Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 816641 DX 06-3002
Vonnis van 6 
februari 2008
F.no.: 583
 
Vonnis van de 
kantonrechter
 
inzake
 
[X]
wonende te 
[woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in onvoorwaardelijke en 
voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. drs. 
nnnnnn,
 
tegen
 
DEXIA BANK NEDERLAND 
B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres 
in onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen 
Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden.
 
Procedure
 
De volgende processtukken zijn 
ingediend:
-    de dagvaarding van 7 februari 2005, met 
producties;
-    de conclusie van antwoord in conventie tevens 
houdende conclusie van eis in
onvoorwaardelijke en voorwaardelijke 
reconventie, met producties;
-    de conclusie van repliek in 
conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie
tevens akte aanvulling 
c.q. wijziging grondslag in conventie, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de 
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). 
Bij rolmededeling van 8 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is 
geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 
2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] eeen afschrift overgelegd van de 
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), 
waarin zij verklaart niet aan de verbindend-verklaring gebonden te willen 
zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt 
hervat.
 
Vervolgens zijn ingediend:
-    
de conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek 
in
reconventie tevens houdende akte vermeerdering van eis in reconventie, 
met
producties;
-    de conclusie van dupliek in 
reconventie.
 
Bij tussenvonnis van 19 september 2007 is een 
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 28 november 2007. Van hetgeen 
besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze 
comparitie zijn door [X] per brieven van 13 november 2007 en 26 november 2007 en 
door Dexia per fax van 22 november 2007 aanvullende stukken 
ingediend.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de 
beslissing
 
1.    
Feiten
 
In conventie en in 
reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat 
vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder 
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake 
is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede 
begrepen.
 
1.2.  Op of omstreeks 10 februari 2001 heeft 
[X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar waarop 
zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: 
lease-overeenkomst 1). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 29491702 voor 
een periode van 36 maanden en bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een 
aankoopsom (de hoofdsom) van € 19.412,67 aandelen leaset en dat [X] - tegen een 
korting van 10% - bij vooruitbetaling 36 maandelijkse termijnen verschuldigd 
was, een bedrag van € 3.665,88. De totale leasesom beloopt € 23.078,55.
Op 9 
februari 2004 is de overeenkomst geëxpireerd.
 
1.3.  [X] heeft ter zake van deze 
lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
- 36 maandelijkse termijnen (bij 
vooruitbetaling), een bedrag van € 3.665,88. Deze betaling vond plaats op 27 
februari 2001.
 
1.4.  Per 9 februari 2004 heeft Dexia een 
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 1 
nog verschuldigd was€ 12.146,93. Dit bedrag is niet betaald.
 
1.5.  [X] heeft uit hoofde van 
lease-overeenkomst 1 van Dexia € 3,80 aan dividenden ontvangen.
 
1.6.  Op of omstreeks 10 februari 2001 heeft 
[X] nog een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar 
waarop zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: 
lease-overeenkomst 2). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74883103 voor 
een periode van 36 maanden en bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een 
aankoopsom (de hoofdsom) van € 19.369,68 aandelen leaset en dat [X] - tegen een 
korting van 10% - bij vooruitbetaling 36 maandelijkse termijnen verschuldigd 
was, een bedrag van € 3.657,60. De totale leasesom beloopt € 23.027,28. Op 9 
februari 2004 is deze overeenkomst geëxpireerd.
 
1.7.  [X] heeft ter zake van 
lease-overeenkomst 2 aan Dexia betaald:
- 36 maandelijkse termijnen (bij 
vooruitbetaling), een bedrag van € 3.657,60. Deze betaling vond plaats op 27 
februari 2001.
 
1.8.  Per 9 februari 2004 heeft Dexia een 
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 2 
nog verschuldigd was € 10.127,82. Dit bedrag is niet betaald.
 
1.9.  [X] heeft uit hoofde van 
lease-overeenkomst 2 van Dexia € 84,86 aan dividenden ontvangen.
 
1.10. Op of omstreeks 27 juni 2001 heeft [X] een 
wederom lease-overeenkomst ondertekend, ditmaal met de naam Troefplan, waarop 
zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: 
lease-overeenkomst 3). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 27201339 voor 
een periode van 60 maanden en bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een 
aankoopsom (de hoofdsom) van € 6.798,75 aandelen leaset en dat zij -tegen een 
korting van 20% - bij vooruitbetaling 60 maandelijkse termijnen, een bedrag van 
€ 3.127,20 verschuldigd was. De totale leasesom beloopt € 9.925,95. Per 26 juni 
2006 is deze overeenkomst geëxpireerd.
 
1.11. [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst 3 
aan Dexia betaald:
- 60 maandelijkse termijnen (bij vooruitbetaling), een 
bedrag van € 3.127,20.
De eerste betaling aan Dexia ter zake van 
lease-overeenkomst 3 vond plaats op 30 juli 2001.
 
1.12. Per 26 juni 2006 heeft Dexia een 
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 3 
nog verschuldigd was € 1.332,87. Dit bedrag is niet betaald.
 
1.13. [X] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst 
3 van Dexia geen dividenden ontvangen.
 
1.14. Hierna worden lease-overeenkomst 1, 
lease-overeenkomst 2 en lease-overeenkomst 3 gezamenlijk aangeduid als "de 
lease-overeenkomsten".
 
1.15. [X] was ten tijde van het aangaan van de 
lease-overeenkomsten 39 jaar oud. Zij had geen voor beleggen relevante opleiding 
of beroepservaring. Haar netto maandinkomen bedroeg ongeveer € 1.200,- per 
maand. [X] had niet eerder belegd. Haar vermogen bedroeg op dat moment circa € 
25.000. Dit bedrag had zij geërfd van haar in augustus 2000 overleden 
vader.
 
2.    Vorderingen [X] in 
conventie
 
[X] vordert, na eiswijziging ter 
comparitie,
 
A:
Dat de Winstverdriedubbelaar-overeenkomst 
(de kantonrechter leest hier: de leaseovereenkomsten 1 en 2) worden vernietigd 
c.q. nietig verklaard c.q. voor recht wordt verklaard dat deze overeenkomsten 
reeds vernietigd zijn op grond 
van:
(a)              
Primair:                 
het niet naleven van de bepalingen in de Wet op het 
Consumentenkrediet
(b)              
Subsidiair:             
bedrog
(c)              
Meer subsidiair:      misbruik van 
omstandigheden
(d)              
Meest subsidiair:     dwaling
 
B:
Dat Dexia wordt veroordeeld tot het betalen 
tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan MM een bedrag aan schadevergoeding op 
grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming dat gelijk staat aan de 
door haar ingelegde bedragen en de wettelijke rente hierover vanaf een door de 
rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
 
A en B:
Dat Dexia wordt veroordeeld bij vonnis 
uitvoerbaar bij voorraad, om aan eiser in reconventie (de kantonrechter leest 
hier: [X]) tegen behoorlijke kwijting te betalen op grond van onverschuldigde 
betaling:
•     een bedrag van € 
10.586,81;
•     de wettelijke rente vanaf een door de 
kantonrechter in goede justitie te bepalen datum
•     de 
buitengerechtelijke incassokosten
•     de kosten van het 
geding in reconventie
 
C:
Dat Dexia wordt veroordeeld om het Bureau 
Krediet Registratie (BKR) te Tiel binnen veertien dagen na de in dit geding te 
wijzen uitspraak te berichten en opdracht te geven de met betrekking tot [X] 
geregistreerde aantekeningen wegens beweerdelijk achterstallige aflossingen op 
een lening te verwijderen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor 
iedere dag dat Dexia nalaat na het verstrijken van bovenbedoelde termijn van 
veertien dagen het BKR opdracht te geven de met betrekking tot haar bestaande 
aantekeningen bij het BKR te doen verwijderen.
 
3.   Standpunten 
[X]
 
3.1   [X] legt aan haar vorderingen 
hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen
van Dexia heeft gedwaald, 
althans dat Dexia zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog dan wel misbruik van 
omstandigheden dan wel dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar 
zorgplicht(en) en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [X] zich er 
op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het 
Consumentenkrediet (WCK) en dat de lease-overeenkomsten als gevolg daarvan 
nietig zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens haar heeft 
gehandeld. [X] betwist voorts dat Dexia de leaseaandelen gekocht 
heeft.
 
3.2   Volgens [X] is Dexia 
aansprakelijk voor de door haar geleden schade. De schade bestaat volgens [X] 
uit de door haar gevorderde bedragen, waarbij MSB tevens aanspraak maakt op 
buitengerechtelijke kosten.
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente 
verschuldigd over alle betaalde bedragen.
 
4.    Standpunten 
Dexia
 
4.1.  Dexia betwist dat de 
lease-overeenkomsten door dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden tot 
stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar 
zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia 
beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomsten over alle relevante 
informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing 
- van de WCK niet in acht zou hebben genomen. Dexia stelt de leaseaandelen wel 
gekocht te hebben. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij 
daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Vorderingen Dexia in 
(voorwaardelijke) reconventie
 
5.1.  In onvoorwaardelijke reconventie 
vordert Dexia - na eiswijziging - [X] te veroordelen tot betaling van € 
23.607,62, zijnde het het totaal van de resterende saldi van de door Dexia 
opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat 
[X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de 
lease-overeenkomsten.
 
5.2.  In voorwaardelijke reconventie, 
namelijk voor het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of 
ontbinding van de lease-overeenkomsten (geheel of gedeeltelijk) wordt 
toegewezen, vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk 
aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasete effecten en de waarde 
daarvan op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke 
vernietiging van de lease-overeenkomsten. Dexia doet hierbij een beroep op 
artikel 6:278 BW.
 
6.    Verweer in 
(voorwaardelijke) reconventie
Onder verwijzing naar het debat in conventie 
bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn. Voorts bestrijdt zij in 
de voorwaardelijke reconventie dat artikel 6:278 BW van toepassing 
is.
 
7.    Beoordeling van de 
vorderingen in conventie en reconventie
 
7.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 
27 april 2007, LJN nummer BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal 
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit 
geding met name van belang zijn:
 
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met 
de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 
8.5);
aankoop effecten (rov 8.6);
toepasselijkheid Nadere Regeling 
Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 
8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het 
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna 
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel 
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op 
het volgende.
 
Bevoegdheid
 
7.2.  Lease-overeenkomsten als de 
onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve 
bevoegd.
 
Strijd met WCK
 
7.3.  Dexia beschikte niet over een 
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de 
lease-overeenkomsten is bepleit.
 
7.4.  De toepasselijkheid van de WCK kan in 
het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op deze wet zou beroepen, zouden 
de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van 
redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden 
omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de 
betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig 
beroep.
 
Dwaling
 
7.5.  Uit de inhoud van de 
lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease 
had [X] kunnen en moeten afleiden dat telkenmale sprake was van een lening met 
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van haar gekochte 
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het 
aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien per overeenkomst aan 
welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen 
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor 
zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een of meer 
overeenkomsten is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot 
vernietiging van de lease-overeenkomsten wegens dwaling leiden.
 
Bedrog
 
7.6.  Uit hetgeen hiervoor is overwogen met 
betrekking tot het beroep op dwaling volgt dat het beroep van [X] op bedrog 
eveneens dient te worden verworpen.
 
Misbruik van omstandigheden
 
7.7.  Het beroep van [X] op misbruik van 
omstandigheden wordt eveneens verworpen. Uit hetgeen gesteld is, blijkt niet dat 
Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden 
(zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand 
of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de leaseovereenkomsten, het 
tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest 
begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden (artikel 3:44 lid 4 
BW).
 
Aankoop effecten
 
7.8.  Er zijn onvoldoende redenen om te 
twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Het verwijt 
van [X] dat Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve 
verworpen.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht 
Effectenverkeer (NR)
 
7.9.  Dexia was bij het aanbieden van het 
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het 
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht en toerekening van het 
nadeel
 
7.10. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia ten 
opzichte van haar de op Dexia rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer 
doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het 
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende 
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had 
haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De 
brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke 
waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op 
andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve 
aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige 
gevolgen.
 
7.11. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen 
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in 
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin 
aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit 
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden 
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en 
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de 
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de 
waarschijnlijkheid dat de lease-overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen 
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de 
leasesom(men) en op de overige verplichtingen uit de onderhavige 
rechtsverhouding(en) met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de 
financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële 
risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de 
beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel 
ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het 
aangaan van de lease-overeenkomsten.
 
7.12. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel 
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van 
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.15 bij de 
feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie I van toepassing. Daarbij Iaat de 
kantonrechter het vermogen buiten beschouwing, nu dit voor een aanzienlijk deel 
gebruikt is om de verplichtingen uit de lease-overeenkomsten te voldoen. Wel zal 
met de aanwezigheid van enig resterend, zij het beperkt, vermogen rekening 
worden gehouden bij de bepaling van het percentage. Naar maatstaven van 
redelijkheid en billijkheid dient derhalve 75% van het nadeel voor rekening van 
Dexia te komen en het resterende percentage voor rekening van [X].
 
7.13. In onderhavig geval komt dit nadeel wat 
betreft lease-overeenkomst 1 neer op een bedrag van € 3.665,88 aan termijnen, te 
vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 
19.412,67, en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten, zijnde 
€ 7.754,64, en met een bedrag van € 3,80 wegens aan [X] uitgekeerde 
dividenden.
 
7.14. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 1 
bedraagt derhalve € 15.320,11 Hiervan dient, gelet het hiervóór genoemde 
percentage, een bedrag van € 3.830,03 voor rekening van [X] te 
blijven.
 
7.15. Door [X] is in het kader van 
lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 3.665,88 betaald. Hierop dienen in 
mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden en het hiervoor berekende 
bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, tezamen € 3.067,82, zodat 
[X] per saldo aan Dexia € 167,95 dient te voldoen.
 
7.16. Het nadeel komt wat betreft 
lease-overeenkomst 2 neer op een bedrag van € 3.657,60 aan termijnen, te 
vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde
€ 
19.369,68, en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten, € 
9.241,86, en met een bedrag van € 84,86 wegens aan [X] uitgekeerde 
dividenden.
 
7.17. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 2 
bedraagt derhalve € 13.700,56. Hiervan dient, gelet het hiervóór genoemde 
percentage, een bedrag van € 3.425,14 voor rekening van [X] te 
blijven.
 
7.18. Door [X] is in het kader van 
lease-overeenkomst 2 een bedrag van € 3.657,60 betaald. Hierop dienen in 
mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden en het hiervoor berekende 
bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, tezamen € 3.510,00, zodat 
Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen € 147,60.
 
7.19. Het nadeel komt wat betreft 
lease-overeenkomst 3 neer op een bedrag van € 3.127,20 aan termijnen, te 
vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde
€ 
6.798,75, en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten, zijnde € 
5.465,88.
 
7.20. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 3 
bedraagt derhalve € 4.460,07. Hiervan dient, gelet het hiervóór genoemde 
percentage, een bedrag van €1.115,02 voor rekening van
[X] 
blijven.
 
7.21. Door [X] is in het kader van 
lease-overeenkomst 3 een bedrag van €3.127,20 betaald. Hierop dient in mindering 
te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van Pieters 
dient te blijven van €1.115,02, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen 
€2.012,18.
 
Wettelijke rente
 
7.22. Met betrekking tot de wettelijke rente 
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in 
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, 
Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de 
totstandkoming van de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen 
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet 
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de 
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane 
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente 
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] haar betalingen aan Dexia 
heeft verricht (zie in deze zin het gerechtshof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN 
BA5684).
 
7.23. Het voorgaande brengt met zich dat de 
wettelijke rente wat betreft leaseovereenkomst 2 is verschuldigd vanaf 27 
februari 2001 en wat betreft lease-overeenkomst 3 vanaf 30 juli 
2001.
 
7.24. Wat betreft het uit hoofde van 
lease-overeenkomst 1 door [X] aan Dexia te betalen bedrag wordt de vordering van 
Dexia tot betaling van de contractuele rente afgewezen nu de overeenkomst geen 
bepaling ten aanzien van vertragingsrente bevat. De wettelijke rente wordt, nu 
in het petitum in reconventie geen ingangsdatum is genoemd, toegewezen per de 
dag van het instellen van de vordering in reconventie.
 
Schadevergoeding
 
7.25. De overigens door [X] gevorderde 
schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde 
feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder 
begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar 
maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te 
gelden.
 
Buitengerechtelijke kosten
 
7.26. De gevorderde buitengerechtelijke kosten 
worden toegewezen berekend over het toegewezen bedrag naar het bij deze sector 
kanton gebruikelijke tarief, neerkomende op € 357,00.
 
BKR-registratie
 
7.27. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen 
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking 
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde 
dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te 
melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening 
van het in deze te wijzen vonnis.
 
Overige stellingen in 
conventie
 
7.28  De overige stellingen van partijen in 
conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Vordering in (voorwaardelijke) 
reconventie
 
7.29  Uit het voorgaande volgt dat de door 
Dexia onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden 
afgewezen voor zover deze meer beloopt dan het ter zake lease-overeenkomst 1 
door [X] te betalen bedrag. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en 
omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de 
verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen 
parttijen hebben te gelden.
 
7.30. De door Dexia voorwaardelijk ingestelde 
reconventionele vordering zal niet worden behandeld omdat de voorwaarde 
waaronder deze is ingesteld niet is vervuld.
 
Proceskosten
 
7.31. Gelet op de uitslag van de procedure in 
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van 
het geding in conventie. Nu in reconventie beide partijen deels in het gelijk 
zijn gesteld bestaat geen aanleiding voor een 
proceskostenveroordeling.
 
Overig
 
7.32. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen 
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige 
rechtsverhouding(en). De eigendom van de in het kader van de 
lease-overeenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] 
te betalen:
terzake van lease-overeenkomst 2
-    € 147,60 
als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari 
2001;
 
ter zake van lease-overeenkomst 
3
-    € 2.012,18 als hoofdsom, te vermeerderen met de 
wettelijke rente hierover vanaf 30 juli 2001;
 
alsmede € 357,00 voor buitengerechtelijke 
incassokosten;
 
II.   veroordeelt Dexia in de kosten 
van de procedure, tot op heden begroot op:
te betalen aan de griffier van de 
rechtbank
voor in debet gesteld 
griffierecht                      
€     96,00
voor het exploot van 
dagvaarding                     
€     85,60
voor salaris van 
gemachtigde                           
€    612,50
te betalen aan [X]
voor verschuldigd 
griffierecht                         
  €      96,00
in 
totaal                                                       
€    890,10
 
III.  veroordeelt Dexia om binnen tien dagen 
na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten 
dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe 
van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling 
voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
 
IV.   verklaart deze veroordelingen 
uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.    wijst af het meer of anders 
gevorderde;
 
in reconventie
 
VI.   veroordeelt Dexia om aan [X] 
betalen:
 
ter zake van lease-overeenkomst 
I
-   € 167,95 als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke 
rente hierover vanaf 28 juli 2005;
 
VII.  verklaart deze veroordelingen 
uitvoerbaar bij voorraad;
 
VIII. wijst af het meer of anders 
gevorderde;
 
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, 
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2008 
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL