Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM

Kenmerk: OX 06-2721
Datum  : 6 juni 2007
466
 

Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
 

[X]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
nader te noemen [X]
gemachtigde: mr. B.G.A. Reijnders
 
tegen:
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde: mr, G.P. Roth
 
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
in conventie en in reconventie
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 20 juli 2004 met producties, inhoudende de vordering van [X];
- de conclusie van antwoord in conventie alsmede de conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie van Dexia met bewijsstukken;
 
Bij tussenvonnis van 20 oktober 2004 is bepaald dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn ingediend:
 
- de conclusie van repliek in conventie, houdende wijziging van eis, en de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie van [X],
- de conclusie van dupliek in conventie en de conclusie van repliek in (voorwaardelijke) reconventie van Dexia;
 
Vervolgens is er op 13 april 2005 een rolbeschikking gewezen, waarin is bepaald dat de zaak zal worden aangehouden.
 
- bij akte van 6 juli 2005 heeft [X] tegen deze aanhouding bezwaar gemaakt;
- bij akte van 27 juli 2005 heeft Dexia daarop gereageerd;
 
Bij rolmededeling van 24 augustus 2005 heeft de kantonrechter geoordeeld dat in deze zaak zou worden voortgeprocedeerd en de zaak verwezen voor dupliek in (voorwaardelijke) reconventie zijdens [X]. Vervolgens is nog ingediend.
 
- de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie van [X].
 
- Op 23 november 2005 is de zaak bij rolmededeling op verzoek van Dexia op grond van artikei 1015 Rv geschorst
 
Op 4 mei 2007 is de zaak op verzoek van [X] hervat, onder overlegging van een mededeling als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW.
 
Daarna is vonnis bepaald.
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
1. Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere N. V. (hierna; Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2. [X] heeft de aanmeldingsbon voor het product "WinstverDriedubbelaar" uit de Telegraaf van 4 november 2000 ingevuld en naar Dexia gezonden.
 
1.3. Op 15 november 2000 is [X] met Dexia een lease-overeenkomst genaamd "WinstVerDriedubbelaar" aangegaan met een looptijd van drie jaar. De leasesom bedroeg € 9.461,28, waarvan € 1.640,88 rente te betalen tijdens de (volledige) looptijd van de overeenkomst Tijdens de duur van de lease-overeenkomst was [X] maandelijks een termijn van € 45,58 (f 100,45) verschuldigd.
 
1.4. Op 20 december 2000 is [X] via Spaarselect met Dexia een lease-overeenkomst genaamd "Profit Effect Maandbetaling" aangegaan met een looptijd van 10 jaar. De leasesom bedroeg € 24.637,17, waarvan € 13.638,00 rente te betalen tijdens de (volledige) looptijd van de overeenkomst. [X] heeft gedurende 36 maanden een bedrag van € 113,65 betaald. Voor de volgende 84 maanden zal een korting op het rentebedrag worden berekend. Na 119 maanden dient [X] een bedrag van € 45,38 aan Dexia te betalen. Aan het eind van de aandelenteaseovereenkomst dient [X] het aankoopbedrag van € 10.953,79 aan Dexia te betalen.
 
1.5. Vervolgens is [X] op 2 mei 2001 via Spaarselect met Dexia een derde lease-overeenkomst genaamd 'Altijd Doen Plan Maandbetaling" aangegaan met een looptijd van drie jaar. De leasesom bedroeg € 14.227,78 waarvan € 2.476,08 rente, te betalen tijdens de (volledige) looptijd van de overeenkomst. Tijdens de duur van de lease-overeenkomst was [X] maandelijks een termijn van € 68,78 (f 151,57) verschuldigd.
 
1.6. De eerste op 15 november 2000 gesloten lease-overeenkomst is op 14 november 2003 geëindigd. Dexia berekende de door [X] aan Dexia te betalen restschuld op € 5.727,21.
 
1.7. De overeenkomst gesloten op 20 december 2000 te door Dexia op 7 november 2003 wegens ontstane betalingsachterstanden voortijdig beëindigd. Dexia berekende de door [X] aan Dexia te betalen restschuld op € 13.098,50.
 
1.8. De overeenkomst gesloten op 2 mei 2001 ïs door Dexfe voorts op 7 november 2003 wegens ontstane betalingsachterstanden voortijdig beëindigd. Dexia berekende de door [X] aan Dexia te betalen restschuld op € 5.966,76.
 
1.9. Bij brief van 21 april 2004 heeft (de gemachtigde van) [X] de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en Dexia aansprakelijk gesteld voor geleden schade.
 
2. Vorderingen in conventie [X]
 
[X] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 
primair
 
- te verklaren voor recht dat de bovengenoemde aandelenlease-overeenkomsten nietig zijn, dan wel rechtsgeldig bij brief van 21 april 2004 buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans voornoemde aandelenlease-overeenkomsten te vernietigen op grond van dwaling zijdens [X], een en ander met bepaling dat de door [X] in het verleden betaalde sommen dienen te worden terugbetaald binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis;
 
subsidiair;
 
- Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [X] geleden schade, nader op te maken bij staat
 
zowel primair als subsidiair
 
- Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure.
 
3. Standpunten [X]
 
3.1. Volgens [X] dienen de lease-overeenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop. [X] houdt Dexia aansprakelijk voor handelingen die niet door Dexia verricht zijn maar door Spaarselect, omdat Dexia in dat geval ten haren voordele gebruik heeft gemaakt van Spaarselect als bemiddelaar of hulppersoon, waarbij [X] verwijst naar het bepaalde in artikel 6:76 BW met betrekking tot de aansprakelijkheid voor de gedragingen van een hulppersoon bij de uitvoering van een overeenkomst.
 
3.2. Verder stelt [X] - kort gezegd - dat hij heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomsten, althans dat Dexia niet aan haar zorgplichten) heeft voldaan en/of onrechtmatig heeft gehandeld door [X] onvoldoende te wijzen op de aard en omvang van de risico's die de overeenkomst met zich meebracht. Volgens [X] is hem niet meegedeeld en heeft hij ook niet kunnen of behoren te begrijpen dat er sprake was van een lening en een belegging met geleend geJd van effecten waaruit een restschuld zou kunnen ontstaan. Voorts heeft Dexia ten onrechte geen clientenprofiel opgesteld, en is zij ook tekort geschoten in de nakoming van (andere) verplichtingen uit de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR). Daarbij wijst [X] op het feit dat hij ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten net de leeftijd van 18 jaren had bereikt en een laag inkomen genoot [X] stelt verder geen
ervaring met beleggen te hebben. Volgens [X] had Dexia hem nooit dergelijke producten moeten aanbieden.
 
3.3. [X] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de effecten zijn aangekocht.
 
3.4. [X] stelt dat de Wet op het Consumentenkrediet (WcK) van toepassing is op de onderhavige overeenkomsten. Dit betekent volgens [X] dat Dexia heeft gehandeld in strijd met onder meer artikel 9 WcK (het is verboden om zonder een daartoe strekkende vergunning krediet te verlenen) en dat gelet hierop de overeenkomsten nietig zijn,
 
3.5. Volgens [X] is tijdig en op juiste gronden de vernietiging van die overeenkomsten ingeroepen.
 
3.4. De schade is volgens [X] definitief, althans onherroepelijk, en bestaat volgens [X] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de overeenkomsten, althans de reeds betaalde bedragen.
 
4. Standpunten Dexia
 
4.1. Dexia betwist dat de onderhavige overeenkomsten aan te merken zijn als huurkoopovereenkomsten.
 
4.2. Dexia voert aan dat uit de tekst van de overeenkomsten en de overige stukken (brochures) duidelijk blijkt dat er geen sprake was van sparen, maar van een lening en van het beleggen in effecten, alsmede van de verschuldigdheid van rente en van termijnbedragen. Volgens Dexia is mondeling en/of schriftelijk voldoende informatie verstrekt aan [X]. Daarbij dient volgens Dexia de-gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument maatstaf te zijn. Van misleidende informatie of onvoldoende informatieverschaffing was volgens Dexia geen sprake.
 
4.3. Dexia betwist dat de gedragsregels voortvloeiende uit de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomsten, althans dat zij in strijd daarmee zou hebben gehandeld. Voorts stelt Dexia dat zij niet verplicht was tot een onderzoek naar persoonlijke omstandigheden van de afnemer anders dan een toets bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel. Volgens Dexia biedt de uitkomst van andere procedures steun voor haar stellingen, althans kan daaruit niet de conclusie worden getrokken dat haar vordering niet toewijsbaar is. Van dwaling, wanprestatie, onrechtmatig handelen of verzaking van een zorgplicht is volgens Dexia geen sprake geweest
 
4.4. Verder meent Dexia dat zij niet aansprakelijk is voor de handelwijze van de tussenpersoon Spaarselect De door Spaarselect gedane mededelingen kunnen niet aan Dexia worden toegerekend.
 
4.5. Ook betoogt Dexia dat zij de aandelen wel degelijk heeft aangekocht. Daarbij wijst zij op de door haar overgelegde eindafrekeningen, waarop duidelijk staat vermeld wanneer de effecten zijn aangekocht en wat de koersen zijn geweest.
 
4.6. Dexia verzoekt - bij eventuele toewijzing van de vordering van [X] - om afwijzing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring dan wel om zekerheidstelling zijdens [X].
 
5. Vordering Dexia in reconventie
 
5,1. In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van het na de eindafrekeningen resterende saldo In totaal ad € 24.789,47, vermeerdefd met de
contractuele rente van 1,03% voor de Profit Effect overeenkomst en voor de andere twee overeenkomsten 0.96% rente per maand, althans de wettelijke rente daarover, vanaf de dag van verzuim, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomsten. Dexia vordert verder nog veroordeling van [X] tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.717,20.
 
5.2. In voorwaardelijke reconventie, namelijk voor het geval enig deel van de in conventie ingestelde op vernietiging van de overeenkomsten gebaseerde vordering wordt toegewezen, vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de effecten en de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop, althans gehete of gedeeltelijke vernietiging van de desbetreffende overeenkomsten.
 
5.3. Dexia doet een beroep op artikel 6:278 BW. Volgens Dexia is de nietigheid van de aandelenlease- overeenkomsten slechts op opportunistische gronden, namelijk wegens het dalen van de beurskoersen, ingeroepen,
 
6. Standpunt van [X] in reconventie
 
6.1. Onder venwijzing naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de onvoorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd.
 
6.2. Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [X] naar aanleiding van de voorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat er geen grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen van Dexia. Van een vernietiging op oneigenlijke gronden of uit opportunistische overwegingen is volgens [X] geen sprake geweest, nu hij pas door de publiciteit rond de aandelenleasezaken bekend werd met de risico's van de overeenkomsten. Artikel 6:278 BW is volgens [X] niet van toepassing bij dwaling, althans bij tekortschieten en/of onrechtmatig handelen door Dexia.
 
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
 
7.1. De kantonrechter verwijst naar de uitspraken van deze rechtbank van 27 april 2007 (LJN-nummers: BA 3914, BA 3916 en BA 3920) en neemt de daarin opgenomen overwegingen ten aanzien van de rechtsvragen en beoordelingsmaatstaven over. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
7.2. De vorderingen in conventie en reconventie tenen zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt aangegeven. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen.
 
Huurkoop: bevoegdheid
 
8. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoen de overeenkomsten aan de definitie van huurkoop in art. 7A: 1576h BW, hebben althans dezelfde strekking. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de overwegingen in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721), welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten (als de onderhavige). De afnemer (in het onderhavige geval [X]) heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem/haar zijn afgeleverd. Hierbij is niet relevant of de termijnen aflossing en/of rente betreffen en evenmin welke omvang zij hebben.
 
Strijd met WcK
 
9.1. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WcK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit Naar aanleiding daarvan wordt overwogen als volgt.
 
9.2. Indien de overeenkomst op de bovenbedoelde grond zou worden vernietigd, dan ontstaan daaruit voor beide partijen verplichtingen. Enerzijds zal Dexia de reeds geleverde prestaties ongedaan dienen te maken (er is dan sprake van onverschuldigde betaling). Anderzijds zal in dat geval, op grond van art. 6:278 BW, de waardedaling van de geleasede effecten voor rekening van de afnemer komen. Beide verplichtingen dienen te worden beoordeeld en (zonodig) beperkt (eventueel tot nihil) met toepassing van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW). Die maatstaven van redelijkheid en billijkheid en de daarbij in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden van het individuele geval zijn dezelfde als welke dienen te gelden zonder toepasselijkheid van de betreffende wet waardoor het eindresultaat in beide gevallen hetzelfde zal zijn. Voorts dient Dexia in de onderhavige gevallen ook buiten hetgeen is bepaald in de WcK en de andere bedoelde wetten en regelingen reeds aan een zorgplicht te voldoen waaraan hoge eisen worden gesteld. Niet valt in te zien dat er een verschil bestaat tussen laatstbedoelde algemene zorgplichten - waaraan hierna zal worden getoetst - en de zorgplichten die de hier bedoelde wetten en regelingen in het algemeen beogen te waarborgen.
 
9.3. De slotsom is dat het beroep op de WcK in beginsel niet tot een ander oordeel kan leiden omtrent de (door elk van partijen te dragen) gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep. Uit het voorgaande volgt dat er voldoende gronden bestaan om de toepasselijkheid van de WcK in het midden te laten.
 
Misleidende reclame
 
10. Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96. NJ 2000,374). Gelet op bovengenoemde maatstaf is in het onderhavige geval niet gebleken van misleidende reclame,
 
Aankoop effecten
 
11. Voor zover [X] heeft bedoeld te stellen dat Dexia de in de lease-overeenkomsten genoemde effecten niet daadwerkelijk heeft gekocht wordt overwogen als volgt. Het gerechtehof te Amsterdam heeft in zijn zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 (LJN: A27033) op basis van een rapportage van de Autoriteit financiële Markten (AFM) geoordeeld dat er onvoldoende reden is te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. De kantonrechter ziet geen aanleiding thans anders te oordelen.
 
Dwaling
 
12.1. De kantonrechter verwerpt ook het beroep van [X] op dwaling.
Overwogen wordt als volgt. Een persoon die overweegt een overeenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken met die overeenkomst instemt. Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende verplichtingen en risico's te begrijpen. Als hij nalaat zich op de hier bedoelde wijze te informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst aangaat komt die onjuiste voorstelling voor zijn eigen risico, in dat geval kan zij krachtens art 6:228 lid 2 BW niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden.
 
12.2. De kantonrechter voegt hieraan toe dat [X] uit de inhoud van de lease-overeenkomsten en de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease heeft kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag vermeerderd met rente en kosten. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht
 
12.3. Een en ander laat onverlet dat Dexia tekort kan zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht als zij de daaruit voortvloeiende waarschuwingsplicht heeft geschonden. Dat is een ander criterium dan dat geldt ten aanzien van dwaling. Op die tekortkoming kan aansprakelijkheid van Dexia berusten.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
13. Er bestaat debat over de toepasselijkheid van de NR zoals deze van kracht was ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst(en). In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 30 juni 2004. NJF 2004,410 (LJN: AP4933). van de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI van 5 februari 2004, NJF 2004,446 en het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9722) is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden was aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood. Voorzover Dexia heeft gesteld dat de NR onverbindend is treft dit geen doel, omdat de NR haar wettelijke basis vinden in art 11 van de Wte 1995 (HR 24 november 2006, NJ 2006,644 (LJN: AY9222). Voorts volgen de daarin neergelegde regels ook uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999,285, JAR 1998,116 (LJN: 2C2536), heeft beslist "dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren te houden op grand van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."
 
Nakoming zorgplicht
 
14.1. De risico's van de lease-overeenkomsten zijn aanzienlijk, met name in verband met de kosten die op de afnemer (lees: [X]) van de producten zijn gelegd. Daarom is een beduidende koersstijging van de geleasede effecten vereist, bemeten over de volle looptijd van de overeenkomst, om een positief rendement te behalen.
 
14.2. Dexia behoorde zich als professionele dienstverlener bewust te zijn van de gerede mogelijkheid dat de koersstijging van de desbetreffende effecten ontoereikend zou zijn om de afnemer ten minste zijn inleg terug te bezorgen en eventueel zijn (resterende) schuld uit hoofde
van de lease-overeenkomsten (de restant hoofdsom) aan Dexia af te lossen. Dexia had zich tenminste rekenschap behoren te geven van de vraag of haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Tenslotte behoorde Dexia de (potentiële) afnemer op niet mis te verstane wijze omtrent deze risico's te informeren en daarvoor te waarschuwen.
 
14.3. Dat klemt temeer omdat Dexia het product voor een breed publiek beschikbaar heeft gesteld, Dexia had er op bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen personen zouden behoren die niet over voldoende inzicht in beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Zij heeft het product zowel rechtstreeks als via (zelfstandige) tussenpersonen aangeboden. Zodoende heeft Dexia zich voor de kwaliteit van de informatieverstrekking aan individuele (potentiële) wederpartijen ten dele afhankelijk gemaakt van die tussenpersonen. Reeds daarom diende Dexia het door haarzelf verspreide voorlichtingsmateriaal- brochures, formulieren voor het aanvragen c.q. aangaan van de overeenkomsten, (conceptovereenkomsten en bijbehorende (algemene) voorwaarden - zodanig in te richten dat degene die overwoog de onderhavige overeenkomst aan te gaan daarin nadrukkelijk de hiervoor bedoelde waarschuwing aantrof, in bewoordingen die voor de betreffende ondeskundige afnemer duidelijk zijn. In het bijzonder is ten aanzien van een beleggingsproduct met een complexiteit die de risico's voor een niet-deskundige consument verhult, een zo compleet mogelijke en niet voor misverstand vatbare voorlichting dringend geboden. Die voorlichting diende in elk geval te waarschuwen voor de niet te verwaarlozen kans dat, afhankelijk van de ontwikkelingen op de effectenmarkten, de investering - het totaal van de contractueel voorziene termijnbetalingen - verloren zou gaan en dat in een voorkomend geval bovendien een.schuld aan Dexia kon resteren.
 
14.4. Dexia heeft in het onderhavige geval onvoldoende onderbouwd dat zij ten aanzien van [X] haar zorgplicht is nagekomen. Niet is immers gesteld of gebleken dat Dexia de in voornoemde rechtsoverwegingen bedoelde informatie en waarschuwing heeft verstrekt. Metzelfde geldt als het onderzoek van Dexia naar de bestedingsruimte van haar afnemer beperkt is gebleven tot de - voor dat onderzoek ontoereikende - vraag of deze bij de BKR geregistreerd stond,
 
Gevolgen schending, zorgplicht
 
15.1. Onderzocht moet worden, voor zover het beroep op vernietiging niet slaagt, of het niet nakomen door Dexia van haar zorgplicht met zich brengt dat Dexia aansprakelijk is voor de daarvan door [X] ondervonden negatieve gevolgen, hierna aan te duiden als het nadeel. Het in art. 6:98 BW vereiste causaal verband tussen die tekortkoming en dat nadeel laat zich niet, althans bezwaarlijk, vaststellen omdat achteraf niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de lease-overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia wel aan haar zorgplicht had voldaan. Gelet op de aard van de geschonden norm en de ernst van de schending zal derhalve moeten worden geschat wat de kans is dat de onderhavige lease-overeenkomsten ook bij afdoende nakoming van de zorgplicht door Dexia tot stand zouden zijn gekomen en [X] die zich wel bewust was van de risico's, de kwade kansen van een koersdaling dus wenste te accepteren in het vertrouwen dat die daling zich niet zou voordoen. Indien die kans als zeer groot moet worden aangemerkt, zal Dexia niet aansprakelijk zijn voor het door [X] geleden nadeel. Indien die kans als zeer klein moet worden aangemeritt. zal Dexia het door [X] geleden nadeel dienen te vergoeden. Ten aanzien van tussen beide uitersten gelegen gevallen is het, mede gelet op de aan de art. 6:99,6:101 en 6:248 BW ten grondslag liggende uitgangspunten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot diens nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslis' in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006. 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
 
15.2. Onder het in aanmerking te nemen nadeel zoals hierboven bedoeld, wordt verstaan, het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomsten verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomsten, althans tot het moment dat de overeenkomsten met betrekking tot de renteverplichtingen boetevrij beëindigd konden worden, te vermeerderen met het nog niet afgeloste deel van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten en met de aan [X] uitgekeerde dividenden.
 
15.3. De kantonrechter gaat er vanuit dat [X] zich niet voor langere tijd aan de betaling van de maandtermijnen heeft willen binden, dan tot het moment dat de overeenkomsten boetevrij tussentijds beëindigd konden worden. Deze termijn wordt door de rechtbank gemaximeerd tot 5 jaar na aanvang van de overeenkomsten, nu een langere termijn, bijzondere omstandigheden daargelaten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden.
 
15.4. Voor zover de vorderingen van partijen betrekking hebben op financieringskosten van de afnemer of administratie- of beëindigïngkosten van Dexia, brengen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee dat, gegeven het resultaat van de toepassing van de in voorgaande overwegingen bedoelde uitgangspunten, die kosten voor rekening en risico blijven" van degene die de betreffende kosten heeft gemaakt, respectievelijk van degene die deze kosten reeds draagt.
 
15.5. De onder 15.1 bedoelde schatting en de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen dienen plaats te vinden op basis van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn   met name van belang de persoonlijke.en financiële situatie van [X] en de kennis en ervaring die bij [X], mede gelet op zijn opleidingsniveau, op beleggingsgebied verondersteld mogen worden op het moment dat hij de lease-overeenkomsten aanging. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van de afnemer om de overeenkomst aan te gaan. Een van die omstandigheden is dat de afnemer in het algemeen ook een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van zijn keuze tot het aangaan van de lease- overeenkomsten.
 
15.6. De kantonrechter zoekt in de hem voorgelegde effectenlease-geschillen bij de toerekening van het nadeel aansluiting bij het hierna te bespreken categoraal model.
 
15.7. In het model zijn beleggingservaring, opleidingsniveau, vermogen (eigen huis en de daarop drukkende hypotheekschuld tellen hiervoor niet mee) en inkomen van de afnemer (lees: [X]) als indicatieve factoren verwerkt. Het model werkt met bandbreedtes per categorie, die ingevuld kunnen worden al naar gelang het model in meer of mindere mate van toepassing is op de afnemer. Daarnaast laat het model ruimte voor afwijking naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op grond van bijzondere omstandigheden in individuele gevallen, zowel van financiële aard als van persoonlijke aard, of bijvoorbeeld op grond van de wijze waarop de overeenkomsten tot stand zijn gekomen.
 
15.8. indien in de procedure meerdere lease-overeenkomsten betrokken zijn, al dan niet ook op naam van de partner, dan dienen da nadelen van alle lease-overeenkomsten voor de toepassing van het model bij elkaar te worden opgeteld.
 
15.9. Het model kent vier categorieën, waarbij Dexia de daarbij aangegeven percentages van het door [X] geleden nadeel dient te dragen. Voor zover [X] de door hem verschuldigde termijnen of een restant hoofdsom nog niet heeft betaald, wordt hij gekweten voor die verplichtingen, behoudens tot het aan hem toe te rekenen percentage van het nadeel. Hierbij wordt opgemerkt dat de per categorie genoemde omstandigheden telkens cumulatief gelden, tenzij anders aangegeven. Voorts wordt vermeld dat onder netto gezinsinkomen mede wordt verstaan het inkomen van de echtgenoot dan wel de partner met wie de huishouding duurzaam wordt gedeeld,
 
Categorie-indeling
 
De hierna genoemde gegevens hebben betrekking op de situatie ten tijde van de totstandkoming van de lease-overeenkomst(en).
 
Categorie 1: 75% tot 85% van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterend percentage
voor rekening van de afnemer (lees: [X]). Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden voldoen:
geen enkele beleggingservaring
en geen of nagenoeg geen vermogen
en netto gezinsinkomen minder dan € 15.000,00 per jaar (€ 1.250,00 per maand) en laag
opleidingsniveau en geen voor beleggen relevante beroepservaring.
 
Categorie 2: 55% tot 65% van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterend percentage
voor rekening van de afnemer (lees: [X]).
Dit is de categorie voor een ieder die niet onder een van de andere categorieën valt.
 
Categorie 3: 30% tot 40% van het nadeel voor rekening van Dexia, en het resterend percentage
voor rekening van de afnemer (lees: [X]). Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden voldoen:
geen relevante beleggingservaring
en vermogen minimaailx de lease-som
en/of een jaarlijks netto gezinsinkomen zowel meer dan € 15.000,00 als meer dan 2/3 deel van
de lease-som.
 
Categorie 4: 5% tot 15% van het nadeel voor rekening van Dexia en het resterend percentage voor rekening van de afnemer (lees: [X]). Deze categorie geldt voor afnemers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
redelijke beieggingservaring (open norm)
en vermogen minimaal 1 x de lease-som
en/of een jaarlijks netto gezinsinkomen zowel meer dan € 15.000,00 als meer dan 2/3 deel van
de lease-som.
 
16.1. Voor de beoordeling van de gevolgen van de schending van de zorgplicht aan de hand van het hiervoor in 15 omschreven model, is vooralsnog onvoldoende informatie voorhanden, in het bijzonder over de persoonlijke en financiële situatie van [X].
 
16.2. De kantonrechter acht het daarom zinvol een comparitie van partijen te gelasten en ter
zitting zullen de voor de toepassing van bedoeld model relevante omstandigheden ter sprake komen. Tevens zal bïj die gelegenheid worden onderzocht of een schikking mogelijk is.
 
16.3. [X] wordt verzocht op voorhand ten behoeve van de comparitie van partijen schriftelijk een opgave te verstrekken van de navolgende gegevens zoals die waren ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst, zo mogelijk onderbouwd met stukken;
- leeftijd [X]
- (voormalig) beroep [X]
- opleiding/zakelijke beroepservaring [X] - netto (gezinsinkomen - vermogen
- effectenbeleggingen ki de twee voorafgaande jaren
- een gespecificeerd overzicht van het totaal geleden nadeel, waarin tevens de in verband met de leaseovereenkomst(en) ca. genoten voordelen (zoals ontvangen dividenden en fiscale voordelen) zijn verwerkt.
- opgave buitengerechtelijke incasso-activiteiten.
 
16.4.  De hiervoor bedoelde gegevens en schriftelijke stukken, eventueel aangevuld met andere door een van partijen ter gelegenheid van de comparitie over te leggen stukken, dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de datum van de comparitie ter griffie te zijn ingediend • waarbij uit veiligheidsoverwegingen geen gebruik kan worden gemaakt van het hierna te noemen e-mailadres - onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan (de gemachtigde van) de wederpartij. Stukken die te laat worden ingediend kunnen buiten beschouwing worden gelaten zonder de mogelijkheid deze later alsnog over te leggen.
 
16.5. Op de rolzitting van 4 juli 2007 zal een datum voor de comparitie worden bepaald, nadat partijen in de gelegenheid zijn geweest om tot uiterlijk twee werkdagen voor die zitting hun verhinderdata (in een periode van 2 tot 8 weken daaropvolgend) schriftelijk op te geven per e mail (Administratie.effectenleaseteam.amsterdam@rechtspraak.nl), fax (020-5411020) of per post. Partijen dienen daarbij zittingsdatum en rolnummer te vermelden.
Indien een partij niet of niet tijdig haar verhinderdata opgeeft, zal haar - behoudens in geval van calamiteiten - na vaststelling van de zittingdatum geen uitstel meer worden verleend,
 
16.6. ledere verdere beslissing wordt aangehouden.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
 
I.   bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter rolzitting van woensdag 4 juli 2007 te 10.00 uur voor dagbepaling verschijning van partijen;
 
II.  wijst er op dat de verhinderdata kunnen worden opgegeven zoals hiervoor vermeld;
 
III. houdt iedere verdere beslissing aan.
 

Aldus gewezen door mr. A.H. Kist, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL