[X c.s.] vorderen bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad: primair:
(1) te verklaren voor recht dat de onderhavige
overeenkomsten, de onlosmakelijk hieraan verbonden depots daarbij inbegrepen,
rechtsgeldig zijn vernietigd wegens dwaling, althans wegens misbruik van
omstandigheden;
(2) voor zover deze overeenkomsten niet vernietigd zijn op
grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat
Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit de contracten als uit de
redelijkheid en billijkheid jegens [X c.s.] had moeten betrachten heeft
geschonden, waardoor [X c.s.] recht hebben op vergoeding van de gehele door hen
geleden schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X c.s.] wanprestatie
heeft gepleegd zodat de overeenkomsten op die grond terecht door [X c.s.] zijn
ontbonden;
subsidiair:
(3) voor zover de onderhavige overeenkomsten, de onlosmakelijk hieraan
verbonden depots daarbij inbegrepen, niet vernietigd of ontbonden zijn, te
verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten nietig zijn wegens strijd
met de Wet op het Consumentenkrediet, dan wel strijd met de Wet toezicht
effectenverkeer, althans de/e te vernietigen, althans de contracten zodanig te
wijzigen dat het nadeel voor [X c.s.] zal zijn opgeheven;
(4) voor zover
slechts de lease-overeenkomsten nietig, vernietigd dan wel ontbonden zijn wegens
strijd met de Wet op het Consumentenkrediet, tevens te verklaren dat [X c.s.]
recht hebben op vergoeding van de schade, die [X c.s.] geleden hebben als gevolg
van onrechtmatig handelen van Dexia, welke gelijk is aan het verlies uit het
depot zoals omschreven onder punt l.c van hel individuele gedeelte van de
dagvaarding;
zowel primair als subsidiair:
(5) Dexia te veroordelen tot
terugbetaling aan [X c.s.] van de som van
€ 46.823,63, bestaande uit de door
[X c.s.] aan Dexia betaalde inleg en het verlies uit depot, te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele
terugbetaling door Dexia, althans Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X
c.s.] van de som van alle door [X c.s.] aan Dexia betaalde bedragen, te
vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de
betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling; alsmede Dexia te
veroordelen tot betaling van de som van € 14.269,07 + p.m. bestaande uit de
gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verband
houdende kosten, waaronder de notaris- en taxatiekosten en afsluitprovisie;
waarbij Dexia geen aanspraak kan maken op betaling door [X c.s.] van enige
restschuld;
(6) Dexia te veroordelen tot betaling van werkelijke proceskosten
van [X c.s.], te weten het vaste bedrag van € 895,00 alsmede 15% over de door
Dexia aan [X c.s.] terug te betalen bedragen en 15% over de door Dexia
gevorderde bedragen die [X c.s.] na de uitspraak in deze zaak niet meer zullen
hoeven te betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij
inbegrepen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast
te stellen proceskosten ([X c.s.] zijn niet BTW-plichtig, zij lijden schade
gelijk aan het percentage waarmee de kosten van derden aan BTW worden
verhoogd);
(7) Dexia te gelasten om binnen twee weken na betekening van het
vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X c.s.] bij de Stichting
Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt doorgehaald en dat in de betreffende
gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt
gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Dexia
daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00.
3. Standpunten [X
c.s.]
3.1. [X c.s.] beroepen zich op
(buitengerechtelijke vernietiging wegens) dwaling, althans
misbruik van omstandigheden.
3.2. [X c.s.] roepen de nietigheid in op grond
van artikel 3:40 lid 2 BW wegens strijdigheid met de Wel op het
Consumentenkrediet.
3.3. [X c.s.] stellen dat Dexia zowel bij de
totstandkoming als bij de uitvoering van de lease-overeenkomsten geen, althans
onvoldoende, informatie bij hen heeft ingewonnen en geen, althans onvoldoende,
informatie aan hen heeft verstrekt. Deze schendingen van de zorgplicht leveren
volgens [X c.s.] zowel toerekenbaar tekortschieten als onrechtmatig handelen
op.
3.4. [X c.s.] stellen dat Dexia aansprakelijk is
voor de gedragingen van Spaar Select Hoogeveen bij de totstandkoming van de
lease-overeenkomsten.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia voert aan dat zij met de
financiering van de storting op de beleggingsrekening geen bemoeienis heeft
gehad. De depotconstructie is geen zelfstandig product van haar en is ook nimmer
als zodanig door haar aangeboden, aldus Dexia.
4.2. Dexia bestrijdt dat sprake is van (aan haar
te wijten) dwaling, misbruik van omstandigheden en/of schending van de
zorgplicht. [X c.s.] beschikten bij het aangaan van de lease-overeenkomsten over
alle relevante informatie, aldus Dexia.
4.3. Volgens Dexia is de Wet op het
Consumentenkrediet om meerdere redenen niet van toepassing.
4.4. Dexia betwist aansprakelijk Ie zijn voor het
handelen of nalaten van Spaar Select Hoogeveen.
4.5. Dexia beroept zich op het bepaalde in
artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ('eigen schuld").
4.6. Dexia betwist de (omvang van de) door [X
c.s.] gestelde schade.
5. Beoordeling van de
vorderingen
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27
april 2007, FJN-nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een -aantal
rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
- omschrijving van
de risico's van depotconstructies als de onderhavige (rov
7.2-
7.5);
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
- strijd met de Wet op
het Consumentenkrediet en/of andere wetten en regelingen
(rov
8.3);
- dwaling (rov
8.5);
- aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov
8.7);
- toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR) (rov. 8.8); nakoming zorgplicht (rov 8.9);
- verdeling van het
nadeel (rov 9);
- uitvoerbaarverklaring bij voorraad
(rov 10.17).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna
wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
Huurkoop; bevoegdheid
5.2. Lease-overeenkomsten als de onderhavige
worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.3. Een effecten instelling is aansprakelijk
voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen een of meer
overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia
dat dit anders is. wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
5.4. Dexia beschikte niet over een vergunning
krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van
nietigheid van de lease-overeenkomsten, dan wel van een tekortkoming of
onrechtmatig handelen jegens [X c.s.], wegens strijd met andere wetten en
regelingen.
5.5. De toepasselijkheid van de WCK en de andere
hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Indien [X c.s.]
zich terecht op die regelingen zouden beroepen, zouden de gevolgen daarvan
eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten, dan
zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Dwaling
5.6. [X c.s.] hebben uit de van Dexia c.q. van
Spaar Select Hoogeveen ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het
depot aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X c.s.] enig nader onderzoek mogen worden verwacht.
Voor zover [X c.s.] de dcpotbelegging onder invloed van een onjuiste
voorstelling van zaken zijn aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve
niet tot vernietiging van de lease-ovcreenkomstcn wegens dwaling leiden.
[X
c.s.] stellen (dagvaarding, deel II, nummer 4) dat zij de adviseur van Spaar
Select Hoogeveen uitdrukkelijk hebben gevraagd of er bepaalde risico's aan de
depotconstructie vastzaten. Zo hebben zij. zo stellen zij, gevraagd wat er zou
gebeuren indien er een beurscrash zou plaatsvinden. De adviseur heeft, zo
stellen zij, aangegeven dat een beurscrash niet te verwachten was en dat er
zelfs in dat geval geen verlies zou worden geleden. Deze stellingen baten [X
c.s.] niet. De (volgens [X c.s.] gestelde) algemene vraag aan Spaar Select
Hoogeveen kan immers niet worden aangemerkt als een onderzoek dal voldoende is
gericht op het verkrijgen van een juiste voorstelling van zaken omtrent de aard
en inhoud van de depotconstructie.
Een en ander laat de zorgplicht die Dexia
overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
Misbruik van omstandigheden
5.7. liet beroep van [X c.s.] op artikel 3:44 BW
wordt verworpen, omdat zij -mede in het licht van het gemotiveerde verweer van
Dexia - niet, althans niet voldoende, hebben toegelicht en onderbouwd dat sprake
is van feiten en omstandigheden als in deze bepaling bedoeld.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.8. Dexia was bij het aanbieden van hel
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
5.9. [X c.s.] hebben Dexia verweten dat Dexia te
hunnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer
doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De
brochures en folders waar Dexia zich op beroept [X c.s.]
betwisten overigens dat zij die hebben ontvangen - houden een dergelijke
waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op
andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve
aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige
gevolgen.
Omvang en toerekening van het
depotnadeel
5.10. [X c.s.] hebben ter zake van het
samenstel van de lease- en depotovereenkomsten de volgende uitgaven en kosten
besteed, die geleid hebben tot het door hen ondervonden nadeel:
I. de inleg
in het depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van
de lease-overeenkomsten en deels aan waardeverlies van het fonds waarin het
depot belegd is),
II. de financieringskosten van het depot (dat is de aan de
hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten
etc.),
III. de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in de
periode tussen het moment dat het depot op was en het moment dal de
lease-overeenkomsten werden beëindigd (in het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten
- een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet
aanvaard kan worden; hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die
eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden
gerekend),
IV. de restant hoofdsom, te verminderen met de verkoopwaarde van
de effecten en met de aan de afnemer uitgekeerde of nog uit te keren
dividenden.
5.11. Alle door [X c.s.] geleden nadeel wordt in
aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid
gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor hun rekening dienen te
blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in een
procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze
verdeling speelt niet slechts een rol in welke male het nadeel aan ieder van
partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding
per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X c.s.] toegekende
vergoeding. Bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van
[X], respectievelijk [Y], hun kennis en ervaring, financiële omstandigheden of
het bestcmmingsdoel van de belegging, kunnen evenwel een afwijking van deze
toerekening rechtvaardigen.
5.12. De verschillende componenten van het door
[X], respectievelijk [Y], geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen
worden toegerekend:
A. het waardeverlies van de depotbelegging (het verschil
tussen de inleg en de uit het depot betaalde leaselermijnen) komt voor 100% voor
rekening van Dexia:
B. de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen uit hoofde
van de leaseovereenkomsten, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd
met de uitgekeerde of nog uit te keren dividenden, alsmede met de verkoopwaarde
van de aandelen, komen voor 85% voor rekening van Dexia; dit omvat dus zowel de
termijnen die uit het depot betaald zijn, als de daarna nog verschuldigde
termijnen; er zijn over maximaal 5 jaar maandtermijnen verschuldigd;
C. de
financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van [X
c.s.].
liet voorgaande brengt, mede gelet op de ter gelegenheid van de
comparitie van partijen overgelegde gegevens, het volgende met zich
mee:
- Dexia dient aan [X] €15.122,88 (terug) te
betalen, te weten € 20.420,20 (door [X] feitelijk betaald, waarbij de helft van
het hiervoor onder 1.7 vermelde belastingvoordeel, derhalve € 76.46, aan [X]
wordt toegerekend) -€ 5.297,32 (voor rekening van [X] blijvend deel van het
nadeel uit de lease-overeenkomsten);
- Dexia dient
aan [Y] € 13.234,47 (terug) te betalen, te weten € 18.261,84 (door [Y] feitelijk
betaald, waarbij de helft van het hiervoor onder 1.7 vermelde belastingvoordeel,
derhalve € 76,46, aan [Y] wordt toegerekend) -€ 5.027,37 (voor rekening van [Y]
blijvend deel van het nadeel uit de lease-overeenkomsten).
Wettelijke rente
5.13. Met betrekking tot de wettelijke rente
wordt overwogen dat Dexia de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan
vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk
kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim
niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
5.14. De wettelijke rente over het in 5.12 onder
A bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het
moment waarop het depotbedrag is betaald (juni 2001) en het moment waarop het
depot (voortijdig) uitgeput was (februari 2003), derhalve vanaf 1 april 2002 tot
de voldoening.
Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat
bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van
het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming
van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan,
worden [X c.s.] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben
ondervonden.
5.15. Met betrekking tot de wettelijke rente over
het in 5.12 onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient
telkens te worden uitgegaan van de data waarop afnemer zijn betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van
24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het
in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door
afnemer betaalde termijnen, maar ook uit (een percentage van) nog verschuldigde
doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van
[X] en [Y] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een
deel in aanmerking worden genomen.
Het in aanmerking te nemen deel is een
breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X], respectievelijk
[Y], met betrekking tot de leaseovereenkomsten dient terug te ontvangen en de
noemer door het bedrag dat [X], respectievelijk [Y], ter zake van de
lease-overeenkomsten aan Dexia heeü betaald. De aldus voor de berekening van de
wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 37%,
respectievelijk 27%, van de termijnen, telkens vanaf hun
betaaldata.
Ontbinding
5.16. De door [X c.s.] gevorderde ontbinding van
de lease-overeenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet lot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X c.s.] hebben
derhalve bij deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
5.17. De overigens door [X c.s.] gevorderde
schadevergoeding en kosten worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde
feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X c.s.]
daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen
die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben
te gelden.
Buitengerechtelijke kosten
5.18. De gevorderde buitengerechtelijke kosten
worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn
verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de
zaak.
BKR-registratie
5.19. Nu [X c.s.] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zullen hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen
Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien
dagen na betekening van het vonnis.
Overige stellingen
5.20. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Proceskosten
5.21.Gelet op de uitslag van de procedure dient
Dcxia te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kantonrechter ziet
geen aanleiding om bij de vaststelling van die kosten af te wijken van de in
deze rechtbank en sector gehanteerde forfaitaire tarieven,
Uitvoerbaar bij voorraad
5.22. Er is bij afweging van de belangen van
beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis
niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tot slot
5.23. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen €
15.122,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.496,34 vanaf 1
april 2002 en over 37% van de betaalde termijnen, telkens vanaf hun betaaldata,
tot aan de dag der voldoening;
II. veroordeelt Dexia aan [Y] te voldoen €
13.234,47. te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.966,98 vanaf I april
2002 en over 27% van de betaalde termijnen, telkens vanaf hun betaaldata, tot
aan de dag der voldoening;
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten
dat [X] en [Y] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer hebben, op
straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,00;
IV. veroordeelt Dexia in de kosten van het
geding, tot deze uitspraak aan de zijde van [X] en [Y] gezamenlijk begroot op €
600,00 aan salaris gemachtigde en 6 283.31 aan verschotten;
V. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij
voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde
af.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007,
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL