
 
3.6  Het hof overweegt dat vanaf de aanvang van de overeenkomst het risico van waardeschommelingen van de aandelen bij [Y] lag en [Y] vanaf de aanvang gerechtigd was tot dividenden op de aandelen. Hiermee heeft [Y] het genot verkregen op de aandelen en is voldaan aan het vereiste van aflevering in de zin van art. 7A: 1576 lid 1 BW. Dat [Y] bepaalde andere rechten met betrekking tot de aandelen niet vanaf de aanvang had, doet daar niet aan af. Verder staat in art. 6 van de overeenkomst dat, als [Y] alle verschuldigde bedragen heeft betaald, zij van rechtswege eigenaar van de aandelen is of zal worden. Hiermee is voldaan aan overgang van de eigendom in de zin van art. 7A:1576 lid 1 BW.
 
3.7  Aegon stelt dat koop op afbetaling alleen betrekking zou kunnen hebben op zaken en niet op vermogensrechten. Dit standpunt is onjuist. Het hof verwijst naar ro 4.2 van HR 28 maart 2008, LJN BC2837.
 
3.8  Aegon stelt dat het kwalificeren van effectenlease als koop op afbetaling haaks zou staan op de strekking van de overeenkomst en de bedoeling van partijen. Uit de overeenkomst blijkt echter dat de strekking van de overeenkomst en de bedoeling van partijen juist wel koop op afbetaling is, waarbij als al het verschuldigde betaald is, de eigendom van rechtswege is of zal overgaan. Hetgeen Aegon heeft gesteld, leidt niet tot een ander oordeel.
 
3.9  Aegon stelt dat art. 1:88 lid 1 sub d BW beperkt is tot zaken en niet van toepassing is op vermogensrechten. Dit standpunt is onjuist. Het hof verwijst naar ro. 4.6 van HR 28 maart 2008, LJN BC2837.
 
3.10 Uit het bovenstaande volgt dat grief 1 in al haar onderdelen faalt.
 
4.1  Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [X] c.s. niet is verjaard. Het hof overweegt naar aanleiding van deze grief en hetgeen Aegon ter toelichting op de grief heeft aangevoerd het volgende.
 
4.2  Op Aegon rust de stelplicht en bewijslast van feiten die ten grondslag kunnen liggen aan een beroep op verjaring. Er is geen grond voor een verzwaarde motiverings- of stelplicht aan de zijde van [Y] en [X]. Ook is er geen grond waarom zij belastinggegevens zouden moeten overleggen. Feiten waaruit volgt dat [X] eerder dan eind september 2005 op de hoogte was van de overeenkomst, zijn niet gesteld. Daarom faalt het beroep van Aegon op verjaring. Grief 2 faalt.
 
5.1  Grief 3 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het in deze zaak niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Aegon alle maandtermijnen aan [Y] moet terugbetalen. Het hof overweegt naar aanleiding van deze grief en hetgeen Aegon ter toelichting op de grief heeft aangevoerd het volgende.
 
5.2  Aegon had de mogelijkheid van vernietiging door [X] kunnen vermijden door hem de overeenkomst mede te laten ondertekenen, zoals ook is voorzien op het voorgedrukte formulier waarin de overeenkomst is vastgelegd. Dat zij dit niet heeft gedaan, komt geheel voor haar rekening en risico. Als Aegon niet alle betaalde maandtermijnen zou moeten terugbetalen, zou dat niet te rijmen zijn met de strekking van art. 1:88 BW om de andere echtgenoot te beschermen tegen het zonder zijn toestemming aangaan van de daar bedoelde rechtshandelingen. Het is dan ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Aegon alle maandtermijnen moet terugbetalen. Evenmin is er sprake van een oneigenlijk gebruik van de bevoegdheid op grond van art. 1:88 BW vernietiging te vorderen, zoals Aegon betoogt. Dat sprake zou moeten zijn van een "ontwrichting" van het gezinsvermogen, valt niet als vereiste in dit artikel te lezen. Bovendien kan de verschuldigde maandelijkse termijn die gedurende jaren verschuldigd was, wel degelijk worden beschouwd als een substantiële vermindering van de bestedingsruimte.
 
5.3  Aegon heeft verzocht rekening te houden met de momenteel in Nederland levende rechtsovertuigingen en verwezen naar de zogenaamde Duisenbergregeling. De Hoge Raad heeft echter in ro. 4.9.2 van zijn arrest van 5 juni 2009, LJN BH2815 overwogen, dat met de opt-out mogelijkheid niet verenigbaar is dat de rechter bij de beoordeling van een individuele zaak gehouden is zich te richten naar hetgeen in het kader van de Duisenbergregeling is overeengekomen, ook niet in die zin dat hij zou moeten motiveren dat en waarom hij daarvan inhoudelijk op enigerlei wijze afwijkt. Verder heeft de Hoge Raad overwogen, dat het feit dat in de Duisenbergregeling bepaalde vergoedingsplichten zijn overeengekomen voor bepaalde typen gevallen, niet een voldoende objectieve aanwijzing vormt dat in de Nederlandse samenleving de algemene rechtsovertuiging leeft dat in beginsel slechts dezelfde of gelijksoortige normen en maatstaven de (totstandkoming van) overeenkomsten met betrekking tot effectenleaseproducten beheersen.
 
5.4  Uit het bovenstaande volgt dat grief 3 in al haar onderdelen faalt.
 
6.1  De eerste grief 4 is gericht het oordeel van de rechtbank dat Aegon geen beroep kan doen op art. 6: 278 BW en dat de gevolgen van dit artikel zich niet verdragen met de bescherming die de wetgever met artt. 1:88 en 1:89 BW aan de niet-handelende echtgenoot heeft beoogd te geven, dat niet daaraan afdoet dat [X] pas een beroep heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden en dat Aegon het risico van een beroep op art. 1: 88 en 1: 89 BW eenvoudig had kunnen verwijderen door [X] te laten medeondertekenen.
 
6.2  Het hof overweegt dat het bestreden oordeel van de rechtbank juist is. Hetgeen Aegon hiertegen in brengt, gaat niet op. Het hof verwijst naar ro. 4.10 van het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837. De eerste grief 4 faalt.
 
7.1  De tweede grief 4 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de wettelijke rente moet worden berekend vanaf 22 oktober 2005.
 
7.2  Naar het oordeel van het hof is deze grief gegrond. Weliswaar leidt vernietiging ex art. 1:88 BW ertoe dat van meet af aan de rechtsgrond voor de prestatie heeft ontbroken, waaruit een verplichting tot terugbetaling voortvloeit, maar daaruit volgt niet dat Aegon onmiddellijk in verzuim was. Niet blijkt dat Aegon bij brief van 12 oktober 2005 in gebreke is gesteld. Niet blijkt dat Aegon vóór 2 november 2005, de dag dat [Y] het door Aegon verschuldigde bedrag in rechte heeft gevorderd, heeft laten weten niet te zullen betalen. Aegon is dan ook pas vanaf 2 november 2005 wettelijke rente verschuldigd.
 
7.3  Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voorzover daarbij wettelijke rente vanaf 22 oktober 2005 is toegewezen. Het hof zal wettelijke rente vanaf 2 november 2005 toewijzen en de vordering tot betaling van wettelijke rente over de periode van 22 oktober 2005 tot 2 november 2005 afwijzen. Het hof zal het bestreden vonnis voor het overige bekrachtigen. De vordering van Aegon in hoger beroep tot terugbetaling van hetgeen Aegon ter uitvoering van het vonnis heeft voldaan, is niet toewijsbaar, met uitzondering van de vordering tot terugbetaling van wettelijke rente over de periode van 22 oktober 2005 tot 2 november 2005.
 
8.1  Het hof gaat voorbij aan de bewijsaanbiedingen van partijen, aangezien partijen geen relevante feiten hebben gesteld die bewijs behoeven.
 
8.2  Het hof zal Aegon als de in overwegende mate in het ongelijk gesteld partij in de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
 
Beslissing
 
Het hof:
 
vernietigt het vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, van 21 juni 2006 voorzover daarbij wettelijke rente over € 4.074,49 is toegewezen vanaf 22 oktober 2005 tot de dag der voldoening
 
en inzoverre opnieuw rechtdoende:
 
veroordeelt Aegon om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] en [Y] te betalen de wettelijke rente over 6 4.074,49 vanaf 2 november 2005 tot de dag der voldoening;
 
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 
wijst de vordering tot betaling van wettelijke rente over de periode van 22 oktober 2005 tot 2 november 2005 af;
 
bekrachtigt het vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, van 21 juni 2006 voor het overige;
 
veroordeelt [X] c.s. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Aegon terug te betalen betaalde wettelijke rente over de periode van 22 oktober 2005 tot 2 november 2005;
 
wijst de vordering van Aegon in hoger beroep tot terugbetaling voor het overige af;
 
veroordeelt Aegon in de proceskosten in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [X] c.s. begroot op € 1.515,- en veroordeelt Aegon mitsdien te voldoen:
 
a.   aan de griffier van dit hof € 62,75 voor in debet gesteld griffierecht en 6 1.129,- voor salaris van de procureur verminderd met de aan [X] c.s. in rekening gebrachte eigen bijdragen, in totaal dus 6 1.191,75, waarmee de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv.;
 
b.   aan [X] c.s. € 188,25 voor niet in debet gesteld griffierecht en € 135,- voor eigen bijdragen in de rechtsbijstand, in totaal dus € 323,25.
 
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, J.A. van Kempen en L.M. Croes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009 in aanwezigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL