Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
 
zaak- en rolnummer: 1122439 DX EXPL 10-10
vonnis van: 23 juni 2010
f.no.:718
 

Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen: [X],
gemachtigde: mr. J.C.Th. Papeveld,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: P. Swier
 
De procedure
 
1.1.   Het verloop van de procedure blijkt uit:
 
-     de dagvaarding van 18 januari 2010, met producties;
-     de conclusie van antwoord van Dexia, met producties;
-     het tussenvonnis van 10 maart 2010 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
-     het proces-verbaal van comparitie, tevens getuigenverhoor, van 26 mei 2010 en de
daarin genoemde stukken.
 
1.2.   Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
2.     De feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
2.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
 
2.2.   [X] heeft de volgende lease-overeenkomst (hierna: de lease-overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
 
Contractnr.  Datum         Naam overeenkomst Leasesom   Looptijd    Termijnbedrag
 
59107613    15-10-1999  Korting Kado           €49.043,52 120 mnd    € 226,24
 
2.3.   In totaal heeft [X] op grond van de lease-overeenkomst € 26.922,56 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald en heeft Dexia € 5.798,83 aan [X] uitgekeerd.
 
2.4.   Per 14 oktober 2009 heeft Dexia met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] nog € 8.564,34 verschuldigd was. Dit bedrag is door [X] op 17 december 2009 voldaan.
 
2.5.   De echtgenote van [X], [Y] (hierna: [Y]), heeft [X], met wie zij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-o vereenkomst.
 
2.6.   Bij brief van 30 juli 2007 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomst vernietigd en terugbetaling gevorderd van alle door [X] betaalde termijnen binnen een termijn van 14 dagen.
 
3.     Vorderingen [X]
 
3.1    [X] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad, Dexia veroordeelt tot betaling, op grond van de nietigheid van de leaseovereenkomst, van € 35.486,90, althans enig door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling, althans enige door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum. Voorts vordert [X] Dexia te gebieden binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat de registratie van de lease-overeenkomst en alle eventueel daarop gebaseerde andere inschrijvingen ten laste van [X] blijvend dienen te worden verwijderd, en/of gestaakt en/of gewijzigd ten gunste van [X], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00. Ten slotte vordert [X] veroordeling van Dexia in de proceskosten.
 
3.2.   Dexia heeft de vorderingen en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
 
4.     Standpunten [X]
 
4.1    [X] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-
overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:157óh BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming van [Y] behoefde ingevolge artikel 1 :88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
 
5.     Beoordeling
 
5.1.   Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, (LJN: BC2837) wordt de onderhavige overeenkomst aangemerkt als huurkoop. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomst van toepassing is, zodat [X] voor het aangaan van de lease-overeenkomst de toestemming van [Y] behoefde. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721,rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
Verjaring
 
5.2.   Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW driejaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst, Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl, HR 5 januari 2007, LJN: AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN: BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [Y] bekend was met het bestaan van de leaseovereenkomst. [X] heeft in dit verband gesteld dat hij op 30 juli 2007, te weten de dag waarop hij zich via de notaris heeft afgemeld (opt-out) voor de Duisenberg regeling, [Y] heeft geïnformeerd over het bestaan van de lease-overeenkomst.
 
5.3.   Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring. Dexia dient dus te stellen en zonodig te bewijzen dat [Y] meer dan driejaar voor het inroepen van de vernietiging op 30 juli 2007 bekend was met de lease-overeenkomst.
 
5.4.   Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia allereerst aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Deze stelling is echter naar het oordeel van de kantonrechter in haar algemeenheid onvoldoende om bekendheid van [Y] met de beslissing van [X] tot het aangaan van de lease-overeenkomst aan te nemen. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het eerdergenoemde arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2009.
 
5.5.   Dexia heeft voorts aangevoerd dat betalingen van op grond van de leaseovereenkomst verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van beide echtgenoten stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat Eekefaarop de hoogte was van de lease-overeenkomst, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Nu [X] echter onweersproken heeft gesteld dat de betalingen inzake de lease-overeenkomst werden gedaan vanaf een rekening die op uitsluitend op zijn naam stond en die alleen door hem werd beheerd, worden de stellingen van Dexia omtrent de en/of-rekening verworpen.
 
5.6.   Dexia heeft verder aangevoerd dat ervan kan worden uitgegaan dat [Y], die werkzaam is als belastingadviseur, zich bij uitstek mede bezig hield met de financiële zaken binnen het gezin, alsook met het indienen van de belastingaangifte. Ten slotte heeft Dexia aangevoerd dat van Dexia afkomstige poststukken door [Y] moeten zijn opgemerkt en dat de aandelenlease problematiek al sinds 2001/2002 in het nieuws is. Dit laatste is in tegenspraak met de bij dagvaarding door [X] ingenomen stelling dat hij zich pas in 2005 heeft gerealiseerd dat er risico's aan de lease-overeenkomst kleefden, aldus Dexia,
 
5.7.   Zoals de kantonrechter ter comparitie al heeft aangegeven, heeft Dexia met laatstgenoemde stellingen haar beroep op verjaring voldoende onderbouwd. Nu dit beroep gemotiveerd door [X] is weersproken, is Dexia in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren. Zij heeft daarvan gebruik gemaakt en heeft als getuigen [Y] en [X] doen horen.
 
5.8.   [Y] en [X] hebben - samengevat - het volgende verklaard, [X] is degene in het gezin die zich bezighoudt met de financiële zaken. Hij beheert zowel zijn eigen bankrekening als die van [Y]. [Y] interesseert zich niet voor de financiën. Toen zij nog alleen woonde deed zij dat wel en dat werd een puinhoop. Zij laat de financiën dan ook over aan [X], die daarmee ervaring heeft, onder meer omdat hij eerder een erfdeel heeft beheerd. [Y] is weliswaar belastingadviseur, maar houdt zich beroepsmatig bezig met het structuren van internationale transacties, hetgeen van een andere orde is dan de gezinsfinanciën. Met de fiscale implicaties van de lease-overeenkomst heeft [Y], die geen bijzondere expertise heeft op het gebied van de inkomstenbelasting, niet van doen gehad. [X] en [Y] spraken niet met elkaar over financiële planning en de beleggingen van [X]. ïn 2007 heeft [X] [Y] over de leaseovereenkomst verteld en heeft haar gevraagd de vemietigingsbrief te ondertekenen. Dat heeft zij direct gedaan.
 
5.9.   Uit de verklaringen van [Y] en [X], die zowel op zichzelf als ten opzichte van elkaar consistent zijn, en ten aanzien waarvan geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de geloofwaardigheid, volgt niet dat [Y] meer dan driejaar vóór de vernietiging op 30 juli 2007 bekend was met de lease-overeenkomst. De conclusie daarvan is dat Dexia er niet in is geslaagd het bewijs te leveren van haar stelling dat [Y] meer dan driejaar voor 30 juli 2007 op de hoogte was van het bestaan van de leaseovereenkomst. Het beroep van Dexia op verjaring slaagt derhalve niet en er moet daarom van worden uitgegaan dat [Y] de lease-overeenkomst tijdig heeft vernietigd.
 
5.10.  Nu de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd dienen alle betalingen van [X] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] op grond van die overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.
 
5.11.  Op grond van de lease-overeenkomst heeft [X] in totaal € 35.486,90 (termijnen plus restschuld) aan Dexia betaald, waarop een bedrag van € 5.798,83 voor ontvangen dividenden en andere uitkeringen in mindering dient te worden gebracht zodat per saldo een bedrag van € 29.688,07 dient te worden gerestitueerd.
 
Wettelijke rente
 
5.12.  De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. Uitgaande van de in de vemietigingsbrief genoemde betalingstermijn van 14 dagen vanaf de dagtekening van de brief, is Dexia op 14 augustus 2007 in verzuim geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 14 augustus 2007 over het totaal van de voor die datum door [X] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [X] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 14 augustus 2007 door [X] aan Dexia gedane betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 14 augustus 2007 door [X] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringea
 
BKR registratie
 
5.13.  Nu [X] geen betalingsverplichtingen jegens Dexia (meer) heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande (i) dat Dexia zal worden veroordeeld om het BKR te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, aangezien Dexia, zoals zij terecht heeft aangevoerd, niet bij machte is de inschrijving zelf ongedaan te maken, en (ii) dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
 
Proceskosten
 
5.14.  Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.     veroordeelt Dexia aan [X] te betalen € 29.688,07, te vermeerderen met de
wettelijke rente over het totaal van de voor 14 augustus 2007 door [X] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [X] van Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 14 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 14 augustus 2007 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
III.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X], tot op heden begroot op:
 
- explootkosten                        €     87,93
- voor verschuldigd griffierecht    €   208,00
- voor salaris van gemachtigde    €   800,00
totaal:                                    € 1.095,93
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
 

IV.    veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
V.     verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.    wijst af het meer of anders gevorderde.
 

Aldus gewezen door mr. H.C. Bijleveld, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL