Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 921801 DX EXPL 07-2163
Vonnis van
15 oktober 2008
F.no.:617
Vonnis van de
kantonrechter
Inzake
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiser,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. E.H.
Hoeksma,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
Statutair gevestigd en kantoorhoudende te
Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier &
Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
Procedure
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de dagvaarding van 21
december 2007, met producties,
- de conclusie van antwoord,
met producties.
Dexia bevestigt in de conclusie van antwoord dat,
na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te
Amsterdam, [X] een rechtsgeldige opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908
lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft ingediend, waarin hij verklaart niet aan de
verbindendverklaring gebonden te willen zijn
Bij tussenvonnis van 4 juni 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden Op 16 september 2008. Ter comparitie
zijn verschenen eisende partij in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr,
E.H. Hoeksma en van de zijde van Dexia de heer C. Weterings, bijgestaan door mr,
M, Hartman. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier
aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie is door [X] op 2 september
2008 een akte vermeerdering van eis. tevens akte uitlating na tussenvonnis met
producties ingediend en zijn door Dexia per fax van 10 september 2008
aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de processtukken
behoren.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster
onder algemene titel van Bank Labouehere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna
sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede
begrepen.
1.2. [X] verkeerde ten tijde van het
aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst in de volgende
omstandigheden:
Geboortejaar: 02-09-1944
Beroep: WAO-uitkering (voorheen
kantoorbediende)
Opleiding: ULO, cursus boekhouden
Netto (gezins)inkomen
per maand: circa € 802,- (€ 9.624,- per jaar)
Vermogen: Geen
Relevante
beleggings- of beroepservaring: Geen
1.3. [X] heeft de volgende
lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als
wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst):
Contractnr.
Datum Naam
overeenkomst Leasesom Looptijd
Termijnbedrag
39785486 19-7-2000 Allround Effect
€ 43.562,88 240 mnd €
8.712,58
Vooruitbetaling
€ 181,51 mnd 61-240
1.4. Op verzoek van [X] is de
lease-overeenkomst beëindigd. Dexia heeft vervolgens op 28 augustus 2007 de
eindafrekening opgesteld volgens welke Dexia uit hoofde van de
lease-overeenkomst nög verschuldigd was aan [X] te betalen € 955,46, welk bedrag
Dexia aan [X] heeft uitgekeerd.
1.5. Voor wat betreft het in totaal
aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan
dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage),
2. Vorderingen
[X]
[X] vordert, na vermeerdering van de grondslag
van zijn eis, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad,
I. de lease-overeenkomst
vernietigt, althans voor recht verklaart dat deze buitengerechtelijk is
vernietigd, althans nietig is, althans voor recht verklaart dat Dexia
onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en dat Dexia deswege schadepliehtig
is;
II. a. primair
Dexia veroordeelt aan [X] te voldoen, tegen bewijs van kwijting, de
somma van
€ 12,734.60;
II. b. subsidiair Dexia
veroordeelt aan [X] te voldoen, tegen bewijs van kwijting, de
somma van €
10.537,24;
III. De bedragen bedoeld in sub Ila
en sub Ilb te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagen dat de
deelbetalingen zijn verricht, tot aan de dag der betaling, althans vanaf het
tijdstip dat Dexia in verzuim verkeerd (24 september 2007) tot aan de dag der
betaling, althans vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der
betaling;
IV. Dexia veroordeelt in de
kosten van dit geding aan de zijde van [X] gevallen.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] legt aan zijn vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van
haar zorgplicht(en) en/of onrechtmatig heeft gehandeld bij de totstandkoming van
de overeenkomst. Daarnaast beroept [X] zich erop dat Dexia gehandeld heeft in
strijd met een aantal door hem genoemde wetten en regelingen en/of een aantal
andere voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomst als
gevolg daarvan nietig, althans vernietigbaar, zou zijn. [X] stelt ten slotte dat
Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select bij de
totstandkoming van de leaseovereenkomst.
3.2. Volgens [X] is Dexia
aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit
de door hem aan Dexia betaalde bedragen.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke
rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de respectieve
betaaldata.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van
[X] en voert - kort gezegd - aan dat [X] in strijd met de substantičďingsp licht
van artikel lil lid 3 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)
verzuimd heeft de bij hem bekende verweren van Dexia in de dagvaarding op te
nemen. Dexia betwist voorts dat de lease-overeenkomst door misbruik van
omstandigheden tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de
nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld.
Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle
relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of
nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor
zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in
acht zou hebben genomen.
4.2. Ten slotte betwist Dexia de
schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn. Volgens Dexia dient
rekening te worden gehouden met de eigen schuld van [X] krachtens artikel 6:101
BW. De wettelijke rente kan volgens Dexia slechts verschuldigd zijn vanaf het
moment dat sprake is van verzuim. Dexia meent dat er geen reden is haar te
veroordelen in de kosten van het geding. Ten slotte beroept Dexia zich op
artikel 6:278 BW
5. Beoordeling
van de vorderingen
5.1. In het vonnis van deze rechtbank
van 27 april 2007, LJN BA3914. en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008,
LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord
en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt In essentie
komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
Bevoegdheid
5.2. Een lease-overeenkomst als de
onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.3. Een effecteninstelling (als
Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens
toedoen een overeenkomst als de onderhavige tot stand is gekomen. Het verweer
van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Strijd andere wetten en
regelingen
5.4. Aangevoerd wordt dat er sprake
is van nietigheid van de lease-overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of
onrechtmatig handelen jegens [X] wegens strijd met andere wetten en
regelingen.
5.5. De toepasselijkheid van de
andere door [X] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook
indien [X] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen
daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door ieder
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende
lease-overeenkomst dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Misbruik van omstandigheden
5.6. De kantonrechter verwerpt het
beroep van [X] op misbruik van omstandigheden. Ter comparitie is weliswaar
gebleken dat er wel enige druk op [X] is uitgeoefend, echter dit levert op
zichzelf nog geen misbruik van omstandigheden op. Voor de conclusie dat sprake
is van misbruik van omstandigheden is vereist dat Dexia wist of moest begrijpen
dat [X] door bijzondere omstandigheden (zoals noodtoestand, afhankelijkheid,
lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid) werd bewogen tot
het aangaan van de lease-overeenkomst, terwijl deze (kennelijke) wetenschap
Dexia had behoren te weerhouden de totstandkoming van de lease-overeenkomst te
bevorderen. [X] heeft in het onderhavige geval onvoldoende concrete feiten en
omstandigheden naar voren gebracht die kunnen leiden tot deze conclusie.
Desondanks is de kantonrechter van oordeel dat de wijze van totstandkoming van
de onderhavige lease-overeenkomst, mede gelet op hetgeen [X] -onweersproken -
ter comparitie hierover heeft verklaard en het feit dat hij reeds jaren wegens
overspannenheid in de WAO zat, leidt tot verschuiving van het percentage in de
bandbreedte van de categorie-indeling.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.7. Dexia was bij het aanbieden van
het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van
het nadeel
5.8. [X] verwijt Dexia dat Dexia te
zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer
doordat Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
[X] op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures
en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet
in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan
deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor
de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
5.9. Voorts heeft Dexia niet, althans
niet in voldoende mate, voldaan aan de zorgplichten die volgen uit het
"know-your-customer"-beginsel, nu onder meer niet is gebleken dat Dexia zich
tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of [X] naar redelijke
verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de
lease-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Op die grond
moet worden geconcludeerd dat de lease-overeenkomst nimmer tot stand had behoren
te komen, waardoor er een direct causaal verband bestaat tussen deze
tekortkoming en de door [X] geleden schade. De omstandigheden van het geval
brengen (ook hier) met zich dat een deel van die schade op grond van artikel
6:101 BW voor rekening van [X] behoort te blijven. Daarbij dienen dezelfde
maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te worden genomen als bij de
hierna volgende verdeling van de nadelige gevolgen van de lease-overeenkomst
Zullen worden toegepast. De schending van de hier bedoelde zorgplichten zal
hierna buiten beschouwing blijven omdat het uiteindelijke resultaat daarvan niet
anders is dan het resultaat van de hierna toe te passen
nadeelverdeling.
5.10. Ten aanzien van hetgeen onder nadeel
wordt begrepen overweegt de kantonrechter als volgt. In de arresten van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN
BB1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971) alsmede in het arrest van het
gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 (LJN BC9484) wordt overwogen dat de
betaalde rente niet beschouwd kan worden als schade die voor vergoeding in
aanmerking komt. De kantonrechter volgt het standpunt van de hoven op dit punt
evenwel niet. Immers, voorop staat dat de overeenkomsten worden gekenmerkt door
het gegeven dat [X] een belegging aangaat die met geleend geld wordt
gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die
financiering, het staat [X] niet vrij om het geleende geld aan een ander doel te
besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van het door Dexia aangeboden
product. Indien de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, zou [X] dus ook
het deel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De
zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen
voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van
de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althansj op
het verifiëren of [X] het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust
was! van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel
kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat [X]
het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente
zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de
kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg
van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de
vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de
kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari
2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN
BA5684).
5.11. Op gronden als vermeld in het vonnis
van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten
dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd
in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin
aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de pnderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van
[X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in
hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[X] om de lease-overeenkomst aan te gaan.
5.12. Zoals nader is toegelicht in het
vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van
het nadeel aan ieder, van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal
categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor
onder l .2 bij de feiten zijn vermeld is voor [X] categorie I van toepassing.
Gezien de hoogte van de totale leasesom in verhouding tot jhet inkomen en het
vermogen van [X] en gelet op hetgeen de kantonrechter in 5.6 heeft overwogen, is
de kantonrechter van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid|l5 % van het nadeel voor rekening van [X] dient te komen en het
resterende percentage voor rekening van Dexia.
5.13. Voor de berekening van het nadeel met
betrekkingitot de onderhavige leaseovereenkomst overweegt de kantonrechter het
volgende. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007
gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van
gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel in beginsel uit van een
fictieve looptijd van 60 maanden. De kantonrechter ziet evenwel aanleiding om
van dit uitgangspunt af te wijken ten aanzien van onderhavige
lease-overeenkomst, nu [X] na 60 maanden is blijven betalen. Hantering van een
(fictieve) looptijd van 60 maanden brengt [X] in een nadeliger positie dan
wanneer het nadeel wordt berekend op het moment van daadwerkelijke beëindiging
van de lease-overeenkomst. Nu het niet billijk is dat [X] wordt gedupeerd door
zijn betalingsgedrag na 60 maanden' wordt het nadeel in dit geval berekend op
het moment van het feitelijke einde van de lease-overeenkomst, zijnde op
S4
maanden.
5.14. Het totale nadeel met betrekking tot
de lease-overeenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het
contractnummer van de overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan
dient, gelet op het in 5.12 vermelde percentage, een bedrag voor rekening van
[X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde
bedrag.
5.15. Door [X] is in het kader van de
lease-overeenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van de overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dient in mindering
te worden gebracht hetgeen [X] in het kader van onderhavige lease-overeenkomst
van Dexia heeft ontvangen, zijnde een bedrag van € 955.46, als vermeld onder
'ontvangen uitkeringen' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van
[X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het bij de
overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
Wettelijke rente
5.16. Met betrekking tot de wettelijke
rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in
verzuim heeft kunnen
geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet.
Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia
heeft verrichtj(zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684).
Tevens dient in ojgenschouw te worden genomen dat het in dit verband in
aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen,
maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit
brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente
niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking
te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd d|oor het bedrag dat
[X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van
de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de
wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de
bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente' vermelde percentage
van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
5.17. De overige stellingen van partijen
behoeven geen behandeling meer.
Proceskosten
5.18. Gelet op de uitslag van de procedure
dient Dexia te; worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.19. Er is bij afweging van de belangen
van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het
vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tot slot
5.20. Nadat aan dit vonnis is voldaan
zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
5.21. Het meer of anders gevorderde wordt
afgewezen.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia om
aan [X] te betalen een bedrag van € 10.142,09, te vermeerderen met de wettelijke
rente berekend over 78,7 % van elke betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot
aan de dag der algehele vodoening;
II. veroordeelt Dexia in de
kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde
van [X] begroot
op € l .035,31 , waarvan te betalen aan [X]:
€ 50,25 voor bij hem
gevallen kosten aan griffierecht;
en aan de griffier van deze
rechtbank;
€ 84,31 voor het exploot van dagvaarding;
€ 750,00
voor salaris van gemachtigde;
€ 150,75 aan overig griffierecht;
III. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer en anders
gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.M.I. van der
Does, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober
2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL