[X] vordert om hij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van het contract Overwaarde Effect met
contractmimmer 22600087:
1. Te verklaren voor recht dat de
overeenkomst met contractmimmer 22600087, het onlosmakelijk aan deze
overeenkomst verbonden depot daarbij inbegrepen, rechtsgeldig is vernietigd
wegens dwaling allhans wegens misbruik van omstandigheden.
2. Te verklaren voor recht dat de
overeenkomst met contractmimmer 22600087, het onlosmakelijk aan deze
overeenkomst verbonden depol daarbij inbegrepen, gesloten is ronder de door
artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van de echtgenote of
geregistreerde partner van [X] en dat door de echtgenote terecht een beroep op
vernietiging opgrond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende
overeenkomst nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde
bedragen aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling.
3. Voor zover de overeenkomst niet
vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling of
misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht,
die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de redelijkheid en
billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden, waardoor [X]
recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, a/thans als
gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft gepleegd, zodat de
overeenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden.
Ten aanzien van het contract Capital Effect
met contractnummer 20002432:
Primair:
4. Te verklaren voor recht dat de.
overeenkomst met contractmimmer 20002432, rechtsgeldig is vernietigd wegens
dwaling althans wegens misbruik van omstandigheden.
5. Te verklaren voor recht dat de
overeenkomst met contractnummer 20002432. gesloten is zonder de door artikel
1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van de echtgenote of geregistreerde
partner van [X] en dat door de echtgenote terecht een beroep op vernietiging op
grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomst
nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde. bedragen
aan [X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van
betaling tot aan de dag van a/gehele terugbetaling.
6. Voor zover de overeenkomst met
contractnummer 20002432 niet vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of
op grond van dwaling te verklaren voor recht dat de overeenkomst nietig is
wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet, dan wel strijd met de Wet
Toezicht Effectenverkeer, althans deze te vernietigen, althans het contract
zodanig te wijzigen dat het nadeel voor [X] zal zijn
opgeheven.
7. Voor zover de overeenkomst met
contractnummer 20002432 niet vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of
op grond van dwaling en voor zover tevens de nietigheid van de overeenkomst op
grond van strijdigheid met de WCK niet wordt uitgesproken, te verklaren voor
recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uil het contract als
uil de redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft
geschonden, waardoor [X] recht heeft op vergoeding van de gehele door hem
geleden schade, altham als gevolg waarvan Dexia jegens [X] wanprestatie heeft
gepleegd, zodat de overeenkomst op die grond terecht door [X] is
ontbonden.
Ten aanzien van het contract Maximum
Rendement Effect met contractnummer 28000902:
Primair:
8. Te verklaren voor recht dat de
overeenkomst met contractnummer 28000902, rechtsgeldig is vernietigd wegens
dwaling a/thans wegens misbruik van omstandigheden.
9. Te verklaren voor recht dat de
overeenkomst met contractnummer 28000902. gesloten is zonder de door artikel
1:88 lid 1 sub d BWvereiste toestemming van de echtgenote oJ~ geregistreerde
partner van [X] en dat door de echtgenote terecht een beroep op vernietiging op
grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat de betreffende overeenkomst
nietig is en Dexia verplicht is om alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen aan
[X] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van
betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling.
10. Voor zover de overeenkomst met
contractnummer 28000902 niet vernietigd is op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of
op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat
Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit het contract als uit de
redelijkheid en billijkheid jegens [X] had moeten betrachten heeft geschonden
als gevolg waarvan Dexia jegens [X] onrechtmatig heeft gehandeld, waardoor eiser
recht heeft op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, althans als
gevolg waarvan Dexia jegens eiser wanprestatie heeft gepleegd, zodat de
overeenkomst op die grond terecht door [X] is ontbonden.
Subsidiair:
11. Voor zover de overeenkomst met
contractnummer 28000902 niet vernietigd of ontbonden is te verklaren voor recht
dat de onderhavige overeenkomst nietig is wegens strijd met de Wel op het
Consumentenkrediet, dan wel strijd met de Wet Toezicht Effectenverkeer, althans
deze te vernietigen, althans het contract zodanig te wijzigen dat het nadeel
voor [X] zal zijn opgeheven.
Ten aanzien van alledrie de
overeenkomsten:
12. Dexia te veroordelen tot
terugbetaling van de som van €44.924,41 bestaande uit de door [X] aan Dexia
betaalde inleg te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de
betalingen tof aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. althans Dexia
te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van de som van alle door [X] aan Dexia
betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen
vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door
Dexia: alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van de som van €6.597,52 p.m.
bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere
hiermee verband houdende kosten, waaronder de notaris en taxatiekosten, waarbij
Dexia geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van enige
restschuld.
13. Dexia te veroordelen tot betaling
van [X] werkelijke proceskosten, te weten het vaste bedrag van €895,- alsmede 15
% over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15 % over de door
Dexia gevorderde bedreigen die [X] na de uitspraak in deze zaak niet meer zal
hoeven betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij inbegrepen,
althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen
proceskosten. [X] is niet BTW-plichtig, hij lijdt schade gelijk aan het
percentage waarmee de kosten van derden aan BTW worden
verhoogd.
14. Dexia te gelasten om binnen twee
weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X]
bij de Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt doorgehaald en dat in
de betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering
ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag
dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van
€25.000,00.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] stelt dat de lease-overeenkomsten moeten
worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: I576h BW en derhalve
als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A.I576 RW en dus de toestemming
behoefde van [Y] ingevolge artikel
1:88 lid I sub d BW. Omdat [Y] deze
(schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [Y] de overeenkomsten
rechtsgeldig kunnen vernietigen. [X] legt voorts aan zijn vorderingen len
grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, allhans dat Dexia
tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig
heeft gehandeld. Dexia is daarbij aansprakelijk voor de gedragingen van Spaar
Select, nu [X] de lease-overeenkomsten door tussenkomst van Spaar Select is
aangegaan. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in
strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met
een aantal voor Dexia geldende normen en criteria (waaronder de
saldibewakingsplicht, know your customer beginsel, cliëntenprofiel etc.) en dat
de lease-overeenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn, dan wel dat Dexia
daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Tot slot steil [X] dat hij
heeft gedwaald met betrekking tot de depotconstructie en de risico's die de
leaseovereenkomsten met zich meebrachten en vordert hij doorhaling van de
BKR-registratie.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de
door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle financiële
gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten en daarmee samenhangende
overeenkomsl(en), althans uit de reeds door hem betaalde bedragen, waarbij [X]
tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke kosten.
3.4. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de dag van betaling tot aan de
dag van algehele terugbetaling.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert
- kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt
als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van
vernietigbaarheid als bedoeld in artikel
1:89 BW omdat - kort gezegd -
artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er
geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aftevering en omdat partijen niet
hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder
dat de huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook
op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft.
Daarbij beroept Dexia zich er op dat de betalingen van [X] ter zake van
lease-overeenkomst I en II hebben plaats gevonden van een en/of rekening die ten
name van [X] en [Y] stond, zodat [Y] in elk geval na ontvangst van het eerste
dagafschrift op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten. Om
die reden is het recht om de overeenkomsten I en II op deze grond te vernietigen
volgens Dexia verjaard.
4.3. Voorts betwist Dexia dat de
lease-overeenkornsten door dwaling tot stand zijn gekomen of dar zij tekort zou
zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. De NR is volgens Dexia niet
van toepassing. Daarnaast stelt Dexia niet aansprakelijk te zijn voor het
handelen van Spaar Select dan wel voor de depotconstructie. Dexia meent dat een
verplichting tot bevoogding geen deel uit maakt van het Nederlandse recht. Mocht
wel een verplichting tot bevoogding worden aangenomen dan betwist Dexia het
causaal verband met de door [X] gestelde schade. Dexia doet voorts een beroep op
artikel 6:101 BW met betrekking tot eigen schuld van [X]. Dexia voert aan dat
zij niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming en dat zij niet
onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia betwist de schade en meent dat ook voordelen
in de schadeberekening moeten worden betrokken. Dexia wijst er verder op dat zij
verplicht was een melding bij het BKR te doen. Tot slot meent Dexia dat er geen
reden is haar in de kosten van het geding te veroordelen en betwist zij de
schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Vorderingen Dexia in
reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia:
I [X] te veroordelen tot
betaling van € 1.779,58, te vermeerderen met de
contractuele rente, althans
de wettelijke rente vanaf 5 december 2006, tol aan de datum van algehele
voldoening:
II [X] te veroordelen tot betaling van
alle maandtermijnen die na de datum van de conclusie van antwoord opeisbaar
worden uit hoofde van Overeenkomst 2 en 3 (Capital Effect respectievelijk
Maximaal Rendement Effect) en op de datum waarop vonnis wordt gewezen onbetaald
zijn gebleven, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat [X] in
verzuim is per maandtermijn, tot aan de dag der algehele
voldoening;
III te verklaren voor echt dat [X] gehouden
is alle na de datum waarop vonnis wordt gewezen vervallen maandtermijnen uit
hoofde van Overeenkomst 2 en 3 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf de datum dat [X] in verzuim is per maandtermijn, lot aan de dag der
algehele voldoening;
IV te verklaren voor recht dat [X]
gehouden is te voldoe bij voortijdige beëindiging van Overeenkomst 2 en 3 het
onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesommen, te vermeerderen met
de wettelijke rente
in het geval dat Overeenkomst 2 en 3 worden beëindigd
voor de datum dat vonnis wordt gewezen de wettelijke rente vanaf datum
vonnis;
in het geval dat Overeenkomst 2 en 3 worden beëindigd na de datum dat
vonnis wordt gewezen de wettelijke rente vanaf de datum dat [X] in verzuim
is;
in alle gevallen tot aan de dag der algehele voldoening;
in conventie en reconventie:
[X] te verwijzen
in de kosten van dit geding.
6. Verweer in
reconventie
Onder verwijzing
naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de ingestelde
tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de
leaseovereenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan wel
vernietigd dienen te worden.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007, I.JN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen
beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met
name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de depotconstructies
zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en bevoegdheid (rov
8.1);
artikel 1:88/l :89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere
wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor
tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Effectenverkeer
(NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel
(rov 9);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis
van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt
afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk
gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:188/1:89
BW
7.2. Lease-overeenkomsten als de onderhavige
worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
7.3. Artikel 1:88 lid I onder d BW is op deze
lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij
akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Nu deze
schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen
op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.4. De verjaringstermijn voor dit beroep is op
grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment
dat degene aan w ie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de
overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007. RvdW 2007, 68 en LJN:
AY8771). [Y] heeft per brief van 4 februari 2003 lease-overeenkomst III
vernietigd en per brief van 1 7 juni 2005 lease-overeenkomst I en
II.
7.5. Ten aanzien van lease-overeenkomst III staat
vast dat het beroep van [Y] op de vernietigbaarheid tijdig is gedaan hetgeen
betekent dat alle betalingen van [X] terzake van lease-overeenkomst III moeten
worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen hij terzake van deze
lease-overeenkomst van Dexia heeft ontvangen.
Zoals overwogen is in het vonnis van 27 april 2007 onder
de rechtsoverwegingen 10,7 - 10.9 brengt de vernietiging van de
lease-overeenkomst niet met zich mee dat ook de storting in
het depot nietig
is en uit dien hoofde gerestitueerd zou moeten worden. De kantonrechter /al
hierna derhalve nader onderzoeken of de overige vorderingen van [X] op de
daarvoor aangevoerde (andere) gronden toewijsbaar zijn.
7.6. Nu Dexia voor wat betreft lease-overeenkomst
I en II stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is. ligt
de bewijslast daarvan bij Dexia. Dexia heeft daartoe gesteld dat er in de
Nederlandse gezinsverhoudingen vanuit mag worden gegaan dat de echtgenoot er
steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige
doet. Daarnaast heeft zij gewezen op het feit dat de betalingen van op grond van
de leaseovereenkomst verschuldigde bedragen, hebben plaatsgevonden vanaf de
en/of-bankrekening die op naam van beide echtgenoten stond. Nu zodanige
betalingen inderdaad hebben plaatsgevonden moet er van worden uitgegaan dat [Y]
op de hoogte was van de lease-overeenkomsten, met ingang van de (oudste)
ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. [X]
en [Y] hebben hun verweer dat dit niet het geval was onvoldoende met nadere
feiten toegelicht en onderbouwd, zodat dit verweer gepasseerd wordt. Daarmee
staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen
driejaar na bovenbedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden, zodat het
desbetreffende recht van [Y] is verjaard.
7.7. Naast het onder punt 7.5. genoemde, dienen de
overige door [X] voor zijn vorderingen aangevoerde gronden derhalve nader aan de
orde te komen.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
7.8. Een effecteninstelling is aansprakelijk voor
gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten
als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Met verweer van Dexia dat dit anders
is wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
7.9. Dexia beschikte niet over een vergunning
krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van
nietigheid van de overeenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig
handelen jegens [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
7.10. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier
bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [X] zich
terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens
beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou
zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te
dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten, dan zou hebben te
gelden zonder een zodanig beroep.
Dwaling, misleiding
7.11. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de
tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot
aangewend zou worden om te beleggen in een (effeeten)fonds. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor
zover [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging
wegens dwaling leiden. Uit de inhoud van de andere twee lease-overeenkomsten en
de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten
afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de
financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting
tot het op enig moment voldoen van de hoofdsom. De lease-overeenkomsten geven
bovendien aan welke rente in rekening
wordt gebracht en wat de totale
leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen
worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken de lease-overeenkomsten is aangegaan, kan ook die onjuiste voorstelling
derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Dat
laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt,
onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toeziecht
Effectenverkeer (NR)
7.12. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige
product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van
Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
7.13. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in
en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het
depotnadeel
7.14. In aanmerking genomen dat Dexia reeds alle ter
zake van de lease-overeenkomst III verrichte betalingen - waaronder dus ook de
maandtermijnen die uit het depot betaald zijn -dient te restitueren, resteren
voor [X] nog de volgende nadelen met betrekking tot het
depot:
I. het waardeverlies van het fonds waarin het depot
belegd is,
II. de financieringskosten van het depot (de aan de
hypotheekbank betaalde rente. notariskoslen, provisiekosten, royemenlskosten
etc.).
7.15. Bij de verdeling van het nadeel wordt onderscheid
gemaakt tussen deze verschillende componenten. Daarbij speelt niet slechts een
rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar
eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het
totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
7.16. Op deze basis oordeelt de kantonrechter naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat het onder I bedoelde
waardeverlies voor 100% voor rekening van Dexia behoort te komen. Voorts
oordeelt de kantonrechter dat de onder II genoemde kosten geheel voor rekening
van [X] dienen te blijven, zodat dit gedeelte van de vordering afgewezen dient
te worden.
7.17. Dexia dient derhalve niet alleen het onder 7.5
genoemde saldo van de betalingen ter zake van de lease-overeenkomst III aan [X]
te restitueren (A), maar ook hetgeen [X] meer in het depot heeft ingelegd dan
aan leasetermijnen uil het depot beschikbaar is gekomen (de waardedaling van het
depot) (B). Dit komt er op neer dat [X] van Dexia dient terug te krijgen alle
door hem ter zake van het onderhavige samenstel van overeenkomsten aan Dexia
betaalde bedragen, verminderd met hetgeen [X] aan dividenden en daarmee gelijk
te stellen uitkeringen van Dexia heeft ontvangen.
Vorenstaande leidt in het onderhavige geval tot het
volgende:
(A) = 40 termijnen maal € 520,73 = € 20.829,20 minus €
2.6.35,67 aan dividenden = € 18.193,53. (B) = het waardeverlies van het depot
betreft het verschil tussen de inleg fc 47.646,92 en de betaalde termijnen van €
20,829,20. Daarvan moet nog worden afgetrokken de betalingen uit het depot ten
behoeve van de (tweede) hypotheekrente ter hoogte van € 9.710,80 en de eenmalige
opname van € 453,78, zodat resteert (e voldoen een bedrag van € 16.653,14: Voor
lease-overeenkomst III dient Dexia in totaal een bedrag van € 34.846,67 aan [X]
te voldoen.
Omvang en toerekening van het nadeel van
lease-overeenkomsten I en II
7.18. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in
en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
7.19. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april
2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en
dient hel voor rekening van Dexia komende nadeel Ie worden verminderd in
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan
[X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdVV 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn
gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de
leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met
Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluilend) de financiële omstandigheden
van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en
in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikle (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweesl op de beslissing van
[X] om de overeenkomsten aan te gaan.
7.20. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27
april 2007 onderscheidt de kantonrechler voor de toerekening van het nadeel aan
ieder van partijen in hel hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1,10. bij de
feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van toepassing. Naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid dient 60 % van het nadeel voor rekening van Dexia te
komen en het resterend percentage voor rekening van [X].
7.21. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank
van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling
van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve
looplijd van 60 maanden, nu een langere lermijn naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat
termijnbelalingsverplichtingen, die na deze 60 maanden resteren, niel tot het
nadeel zullen worden gerekend.
7.22. Uitgaande van de fictieve looptijd van 60 maanden
zou [X] voor leaseovereenkomst I (Capital Effect) in totaal een bedrag van €
2.173,35 aan maandtermijnen dienen te voldoen. De restant hoofdsom na 60 maanden
van € 2.897,80 dient daarbij te worden opgeteld minus de verkoopwaarde van de
effecten na 60 maanden, € 2.835,56, en de ontvangen en verrekende dividenden van
€ 993,85. f let totale nadeel uit lease-overeenkomst I bedraagt derhalve €
1241,74. Hiervan dient, gelet op het in 7.15 genoemde percentage, een bedrag van
€ 496,70 voor rekening van [X] te blijven. Door [X] is in het kader van
lease-overeenkomst I een bedrag van € 3.791,52 betaald. Hierop dient het bedrag
van
€ 496,70 alsmede de ontvangen dividenden ter hoogte van € 801,32 in
mindering te worden gebracht, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen €
2.493,50.
7.23. Voor lease-overeenkomst 11 (Maximaal Rendement
Effect) zou [X] bij de fictieve looptijd van 60 maanden in totaal een bedrag van
€ 2.180,32 aan maandtermijnen dienen te voldoen. De restant hoofdsom na 60
maanden van € 4.266,80 dient daarbij te worden opgeteld minus de verkoopwaarde
van de effecten na 60 maanden, € 1.463,57, en de ontvangen en verrekende
dividenden van € 912.13. Het totale nadeel uit de lease-overeenkomst II bedraagt
derhalve € 4.071,42 . Hiervan dient, gelet op het in 7.15 genoemde percentage,
een bedrag van € 1.628,57 voor rekening van [X] te blijven. Door [X] is in het
kader van lease-overeenkomst II een bedrag van € 3.360,53 betaald. Hierop dient
het bedrag van € 1.628,57 alsmede de ontvangen dividenden ter hoogte van €
729,74 in mindering te worden gebracht, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te
voldoen €1.002,22.
Wettelijke rente
7.24. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia
nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te
zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft
de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van
de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin
- en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in
gebreke is gesteld.
Lease-overeenkomst III/ depot
De gevorderde wettelijke rente is als volgt
toewijsbaar:
a. over het in 7.17. bedoelde saldo ter zake van
lease-overeenkomst III (€ 18.193,53), vanaf het moment dal Dexia met de
terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [Y] in de onder
1.11 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek (18 februari 2003), tot
aan de voldoening.
b. over het onder 7.14 sub I bedoelde waardeverlies
op het depot vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag
is betaald en het moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was. derhalve
vanaf 1 oktober 2002 tot de voldoening. Bij bepaling van dit moment is in
aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte
moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies
is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het
waardeverlies gelijdelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf
genoemde dalum te hebben ondervonden.
lease-overeenkomsten I en II
Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de
zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient
voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden
uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie
in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in
ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen
nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog
verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee
dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet
geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te
nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door hel bedrag dat [X]
dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de
leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voorde berekening van de
wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is voor lease-overeenkomst I te
stellen op 83,4 %, van de termijnen en voor lease-overeenkomst II op 38,1 % van
de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
7.25. De door [X] gevorderde ontbinding van de
lease-overeenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontracluele fase als een (voor)contractuelc
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tol een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
7.26. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding
en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en
omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen,
zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
Buitengerechtelijke kosten
7.27. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden
toegewezen berekend over
het toegewezen bedrag naar het bij deze sector
kanton gebruikelijke tarief, neerkomende op
€ 1.190,00.
BKR-registratie
7.28. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar
na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van het te deze te wijzen vonnis.
7.29. De overige stellingen van partijen in conventie
behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
7.30. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
Proceskosten
7.31. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie
en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding
in conventie en reconventie.
7.32. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomst
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie
I. verklaart voor recht dat artikel
1:88 BW op lease-overeenkomst III (Overwaarde Effect) van toepassing is en dat
lease-overeenkomst III derhalve buitengerechtelijk vernietigd is;
II. - veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen €
34.846,67 voor lease-overeenkomst III (Overwaarde Effect), te vermeerderen met
de wettelijke rente over € 18.193,53 vanaf 18 februari 2003 en over € 16.653,14
vanaf 1 oktober 2002, lot aan de dag der voldoening,
- veroordeelt Dexia aan
[X] te voldoen € 2.493,50 voor lease-overeenkomst I (Capital Effect), te
vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 83,4 % van elke betaling
vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der
algehele voldoening;
- veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 1.002,22 voor
lease-overeenkomst II (Maximaal Rendement Effect), te vermeerderen met de
wettelijke rente berekend over 38,1 % van elke betaling vanaf de
respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der algehele
voldoening;
alsmede om € 1.190,00, inclusief BTW, aan buitengerechtelijke
incassokosten te voldoen;
III. - veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten
dat [X] geen verplichtingen uit de lease overeenkomsten meer heeft, op straffe
van een dwangsom van 6 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet, tot een maximum van € 10.000,-.
IV. veroordeelt Dexia in de kosten van het
geding, tot deze uitspraak begroot
op:
vastrecht
€
196,00
exploilkosten
€ 84,87
salaris
gemachtigde €
1.000,00
totaal
€ 1.280,87
V. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad:
VI. wijst het meer of anders gevorderde
af;
In reconventie
VII. wijst het gevorderde af;
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot
deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. R.A.J. van der Linde,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2007
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL