Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 846850 DX EXPL 07-360
Vonnis van 14
mei 2008
F.no.: 596
Vonnis van de kantonrechter
inzake
[X]
wonende te
[woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
nader te
noemen [X],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in
conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde:
dw. P. Swier.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 5 januari 2005, met
producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 2 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst. Na de zogenoemde WC AM-beschikking van 25 januari 2007 van het
gerechtshof te Amsterdam heeft [X] in een zogenoemde opt-out verklaring als
bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) verklaard niet aan de
verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Dit heeft [X] kenbaar gemaakt bij
een op 20 november 2007 ter griffie van deze rechtbank ingekomen akte met
producties. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure
wordt hervat.
Vervolgens zijn
ingediend:
- de akte, met producties, van de zijde
van [X];
- de conclusie van antwoord in conventie,
tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 27 februari 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 11 april 2008. Ter comparitie
zijn [X] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. Maliepaard, en
namens Dexia de heer D.M. Zori, bijgestaan door mr. L. van Kooten, verschenen.
Voorafgaand aan de comparitie zijn op 28 maart 2008 een conclusie van antwoord
in reconventie tevens akte uitlating na tussenvonnis tevens vermeerdering van
eis, met producties, van de zijde van [X] ingekomen en door Dexia per faxbericht
van 31 maart 2008 aanvullende stukken ingediend. Deze stukken behoren alle tot
de gedingstukken.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake
is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
1.2. [X] was ten tijde van het aangaan van
de hieronder bedoelde overeenkomst gehuwd met [Y] (hierna te noemen [Y]). Zij
verkeerden in de volgende
omstandigheden:
[X]
[Y]
Leeftijd:
52 33
Beroep:
timmerman
geen
(WAO)
Opleiding:
LTS
LHNO
Relevante beleggings-
of
beroepservaring:
geen geen
Netto
(gezins)inkomen: € 2.570,00 per maand, € 30.840,00 per jaar Vermogen (na aftrek
van schulden): circa € 4.700,00
1.3. [X] heeft de volgende
lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als
wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst):
Contractnr. Datum Naam van
de overeenkomst Looptijd
Maandtermijn Leasesom
21690977
28.08.2000 Capital Effect Maandbetaling 240
maanden €91,82
€22.036,80
Op de lease-overeenkomst zijn de Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease van toepassing. De lease-overeenkomst is tot stand
gekomen via een Spaar Select-vestiging (hierna: Spaar Select). De eerste
betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst vind plaats op 30
september 2000.
1.4. Op 17 juni 2005 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de lease-overeenkomst
nog verschuldigd was € 2.811,36, welk bedrag [X] niet heeft
betaald.
1.5. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de
aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.6. [X] heeft enig fiscaal voordeel
genoten als gevolg van de leaseovereenkomst.
1.7. [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke
toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
1.8. Bij brief van 7 december 2004 heeft
[Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de
lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en
terugbetaling gevorderd.
1.9. [Y] heeft tevens via Spaar Select een
lease-overeenkomst met Labouchere gesloten, welke niet in onderhavige procedure
is betrokken, doch waarover [Y] separaat procedeert. Deze overeenkomst, eveneens
gedateerd op 28 augustus 2000 en met de naam Allround Effect maandbetaling, kent
een leasesom van € 32.672,16 en een looptijd van 240 maanden.
2. Vorderingen
[X]
2.1. [X] vordert - na vermeerdering van eis
- op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomst is of
wordt vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft
gehandeld, en dat [X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader
van de lease-overeenkomst aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke
rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van
algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [X] Dexia te bevelen om binnen
twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen
dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie
gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een
dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een
maximum van € 20.000,-. Ten slotte vordert [X] Dexia te veroordelen tot betaling
van kosten en de werkelijke proceskosten.
3. Standpunten [X] in
conventie
3.1. [X] stelt dat de leaseovereenkomst
moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en
derhalve als koop op aftetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en [X] dus de
toestemming behoefde van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y]
deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de
leaseovereenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen. [X] legt voorts aan zijn
vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft
gedwaald, dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en).
en/of misbruik van omstandigheden heeft gemaakt althans dat sprake is van
misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW. Daarnaast beroept [X] zich
erop dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het Consumentenkrediet
(WCK) en de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) en/of met een aantal
voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomst als gevolg
daarvan nietig, althans vernietigbaar zou zijn. dan wel dat Dexia daardoor
onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door hem
gevorderde bedragen, waarbij hij tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke
kosten, meer specifiek kosten in verband met het opvragen van het saldo van zijn
spaarrekening onder verwijzing naar artikel 6:96 BW.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de respectieve
betaaldata.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X]
en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomst niet kan worden aangemerkt
als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake
is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd -
artikel 1:88 BW niet van toepassing is nu dit artikel geen betrekking heeft op
vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek
aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te
doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88
BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat
[Y] dit ook gedaan heeft. Ten slotte is het recht om de leaseovereenkomst op
deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard.
4.3. Dexia betwist dat de leaseovereenkomst
door dwaling tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de
nakoming van haar zorgplicht(en) en/of dat zij misbruik van omstandigheden zou
hebben gemaakt. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de
leaseovereenkomst over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de
bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en
regelingen niet in acht heeft genomen.
5. Vorderingen Dexia in
reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia [X] te
veroordelen tot betaling van € 2.811,36, zijnde het resterende saldo van de door
Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1
juli 2005, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn
verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
6. Verweer in
reconventie
6.1. Onder verwijzing naar zijn stellingen
in conventie bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en in reconventie
7.1. In het arrest van de Hoge Raad van 28
maart 2008, LJN: BC2837, en in het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007,
LJN: BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord
en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang
zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel
1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met WCK (rov 8.3);
misleidende reclame (rov
8.4);
dwaling (rov 8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR) (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling
van het nadeel (rov 9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/l :89
BW
7.2. Een lease-overeenkomst als de
onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
7.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op
deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop
bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien
deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te
doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.4. De verjaringstermijn voor dit beroep
is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op
het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend
wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de
juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007,
68 en LJN: AY8771). [Y] was op de hoogte van de lease-overeenkomst vanaf het
moment dat deze door [X] is gesloten. Zij was aanwezig bij het gesprek met de
adviseur van Spaar Select waarin de lease-overeenkomst aan [X] is aangeboden (en
waarbij tevens de door haar gesloten lease-overeenkomst is besproken). Gelet op
de datum waarop de lease-overeenkomst is gesloten (28 augustus 2000) en de datum
waarop [Y] de vernietiging van de lease-overeenkomst voor de eerste maal heeft
ingeroepen (7 december 2004) staat vast dat het beroep op de hier bedoelde
vernietigbaarheid niet binnen de hiervoor bedoelde termijn van driejaar heeft
plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van [Y] is derhalve
verjaard, zodat de daarop gebaseerde vordering van [X] wordt
afgewezen.
Strijd met WCK
7.5. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de nietigheid van de
lease-overeenkomst is bepleit.
7.6. De toepasselijkheid van de WCK kan in
het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regeling zou beroepen,
zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden
omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de
betreffende lease-overeenkomst dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Misleidende reclame
7.7. [X] heeft nagelaten feitelijk en
concreet te stellen op welk reclamemateriaal van Dexia hij zich beroept en/of op
welke wijze hij hierdoor is misleid. De kantonrechter kan derhalve niet
beoordelen of in dit geval sprake is geweest van misleidende reclame, reden
waarom aan dit beroep voorbij zal worden gegaan.
Dwaling
7.8. Uit de inhoud van de
lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had
[X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het
aankoopbedrag. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening
wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook)
van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed
van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die
onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van die overeenkomst wegens
dwaling leiden. Dit laat de zorgplicht van Dexia overigens
onverlet.
Misbruik van omstandigheden
7.9. De kantonrechter verwerpt het beroep
van [X] op misbruik van omstandigheden. [X] heeft in het onderhavige geval
onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht die leiden tot
het oordeel dat Dexia had moeten weten of begrijpen dat [X] door bijzondere
omstandigheden (zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale
geestestoestand of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de
lease-overeenkomst, en Dexia het tot stand komen daarvan heeft bevorderd,
ofschoon hetgeen zij wist of moest begrijpen zichzelf daarvan hadden behoren te
weerhouden.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
7.10. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
7.11. [X] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in
en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
7.12. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan
[X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van
[X] (bepalend voor de vraag of hij financiële risico's wenste te lopen en in
hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de
overeenkomst.
7.13. Voorts heeft Dexia niet, althans niet in
voldoende mate, voldaan aan de zorgplichten die volgen uit het
"know-your-customer"-beginsel, nu onder meer niet is gebleken dat Dexia
zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële)
wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou
beschikken om aan de uit de lease-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te
kunnen voldoen. Op die grond moet worden geconcludeerd dat de lease-overeenkomst
nimmer tot stand had behoren te komen, waardoor er een direct causaal verband
bestaat tussen deze tekortkoming en de door [X] geleden schade. De
omstandigheden van het geval brengen (ook hier) met zich dat een deel van die
schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [X] behoort te blijven.
Daarbij dienen dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te
worden genomen als bij de hierna volgende verdeling van de nadelige gevolgen van
de lease-overeenkomst zullen worden toegepast. De schending van de hier bedoelde
zorgplichten zal hierna buiten beschouwing blijven omdat het uiteindelijke
resultaat daarvan niet anders is dan het resultaat van de hierna toe te passen
nadeelverdeling.
7.14. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Uit de omstandigheden zoals die hiervoor bij de feiten zijn vermeld,
blijkt dat het netto (gezins)jaarinkomen van [X] meer dan € 15.000,00 bedroeg,
doch lager is dan 2/3 deel van het totaal van de leasesommen van zowel de door
[X] als de door [Y] afgesloten lease-overeenkomst. Hoewel de door [Y] gesloten
lease-overeenkomst geen onderwerp van de onderhavige procedure is althans niet
in de vorderingen van [X] is betrokken, bestaat voldoende aanleiding in dit
specifieke geval voor de categoriebepaling eveneens rekening te houden met de
leasesom van de door [Y] gesloten lease-overeenkomst. Spaar Select heeft de
lease-overeenkomsten immers gelijktijdig aan [X] en [Y] geadviseerd, de
overeenkomsten zijn tezelfdertijd gesloten en ook over de door [Y] gesloten
leaseovereenkomst wordt (door haar), zij het in een separate procedure,
geprocedeerd. Bovendien drukken beide leasesommen op het gezinsinkomen. Voor [X]
is daarom categorie 2 van toepassing en dient naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid 60% van het nadeel voor rekening van Dexia te komen en 40% voor
rekening van [X]. Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening
gehouden met het fiscaal voordeel en te verrekenen
dividendbelasting.
7.15. In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten
- een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet
aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die
eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden
gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel van de lease-overeenkomst
neer op het bedrag dat in de
bijlage onder 'in aanmerking te nemen termijnen'
staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom'
vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de
vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde waarde van de geleasede effecten
alsmede met het onder 'dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met
gedurende de eerste 60 maanden van de overeenkomst ontvangen en verrekende
dividenden en/of (eventuele)
overige uitkeringen.
7.16. Het totale nadeel van de lease-overeenkomst
bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage onder 'totaal nadeel' staat
vermeld. Hiervan dient, gelet op het in 7.14 vermelde percentage, een bedrag
voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het onder 'voor rekening afnemer'
genoemde bedrag.
7.17. Door [X] is in het kader van de
lease-overeenkomst een bedrag betaald gelijk aan het onder 'betaald' vermelde
bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden
als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het bedrag dat voor rekening van [X]
dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het onder 'te
ontvangen' vermelde bedrag van € 863,50.
Wettelijke rente
7.18. Met betrekking tot de wettelijke rente
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia
heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin gerechtshof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN:
BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het door [X] ter zake
van de lease-overeenkomst terug te ontvangen bedrag wordt toegerekend aan alle
door hem uit hoofde van de lease-overeenkomst verrichte betalingen. Dit brengt
mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet
geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te
nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X]
dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de
lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de
wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de
bijlage onder '% rente' vermelde percentage van de termijnen, telkens vanaf hun
betaaldata, te beginnen op 30 september 2000.
Ontbinding
7.19. De door de eisende partij gevorderde
ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen nu het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de
nakoming van de lease-overeenkomst kan worden aangemerkt.
Verklaring voor recht
7.20. Voor zover de vorderingen van [X] zijn
gericht op een verklaring voor recht wordt deze afgewezen, omdat hij daarbij,
gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.
Buitengerechtelijke kosten
7.21. De gevorderde buitengerechtelijke kosten
worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn
verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de
zaak. De door eisende partij gevorderde vergoeding van kosten voor het bij
derden opvragen van bescheiden behoren tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten,
en derhalve tot de proceskosten.
BKR-registratie
7.22. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan
haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van dit vonnis.
Overige stellingen
7.23. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
7.24. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband
daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het
oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Proceskosten
7.25. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen
evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel
samenvalt met dat in conventie.
Tot slot
7.26. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [X]
te betalen € 863,50, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 18,8%
van iedere uit hoofde van de lease-overeenkomst door [X] verrichte betaling,
telkens vanaf de betaaldatum tot aan de dag der algehele voldoening, te beginnen
op 30 september 2000;
II. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot
op:
voor verschuldigd
griffierecht
€ 192,00
voor salaris van
gemachtigde €
300,00
totaal
€ 492,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen
na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten
dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van
een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders
gevorderde;
in reconventie
VI. wijst de vordering
af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op
nihil.
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL