Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
LocaÜe Amsterdam
 
Rolnummer: 816999 DX EXPL 06-3360
Vonnis van 23 april 2008
F.no.: 619
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X]
wonende te Enschede
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
nader te noemen [X]
gemachtigde: mr. E.H. Hoeksma
 
tegen:
 
de naamloze vennootschap DEXlA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde: dw. P. Swier
 
Procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-     de dagvaarding van 28 september 2005 met producties en het herstelexploot van 6 oktober 2005.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 13 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-     de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie van Dexia, met producties;
 
Bij tussenvonnis van 17 oktober 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op
24 januari 2008.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] per brief van 2 januari 2008 de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte vermindering van eis meer subsidiair, met producties, en door Dexia per fax van 8 januari 2008 aanvullende stukken ingediend. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt De kantonrechter heeft, naar aanleiding van deze comparitie, bepaald dat [X] door middel van overlegging van stukken meer inzicht diende te verschaffen in zijn inkomens- en vermogenspositie en die van zijn echtgenote over het jaar 2000. [X] heeft bij brief van 5 februari 2008 een akte na interlocutoir en comparitie van partijen met producties ingediend. Hierop is door Dexia bij antwoordakte gereageerd. De kantonrechter heeft bepaald dat deze stukken bij de processtukken worden gevoegd.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hiema: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst gehuwd met [Y] (hierna: [Y]).
 
1.3.  Op of omstreeks 15 december 2000 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Profit Effect Vooruitbetaling met als wederpartij Labouchere (hiema: de lease-overeenkomst). Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar Select, is aangegaan onder nummer 56092011 voor een periode van 120 maanden en bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (de hoofdsom) van € 32.882,65 aandelen leaset en 36 maandtermijnen minus 10% korting, te weten € 11.008,80, bij vooruitbetaling verschuldigd is. Vervolgens dient [X] nog 84 termijnen te voldoen ter hoogte van een nader te bepalen bedrag en een bedrag van € 45.38 omstreeks de 119e maand. De totale leasesom beloopt € 73.656,25 waarin begrepen € 40.773,60 rente. Per 21 september 2004 is de overeenkomst door Dexia beëindigd nadat [X] de betalingen had stopgezet.
 
1.4.  Ten tijde van het afsluiten van de leaseovereenkomst was [X] 34 jaar Oud en [Y] 35 jaar. [X] had geen beleggingservaring. [X] heeft lager beroepsonderwijs gevolgd. Hij werkt(e) als fabrieksarbeider. [Y] heeft een LBO-opleiding afgerond. Zij werkt(e) incidenteel op uitzendbasis. Het netto gezinsinkomen bedroeg in 2000 ongeveer € 2.250,- per maand. Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst bezaten [X] en [Y] geen vermogen.
 
1.5.  [X] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
-36 maandtermijnen minus 10% korting ineens, totaal € 11.008,80, op 22 januari 2001;
- 1 maandtermijn van € 339,78 op 24 januari 2004. Het bedrag van € 11.008,80 is gefinancierd uit de overwaarde van de eigen woning door middel van het afsluiten van een tweede hypothecaire lening.
 
1.6.  Op 21 september 2004 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd was € 31.485,27 waarbij C 21.920,01 aan achterstallige termijnbetalingen openstond en € 24.194,68 aan restant hoofdsom. Per 60 maanden bedroeg de restant hoofdsom € 25.764,42 en de waarde van de effecten^ 18.357,22.
 
1.7.  [X] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst van Dexia € 1.992,15 aan dividenden ontvangen.
 
1.8.  [X] heeft geen fiscaal voordeel genoten in verband met de lease-overeenkomst. 2.        
 
2.     Vorderingen [X] in conventie
 
[X] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad na akte vermindering van eis:
 
Primair:
I.    De lease-overeenkomst te ontbinden, althans voor recht te verklaren dat deze buitengerechtelijk is ontbonden;
II.   Dexia te veroordelen om aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting de somma van € 11.008,80;
III.  Het bedrag als bedoeld in sub II te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van dit bedrag (op of omstreeks 22 januari 2001), subsidiair vanaf het tijdstip dat Dexia in verzuim verkeerde, meer subsidiair vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
IV.   Voor recht te verklaren dat de genoemde restschuld van [X] vervallen verklaard is, althans die schuld vervallen te verklaren;
 
Alternatief:
V.    Voor recht te verklaren dat de aandelenovereenkomst nietig is;
VI.   Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting de somma van C 11.008,80;
VII.  Het bedrag bedoeld sub VI te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van dit bedrag (op of omstreeks 22 januari 2001). subsidiair vanaf het tijdstip dat Dexia in verzuim verkeerde, meer subsidiair vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
 
Subsidiair:
VIII. Te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en dat Dexia deswege schadeplïchtig is;
IX.   Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting, de somma van € 11.008,80. met dien verstande dat Dexia daarop in mindering kan brengen het bedrag dat overeenkomt met het percentage van € 11.008,80, waarmee de AEX-index is gedaald in de periode 15 december 2000 tot 26 januari 2004;
X.    Het bedrag bedoeld in sub IX te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van dit bedrag (op of omstreeks 22 januari 2001), subsidiair vanaf het tijdstip dat Dexia in verzuim verkeerde, meer subsidiair vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
XI.   Voor recht te verklaren dat de hiervoor genoemde restschuld van [X] vervallen verklaard is, althans die schuld vervallen te verklaren;
 
Meer subsidiair;
XII.  Dexia te veroordelen aan [X] te betalen een bedrag van € 8.417,15T althans een bedrag van € 4.961,61 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 200 L subsidiair vanaf het tijdstip dat Dexia in verzuim verkeerde, meer subsidiair vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
 
Primair alternatief en subsidiair:
XIII. Dexia te veroordelen aan [X] diens bijkomende schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
XIV.  Het bedrag bedoeld in sub XIII te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van dit bedrag (op of omstreeks 22 januari 2001), subsidiair vanaf het tijdstip dat Dexia in verzuim verkeerde, meer subsidiair vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der betaling;
XV.   Dexia te veroordelen in de kosten van dit geding aan de zijde van [X] gevallen;
XVI.  Het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel
7A: 1576 BW.
 
3.2.  [X] legt aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten, en/of onrechtmatig heeft gehandeld. [X] stelt dat deze zorgplichten voortvloeien uit de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (93/22/EEG), de Wet Toezicht Effectenverkeer en de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer. [X] stelt alternatief dat Dexia ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst niet beschikte over een vergunning als bedoeld in de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) waardoor de overeenkomst ingevolgde artikel 3:40 lid 2 BW nietig is. Vervolgens stelt [X] dat Dexia onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [X] stelt tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select B.V. bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst,
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
 
3.4.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de dag van betaling, subsidiair vanaf het tijdstip dat Dexia in verzuim verkeerde, meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Dexia betwist dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Dexia stelt daartoe dat zij haar verplichtingen uit de lease-overeenkomst geheel is nagekomen, zodat zij niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting of onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie en is [X] voldoende door Dexia geïnformeerd. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen, voor zover van toepassing, van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. Dexia meent dat op haar geen verplichting tot bevoogding rustte. Mocht wel een verplichting tot bevoogding worden aangenomen dan betwist Dexia het causaal verband met de door [X] gestelde schade. Dexia doet voorts een beroep op artikel 6:101 BW en stelt dat [X] heeft bijgedragen aan de door hem gestelde schade. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Dexia stelt dat indien de ingestelde vordering tot vernietiging of ontbinding van de lease-overeenkomst (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, [X] moet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasede effecten en de waarde daarvan op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke vernietiging van de lease-overeenkomst. Dexia doet hierbij een beroep op artikel 6:278 BW.
 
4.3.  Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn,
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
 
In reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 31.485,27, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
 
6.    Verweer in reconventie
 
Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat de reconventionele vordering van Dexia afstuit op het gestelde door [X] in conventie.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
7.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
huurkoop en bevoegdheid (rov 8,1);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR). (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop: bevoegdheid
 
7.2.  Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
7.3.  Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen een overeenkomst als de onderhavige tot stand is gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
 
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
 
7.4.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK. op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
7.5.  De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
7.6.  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
 
7.7.  [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat zij niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de lease-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
7.8.  Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN; AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst,
 
7.9.  Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.4 en 1.5 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 65% van het nadeel voor rekening van Dexia te komen en het resterende percentage voor rekening van [X].
 
7.10. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt dit neer op een bedrag van
€ 19.163,52 aan termijnen te vermeerderen met het restant van de hoofdsom na 60 maanden, zijnde € 25.764,42 en te verminderen met de waarde van de geleasede effecten na 60 maanden, zijnde € 18.357,22 en meteen bedrag van € 2.427,11 wegens verrekende en uitgekeerde dividenden gedurende de eerste 60 maanden van de lease-overeenkomst
 
7.11. Het totale nadeel uit de overeenkomst bedraagt derhalve € 24.143,01. Hiervan dient, gelet op het in 7.9 genoemde percentage, een bedrag van € 8,450,05 voor rekening van [X] te blijven,
 
7.12. Door [X] is in het kader van de overeenkomst een bedrag van € 11.348,58 betaald. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden van
€ 1.992,15 en het hiervoor genoemde bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, tezamen € 10.442,20, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen € 906,38.
 
Wettelijke rente
 
7.13. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente te worden uitgegaan van de datum waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin gerechtshof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheeln maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 8,0%, van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
 
Ontbinding
 
7.14. De door[X] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist, [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
Schadevergoeding
 
7.15. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
Verklaring voor recht
 
7.16. De vorderingen van [X] gericht op verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat hij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang heeft.
 
Overige stellingen
 
7.17. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Vordering in reconventie
 
7.18. Uit het voorgaande volgt dat dè door Dexia ingestelde reconventiorïele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te gelden.
 
Proceskosten
 
7.19. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
 
Tot slot
 
7.20. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen € 906.38, te vermeerderen met de
wettelijke rente berekend over 8,0% van elke uit hoofde van de lease-overeenkomst
verrichte betaling, steeds vanaf de dag van betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot Op:
voor verschuldigd griffierecht                 €      192,00
voor het exploot van dagvaarding           €        71,93
voor salaris van gemachtigde                 €       450,00
totaal                                                €       713,93
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
 
III.  verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
IV.   wijst af het meer of anders gevorderde;
 
in reconventie
 
V.    wijst de vordering af;
 
VI.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op nihil voor salaris van gemachtigde.
 
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL