Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 831102 DX EXPL 06-3762
 
Vonnis van: 19 december 2007
F.no.: 585
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X]
Wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
nader te noemen [X]
gemachtigde: mr. G. van Dijk
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde mr. F.R.H, van der Leeuw
 
Procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-  de dagvaarding van 5 december 2006. met producties;
-  de conclusie van antwoord van Dexia - met eis in reconventie-, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 28 maart 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] per brief van 4 juni 2007 en door Dexia per brief van 25 september 2007 aanvullende stukken ingediend.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
Indeling van het.vonnis
 
1.          Feiten
2           Vorderingen [X] in conventie
3.          Standpunten [X]
4.          Standpunten De.xia
5.          Vorderingen Dexia in reconventie
6.          Verweer in reconventie
7.          Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 

1.    Feiten
 
in conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [Y] (hierna te noemen: [Y]). De overeenkomsten zijn zonder haar toestemming aangegaan.
 
1.3.  Op of omstreeks .10 juli 1997 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Capital Effect waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouehere (hierna: lease-overeenkomst I). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 20002432 voor een periode van 180 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dal [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 3.487,61 aandelen leaset. De eerste 60 maanden minus 20% korting heeft [X] vooruitbetaald, dit betrof een bedrag van
€ 2.173,35. Vervolgens was [X] maandelijkse termijnen van telkens € 45,28 verschuldigd. De totale leasesom beloopt € 8.150,07, waarin begrepen € 3.845,66 rente. Per 5 april 2007 is deze overeenkomst door Dexia beëindigd omdat [X] de betalingen had stopgezet.
 
1.4.  [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst I aan Dexia in totaal een bedrag van € 3.791,52 betaald. Daarnaast heeft [X] een bedrag van € 801,32 aan dividend ontvangen en is een bedrag van € 192,53 aan dividend verrekend. De overeenkomst heeft in totaal 116 maanden gelopen. Op 5 april 2007 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst I nog een bedrag ter hoogte van € 1.536.00 verschuldigd zou zijn. Na 60 maanden bedroeg de restant hoofdsom € 2.897,80 en de waarde van de effecten € 2.835.56.
 
1.5.  Op of omstreeks 10 maart 1998 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Maximaal Rendement Effect waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: lease-overeenkomst II). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 28000902 voor een periode van 180 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dal [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 4.266,66 aandelen leaset. De eerste 60 maanden minus 20?/o korting heeft [X] vooruitbetaald, dit betrof een bedrag van € 2.180,32. Vervolgens was [X] maandelijkse termijnen van telkens f" 45.42 verschuldigd. De totale leasesom beliep € 12.442,87 waarin begrepen een bedrag van € 7.359,41 aan rente. Per 5 april 2007 is de/e overeenkomst door Dexia beëindigd omdat [X] de betalingen had stopgezet.
 
1.6.  [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst II aan Dexia in totaal een bedrag van € 3.360,53 betaald. Daarnaast heeft [X] een bedrag van € 729,74 aan dividend ontvangen en is een bedrag van € 182,39 aan dividend verrekend. De overeenkomst heeft in totaal 109 maanden gelopen. Op 5 april 2007 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst II nog een bedrag ter hoogte van € 1.154,00 verschuldigd zou zijn. Na 60 maanden bedroeg de restant hoofdsom fe 4.266,80 en de waarde van de effecten € 1.463,57.
 
1.7.  Op of omstreeks 31 januari 2001 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Ovenvaarde Effect zonder Herbelegging Maandbetaling waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: lease-overeenkomst III). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 22600087 voor een periode van 180 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 44.577,06 aandelen leaset en dat [X] 180 maandelijkse termijnen van telkens
€ 520,73 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 93.731,40 waarin begrepen
€ 49.154,34 rente. Per 9 februari 2006 is deze overeenkomst door Dexia beëindigd omdat [X]
 de betalingen had stopgezet.
 
1.8.  Met het oog op de voldoening van de maandtermijnen van lease-overeenkomst III heeft [X] op 24 januari 2001 een "Aanvraagformulier Depot Aandelenlease"' bij Dexia ingediend voor een storting van een depot groot € 47.646,92. Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V. (hierna: Global Aandelenfonds). De maandtermijnen uit de lease-overeenkomst zijn tot juni 2004 (40 termijnen) uit het depot voldaan, waarna het depot uitgeput was.
 
1.9.  [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst III een bedrag van € 2.635,67 aan dividend ontvangen en er is een bedrag van 6 1.817,67 aan dividend verrekend. Op 6 februari 2006 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van deze lease-overeenkomst nog een bedrag ter hoogte van € 12.499.87 verschuldigd zou zijn. Na 60 maanden bedroeg de restant hoofdsom € 37.038,31 en de waarde van de effecten 6'33.482,35.
 
1.10. Ten tijde van het aangaan van lease-overeenkomst I, II en III (hierna: de leaseovereenkomsten) was [X] respectievelijk 32, 33 en 35 jaar oud. [X] was werkzaam bij de Marechaussee. Zijn opleidingsniveau is MEAO. Het nelto gezinsinkomen ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten I, II en III bedroeg destijds respectievelijk ca. € 1.662,89, € 1.720,50 en € 1698.25. Daarnaast had [X] een vermogen van respectievelijk € 9.938,00, € 5.517,00 en € 3.061,00.
I.l 1. Bij brieven van 4 februari 2003 en 26 augustus 2004 (Overwaarde Effect, leaseovereenkomst III) en bij brief van 17 juni 2005 (Capital Effecten Maximaal Rendement Effect, lease-overeenkomsten I en II) heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de betreffende lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd op een termijn van 14 dagen.
 
2.    Vorderingen [X] in conventie

[X] vordert om hij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van het contract Overwaarde Effect met contractmimmer 22600087:
 
1.    Te verklaren voor recht dat de overeenkomst met contractmimmer 22600087, het onlosmakelijk aan deze overeenkomst verbonden depot daarbij inbegrepen, rechtsgeldig is vernietigd wegens dwaling allhans wegens misbruik van omstandigheden.
 
2.    Te verklaren voor recht dat de overeenkomst met contractmimmer 22600087, het onlosmakelijk aan deze overeenkomst verbonden depol daarbij inbegrepen, gesloten is ronder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van de echtgenote of geregistreerde partner van [X] en dat door de echtgenote terecht een beroep op vernietiging opgrond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomst nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling.
 
3.    Voor zover de overeenkomst niet vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden, waardoor [X] recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, a/thans als gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft gepleegd, zodat de overeenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden.
 
Ten aanzien van het contract Capital Effect met contractnummer 20002432:
 
Primair:
 
4.    Te verklaren voor recht dat de. overeenkomst met contractmimmer 20002432, rechtsgeldig is vernietigd wegens dwaling althans wegens misbruik van omstandigheden.
 
5.    Te verklaren voor recht dat de overeenkomst met contractnummer 20002432. gesloten is zonder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van de echtgenote of geregistreerde partner van [X] en dat door de echtgenote terecht een beroep op vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomst nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde. bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van a/gehele terugbetaling.
 
6.    Voor zover de overeenkomst met contractnummer 20002432 niet vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling te verklaren voor recht dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet, dan wel strijd met de Wet Toezicht Effectenverkeer, althans deze te vernietigen, althans het contract zodanig te wijzigen dat het nadeel voor [X] zal zijn opgeheven.
 
7.    Voor zover de overeenkomst met contractnummer 20002432 niet vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling en voor zover tevens de nietigheid van de overeenkomst op grond van strijdigheid met de WCK niet wordt uitgesproken, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uil het contract als uil de redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden, waardoor [X] recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, altham als gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft gepleegd, zodat de overeenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden.
Ten aanzien van het contract Maximum Rendement Effect met contractnummer 28000902:
 
Primair:
 
8.    Te verklaren voor recht dat de overeenkomst met contractnummer 28000902, rechtsgeldig is vernietigd wegens dwaling a/thans wegens misbruik van omstandigheden.
 
9.    Te verklaren voor recht dat de overeenkomst met contractnummer 28000902. gesloten is zonder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BWvereiste toestemming van de echtgenote oJ~ geregistreerde partner van [X] en dat door de echtgenote terecht een beroep op vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomst nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling.
 
10.   Voor zover de overeenkomst met contractnummer 28000902 niet vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden als gevolg waarvan Dexia jegens [X] onrechtmatig heeft gehandeld, waardoor eiser recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens eiser wanprestatie heeft gepleegd, zodat de overeenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden.
 
Subsidiair:
 
11.   Voor zover de overeenkomst met contractnummer 28000902 niet vernietigd of ontbonden is te verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomst nietig is wegens strijd met de Wel op het Consumentenkrediet, dan wel strijd met de Wet Toezicht Effectenverkeer, althans deze te vernietigen, althans het contract zodanig te wijzigen dat het nadeel voor [X] zal zijn opgeheven.
 
Ten aanzien van alledrie de overeenkomsten:
 
12.   Dexia te veroordelen tot terugbetaling van de som van €44.924,41 bestaande uit de door [X] aan Dexia betaalde inleg te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betalingen tof aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. althans Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia: alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van de som van €6.597,52 p.m. bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verband houdende kosten, waaronder de notaris en taxatiekosten, waarbij Dexia geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van enige restschuld.
 
13.   Dexia te veroordelen tot betaling van [X] werkelijke proceskosten, te weten het vaste bedrag van €895,- alsmede 15 % over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15 % over de door Dexia gevorderde bedreigen die [X] na de uitspraak in deze zaak niet meer zal hoeven betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij inbegrepen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen proceskosten. [X] is niet BTW-plichtig, hij lijdt schade gelijk aan het percentage waarmee de kosten van derden aan BTW worden verhoogd.
 
14.   Dexia te gelasten om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij de Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt doorgehaald en dat in de betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van €25.000,00.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: I576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A.I576 RW en dus de toestemming behoefde van [Y] ingevolge artikel
1:88 lid I sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [Y] de overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. [X] legt voorts aan zijn vorderingen len grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, allhans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia is daarbij aansprakelijk voor de gedragingen van Spaar Select, nu [X] de lease-overeenkomsten door tussenkomst van Spaar Select is aangegaan. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria (waaronder de saldibewakingsplicht, know your customer beginsel, cliëntenprofiel etc.) en dat de lease-overeenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Tot slot steil [X] dat hij heeft gedwaald met betrekking tot de depotconstructie en de risico's die de leaseovereenkomsten met zich meebrachten en vordert hij doorhaling van de BKR-registratie.
 
3.2.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten en daarmee samenhangende overeenkomsl(en), althans uit de reeds door hem betaalde bedragen, waarbij [X] tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke kosten.
 
3.4.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel
1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aftevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Daarbij beroept Dexia zich er op dat de betalingen van [X] ter zake van lease-overeenkomst I en II hebben plaats gevonden van een en/of rekening die ten name van [X] en [Y] stond, zodat [Y] in elk geval na ontvangst van het eerste dagafschrift op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten. Om die reden is het recht om de overeenkomsten I en II op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard.
 
4.3.  Voorts betwist Dexia dat de lease-overeenkornsten door dwaling tot stand zijn gekomen of dar zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. De NR is volgens Dexia niet van toepassing. Daarnaast stelt Dexia niet aansprakelijk te zijn voor het handelen van Spaar Select dan wel voor de depotconstructie. Dexia meent dat een verplichting tot bevoogding geen deel uit maakt van het Nederlandse recht. Mocht wel een verplichting tot bevoogding worden aangenomen dan betwist Dexia het causaal verband met de door [X] gestelde schade. Dexia doet voorts een beroep op artikel 6:101 BW met betrekking tot eigen schuld van [X]. Dexia voert aan dat zij niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming en dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia betwist de schade en meent dat ook voordelen in de schadeberekening moeten worden betrokken. Dexia wijst er verder op dat zij verplicht was een melding bij het BKR te doen. Tot slot meent Dexia dat er geen reden is haar in de kosten van het geding te veroordelen en betwist zij de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
 
5.1.  In reconventie vordert Dexia:
 
I     [X] te veroordelen tot betaling van € 1.779,58, te vermeerderen met de
contractuele rente, althans de wettelijke rente vanaf 5 december 2006, tol aan de datum van algehele voldoening:
 
II    [X] te veroordelen tot betaling van alle maandtermijnen die na de datum van de conclusie van antwoord opeisbaar worden uit hoofde van Overeenkomst 2 en 3 (Capital Effect respectievelijk Maximaal Rendement Effect) en op de datum waarop vonnis wordt gewezen onbetaald zijn gebleven, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat [X] in verzuim is per maandtermijn, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
III   te verklaren voor echt dat [X] gehouden is alle na de datum waarop vonnis wordt gewezen vervallen maandtermijnen uit hoofde van Overeenkomst 2 en 3 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat [X] in verzuim is per maandtermijn, lot aan de dag der algehele voldoening;
 
IV    te verklaren voor recht dat [X] gehouden is te voldoe bij voortijdige beëindiging van Overeenkomst 2 en 3 het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesommen, te vermeerderen met de wettelijke rente
in het geval dat Overeenkomst 2 en 3 worden beëindigd voor de datum dat vonnis wordt gewezen de wettelijke rente vanaf datum vonnis;
in het geval dat Overeenkomst 2 en 3 worden beëindigd na de datum dat vonnis wordt gewezen de wettelijke rente vanaf de datum dat [X] in verzuim is;
in alle gevallen tot aan de dag der algehele voldoening;

in conventie en reconventie:
[X] te verwijzen in de kosten van dit geding.
 
6.    Verweer in reconventie

Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de leaseovereenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan wel vernietigd dienen te worden.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
7.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, I.JN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/l :89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:188/1:89 BW
 
7.2.  Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
7.3.  Artikel 1:88 lid I onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
7.4.  De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan w ie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007. RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). [Y] heeft per brief van 4 februari 2003 lease-overeenkomst III vernietigd en per brief van 1 7 juni 2005 lease-overeenkomst I en II.
 
7.5.  Ten aanzien van lease-overeenkomst III staat vast dat het beroep van [Y] op de vernietigbaarheid tijdig is gedaan hetgeen betekent dat alle betalingen van [X] terzake van lease-overeenkomst III moeten worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen hij terzake van deze lease-overeenkomst van Dexia heeft ontvangen.
Zoals overwogen is in het vonnis van 27 april 2007 onder de rechtsoverwegingen 10,7 - 10.9 brengt de vernietiging van de lease-overeenkomst niet met zich mee dat ook de storting in
het depot nietig is en uit dien hoofde gerestitueerd zou moeten worden. De kantonrechter /al hierna derhalve nader onderzoeken of de overige vorderingen van [X] op de daarvoor aangevoerde (andere) gronden toewijsbaar zijn.
 
7.6.  Nu Dexia voor wat betreft lease-overeenkomst I en II stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is. ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. Dexia heeft daartoe gesteld dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen vanuit mag worden gegaan dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Daarnaast heeft zij gewezen op het feit dat de betalingen van op grond van de leaseovereenkomst verschuldigde bedragen, hebben plaatsgevonden vanaf de en/of-bankrekening die op naam van beide echtgenoten stond. Nu zodanige betalingen inderdaad hebben plaatsgevonden moet er van worden uitgegaan dat [Y] op de hoogte was van de lease-overeenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. [X] en [Y] hebben hun verweer dat dit niet het geval was onvoldoende met nadere feiten toegelicht en onderbouwd, zodat dit verweer gepasseerd wordt. Daarmee staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen driejaar na bovenbedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden, zodat het desbetreffende recht van [Y] is verjaard.
 
7.7.  Naast het onder punt 7.5. genoemde, dienen de overige door [X] voor zijn vorderingen aangevoerde gronden derhalve nader aan de orde te komen.

Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
7.8.  Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Met verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
 
7.9.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de lease-overeenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van nietigheid van de overeenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
7.10. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Dwaling, misleiding
 
7.11. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden om te beleggen in een (effeeten)fonds. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging wegens dwaling leiden. Uit de inhoud van de andere twee lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van de hoofdsom. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening
wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken de lease-overeenkomsten is aangegaan, kan ook die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Dat laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.

Toepasselijkheid Nadere Regeling Toeziecht Effectenverkeer (NR)
 
7.12. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht
 
7.13. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.

Omvang en toerekening van het depotnadeel
 
7.14. In aanmerking genomen dat Dexia reeds alle ter zake van de lease-overeenkomst III verrichte betalingen - waaronder dus ook de maandtermijnen die uit het depot betaald zijn -dient te restitueren, resteren voor [X] nog de volgende nadelen met betrekking tot het depot:
I.    het waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd is,
II.   de financieringskosten van het depot (de aan de hypotheekbank betaalde rente. notariskoslen, provisiekosten, royemenlskosten etc.).
 
7.15. Bij de verdeling van het nadeel wordt onderscheid gemaakt tussen deze verschillende componenten. Daarbij speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
 
7.16. Op deze basis oordeelt de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat het onder I bedoelde waardeverlies voor 100% voor rekening van Dexia behoort te komen. Voorts oordeelt de kantonrechter dat de onder II genoemde kosten geheel voor rekening van [X] dienen te blijven, zodat dit gedeelte van de vordering afgewezen dient te worden.
 
7.17. Dexia dient derhalve niet alleen het onder 7.5 genoemde saldo van de betalingen ter zake van de lease-overeenkomst III aan [X] te restitueren (A), maar ook hetgeen [X] meer in het depot heeft ingelegd dan aan leasetermijnen uil het depot beschikbaar is gekomen (de waardedaling van het depot) (B). Dit komt er op neer dat [X] van Dexia dient terug te krijgen alle door hem ter zake van het onderhavige samenstel van overeenkomsten aan Dexia betaalde bedragen, verminderd met hetgeen [X] aan dividenden en daarmee gelijk te stellen uitkeringen van Dexia heeft ontvangen.
Vorenstaande leidt in het onderhavige geval tot het volgende:
(A) = 40 termijnen maal € 520,73 = € 20.829,20 minus € 2.6.35,67 aan dividenden = € 18.193,53. (B) = het waardeverlies van het depot betreft het verschil tussen de inleg fc 47.646,92 en de betaalde termijnen van € 20,829,20. Daarvan moet nog worden afgetrokken de betalingen uit het depot ten behoeve van de (tweede) hypotheekrente ter hoogte van € 9.710,80 en de eenmalige opname van € 453,78, zodat resteert (e voldoen een bedrag van € 16.653,14: Voor lease-overeenkomst III dient Dexia in totaal een bedrag van € 34.846,67 aan [X] te voldoen.

Omvang en toerekening van het nadeel van lease-overeenkomsten I en II
 
7.18. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
7.19. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient hel voor rekening van Dexia komende nadeel Ie worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdVV 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluilend) de financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikle (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweesl op de beslissing van [X] om de overeenkomsten aan te gaan.
 
7.20. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechler voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in hel hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1,10. bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 60 % van het nadeel voor rekening van Dexia te komen en het resterend percentage voor rekening van [X].
 
7.21. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looplijd van 60 maanden, nu een langere lermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbelalingsverplichtingen, die na deze 60 maanden resteren, niel tot het nadeel zullen worden gerekend.
 
7.22. Uitgaande van de fictieve looptijd van 60 maanden zou [X] voor leaseovereenkomst I (Capital Effect) in totaal een bedrag van € 2.173,35 aan maandtermijnen dienen te voldoen. De restant hoofdsom na 60 maanden van € 2.897,80 dient daarbij te worden opgeteld minus de verkoopwaarde van de effecten na 60 maanden, € 2.835,56, en de ontvangen en verrekende dividenden van € 993,85. f let totale nadeel uit lease-overeenkomst I bedraagt derhalve € 1241,74. Hiervan dient, gelet op het in 7.15 genoemde percentage, een bedrag van € 496,70 voor rekening van [X] te blijven. Door [X] is in het kader van lease-overeenkomst I een bedrag van € 3.791,52 betaald. Hierop dient het bedrag van
€ 496,70 alsmede de ontvangen dividenden ter hoogte van € 801,32 in mindering te worden gebracht, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen € 2.493,50.
 
7.23. Voor lease-overeenkomst 11 (Maximaal Rendement Effect) zou [X] bij de fictieve looptijd van 60 maanden in totaal een bedrag van € 2.180,32 aan maandtermijnen dienen te voldoen. De restant hoofdsom na 60 maanden van € 4.266,80 dient daarbij te worden opgeteld minus de verkoopwaarde van de effecten na 60 maanden, € 1.463,57, en de ontvangen en verrekende dividenden van € 912.13. Het totale nadeel uit de lease-overeenkomst II bedraagt derhalve € 4.071,42 . Hiervan dient, gelet op het in 7.15 genoemde percentage, een bedrag van € 1.628,57 voor rekening van [X] te blijven. Door [X] is in het kader van lease-overeenkomst II een bedrag van € 3.360,53 betaald. Hierop dient het bedrag van € 1.628,57 alsmede de ontvangen dividenden ter hoogte van € 729,74 in mindering te worden gebracht, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen €1.002,22.
 
Wettelijke rente
 
7.24. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
 
Lease-overeenkomst III/ depot
 
De gevorderde wettelijke rente is als volgt toewijsbaar:
a.  over het in 7.17. bedoelde saldo ter zake van lease-overeenkomst III (€ 18.193,53), vanaf het moment dal Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [Y] in de onder 1.11 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek (18 februari 2003), tot aan de voldoening.
b.  over het onder 7.14 sub I bedoelde waardeverlies op het depot vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was. derhalve vanaf 1 oktober 2002 tot de voldoening. Bij bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies gelijdelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde dalum te hebben ondervonden.
 
lease-overeenkomsten I en II
 
Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door hel bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voorde berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is voor lease-overeenkomst I te stellen op 83,4 %, van de termijnen en voor lease-overeenkomst II op 38,1 % van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
 
Ontbinding
 
7.25. De door [X] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontracluele fase als een (voor)contractuelc tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tol een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
Schadevergoeding
 
7.26. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
Buitengerechtelijke kosten
 
7.27. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen berekend over
het toegewezen bedrag naar het bij deze sector kanton gebruikelijke tarief, neerkomende op
€ 1.190,00.
 
BKR-registratie
 
7.28. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het te deze te wijzen vonnis.
 
7.29. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
 
7.30. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
 
Proceskosten
 
7.31. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie.
 
7.32. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
In conventie
 
I.    verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op lease-overeenkomst III (Overwaarde Effect) van toepassing is en dat lease-overeenkomst III derhalve buitengerechtelijk vernietigd is;
 
II.   - veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 34.846,67 voor lease-overeenkomst III (Overwaarde Effect), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.193,53 vanaf 18 februari 2003 en over € 16.653,14 vanaf 1 oktober 2002, lot aan de dag der voldoening,
- veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 2.493,50 voor lease-overeenkomst I (Capital Effect), te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 83,4 % van elke betaling vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 1.002,22 voor lease-overeenkomst II (Maximaal Rendement Effect), te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 38,1 % van elke betaling vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
alsmede om € 1.190,00, inclusief BTW, aan buitengerechtelijke incassokosten te voldoen;
 
III.  - veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van 6 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,-.
 
IV.   veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op:
vastrecht                     €   196,00
exploilkosten                 €    84,87
salaris gemachtigde       € 1.000,00
totaal                         € 1.280,87
 
V.    verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad:
 
VI.   wijst het meer of anders gevorderde af;
 
In reconventie
 
VII.  wijst het gevorderde af;
 
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op nihil.
 

Aldus gewezen door mr. R.A.J. van der Linde, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL