Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en
rolnummer: 1043428 DX EXPL 09-269
Vonnis van: 12 mei 2010
F.no.:
695
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
nader
te noemen: [X],
gemachtigde: mr. J.C.Th. Papeveld,
tegen
de naamloze vennootschap Dexia Bank
Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in
conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde:
Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
De procedure in conventie en in
reconventie
Het verloop van de procedure blijkt
uit:
de dagvaarding van 20 april 2009, met
producties.
Bij rolmededeling zijn alle bij de rechtbank aanhangige
effectenlease-zaken, waaronder de onderhavige, aangehouden in afwachting van
arresten van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zouden worden beantwoord die
partijen in effectenlease-zaken verdeeld houden. Op 5 juni 2009 heeft de Hoge
Raad een drietal arresten gewezen, waarin hij op deze rechtsvragen een antwoord
heeft gegeven.
Vervolgens is ingediend:
de akte tot hervatting van [X].
Bij rolmededeling van 22 juli 2009 is de zaak
verwezen naar de rol van 12 augustus 2009 voor uitlating doorhaling dan wel
voort procederen, waarop [X] te kennen heeft gegeven te willen voort
procederen.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
de conclusie
van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in
reconventie,
met producties van Dexia;
het tussenvonnis van 14 oktober 2009, waarbij een
comparitie van partijen is
bepaald;
het proces-verbaal van comparitie
tevens getuigenverhoor van 18 december 2009,
met de daarin genoemde
stukken;
de conclusie na enquête van Dexia;
de conclusie na enquête, met
één productie van [X];
de akte uitlaten producties, met producties van
Dexia.
Daarop is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1. De
feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster
onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. Waar
hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede
begrepen.
1.2. [Y] heeft de volgende
overeenkomsten tot effectenlease ondertekend waarop zij als mevrouw [Y] als
lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr. Contractnr. Datum
Naam
overeenkomst
Leasesom Looptijd
1
39790055 16-01-2001 Allround Effect
Maandbetaling
€ 81.681,60 240 mnd
2 21980776 16-01-2001
Overwaarde Effect Maandbetaling met Herbelegging € 81.681,60 240
mnd
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten
zullen hierna als individuele overeenkomst worden aangeduid met het betreffende
nummer uit de meest linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als 'de
lease-overeenkomsten'.
1.3. In totaal heeft [X] op grond van
lease-overeenkomst 1 € 19.293,31 aan maandtermijnen aan Dexia
betaald.
1.4. In totaal heeft [X] op grond van
lease-overeenkomst 2 € 19.059,04 aan maandtermijnen aan Dexia
betaald.
1.5. De lease-overeenkomsten zijn
inmiddels geëindigd. Dexia heeft met betrekking tot
de lease-overeenkomsten
eindafrekeningen opgesteld, waaraan de kantonrechter de volgende gegevens
ontleent:
Nr. Datum eindafrekening Saldo
eindafrekening Waarvan achterstallige termijnen Datum
betaald
1
24-08-2006
€
2.202,04
€
2.042,04
Niet betaald
2
24-05-2006
€
4.568,3!
€
2.382,38
Niet betaald
1.6. [X] is gehuwd geweest met [Y]
(hierna: [Y]). [Y] heeft [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het
aangaan van de leaseovereenkomsten. Bij brief van 16 juli 2004 (hierna: de
vernietigingsbrief) heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de
lease-overeenkomsten vernietigd en terugbetaling gevorderd van alle door [X]
betaalde termijnen binnen een termijn van 14 dagen.
2. Het
geschil
in conventie
2.1. [X] vordert op gronden als
vermeld in de processtukken dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, Dexia veroordeelt om aan [X] binnen twee dagen na
betekening van een in dezen te wijzen veroordelend vonnis te
betalen:
Primair: op grond van nietigheid van de
lease-overeenkomsten ex artikel 1:88 lid 1 sub d BW jo. artikel 1:89 BW, een
bedrag ad € 38.693,00, althans enig ander door de kantonrechter in goede
justitie te bepalen bedrag;
Subsidiair: in het kader van
schadevergoeding wegens schending van de zorgplicht/onrechtmatig handelen van
Dexia, een bedrag ad € 34.417,00, althans enig ander door de kantonrechter in
goed justitie te bepalen bedrag,
vermeerderd met de wettelijke rente over de
hierboven vermelde bedragen, met ingang van de datum van de betalingen tot aan
de dag van algehele voldoening, althans met ingang van enige andere door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen datum.
Voorts vordert [X] dat de kantonrechter Dexia
gebiedt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen
veroordelend vonnis schriftelijk en onvoorwaardelijk aan de Stichting Bureau
Krediet Registratie (BKR) te Tiel te berichten dat de registratie van de
lease-overeenkomsten en alle eventueel daarop gebaseerde andere inschrijvingen
ten laste van [X], blijvend dienen te worden verwijderd en/of gestaakt en/of
gewijzigd ten gunste van [X], zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte
vordert [X] dat de kantonrechter Dexia veroordeelt tot betaling van de
proceskosten.
2.2. [X] heeft aan deze vorderingen -
voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. De
lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel
7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576
BW. [X] behoefde voor het aangaan van de lease-overeenkomsten dus de toestemming
van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat hij deze (schriftelijke)
toestemming niet heeft verleend, heeft hij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig
kunnen vernietigen. Verder heeft Dexia de op haar rustende zorgplicht geschonden
met name de bijzondere zorgplicht die volgt uit de Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer en is zij aansprakelijk voor de daardoor ontstane
schade.
2.3. Dexia heeft de vorderingen en de
grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de
orde zuilen komen.
in reconventie
2.4. In reconventie vordert Dexia -
na wijziging van eis - [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag van €
2.256,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.522,77
vanaf 24 mei 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd
met de wettelijke rente over een bedrag van € 734,01 vanaf 24 augustus 2006 tot
aan de dag der algehele voldoening, stellende dat [X] in verzuim is met de
nakoming van haar verplichtingen uit de lease-overeenkomsten, met veroordeling
van [X] in de proceskosten.
2.5. [X] voert gemotiveerd verweer
tegen de vorderingen van Dexia. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor
zover van belang, nader in gegaan.
3. De beoordeling
in conventie en in reconventie
Huurkoop
3.1. Op de gronden zoals overwogen in
het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008» (LJN BC2837), merkt de
kantonrechter de lease-overeenkomsten aan als overeenkomsten van
huurkoop.
3.2. Dit betekent dat artikel 1:88
lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is, zodat [X] voor
het aangaan van de lease-overeenkomsten de toestemming van haar echtgenoot
behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan,
diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van
het hof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rechtsoverweging 2.12.3 en
het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze
schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen
op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
Betwisting huwelijk
3.3. Dexia heeft gesteld dat aan [X]
geen beroep toekomt op artikel 1:88 BW omdat, naar zij zelfheeft verklaard, zij
op 11 december 2000 gescheiden is van [Y], althans gescheiden van tafel en bed.
Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat [X] en [Y] vóór de totstandkoming van de
lease-overeenkomsten hun financiële aangelegenheden al hadden afgewikkeld
middels een convenant, waarbij Dexia ervan uit gaat dat dit een
echtscheidingsconvenant betreft. Daarmee hebben [X] en [Y] er volgens Dexia voor
gekozen om niet meer financieel afhankelijk van elkaar te zijn. Daarbij heeft
een echtscheidingsconvenant in de regel de status van een
vaststellingsovereenkomst, waarbij echtgenoten elkaar over en weer finale
kwijting verlenen. [Y] werd derhalve niet (financieel) geraakt door het
afsluiten van de lease-overeenkomsten door [X]. Artikel 1:88 BW heeft gezien
zijn ratio hier geen toepassing, aldus steeds Dexia.
3.4. [X] heeft hier het volgende
tegenover gesteld. Zij was ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten
al wel in een echtscheidingsprocedure verwikkeld, maar nog wel gehuwd met [Y].
Zij leefde vanaf juli 2000 niet meer in dezelfde woning samen met [Y]. Op 30
juli 2001 is de beschikking inzake de echtscheiding van de rechtbank Rotterdam
uitgesproken en deze beschikking is op 26 oktober 2001 in het register van de
burgerlijke stand van Rotterdam ingeschreven.
3.5. De kantonrechter oordeelt als
volgt. Krachtens artikel 1:89 lid 3 BW hebben het einde van het huwelijk en
scheiding van tafel en bed geen invloed op de bevoegdheid om ter vernietiging
van een rechtshandeling van een echtgenoot een beroep op de vernietigingsgrond
te doen, die voordien was ontstaan. Een huwelijk eindigt onder meer door
echtscheiding en een echtscheiding komt tot stand door de inschrijving van de
beschikking in de registers van de burgerlijke stand (artikel 1:149 sub cjo.
artikel 1:163 BW). Hieruit volgt dat de echtscheiding tussen [X] en [Y] op 26
oktober 2001, de dag van de inschrijving van de beschikking van de rechtbank
Rotterdam in de registers van de burgerlijke stand van Rotterdam, tot stand is
gekomen. Nu de lease-overeenkomsten op 16 januari 2001 door [X] met Dexia zijn
afgesloten was [Y] derhalve bevoegd om ter vernietiging hiervan een beroep op de
vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW te doen. De stelling van Dexia dat [X] en
[Y] middels een convenant de financiële zaken hadden afgewikkeld en de ratio van
artikel 1:88 BW hierdoor geen toepassing vindt kan Dexia dan ook niet
baten.
Verjaring
3.6. Dexia beroept zich voorts op
verjaring van het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW. De verjaringstermijn
voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub
d BW driejaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de
bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet
noodzakelijk is dat deze tevens bekend is met de juridische kwalificatie van die
overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Hof Amsterdam, 19 mei 2009,
LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [X] bekend werd met het bestaan van
de lease-overeenkomsten.
3.7. Op Dexia rust de stelplicht en
bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
3.8. Ter onderbouwing van haar beroep
op verjaring heeft Dexia allereerst aangevoerd dat er in de Nederlandse
gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op
de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Deze
stelling is echter naar het oordeel van de kantonrechter in haar algemeenheid
onvoldoende om bekendheid van [Y] met de beslissing van [X] tot het aangaan van
de lease-overeenkomsten aan te nemen. De kantonrechter verwijst in dit verband
naar het eerdergenoemde arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 mei
2009.
3.9. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd
dat het in Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat een echtpaar een
en/of-rekening heeft. Alle betalingen van de op grond van de
lease-overeenkomsten verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf
rekeningnummer 2607916, welke rekening thans op naam van [X] staat. Dexia sluit
echter niet uit dat deze rekening ten tijde van het aangaan van de
lease-overeenkomsten een en/of-rekening was, die vervolgens - na de scheiding -
is omgezet in een persoonlijke rekening van [X]. Daaruit volgt volgens Dexia dat
[Y] op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, met ingang van de (oudste)
ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan
vermeld.
3.10. Tevens heeft Dexia aangevoerd dat [Y]
op 20 december 2002 namens [X] met Dexia heeft gebeld en dat toen over de
lease-overeenkomsten is gesproken. Hieruit volgt dat [Y] eerder dan medio 2004,
toen hij de vemietigingsbrief stuurde, wetenschap had van het bestaan van de
lease-overeenkomsten. Daarnaast heeft [Y] op 3 december 3997 zelf een
lease-overeenkomst met Dexia afgesloten, die met een positief resultaat is
geëindigd. Volgens Dexia kan [X] bezwaarlijk volhouden dat [Y] en zij over en
weer het aangaan van de betreffende lease-overeenkomsten voor elkaar verborgen
hebben gehouden.
3.11. Zoals de kantonrechter op de
comparitie heeft aangegeven, heeft Dexia haar stelling dat [Y] te laat een
beroep op vernietiging heeft gedaan voldoende onderbouwd en nader bewijs
aangeboden door middel van het horen van getuigen. De kantonrechter heeft Dexia
ter comparitie de gelegenheid gegeven bewijs te leveren van haar stelling dat
[X] reeds meer dan driejaar voordat hij de vemietigingsbrief stuurde op de
hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten. Daartoe heeft Dexia [Y]
en [X] doen horen als getuigen.
3.12. Tijdens het getuigenverhoor hebben
[Y] en [X] het volgende verklaard. Vanaf 2000/2001, in ieder geval ten tijde van
het afsluiten van de lease-overeenkomsten door [X], woonden [Y] en [X] niet meer
bij elkaar. In die tijd hadden zij weinig tot geen contact, ze spraken hooguit
over hun dochters. [Y] regelde tijdens het huwelijk de financiën en hij gaf [X]
huishoudgeld. [Y] heeft nog verklaard dat de bankrekening waarvan de betalingen
aan Dexia zijn verricht altijd op naam heeft gestaan van [X]. Zij hadden toen
ook twee en/of-rekeningen. [Y] heeft verklaard dat hij medio 2004 van de
lease-overeenkomsten heeft gehoord en ook de details heeft gezien. [X] vroeg hem
om hulp en zo raakte hij daadwerkelijk op de hoogte. Op de verjaardag van [X],
op 17 januari 2002, hoorde hij [X] tegen haar zus zeggen dat ze bij Labouchère
een spaarrekening had. Wellicht kan dus worden gezegd dat het eerste ogenblik
dat hij iets over de lease-overeenkomsten hoorde is geweest op die verjaardag.
Aan het telefoongesprek van 20 december 2002 dat Dexia aanvoert heeft hij geen
concrete herinneringen maar het sluit wel aan bij de situatie dat hij na die
verjaardag van [X] steeds meer vragen van haar kreeg om haar te helpen. [X]
heeft hierover verklaard dat ze [Y] voor het eerst in de loop van 2002 iets over
de lease-overeenkomsten heeft verteld. Toen hadden zij een beter contact dan
kort na het feitelijk uit elkaar gaan. Het was echter niet zo dat zij in dat
jaar heel uitgebreid met elkaar spraken. Voorts hebben beide getuigen verklaard
dat zij niet (eerder) over de lease-overeenkomsten hebben gesproken en ook niet
over de lease-overeenkomst die [Y] in 1997 heeft afgesloten. Ook bij het
bespreken van de financiële situatie in het kader van de echtscheiding is niet
gesproken over de lease-overeenkomsten die [X] en [Y] afzonderlijk van elkaar
waren aangegaan. [Y] heeft desgevraagd nog verklaard dat het klopt dat de
lease-overeenkomsten door [X] zijn afgesloten voordat de financiële situatie was
afgewikkeld en dat in een voorlopige overeenkomst al wel was afgesproken dat hij
[X] fl. 6.000,- per maand alimentatie zou betalen. Dit was dus niet in een
echtscheidingsconvenant vastgelegd. [X] heeft nog verklaard dat zij in die tijd,
zowel voor als na het afsluiten van de lease-overeenkomsten, verschillende keren
opgenomen is geweest in verband met psychische problemen. Zij heeft dat niet
tegen de man van Spaar Select gezegd, zij schaamde zich hiervoor. Zo schaamde
zij zich ook tegenover haar (ex-) man dat ze de lease-overeenkomsten had
afgesloten.
3.13. Gelet op de gedetailleerde en vrijwel
gelijkluidende verklaringen van de getuigen is Dexia naar het oordeel van de
kantonrechter niet geslaagd in het bewijs van haar stelling dat [Y] eerder dan
driejaar voor 16juli 2004 op de hoogte was van het bestaan van de
lease-overeenkomsten. Hoogstens kan worden gezegd dat [Y] op 17 januari 2002, op
voornoemde verjaardag van [X], op de hoogte is gekomen van het bestaan van de
leaseovereenkomsten. De vernietiging van de lease-overeenkomsten op 16 juli 2004
is alsdan tijdig, binnen 3 jaar na het moment van bekendheid met deze
overeenkomsten, gedaan. Nu beide getuigen hebben verklaard dat er nauwelijks
contact was tussen hen in de periode van het aangaan van de lease-overeenkomsten
door [X], zijn hun verklaringen in zijn geheel genomen voldoende aannemelijk en
is met name de verklaring van [X] in verband met de op handen zijnde
echtscheiding en haar psychische gesteldheid in die tijd geloofwaardig. Hetgeen
Dexia overigens in haar conclusie na enquête naar voren heeft gebracht doet aan
het voorgaande niet af aangezien dit louter veronderstellingen betreft die door
de getuigen zijn weerlegd. Er moet derhalve vanuit worden gegaan dat [Y] de
leaseovereenkomsten tijdig heeft vernietigd.
3.14. Nu de lease-overeenkomsten
rechtsgeldig zijn vernietigd dienen alle betalingen van [X] aan Dexia op grond
van de lease-overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X]
op grond van die overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde
dividenden.
3.15. Op grond van de lease-overeenkomsten
heeft [X] in totaal € 38.352,35 (termijnen) aan Dexia betaald zodat dit bedrag
aan [X] dient te worden gerestitueerd.
Wettelijke rente
3.16. De gevorderde wettelijke rente is
toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop
Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. Uitgaande van de in de
vernietigingsbrief genoemde betalingstermijn van 14 dagen vanaf de dagtekening
van de brief, is Dexia op 30 juli 2004 in verzuim geraakt. De wettelijke rente
zal daarom worden toegewezen vanaf 30 juli 2004 over het totaal van de voor die
datum door [X] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor
die datum door [X] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over
de na 30 juli 2004 door [X] aan Dexia gedane betalingen is wettelijke rente
verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de
na 30 juli 2004 door [X] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden)
berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die
uitkeringen.
Overige stellingen
3.17. De overige stellingen van partijen
behoeven geen behandeling meer.
3.18. Uit het voorgaande volgt dat de door
Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden
afgewezen.
BKR registratie
3.19. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meerheeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan
haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen
na betekening van dit vonnis.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.20. Er is bij afweging van de belangen
van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het
vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Proceskosten
3.21. Gelet op de uitslag van de procedure
in conventie en in reconventie dient Dexiate worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen
evenwel op nihil worden begroot, nu het debat in reconventie vrijwel geheel
samenvalt met dat in conventie.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia aan
[X] te betalen een bedrag van € 38.352,35, te vermeerderen met de wettelijke
rente over het totaal van de voor 30 juli 2004 door [X] aan Dexia gedane
betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [X] van Dexia
ontvangen uitkeringen vanaf 30 juli 2004 tot aan de dag der algehele voldoening,
alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 30 juli 2004 aan
Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de
wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het
moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen
veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te
Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer
heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan
deze veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,-;
1IÏ. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure aan de zijde van [X] tot aan deze uitspraak begroot op;
-
voor verschuldigd
griffierecht €
208,00
- voor verschuldigde
explootkosten €
85,98
- voor salaris van
gemachtigde €
1.400,00
totaal:
€ 1.693,98
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief
btw;
IV. verklaart dit vonnis tot
zover uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of
anders gevorderde af;
in reconventie
VI. wijst de vorderingen
af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op
nihil.
Aldus gewezen door mr. M.E.A. Nijssen,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2010 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL