Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 773519 DX EXPL. 06-447
Vonnis van: 7 mei 2008
F.no.:619
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
nader te noemen [X],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: dw. P. Swier,
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
 
-     de dagvaarding van 8 maart 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft Dexia verzocht de onderhavige procedure te hervatten onder de mededeling dat [X] een afschrift heeft overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
-    de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 27 februari 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 27 maart 2008. Van hetgeen besproken is ter comparitie is door de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] een conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating na tussenvonnis met producties en door Dexia per fax van 14 maart 2008 aanvullende stukken ingediend. De kantonrechter heeft bepaald dat deze stukken bij de processtukken worden gevoegd.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere/Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] verkeerde ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst in de volgende omstandigheden:
Geboortejaar: 1973
Beroep: horeca medewerkster
Opleiding: MBO
Vermogen: nihil
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen
 
1.3.  [X] heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere/Legio Lease (hierna: de lease-overeenkomst):
 
Nr. Contractnr.  Datum          Naam van de overeenkomst   Leasesom
1. 74218516     12-07-1999   WinstVerDriedubbelaar          € 14.272,06
 
1.4.  [X] heeft de lease-overeenkomst op 10 juli 2002 verlengd voor een
ononderbroken periode van 36 maanden. De totaal overeengekomen leasesom bedraagt € 14.274,36.
 
1.5.  Op 11 juli 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd was € 3.744,06, welk bedrag [X] niet heeft betaald.
 
1.6.  Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.7.  [X] heeft fiscaal voordeel genoten als gevolg van de lease-overeenkomst.
 
2.    Vorderingen [X] in conventie
 
[X] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 
1.    te verklaren voor recht dat [X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen zij in het kader van de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van nietigheid wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet, althans op grond van vernietiging wegens dwaling en/of misbruik van omstandigheden, althans op grond van ontbinding wegens wanprestatie;
 
2.    voor het geval de nietigheid of ontbinding van de lease-overeenkomst niet wordt uitgesproken:
Te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] gehandeld heeft en/of tekort is geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit redelijkheid en billijkheid als uit de wet als uit de lease-overeenkomst jegens [X] had moeten betrachten en dat zij daarom geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van de door haar gevorderde restschuld en dat zij gehouden is alle door [X] aan haar betaalde bedragen te restitueren, vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
 
3.    Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van € 4.952,88 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
 
4.    Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,-;
 
5.    Dexia te veroordelen tot betaling van [X]s werkelijke proceskosten, te weten het vaste bedrag van € 125,- alsmede 30% over de eerste € 10.000,-, 20% over het meerdere tot € 20.000,-, 10% over het meerdere tot € 30.000,- en 5% over het meerdere vanaf € 30.000,-over het voordeel voor [X] ten opzichte van het bemiddelingsvoorstel Duisenberg, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen proceskosten.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1   [X] legt aan haar vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten), en/of misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, althans dat sprake is van misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW. Daarnaast beroept [X] zich erop dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het consumentenkrediet en de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomst als gevolg daarvan nietig, althans vernietigbaar zou zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, [X] stelt daartoe onder meer dat Dexia heeft verzuimd om informatie in te winnen over [X] betreffende haar financiële positie, haar beleggingservaring en haar beleggingsdoelstellingen.
 
3.2.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door haar geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door haar gevorderde bedragen.
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de datum van betaling van deze bedragen.
 
4.    Standpunten Dexia
 
Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten) en/of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomst over alle relevante informatie waaruit voldoende duidelijk de omvang en de risico's van de lease-overeenkomst blijkt. Ook betwist Dexia dat de Wet op het consumentenkrediet van toepassing is. Dexia stelt dat het beroep op misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 BW) niet kan slagen omdat er geen sprake is van "bijzondere omstandigheden" in de zin van dit artikel. Indien en voor zover geoordeeld zou worden dat Dexia tekort is geschoten in haar zorgplicht dan geldt dat het causaal verband tussen deze tekortkoming en de schade ontbreekt. Dexia doet voorts een beroep op de eigen schuld van [X] in de zin van artikel 6:101 BW. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
 
In reconventie vordert Dexia. na aanpassing van de hoogte van haar vordering ter comparitie, [X] te veroordelen tot betaling van € 3.606,26, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2005, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de leaseovereenkomst.
 
6.    Verweer in reconventie
 
Onder verwijzing naar haar stellingen in conventie bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
 
7.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN: BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov 8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over. voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Bevoegdheid
 
7.2.  Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
Strijd met WCK
 
7.3.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de lease-overeenkomst is bepleit.
 
7.4.  De toepasselijkheid van de WCK kan in het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regeling zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende lease-overeenkomst dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Misleidende reclame
 
7.5.  Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende reclame is - kort gezegd -hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000, 374). [X] heeft in algemene bewoordingen gesteld dat Dexia misleidende reclame heeft verspreid. Hij heeft daarbij niet kenbaar gemaakt op welke reclame-uitingen hij zich beroept. Gelet op de bij processtukken als producties overgelegde informatie en stukken, zoals toegezonden door Dexia, oordeelt de kantonrechter dat deze stukken de wezenlijke kenmerken van het aanboden product vermelden, zodat van misleidende reclame geen sprake is. Dit laat onverlet dat Dexia in het kader van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna omschreven.
 
Dwaling
 
7.6.  Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van haar gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale ieasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR1)
 
7.7.  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
 
7.8.  [X] verwijt Dexia dat Dexia te haren opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de leaseovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
7.9.  Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de. op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006. 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [X] om de lease-overeenkomst aan te gaan.
 
7.10. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. De hoogte van het netto inkomen van [X] zijn ter comparitie niet vast komen te staan. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de stukken die door [X] bij akte zijn overgelegd [X] ten tijde van het afsluiten van de lease-overeenkomst een netto inkomen per maand van circa € 1.270,-genoot. Hierbij zijn beroep- en reiskosten buiten beschouwing gelaten nu de omvang van deze kosten door [X] onvoldoende inzichtelijk zijn gemaakt. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld is voor [X] categorie 3 van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 65% van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterende percentage voor rekening van [X]. Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met het fiscaal voordeel en de te verrekenen dividendbelasting.
 
7.11. Bij de berekening van het nadeel wordt in het onderhavige geval uitgegaan van de oorspronkelijke looptijd van de lease-overeenkomst van 36 maanden nu ter comparitie voldoende aannemelijk is gemaakt dat [X] zich financieel en ter voorkoming van mogelijke executiemaatregelen genoodzaakt zag de lease-overeenkomst te verlengen. In het onderhavige geval komt het nadeel van de lease-overeenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder "restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasede effecten alsmede met het onder 'dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
 
7.12. Het totale nadeel van de lease-overeenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient, gelet op het in 7.10 vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder "voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
7.13. Door [X] is in het kader van de lease-overeenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven. zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
 
Wettelijke rente
 
7.14. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers. Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] haar betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin gerechtshof te Amsterdam 24 mei 2007. LJN: BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de bijlage achter de overeenkomst onder'% rente' vermelde percentage van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
 
Ontbinding
 
7.15. De door [X] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
BKR-registratie
 
7.16. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van dit vonnis.
 
Overige stellingen in conventie
 
7.17. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Vordering in reconventie
 
7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
Proceskosten
 
7.19. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
 
Tot slot
 
7.20. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen € 2.347,18, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 48,1% van elke uit hoofde van de lease-overeenkomst verrichte betaling, steeds vanaf de dag van betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht                      €     196,00
voor salaris van gemachtigde                      €     437,50
totaal                                                     €    633,50
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
 
III.  veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
IV.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.    wijst afliet meer en anders gevorderde;
 
in reconventie
 
VI.   wijst de vordering af;
 
VII.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op nihil voor salaris van gemachtigde.
 
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal. kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL