Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak
van:
[X]
wonende te
[woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
nader te
noemen [X]
gemachtigde: mr. B.G.A. Reijnders
tegen:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde:
mr, G.P. Roth
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
in
conventie en in reconventie
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de
dagvaarding van 20 juli 2004 met producties, inhoudende de vordering van
[X];
- de conclusie van antwoord in conventie alsmede de conclusie van eis in
(voorwaardelijke) reconventie van Dexia met bewijsstukken;
Bij tussenvonnis van 20 oktober 2004 is bepaald dat
schriftelijk wordt voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie van repliek in conventie, houdende
wijziging van eis, en de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie
van [X],
- de conclusie van dupliek in conventie en de conclusie van repliek
in (voorwaardelijke) reconventie van Dexia;
Vervolgens is er op 13 april 2005 een rolbeschikking
gewezen, waarin is bepaald dat de zaak zal worden aangehouden.
- bij akte van 6 juli 2005 heeft [X] tegen deze
aanhouding bezwaar gemaakt;
- bij akte van 27 juli 2005 heeft Dexia daarop
gereageerd;
Bij rolmededeling van 24 augustus 2005 heeft de
kantonrechter geoordeeld dat in deze zaak zou worden voortgeprocedeerd en de
zaak verwezen voor dupliek in (voorwaardelijke) reconventie zijdens [X].
Vervolgens is nog ingediend.
- de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke)
reconventie van [X].
- Op 23 november 2005 is de zaak bij rolmededeling op
verzoek van Dexia op grond van artikei 1015 Rv geschorst
Op 4 mei 2007 is de zaak op verzoek van [X] hervat,
onder overlegging van een mededeling als bedoeld in artikel 7:908 lid 2
BW.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel
van de Bank Labouchere N. V. (hierna; Labouchere). Waar hierna sprake is van
Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. [X] heeft de aanmeldingsbon voor het product
"WinstverDriedubbelaar" uit de Telegraaf van 4 november 2000 ingevuld en naar
Dexia gezonden.
1.3. Op 15 november 2000 is [X] met Dexia een
lease-overeenkomst genaamd "WinstVerDriedubbelaar" aangegaan met een looptijd
van drie jaar. De leasesom bedroeg € 9.461,28, waarvan € 1.640,88 rente te
betalen tijdens de (volledige) looptijd van de overeenkomst Tijdens de duur van
de lease-overeenkomst was [X] maandelijks een termijn van € 45,58 (f 100,45)
verschuldigd.
1.4. Op 20 december 2000 is [X] via Spaarselect met
Dexia een lease-overeenkomst genaamd "Profit Effect Maandbetaling" aangegaan met
een looptijd van 10 jaar. De leasesom bedroeg € 24.637,17, waarvan € 13.638,00
rente te betalen tijdens de (volledige) looptijd van de overeenkomst. [X] heeft
gedurende 36 maanden een bedrag van € 113,65 betaald. Voor de volgende 84
maanden zal een korting op het rentebedrag worden berekend. Na 119 maanden dient
[X] een bedrag van € 45,38 aan Dexia te betalen. Aan het eind van de
aandelenteaseovereenkomst dient [X] het aankoopbedrag van € 10.953,79 aan Dexia
te betalen.
1.5. Vervolgens is [X] op 2 mei 2001 via Spaarselect met
Dexia een derde lease-overeenkomst genaamd 'Altijd Doen Plan Maandbetaling"
aangegaan met een looptijd van drie jaar. De leasesom bedroeg € 14.227,78
waarvan € 2.476,08 rente, te betalen tijdens de (volledige) looptijd van de
overeenkomst. Tijdens de duur van de lease-overeenkomst was [X] maandelijks een
termijn van € 68,78 (f 151,57) verschuldigd.
1.6. De eerste op 15 november 2000 gesloten
lease-overeenkomst is op 14 november 2003 geëindigd. Dexia berekende de door [X]
aan Dexia te betalen restschuld op € 5.727,21.
1.7. De overeenkomst gesloten op 20 december 2000 te
door Dexia op 7 november 2003 wegens ontstane betalingsachterstanden voortijdig
beëindigd. Dexia berekende de door [X] aan Dexia te betalen restschuld op €
13.098,50.
1.8. De overeenkomst gesloten op 2 mei 2001 ïs door
Dexfe voorts op 7 november 2003 wegens ontstane betalingsachterstanden
voortijdig beëindigd. Dexia berekende de door [X] aan Dexia te betalen
restschuld op € 5.966,76.
1.9. Bij brief van 21 april 2004 heeft (de gemachtigde
van) [X] de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten, althans
vernietiging in rechte aangekondigd, en Dexia aansprakelijk gesteld voor geleden
schade.
2. Vorderingen in conventie [X]
[X] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad:
primair
- te verklaren voor recht dat de bovengenoemde
aandelenlease-overeenkomsten nietig zijn, dan wel rechtsgeldig bij brief van 21
april 2004 buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans voornoemde
aandelenlease-overeenkomsten te vernietigen op grond van dwaling zijdens [X],
een en ander met bepaling dat de door [X] in het verleden betaalde sommen dienen
te worden terugbetaald binnen 14 dagen na het in deze te wijzen
vonnis;
subsidiair;
- Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [X]
geleden schade, nader op te maken bij staat
zowel primair als subsidiair
- Dexia te veroordelen in de kosten van deze
procedure.
3. Standpunten [X]
3.1. Volgens [X] dienen de lease-overeenkomsten te
worden aangemerkt als huurkoop. [X] houdt Dexia aansprakelijk voor handelingen
die niet door Dexia verricht zijn maar door Spaarselect, omdat Dexia in dat
geval ten haren voordele gebruik heeft gemaakt van Spaarselect als bemiddelaar
of hulppersoon, waarbij [X] verwijst naar het bepaalde in artikel 6:76 BW met
betrekking tot de aansprakelijkheid voor de gedragingen van een hulppersoon bij
de uitvoering van een overeenkomst.
3.2. Verder stelt [X] - kort gezegd - dat hij heeft
gedwaald bij het aangaan van de overeenkomsten, althans dat Dexia niet aan haar
zorgplichten) heeft voldaan en/of onrechtmatig heeft gehandeld door [X]
onvoldoende te wijzen op de aard en omvang van de risico's die de overeenkomst
met zich meebracht. Volgens [X] is hem niet meegedeeld en heeft hij ook niet
kunnen of behoren te begrijpen dat er sprake was van een lening en een belegging
met geleend geJd van effecten waaruit een restschuld zou kunnen ontstaan. Voorts
heeft Dexia ten onrechte geen clientenprofiel opgesteld, en is zij ook tekort
geschoten in de nakoming van (andere) verplichtingen uit de Nadere Regeling
Toezicht Effectenverkeer (NR). Daarbij wijst [X] op het feit dat hij ten tijde
van het aangaan van de overeenkomsten net de leeftijd van 18 jaren had bereikt
en een laag inkomen genoot [X] stelt verder geen
ervaring met beleggen te
hebben. Volgens [X] had Dexia hem nooit dergelijke producten moeten
aanbieden.
3.3. [X] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de
effecten zijn aangekocht.
3.4. [X] stelt dat de Wet op het Consumentenkrediet
(WcK) van toepassing is op de onderhavige overeenkomsten. Dit betekent volgens
[X] dat Dexia heeft gehandeld in strijd met onder meer artikel 9 WcK (het is
verboden om zonder een daartoe strekkende vergunning krediet te verlenen) en dat
gelet hierop de overeenkomsten nietig zijn,
3.5. Volgens [X] is tijdig en op juiste gronden de
vernietiging van die overeenkomsten ingeroepen.
3.4. De schade is volgens [X] definitief, althans
onherroepelijk, en bestaat volgens [X] uit alle financiële gevolgen van het
aangaan van de overeenkomsten, althans de reeds betaalde bedragen.
4. Standpunten Dexia
4.1. Dexia betwist dat de onderhavige overeenkomsten aan
te merken zijn als huurkoopovereenkomsten.
4.2. Dexia voert aan dat uit de tekst van de
overeenkomsten en de overige stukken (brochures) duidelijk blijkt dat er geen
sprake was van sparen, maar van een lening en van het beleggen in effecten,
alsmede van de verschuldigdheid van rente en van termijnbedragen. Volgens Dexia
is mondeling en/of schriftelijk voldoende informatie verstrekt aan [X]. Daarbij
dient volgens Dexia de-gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende
consument maatstaf te zijn. Van misleidende informatie of onvoldoende
informatieverschaffing was volgens Dexia geen sprake.
4.3. Dexia betwist dat de gedragsregels voortvloeiende
uit de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) van toepassing zijn op de
onderhavige overeenkomsten, althans dat zij in strijd daarmee zou hebben
gehandeld. Voorts stelt Dexia dat zij niet verplicht was tot een onderzoek naar
persoonlijke omstandigheden van de afnemer anders dan een toets bij het Bureau
Krediet Registratie (BKR) te Tiel. Volgens Dexia biedt de uitkomst van andere
procedures steun voor haar stellingen, althans kan daaruit niet de conclusie
worden getrokken dat haar vordering niet toewijsbaar is. Van dwaling,
wanprestatie, onrechtmatig handelen of verzaking van een zorgplicht is volgens
Dexia geen sprake geweest
4.4. Verder meent Dexia dat zij niet aansprakelijk is
voor de handelwijze van de tussenpersoon Spaarselect De door Spaarselect gedane
mededelingen kunnen niet aan Dexia worden toegerekend.
4.5. Ook betoogt Dexia dat zij de aandelen wel degelijk
heeft aangekocht. Daarbij wijst zij op de door haar overgelegde
eindafrekeningen, waarop duidelijk staat vermeld wanneer de effecten zijn
aangekocht en wat de koersen zijn geweest.
4.6. Dexia verzoekt - bij eventuele toewijzing van de
vordering van [X] - om afwijzing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring dan
wel om zekerheidstelling zijdens [X].
5. Vordering Dexia in
reconventie
5,1. In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia [X]
te veroordelen tot betaling van het na de eindafrekeningen resterende saldo In
totaal ad € 24.789,47, vermeerdefd met de
contractuele rente van 1,03% voor
de Profit Effect overeenkomst en voor de andere twee overeenkomsten 0.96% rente
per maand, althans de wettelijke rente daarover, vanaf de dag van verzuim,
stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de
lease-overeenkomsten. Dexia vordert verder nog veroordeling van [X] tot betaling
van buitengerechtelijke kosten van € 1.717,20.
5.2. In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor het
geval enig deel van de in conventie ingestelde op vernietiging van de
overeenkomsten gebaseerde vordering wordt toegewezen, vordert Dexia [X] te
veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de effecten en de waarde van bedoelde effecten op de datum van
verkoop, althans gehete of gedeeltelijke vernietiging van de desbetreffende
overeenkomsten.
5.3. Dexia doet een beroep op artikel 6:278 BW. Volgens
Dexia is de nietigheid van de aandelenlease- overeenkomsten slechts op
opportunistische gronden, namelijk wegens het dalen van de beurskoersen,
ingeroepen,
6. Standpunt van [X] in
reconventie
6.1. Onder venwijzing naar het debat in conventie voert
[X] naar aanleiding van de onvoorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia
aan dat hij niet in verzuim is nu de overeenkomst op goede gronden
buitengerechtelijk is vernietigd.
6.2. Onder verwijzing naar het debat in conventie voert
[X] naar aanleiding van de voorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia
aan dat er geen grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen van Dexia. Van
een vernietiging op oneigenlijke gronden of uit opportunistische overwegingen is
volgens [X] geen sprake geweest, nu hij pas door de publiciteit rond de
aandelenleasezaken bekend werd met de risico's van de overeenkomsten. Artikel
6:278 BW is volgens [X] niet van toepassing bij dwaling, althans bij
tekortschieten en/of onrechtmatig handelen door Dexia.
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie
en in (voorwaardelijke) reconventie
7.1. De kantonrechter verwijst naar de uitspraken van
deze rechtbank van 27 april 2007 (LJN-nummers: BA 3914, BA 3916 en BA 3920) en
neemt de daarin opgenomen overwegingen ten aanzien van de rechtsvragen en
beoordelingsmaatstaven over. In het onderhavige geval komt dat neer op het
volgende.
7.2. De vorderingen in conventie en reconventie tenen
zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt aangegeven. Waar nodig
zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van
partijen.
Huurkoop: bevoegdheid
8. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoen de
overeenkomsten aan de definitie van huurkoop in art. 7A: 1576h BW, hebben
althans dezelfde strekking. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de
kantonrechter naar de overwegingen in het arrest van het gerechtshof te
Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721), welke overwegingen de kantonrechter
hier overneemt en tot de zijne maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van
oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW
betrekking kan hebben op vermogensrechten (als de onderhavige). De afnemer (in
het onderhavige geval [X]) heeft zich verbonden de prijs te betalen in
termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem/haar zijn
afgeleverd. Hierbij is niet relevant of de termijnen aflossing en/of rente
betreffen en evenmin welke omvang zij hebben.
Strijd met WcK
9.1. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens
de WcK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit
Naar aanleiding daarvan wordt overwogen als volgt.
9.2. Indien de overeenkomst op de bovenbedoelde grond
zou worden vernietigd, dan ontstaan daaruit voor beide partijen verplichtingen.
Enerzijds zal Dexia de reeds geleverde prestaties ongedaan dienen te maken (er
is dan sprake van onverschuldigde betaling). Anderzijds zal in dat geval, op
grond van art. 6:278 BW, de waardedaling van de geleasede effecten voor rekening
van de afnemer komen. Beide verplichtingen dienen te worden beoordeeld en
(zonodig) beperkt (eventueel tot nihil) met toepassing van de maatstaven van
redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW). Die maatstaven van redelijkheid en
billijkheid en de daarbij in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden van
het individuele geval zijn dezelfde als welke dienen te gelden zonder
toepasselijkheid van de betreffende wet waardoor het eindresultaat in beide
gevallen hetzelfde zal zijn. Voorts dient Dexia in de onderhavige gevallen ook
buiten hetgeen is bepaald in de WcK en de andere bedoelde wetten en regelingen
reeds aan een zorgplicht te voldoen waaraan hoge eisen worden gesteld. Niet valt
in te zien dat er een verschil bestaat tussen laatstbedoelde algemene
zorgplichten - waaraan hierna zal worden getoetst - en de zorgplichten die de
hier bedoelde wetten en regelingen in het algemeen beogen te
waarborgen.
9.3. De slotsom is dat het beroep op de WcK in beginsel
niet tot een ander oordeel kan leiden omtrent de (door elk van partijen te
dragen) gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst dan zou hebben
te gelden zonder een zodanig beroep. Uit het voorgaande volgt dat er voldoende
gronden bestaan om de toepasselijkheid van de WcK in het midden te
laten.
Misleidende reclame
10. Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende
reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld
geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de
betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96. NJ 2000,374). Gelet op
bovengenoemde maatstaf is in het onderhavige geval niet gebleken van misleidende
reclame,
Aankoop effecten
11. Voor zover [X] heeft bedoeld te stellen dat Dexia de
in de lease-overeenkomsten genoemde effecten niet daadwerkelijk heeft gekocht
wordt overwogen als volgt. Het gerechtehof te Amsterdam heeft in zijn zogenoemde
WCAM-beschikking van 25 januari 2007 (LJN: A27033) op basis van een rapportage
van de Autoriteit financiële Markten (AFM) geoordeeld dat er onvoldoende reden
is te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. De
kantonrechter ziet geen aanleiding thans anders te oordelen.
Dwaling
12.1. De kantonrechter verwerpt ook het beroep van [X]
op dwaling.
Overwogen wordt als volgt. Een persoon die overweegt een
overeenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen
redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder
invloed van een onjuiste voorstelling van zaken met die overeenkomst instemt.
Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht
dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich
naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende verplichtingen
en risico's te begrijpen. Als hij nalaat zich op de hier bedoelde wijze te
informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken
een overeenkomst aangaat komt die onjuiste voorstelling voor zijn eigen risico,
in dat geval kan zij krachtens art 6:228 lid 2 BW niet tot vernietiging van de
overeenkomst wegens dwaling leiden.
12.2. De kantonrechter voegt hieraan toe dat [X] uit de
inhoud van de lease-overeenkomsten en de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
heeft kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van renteverplichtingen voor
de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een
verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag vermeerderd
met rente en kosten. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader
onderzoek mogen worden verwacht
12.3. Een en ander laat onverlet dat Dexia tekort kan
zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht als zij de daaruit
voortvloeiende waarschuwingsplicht heeft geschonden. Dat is een ander criterium
dan dat geldt ten aanzien van dwaling. Op die tekortkoming kan aansprakelijkheid
van Dexia berusten.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
13. Er bestaat debat over de toepasselijkheid van de NR
zoals deze van kracht was ten tijde van het aangaan van de
lease-overeenkomst(en). In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van
30 juni 2004. NJF 2004,410 (LJN: AP4933). van de daaromtrent gedane uitspraken
van de Klachtencommissie van het DSI van 5 februari 2004, NJF 2004,446 en het
arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9722) is de
kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van het onderhavige
product gehouden was aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet
afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood.
Voorzover Dexia heeft gesteld dat de NR onverbindend is treft dit geen doel,
omdat de NR haar wettelijke basis vinden in art 11 van de Wte 1995 (HR 24
november 2006, NJ 2006,644 (LJN: AY9222). Voorts volgen de daarin neergelegde
regels ook uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari
1998, NJ 1999,285, JAR 1998,116 (LJN: 2C2536), heeft beslist "dat de
maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt,
zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele
verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren
te houden op grand van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt."
Nakoming zorgplicht
14.1. De risico's van de lease-overeenkomsten zijn
aanzienlijk, met name in verband met de kosten die op de afnemer (lees: [X]) van
de producten zijn gelegd. Daarom is een beduidende koersstijging van de
geleasede effecten vereist, bemeten over de volle looptijd van de overeenkomst,
om een positief rendement te behalen.
14.2. Dexia behoorde zich als professionele
dienstverlener bewust te zijn van de gerede mogelijkheid dat de koersstijging
van de desbetreffende effecten ontoereikend zou zijn om de afnemer ten minste
zijn inleg terug te bezorgen en eventueel zijn (resterende) schuld uit
hoofde
van de lease-overeenkomsten (de restant hoofdsom) aan Dexia af te
lossen. Dexia had zich tenminste rekenschap behoren te geven van de vraag of
haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende
bestedingsruimte zou beschikken om aan de overeenkomst voortvloeiende
verplichtingen te kunnen voldoen. Tenslotte behoorde Dexia de (potentiële)
afnemer op niet mis te verstane wijze omtrent deze risico's te informeren en
daarvoor te waarschuwen.
14.3. Dat klemt temeer omdat Dexia het product voor een
breed publiek beschikbaar heeft gesteld, Dexia had er op bedacht dienen te zijn
dat tot haar wederpartijen personen zouden behoren die niet over voldoende
inzicht in beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te
begeven. Zij heeft het product zowel rechtstreeks als via (zelfstandige)
tussenpersonen aangeboden. Zodoende heeft Dexia zich voor de kwaliteit van de
informatieverstrekking aan individuele (potentiële) wederpartijen ten dele
afhankelijk gemaakt van die tussenpersonen. Reeds daarom diende Dexia het door
haarzelf verspreide voorlichtingsmateriaal- brochures, formulieren voor het
aanvragen c.q. aangaan van de overeenkomsten, (conceptovereenkomsten en
bijbehorende (algemene) voorwaarden - zodanig in te richten dat degene die
overwoog de onderhavige overeenkomst aan te gaan daarin nadrukkelijk de hiervoor
bedoelde waarschuwing aantrof, in bewoordingen die voor de betreffende
ondeskundige afnemer duidelijk zijn. In het bijzonder is ten aanzien van een
beleggingsproduct met een complexiteit die de risico's voor een niet-deskundige
consument verhult, een zo compleet mogelijke en niet voor misverstand vatbare
voorlichting dringend geboden. Die voorlichting diende in elk geval te
waarschuwen voor de niet te verwaarlozen kans dat, afhankelijk van de
ontwikkelingen op de effectenmarkten, de investering - het totaal van de
contractueel voorziene termijnbetalingen - verloren zou gaan en dat in een
voorkomend geval bovendien een.schuld aan Dexia kon resteren.
14.4. Dexia heeft in het onderhavige geval onvoldoende
onderbouwd dat zij ten aanzien van [X] haar zorgplicht is nagekomen. Niet is
immers gesteld of gebleken dat Dexia de in voornoemde rechtsoverwegingen
bedoelde informatie en waarschuwing heeft verstrekt. Metzelfde geldt als het
onderzoek van Dexia naar de bestedingsruimte van haar afnemer beperkt is
gebleven tot de - voor dat onderzoek ontoereikende - vraag of deze bij de BKR
geregistreerd stond,
Gevolgen schending, zorgplicht
15.1. Onderzocht moet worden, voor zover het beroep op
vernietiging niet slaagt, of het niet nakomen door Dexia van haar zorgplicht met
zich brengt dat Dexia aansprakelijk is voor de daarvan door [X] ondervonden
negatieve gevolgen, hierna aan te duiden als het nadeel. Het in art. 6:98 BW
vereiste causaal verband tussen die tekortkoming en dat nadeel laat zich niet,
althans bezwaarlijk, vaststellen omdat achteraf niet met zekerheid kan worden
vastgesteld of de lease-overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien
Dexia wel aan haar zorgplicht had voldaan. Gelet op de aard van de geschonden
norm en de ernst van de schending zal derhalve moeten worden geschat wat de kans
is dat de onderhavige lease-overeenkomsten ook bij afdoende nakoming van de
zorgplicht door Dexia tot stand zouden zijn gekomen en [X] die zich wel bewust
was van de risico's, de kwade kansen van een koersdaling dus wenste te
accepteren in het vertrouwen dat die daling zich niet zou voordoen. Indien die
kans als zeer groot moet worden aangemerkt, zal Dexia niet aansprakelijk zijn
voor het door [X] geleden nadeel. Indien die kans als zeer klein moet worden
aangemeritt. zal Dexia het door [X] geleden nadeel dienen te vergoeden. Ten
aanzien van tussen beide uitersten gelegen gevallen is het, mede gelet op de aan
de art. 6:99,6:101 en 6:248 BW ten grondslag liggende uitgangspunten, naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om Dexia onverkort
alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel
te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting
berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot diens nadeel
hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslis' in
zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006. 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal
tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde
maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
15.2. Onder het in aanmerking te nemen nadeel zoals
hierboven bedoeld, wordt verstaan, het totaalbedrag van alle volgens de
overeenkomsten verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de
lease-overeenkomsten, althans tot het moment dat de overeenkomsten met
betrekking tot de renteverplichtingen boetevrij beëindigd konden worden, te
vermeerderen met het nog niet afgeloste deel van de hoofdsom van de geldlening
en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten en met de aan [X]
uitgekeerde dividenden.
15.3. De kantonrechter gaat er vanuit dat [X] zich niet
voor langere tijd aan de betaling van de maandtermijnen heeft willen binden, dan
tot het moment dat de overeenkomsten boetevrij tussentijds beëindigd konden
worden. Deze termijn wordt door de rechtbank gemaximeerd tot 5 jaar na aanvang
van de overeenkomsten, nu een langere termijn, bijzondere omstandigheden
daargelaten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan
worden.
15.4. Voor zover de vorderingen van partijen betrekking
hebben op financieringskosten van de afnemer of administratie- of
beëindigïngkosten van Dexia, brengen de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid mee dat, gegeven het resultaat van de toepassing van de in
voorgaande overwegingen bedoelde uitgangspunten, die kosten voor rekening en
risico blijven" van degene die de betreffende kosten heeft gemaakt,
respectievelijk van degene die deze kosten reeds draagt.
15.5. De onder 15.1 bedoelde schatting en de toerekening
van het nadeel aan ieder van partijen dienen plaats te vinden op basis van de
specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn met name van
belang de persoonlijke.en financiële situatie van [X] en de kennis en ervaring
die bij [X], mede gelet op zijn opleidingsniveau, op beleggingsgebied
verondersteld mogen worden op het moment dat hij de lease-overeenkomsten
aanging. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen
kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de
beslissing van de afnemer om de overeenkomst aan te gaan. Een van die
omstandigheden is dat de afnemer in het algemeen ook een eigen
verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van zijn keuze tot het aangaan van
de lease- overeenkomsten.
15.6. De kantonrechter zoekt in de hem voorgelegde
effectenlease-geschillen bij de toerekening van het nadeel aansluiting bij het
hierna te bespreken categoraal model.
15.7. In het model zijn beleggingservaring,
opleidingsniveau, vermogen (eigen huis en de daarop drukkende hypotheekschuld
tellen hiervoor niet mee) en inkomen van de afnemer (lees: [X]) als indicatieve
factoren verwerkt. Het model werkt met bandbreedtes per categorie, die ingevuld
kunnen worden al naar gelang het model in meer of mindere mate van toepassing is
op de afnemer. Daarnaast laat het model ruimte voor afwijking naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid op grond van bijzondere omstandigheden in
individuele gevallen, zowel van financiële aard als van persoonlijke aard, of
bijvoorbeeld op grond van de wijze waarop de overeenkomsten tot stand zijn
gekomen.
15.8. indien in de procedure meerdere
lease-overeenkomsten betrokken zijn, al dan niet ook op naam van de partner, dan
dienen da nadelen van alle lease-overeenkomsten voor de toepassing van het model
bij elkaar te worden opgeteld.
15.9. Het model kent vier categorieën, waarbij Dexia de
daarbij aangegeven percentages van het door [X] geleden nadeel dient te dragen.
Voor zover [X] de door hem verschuldigde termijnen of een restant hoofdsom nog
niet heeft betaald, wordt hij gekweten voor die verplichtingen, behoudens tot
het aan hem toe te rekenen percentage van het nadeel. Hierbij wordt opgemerkt
dat de per categorie genoemde omstandigheden telkens cumulatief gelden, tenzij
anders aangegeven. Voorts wordt vermeld dat onder netto gezinsinkomen mede wordt
verstaan het inkomen van de echtgenoot dan wel de partner met wie de huishouding
duurzaam wordt gedeeld,
Categorie-indeling
De hierna genoemde gegevens hebben betrekking op de
situatie ten tijde van de totstandkoming van de
lease-overeenkomst(en).
Categorie 1: 75% tot 85% van het nadeel voor rekening
van Dexia, en het resterend percentage
voor rekening van de afnemer (lees:
[X]). Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden
voldoen:
geen enkele beleggingservaring
en geen of nagenoeg geen
vermogen
en netto gezinsinkomen minder dan € 15.000,00 per jaar (€ 1.250,00
per maand) en laag
opleidingsniveau en geen voor beleggen relevante
beroepservaring.
Categorie 2: 55% tot 65% van het nadeel voor rekening
van Dexia, en het resterend percentage
voor rekening van de afnemer (lees:
[X]).
Dit is de categorie voor een ieder die niet onder een van de andere
categorieën valt.
Categorie 3: 30% tot 40% van het nadeel voor rekening
van Dexia, en het resterend percentage
voor rekening van de afnemer (lees:
[X]). Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden
voldoen:
geen relevante beleggingservaring
en vermogen minimaailx de
lease-som
en/of een jaarlijks netto gezinsinkomen zowel meer dan € 15.000,00
als meer dan 2/3 deel van
de lease-som.
Categorie 4: 5% tot 15% van het nadeel voor rekening van
Dexia en het resterend percentage voor rekening van de afnemer (lees: [X]). Deze
categorie geldt voor afnemers die aan de volgende voorwaarden
voldoen:
redelijke beieggingservaring (open norm)
en vermogen minimaal 1 x
de lease-som
en/of een jaarlijks netto gezinsinkomen zowel meer dan €
15.000,00 als meer dan 2/3 deel van
de lease-som.
16.1. Voor de beoordeling van de gevolgen van de
schending van de zorgplicht aan de hand van het hiervoor in 15 omschreven model,
is vooralsnog onvoldoende informatie voorhanden, in het bijzonder over de
persoonlijke en financiële situatie van [X].
16.2. De kantonrechter acht het daarom zinvol een
comparitie van partijen te gelasten en ter
zitting zullen de voor de
toepassing van bedoeld model relevante omstandigheden ter sprake komen. Tevens
zal bïj die gelegenheid worden onderzocht of een schikking mogelijk
is.
16.3. [X] wordt verzocht op voorhand ten behoeve van de
comparitie van partijen schriftelijk een opgave te verstrekken van de navolgende
gegevens zoals die waren ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst, zo
mogelijk onderbouwd met stukken;
- leeftijd [X]
- (voormalig) beroep
[X]
- opleiding/zakelijke beroepservaring [X] - netto (gezinsinkomen -
vermogen
- effectenbeleggingen ki de twee voorafgaande jaren
- een
gespecificeerd overzicht van het totaal geleden nadeel, waarin tevens de in
verband met de leaseovereenkomst(en) ca. genoten voordelen (zoals ontvangen
dividenden en fiscale voordelen) zijn verwerkt.
- opgave buitengerechtelijke
incasso-activiteiten.
16.4. De hiervoor bedoelde gegevens en
schriftelijke stukken, eventueel aangevuld met andere door een van partijen ter
gelegenheid van de comparitie over te leggen stukken, dienen uiterlijk 5
werkdagen voor de datum van de comparitie ter griffie te zijn ingediend •
waarbij uit veiligheidsoverwegingen geen gebruik kan worden gemaakt van het
hierna te noemen e-mailadres - onder gelijktijdige verzending van een afschrift
daarvan aan (de gemachtigde van) de wederpartij. Stukken die te laat worden
ingediend kunnen buiten beschouwing worden gelaten zonder de mogelijkheid deze
later alsnog over te leggen.
16.5. Op de rolzitting van 4 juli 2007 zal een datum
voor de comparitie worden bepaald, nadat partijen in de gelegenheid zijn geweest
om tot uiterlijk twee werkdagen voor die zitting hun verhinderdata (in een
periode van 2 tot 8 weken daaropvolgend) schriftelijk op te geven per e mail
(Administratie.effectenleaseteam.amsterdam@rechtspraak.nl), fax (020-5411020) of per post. Partijen dienen daarbij
zittingsdatum en rolnummer te vermelden.
Indien een partij niet of niet
tijdig haar verhinderdata opgeeft, zal haar - behoudens in geval van
calamiteiten - na vaststelling van de zittingdatum geen uitstel meer worden
verleend,
16.6. ledere verdere beslissing wordt
aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie en in (voorwaardelijke)
reconventie
I. bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter
rolzitting van woensdag 4 juli 2007 te 10.00 uur voor dagbepaling verschijning
van partijen;
II. wijst er op dat de verhinderdata kunnen worden
opgegeven zoals hiervoor vermeld;
III. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. A.H. Kist, kantonrechter, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2007 in tegenwoordigheid van
de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL