Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 776709 DX EXPL 06-812
Vonnis van 4 juni 2008
F.no.:619
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
nader te noemen eisende partij,
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie.
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-      de dagvaarding van 8 maart 2006, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-besehikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft eisende partij een afschrift overgelegd van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-      de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 12 maart 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 21 april 2008. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door eisende partij de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte uitlating na tussenvonnis, tevens vermeerdering van eis met producties en door Dexia per fax van 7 april 2008 aanvullende stukken mgediend. De kantonrechter heeft bepaald dat deze stukken bij de processtukken worden gevoegd.
 
Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Namens eisende partij en haar echtgenoot zijn ter comparitie de incidentele conclusie tot voeging alsmede vordering tot vermeerdering van eis ingetrokken.
 
Ter comparitie zijn verschenen:
- [X], in persoon, bijgestaan door E.R.A. Roos;
- [Y], echtgenoot van [X];
- namens Dexia: R. Takke, bijgestaan door mr. R.M. van Diepen.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Eisende partij was ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst gehuwd met [Y] (hierna: echtgenoot) en verkeerde in de volgende omstandigheden:
 
Leeftijd: eisende partij: 10-04-1958                       echtgenoot: 02-04-1946
Beroep: eisende partij: inpakster (Ziektewet)           echtgenoot: WAO
Opleiding: eisende partij: Basis Onderwijs                echtgenoot: Basis Onderwijs
Netto (gezins)inkomen per maand: circa € 1.630,-
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen
Vermogen (na aftrek van schulden): nihil
 
1.2.   Eisende partij heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Dexia (hierna: de lease-overeenkomst):
 
Contractnr.  Datum         Naam van de overeenkomst     Leasesom     Looptijd       Termijnbedrag
54300015     25-01-2002 Triple Effect Maandbetaling      € 20.691.36 36 maanden  € 99.68
 
Betaald         Restant hoofdsom    Waarde         Ontvangen dividenden
€3.448.80      € 17.102,88           € 10.532,16    € 132.82
De lease-overeenkomst is tot stand gekomen door tussenkomst van Adviesbureau H. Boer. De eerste betaling ter zake van de lease-overeenkomst vond plaats op 26 februari 2002.
 
1.3.   Dexia heeft een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Datum eindafrekening     Resultaat           Aan Dexia voldaan op:
24-01-2005                  -€7.169.65         Niet voldaan
 
1.4.   Bij brief van 23 maart 2005 heeft de echtgenoot van eisende partij met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst.
 
2.     Conventie
 
Vordering
 
2.1.   Eisende partij vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat eisende partij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert eisende partij Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eisende partij bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert eisende partij Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.
 
Verweer
 
2.2.   Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van eisende partij,
 
3.     Reconventie
 
Vordering
 
3.1.   In reconventie vordert Dexia eisende partij te veroordelen tot betaling van
€ 6.829,68, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met kosten en de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim, althans vanaf 27 februari 2008, stellende dat eisende partij in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
 
Verweer
 
3.2.   De eisende partij (in conventie) voert gemotiveerd verweer tegen de vordering in
reconventie.
 
4.     Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
 
4.1.   Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 
4.2.   In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-  Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
-  Een effecteninstelling (als Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.
-  De toepasselijkheid van de WCK en de andere door de eisende partij genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende lease-overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame,
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling.
-  Er is onvoldoende reden om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door
Dexia.
-  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR
gecodificeerde zorgplichten. Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat de eisende partij door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst(en), het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.
 
4.3.   De echtgenoot had de bevoegdheid om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomst wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming daarvoor. De verjaringstermijn voor dit beroep is drie jaar en vangt aan op het moment dat de echtgenoot bekend wordt met het bestaan van de overeenkomst. Dexia heeft een beroep gedaan op verjaring en daartoe gesteld dat meer dan driejaren zijn verstreken tussen het aangaan van de lease-overeenkomst op, volgens Dexia, 30 januari 2002 en het beroep op vernietiging bij brief van 23 maart 2005, die volgens Dexia op 24 maart 2005 door haar ontvangen is. Eisende partij heeft aangegeven dat de echtgenoot er ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van op de hoogte was dat zij de lease-overeenkomst sloot. Dit gegeven is door eisende partij ter comparitie desgevraagd bevestigd. Gelet hierop en gelet op voornoemde data staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen driejaar na bekendheid met de lease-overeenkomst heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van de echtgenoot is derhalve verjaard, zodat de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen.
 
4.4.   Nu het beroep op 1:88 in combinatie met artikel 1:89 BW ten aanzien van de leaseovereenkomst wordt afgewezen, zal thans aan de orde komen en beoordeeld worden de vraag of Dexia haar zorgplichten jegens eisende partij heeft geschonden.
 
4.5.   Dexia heeft niet in voldoende mate voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het 'know your cuslomer '-principe. Dat brengt met zich dat de lease-overeenkomst niet tot stand had behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door de eisende partij geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende nadeelverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten beschouwing zal blijven.
 
4.6.   Dexia heeft in onvoldoende mate voldaan aan haar zorgplicht om de eisende partij op niet mis te verstane wijze te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomst. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
4.7.   Het is onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen. Met voor rekening van Dexia komende nadeel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan de eisende partij toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 3 1 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van de eisende partij die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de lease-overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van de eisende partij en haar kennis en ervaring.
 
4.8.   Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.1. bij de feiten zijn vermeld, is voor eisende partij categorie 3 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing en zou eisende partij alsnog een bedrag aan Dexia moeten voldoen. De kantonrechter acht deze uitkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het onderhavige geval om de volgende redenen niet aanvaardbaar. Eisende partij heeft gesteld dat zij voorafgaand aan het sluiten van de lease-overeenkomst geen brochures of andere schriftelijke informatie van de zijde van Dexia heeft ontvangen. Ter comparitie heeft Dexia aangegeven dat zij aan haar tussenpersonen de door deze aan potentiële afnemers te verstrekken schriftelijke productinformatie toezond, maar dat het haar niet bekend is of deze informatie ook daadwerkelijk onder de afnemers is verspreid. In aansluiting daarop heeft Dexia verklaard dat het haar niet bekend is of eisende partij op adequate wijze door de tussenpersoon is voorgelicht over de inhoud, aard en werking van de lease-overeenkomst. Voorts is ter comparitie gebleken dat eisende partij de Nederlandse taal slechts matig beheerst. Gelet hierop had van eisende partij verwacht mogen worden dat zij geen overeenkomst sluit waarvan de inhoud, aard en werking haar, met name als gevolg van een taalbarrière, onvoldoende duidelijk is. Daartegenover weegt naar het oordeel van de kantonrechter evenwel zwaarder dat van Dexia, als professionele partij, mag worden verwacht dat zij, althans haar tussenpersoon, zich er voldoende van vergewist of de afnemer van een product voldoende begrijpt wat de inhoud, aard en werking van het product is. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de schriftelijke en mondelinge informatievoorziening door of namens Dexia richting eisende partij, afgezien van wat overwogen is in 4.5, ontoereikend is geweest. Voorts geldt dat niet is gebleken dat Dexia, anders dan door middel van de BKR-toets, zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of eisende partij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte en/of financiële armslag zou beschikken om aan de uit de lease-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen, zowel bij een regulier verloop van de overeenkomst als bij eventueel tegenvallende (beurs)ontwikkelingen. Dit klemt in dit geval temeer in het licht van het beperkte inkomen van (uitsluitend) eisende partij - zoals onbetwist door haar gesteld: circa € 600 netto per maand - en de verhoudingsgewijze hoge maandtermijn, die zij van haar eigen rekening betaalde. Ter comparitie is bovendien gebleken dat het huidige (gezins)inkomen van eisende partij (nagenoeg) gelijk is aan de onder 1.1 genoemde omstandigheden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Dit terwijl eisende partij bij toepassing van het categoriemodel in verhouding tot het inkomen een fors bedrag aan Dexia zou moeten bijbetalen. Om voornoemde redenen wordt de vordering in conventie toegewezen, met dien verstande dat voor recht verklaard wordt dat Dexia tekort is geschoten in de zorgplicht(en) die zij jegens eisende partij diende te betrachten met dien verstande dat het door eisende partij aan Dexia te betalen bedrag op nul wordt gesteld.
 
4.9.   De door de eisende partij gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden aangemerkt.
 
4.10.  De vorderingen van eisende partij gericht op verklaringen voor recht - anders dan die in hierna in het dictum wordt genoemd - worden afgewezen, omdat zij daarbij, gelet op het voorgaande geen belang meer heeft.
 
4.11.  De overigens door de eisende partij ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor de eisende partij daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de
verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
4.12.  De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
4.13.  De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal worden toegewezen met matiging en maximering van de dwangsom.
 
4.14.  Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
In conventie en in reconventie
 
4.15.  Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
 
4.16.  Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
4.17.  Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.     verklaart voor recht dat Dexia tekort is geschoten in de zorgplicht die zij jegens eisende partij had moeten betrachten;
 
II.    veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat eisende partij geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000.00;
in reconventie
 
III.   wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie
 
IV.    veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisende partij gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht                €       196.00
voor salaris van gemachtigde                €       500,00
in totaal                                            €       696,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
V.     verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.    wijst af het meer of anders gevorderde;
 

Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL