Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton

Locatie Amsterdam
Rolnummer: 826671 DX HXPL 07-1193
Vonnis van: 17 oktober 2007
F.no.: 587
 
Vonnis van de kantonrechter
 
i n z a k e

1.   [X], en
2.   [Y],

beiden wonende te [woonplaats],
 
eisers,
 
gezamenlijk nader te noemen [X c.s.] en ieder afzonderlijk [X] en [Y],
gemachtigde: mr. J.B. Maliepaard,
 
t e g e n
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
De procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 10 april 2007. met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 17 september 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X c.s.] per brief van 10 september 2007 en door Dexia per brieven van 12 en 13 september 2007 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis

Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1. Feiten
2. Vorderingen [X c.s.]
3. Standpunten [X c.s.]
4. Standpunten Dexia
5. Beoordeling van de vorderingen.
 
1. Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgsler onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2. Op of omstreeks 26 oktober 2000 heeft ieder van [X c.s.] twee leaseovereenkomsten ondertekend met de naam Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging (hierna: de lease-overeenkomsten), waarop hij, respectievelijk zij, als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere.
De lease-overcenkomsten, die zijn tot stand gekomen via Spaar Select Hoogevecn,
zijn aangegaan voor een periode van 240 maanden.
De overeenkomsten van [Y] (nummers 22082040 en 22082041) bepalen onder
meer dat zij in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van €19.189,89,
respectievelijk €21.133,17, aandelen leaset en dat zij maandelijkse termijnen van
telkens € 204,64, respectievelijk € 225,37, verschuldigd was. De totale leasesommen
beliepen € 49.113,60, respectievelijk € 54.088,80, waarin begrepen € 29.923,71,
respectievelijk € 32.955,63, rente.
De overeenkomsten van [X] (nummers 22082042 en 22082043) bepalen onder
meer dat hij in beide gevallen in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van
€ 21.133,17 aandelen leaset en dat hij in beide gevallen maandelijkse termijnen van
telkens € 225,37 verschuldigd was. De totale leasesom beliep in beide gevallen
€ 54.088,80, waarin begrepen € 32.955,63 rente.
Per 9 februari 2006 zijn deze overeenkomsten door Dexia beëindigd omdat [X c.s.] de betalingen hadden stopgezet.
 
1.3. Nadat zij ieder zeven maandtermijnen per lease-overeenkomst hadden voldaan, hebben [X] en [Y] met het oog op de voldoening van de resterende maandtermijnen van de lease-overeenkomsten bij Dexia € 19.961,88 (€ 22.666,32 -€ 2.704.44), respectievelijk € 18.997,19 (€ 21.577,25 - € 2.580.06), in depot gestort. Dit depot is door [X] en [Y] volledig gefinancierd met een tweede hypotheek op de overwaarde van hun woning. Van het deponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V.. De maandtermijnen uit de lease-overeenkomsten konden tot februari 2003 uit het depot voldaan worden, waarna het depot uitgeput was.
 
1.4. [X c.s.] verkeerden bij het aangaan van de lease-overeenkomsten in de volgende omstandigheden:
[X] en [Y] waren met elkaar gehuwd; zij hadden twee jonge kinderen.
[X] is geboren in 1973. Hij was destijds electromonteur (opleiding: MTS). Zijn netto maandinkomen bedroeg € 1.015,85. Zijn spaartegoed bedroeg € 2.352,02.
[Y] is geboren in 1974. Zij was destijds receptioniste (opleiding: MTRO). Haar netto maandinkomen bedroeg € 1.121,64. Haar spaartegoed bedroeg € 1.645,86.
[X] en [Y] hadden geen beleggingservaring.
 
1.5. [Y] heeft ter zake van haar lease-overeenkomsten aan Dexia betaald 28 maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 12.040,28, waarvan 21 termijnen ofwel € 9.030,21 ten laste van het depot betaald zijn en daarvóór 7 termijnen ofwel € 3.010,07 rechtstreeks. Het waardeverlies op het depot bedroeg derhalve
€ 18.997,19-€9.030,21 -€9.966,98.
[X] heeft ter zake van zijn lease-overeenkomsten aan Dexia betaald 28
maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 12.620,72, waarvan 21 termijnen
ofwel € 9.465,54 ten laste van het depot betaald zijn en daarvóór 7 termijnen ofwel
€ 3.155,18 rechtstreeks. Het waardeverlies op het depot bedroeg derhalve
€ 19.961,88 - € 9.465,54 = € 10.496,34.
 
1.6. Op 9 februari 2006 heeft Dexia eindafrekeningen opgesteld van de leaseovereenkomsten volgens welke:
[Y] nog verschuldigd is € 20.691,17, waarvan € 14.306,26 aan achterstallige termijnbetalingen en € 36.576.42 aan restant hoofdsommen en waaruit de verkoopopbrengst van de aandelen blijkt van in totaal € 29.722.30;
-    [X] nog verschuldigd is € 21.418,50, waarvan € 14.811,96 aan restant hoofdsommen en waaruit de verkoopopbrengst van de aandelen blijkt van in totaal €31.154,70.
De in de eindafrekening als nog verschuldigd genoemde bedragen zijn door [X]
c.s. niet betaald.
 
1.7. [Y] heeft uit hoofde van haar lease-overeenkomsten € 2.450,52 aan dividenden ontvangen; Dexia heeft € 1.218,44 aan dividendbelasting ingehouden. [X] heeft uit hoofde van zijn lease-overeenkomslen € 2.384,62 aan dividenden ontvangen; Dexia heeft € 235,78 aan dividendbelasting ingehouden. [X] en [Y] hebben ter zake van de aan Dexia betaalde rente gezamenlijk ƒ 337.00 (€ 152,92) belastingvoordeel genoten.
 
1.8. Bij brief van 11 augustus 2005 heeft de gemachtigde van [X c.s.], voor zover hier van belang, aan Dexia geschreven:

Aangezien door u aan cliënten krediet is verstrekt zonder dat u beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet, zijn de bovengenoemde contracten ingevolge artikel 3:40 lid 2 UW nietig. Namens cliënten wordt een beroep gedaan op de aldus ontstane nietigheid.

Voorts worden de contracten voor zover nog nodig, vernietigd cu. ontbonden op grond van de artikelen 3:44 lid 4 BW (misbruik van omstandigheden). 6:71 BW (wanprestatie). 6:162 UW (onrechtmatige daad). 6:194 UW (misleidende reclame) en 6:228 (dwaling). Namen cliënten wordt het recht voorbehouden om hiertoe nog andere gronden aan te voeren.

Voor zover nodig worden de contracten hierbij tevens opgezegd en zullen door cliënten geen verdere betalingen meer gedaan worden.

Op grond van het bovenstaande wordt u hierbij verzocht, en voor zover nodig gesommeerd, om binnen twee weken na heden alle door cliënten aan u betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen (...).
 
2. Vorderingen [X c.s.]

[X c.s.] vorderen bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: primair:
(1) te verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten, de onlosmakelijk hieraan verbonden depots daarbij inbegrepen, rechtsgeldig zijn vernietigd wegens dwaling, althans wegens misbruik van omstandigheden;
(2) voor zover deze overeenkomsten niet vernietigd zijn op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel uit de wet als uit de contracten als uit de redelijkheid en billijkheid jegens [X c.s.] had moeten betrachten heeft geschonden, waardoor [X c.s.] recht hebben op vergoeding van de gehele door hen geleden schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens [X c.s.] wanprestatie heeft gepleegd zodat de overeenkomsten op die grond terecht door [X c.s.] zijn ontbonden;
subsidiair:
(3) voor zover de onderhavige overeenkomsten, de onlosmakelijk hieraan verbonden depots daarbij inbegrepen, niet vernietigd of ontbonden zijn, te verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet, dan wel strijd met de Wet toezicht effectenverkeer, althans de/e te vernietigen, althans de contracten zodanig te wijzigen dat het nadeel voor [X c.s.] zal zijn opgeheven;
(4) voor zover slechts de lease-overeenkomsten nietig, vernietigd dan wel ontbonden zijn wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet, tevens te verklaren dat [X c.s.] recht hebben op vergoeding van de schade, die [X c.s.] geleden hebben als gevolg van onrechtmatig handelen van Dexia, welke gelijk is aan het verlies uit het depot zoals omschreven onder punt l.c van hel individuele gedeelte van de dagvaarding;
zowel primair als subsidiair:
(5) Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X c.s.] van de som van
€ 46.823,63, bestaande uit de door [X c.s.] aan Dexia betaalde inleg en het verlies uit depot, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia, althans Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X c.s.] van de som van alle door [X c.s.] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling; alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van de som van € 14.269,07 + p.m. bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verband houdende kosten, waaronder de notaris- en taxatiekosten en afsluitprovisie; waarbij Dexia geen aanspraak kan maken op betaling door [X c.s.] van enige restschuld;
(6) Dexia te veroordelen tot betaling van werkelijke proceskosten van [X c.s.], te weten het vaste bedrag van € 895,00 alsmede 15% over de door Dexia aan [X c.s.] terug te betalen bedragen en 15% over de door Dexia gevorderde bedragen die [X c.s.] na de uitspraak in deze zaak niet meer zullen hoeven te betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij inbegrepen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen proceskosten ([X c.s.] zijn niet BTW-plichtig, zij lijden schade gelijk aan het percentage waarmee de kosten van derden aan BTW worden verhoogd);
(7) Dexia te gelasten om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X c.s.] bij de Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt doorgehaald en dat in de betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00.
 
3. Standpunten [X c.s.]
 
3.1. [X c.s.] beroepen zich op (buitengerechtelijke vernietiging wegens) dwaling, althans
 
misbruik van omstandigheden.
 
3.2. [X c.s.] roepen de nietigheid in op grond van artikel 3:40 lid 2 BW wegens strijdigheid met de Wel op het Consumentenkrediet.
 
3.3. [X c.s.] stellen dat Dexia zowel bij de totstandkoming als bij de uitvoering van de lease-overeenkomsten geen, althans onvoldoende, informatie bij hen heeft ingewonnen en geen, althans onvoldoende, informatie aan hen heeft verstrekt. Deze schendingen van de zorgplicht leveren volgens [X c.s.] zowel toerekenbaar tekortschieten als onrechtmatig handelen op.
 
3.4. [X c.s.] stellen dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select Hoogeveen bij de totstandkoming van de lease-overeenkomsten.
 
4. Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia voert aan dat zij met de financiering van de storting op de beleggingsrekening geen bemoeienis heeft gehad. De depotconstructie is geen zelfstandig product van haar en is ook nimmer als zodanig door haar aangeboden, aldus Dexia.
 
4.2. Dexia bestrijdt dat sprake is van (aan haar te wijten) dwaling, misbruik van omstandigheden en/of schending van de zorgplicht. [X c.s.] beschikten bij het aangaan van de lease-overeenkomsten over alle relevante informatie, aldus Dexia.
 
4.3. Volgens Dexia is de Wet op het Consumentenkrediet om meerdere redenen niet van toepassing.
 
4.4. Dexia betwist aansprakelijk Ie zijn voor het handelen of nalaten van Spaar Select Hoogeveen.
 
4.5.  Dexia beroept zich op het bepaalde in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ('eigen schuld").
 
4.6. Dexia betwist de (omvang van de) door [X c.s.] gestelde schade.
 
5.  Beoordeling van de vorderingen
 
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, FJN-nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een -aantal rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
-     omschrijving van de risico's van depotconstructies als de onderhavige (rov 7.2-
7.5);
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
 -    strijd met de Wet op het Consumentenkrediet en/of andere wetten en regelingen
(rov 8.3);
-     dwaling (rov 8.5);
-     aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
-     toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) (rov. 8.8); nakoming zorgplicht (rov 8.9);
-     verdeling van het nadeel (rov 9);
-     uitvoerbaarverklaring bij voorraad (rov 10.17).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop; bevoegdheid
 
5.2. Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
5.3. Een effecten instelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen een of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is. wordt derhalve verworpen.
 
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
 
5.4. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de lease-overeenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van nietigheid van de lease-overeenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [X c.s.], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
5.5. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Indien [X c.s.] zich terecht op die regelingen zouden beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Dwaling
 
5.6. [X c.s.] hebben uit de van Dexia c.q. van Spaar Select Hoogeveen ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X c.s.] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X c.s.] de dcpotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken zijn aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de lease-ovcreenkomstcn wegens dwaling leiden.
[X c.s.] stellen (dagvaarding, deel II, nummer 4) dat zij de adviseur van Spaar Select Hoogeveen uitdrukkelijk hebben gevraagd of er bepaalde risico's aan de depotconstructie vastzaten. Zo hebben zij. zo stellen zij, gevraagd wat er zou gebeuren indien er een beurscrash zou plaatsvinden. De adviseur heeft, zo stellen zij, aangegeven dat een beurscrash niet te verwachten was en dat er zelfs in dat geval geen verlies zou worden geleden. Deze stellingen baten [X c.s.] niet. De (volgens [X c.s.] gestelde) algemene vraag aan Spaar Select Hoogeveen kan immers niet worden aangemerkt als een onderzoek dal voldoende is gericht op het verkrijgen van een juiste voorstelling van zaken omtrent de aard en inhoud van de depotconstructie.
Een en ander laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
 
Misbruik van omstandigheden
 
5.7. liet beroep van [X c.s.] op artikel 3:44 BW wordt verworpen, omdat zij -mede in het licht van het gemotiveerde verweer van Dexia - niet, althans niet voldoende, hebben toegelicht en onderbouwd dat sprake is van feiten en omstandigheden als in deze bepaling bedoeld.

Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
5.8.  Dexia was bij het aanbieden van hel onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht
 
5.9. [X c.s.] hebben Dexia verweten dat Dexia te hunnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept    [X c.s.] betwisten overigens dat zij die hebben ontvangen - houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
Omvang en toerekening van het depotnadeel
 
5.10.  [X c.s.] hebben ter zake van het samenstel van de lease- en depotovereenkomsten de volgende uitgaven en kosten besteed, die geleid hebben tot het door hen ondervonden nadeel:
I. de inleg in het depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de lease-overeenkomsten en deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd is),
II. de financieringskosten van het depot (dat is de aan de hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten etc.),
III. de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in de periode tussen het moment dat het depot op was en het moment dal de lease-overeenkomsten werden beëindigd (in het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden; hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend),
IV. de restant hoofdsom, te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met de aan de afnemer uitgekeerde of nog uit te keren dividenden.
 
5.11. Alle door [X c.s.] geleden nadeel wordt in aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor hun rekening dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt niet slechts een rol in welke male het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X c.s.] toegekende vergoeding. Bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van [X], respectievelijk [Y], hun kennis en ervaring, financiële omstandigheden of het bestcmmingsdoel van de belegging, kunnen evenwel een afwijking van deze toerekening rechtvaardigen.
 
5.12. De verschillende componenten van het door [X], respectievelijk [Y], geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden toegerekend:
A. het waardeverlies van de depotbelegging (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leaselermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia:
B. de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de leaseovereenkomsten, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde of nog uit te keren dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de aandelen, komen voor 85% voor rekening van Dexia; dit omvat dus zowel de termijnen die uit het depot betaald zijn, als de daarna nog verschuldigde termijnen; er zijn over maximaal 5 jaar maandtermijnen verschuldigd;
C. de financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van [X c.s.].
liet voorgaande brengt, mede gelet op de ter gelegenheid van de comparitie van partijen overgelegde gegevens, het volgende met zich mee:
-     Dexia dient aan [X] €15.122,88 (terug) te betalen, te weten € 20.420,20 (door [X] feitelijk betaald, waarbij de helft van het hiervoor onder 1.7 vermelde belastingvoordeel, derhalve € 76.46, aan [X] wordt toegerekend) -€ 5.297,32 (voor rekening van [X] blijvend deel van het nadeel uit de lease-overeenkomsten);
-     Dexia dient aan [Y] € 13.234,47 (terug) te betalen, te weten € 18.261,84 (door [Y] feitelijk betaald, waarbij de helft van het hiervoor onder 1.7 vermelde belastingvoordeel, derhalve € 76,46, aan [Y] wordt toegerekend) -€ 5.027,37 (voor rekening van [Y] blijvend deel van het nadeel uit de lease-overeenkomsten).
 
Wettelijke rente
 
5.13. Met betrekking tot de wettelijke rente wordt overwogen dat Dexia de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
 
5.14. De wettelijke rente over het in 5.12 onder A bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald (juni 2001) en het moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was (februari 2003), derhalve vanaf 1 april 2002 tot de voldoening.
Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, worden [X c.s.] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
 
5.15. Met betrekking tot de wettelijke rente over het in 5.12 onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient telkens te worden uitgegaan van de data waarop afnemer zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door afnemer betaalde termijnen, maar ook uit (een percentage van) nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] en [Y] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen.
Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X], respectievelijk [Y], met betrekking tot de leaseovereenkomsten dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X], respectievelijk [Y], ter zake van de lease-overeenkomsten aan Dexia heeü betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 37%, respectievelijk 27%, van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
 
Ontbinding
 
5.16. De door [X c.s.] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet lot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X c.s.] hebben derhalve bij deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
 
5.17. De overigens door [X c.s.] gevorderde schadevergoeding en kosten worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X c.s.] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Buitengerechtelijke kosten
 
5.18. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
 
BKR-registratie
 
5.19. Nu [X c.s.] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zullen hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het vonnis.
Overige stellingen
 
5.20. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Proceskosten
 
5.21.Gelet op de uitslag van de procedure dient Dcxia te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kantonrechter ziet geen aanleiding om bij de vaststelling van die kosten af te wijken van de in deze rechtbank en sector gehanteerde forfaitaire tarieven,
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
5.22. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
Tot slot
 
5.23. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I. veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 15.122,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.496,34 vanaf 1 april 2002 en over 37% van de betaalde termijnen, telkens vanaf hun betaaldata, tot aan de dag der voldoening;
 
II. veroordeelt Dexia aan [Y] te voldoen € 13.234,47. te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.966,98 vanaf I april 2002 en over 27% van de betaalde termijnen, telkens vanaf hun betaaldata, tot aan de dag der voldoening;
 
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] en [Y] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer hebben, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,00;
 
IV. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak aan de zijde van [X] en [Y] gezamenlijk begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde en 6 283.31 aan verschotten;
 
V. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
 

Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL