Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Zaak-/ rolnummer: 775999 DX 06-651
Vonnis van: 2 april 2008
F.no.:618
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
 
-    de dagvaarding van 8 maart 2006, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
 
-    de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 23 januari 2008 is bepaald dat ieder van partijen nog bij akte nadere inlichtingen diende te verstrekken.
 
Vervolgens zijn ingediend:
 
-    een akte van Dexia, met één productie;
-    een akte uitlating na tussenvonnis van [X];
-    een antwoordakte van Dexia.
 
Partijen hebben ingestemd dan wel geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de kantonrechter om na de conclusie van antwoord, met eis in reconventie, na aktewisseling vonnis te wijzen.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Labouchere B.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] heeft op 28 september 2000 de lease-overeenkomst met de naam Korting Kado met contractnummer 59121060 ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst). De totale lease-som bedroeg
€ 24.899,13 en de lease-overeenkomst is aangegaan voor 120 maanden. De maandtermijn van de lease-overeenkomst bedroeg € 114,86.
 
1.3.  [X] was bij het aangaan van de lease-overeenkomst gehuwd met [Y] (hierna: [Y]) die aan [X] geen schriftelijke toestemming heeft verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
 
1.4.  [X] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst tot en met 3 april 2003 32 maandelijkse termijnen van € 114,86 betaald, zijnde een bedrag van € 3.675,52.Daarna heeft [X] 57 maandelijkse termijnen van € 114,86 betaald, zijnde een bedrag van € 6.547,02. [X] heeft tot en met januari 2008 uit hoofde van de lease-overeenkomst derhalve een totaalbedrag van € 10.222,54 betaald.
 
1.5.  [X] uit hoofde van de lease-overeenkomst tot en met 3 april 2003 € 565,07 aan dividenden ontvangen en daarna € 1.365,96, derhalve een totaalbedrag van € 1.931,03 .
 
1.6.  Bij brief van 19 maart 2003 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van veertien dagen.
 
2.    Vorderingen [X]
 
[X] vordert bij vonnis, voor zover thans van belang:
 
1.    te verklaren voor recht dat [X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen hij in het kader van de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van vernietiging vanwege het ontbreken van toestemming van [Y] in de zin van artikel 1:88 BW;
 
2.    Dexia te veroordelen tot betaling van € 7.236,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag der algehele voldoening;
 
3.    Dexia te bevelen binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,=;
 
4.    Dexia te veroordelen tot betaling van [X] werkelijke proceskosten, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen proceskosten.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7AM576 BW en dus de toestemming behoefde van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [Y] de leaseovereenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
 
3.2.  [X] vordert terugbetaling van alle uit hoofde van de lease-overeenkomst aan Dexia betaalde bedragen.
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de respectievelijke betaaldata.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert voor zover voor de beoordeling van belang - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW niet van toepassing is nu dit artikel geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de [X] de effecten te
toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft.
 
4.3.  Ten aanzien van de BKR-registratie voert Dexia aan dat de bevoegdheid tot het doorhalen van de registratie en de "A-codering" alleen aan het BKR toekomt. Dexia kan hooguit verzoeken een registratie te wijzigen.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen
 
5.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914. zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1); artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop: bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW
 
5.2.  Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
5.3.  Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3 en de uitspraak van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN: BC2837). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
5.4.  Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van de overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.
 
5.5.  De kantonrechter gaat ervan uit dat [X] zijn betalingsgedrag ook na januari 2008 heeft voortgezet zodat Dexia ook zal worden veroordeeld tot terugbetaling van eventueel nadien door [X] betaalde termijnen, verminderd met eventuele ontvangen dividenden en andere uitkeringen.
 
5.6.  Uit het voorgaande volgt dat Dexia per saldo € 8.291,51 aan [X] dient te betalen, vermeerderd met hetgeen [X] eventueel na januari 2008 heeft betaald, verminderd met hetgeen nadien van Dexia is ontvangen.
 
Wettelijke rente
 
5.7.  De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [Y] in haar onder 1.6 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 3 april 2003 behoudens voor zover het betalingen betreft die tot januari 2008 hebben plaatsgevonden. Over laatst genoemde betalingen is wettelijke rente verschuldigd ingaande de dag van elke betaling. [X] heeft in deze periode ook dividenden ontvangen. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] in de periode van respectievelijk 3 april 2003 tot januari 2008, per saldo aan Dexia heeft betaald (betalingen minus ontvangen dividenden en andere uitkeringen) en waarbij de noemer wordt gevormd door het totale bedrag dat [X] aan Dexia heeft betaald.
 
BKR registratie
 
5.8.  Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en als na te melden worden gemaximeerd.
 
Overige stellingen
 
5.9.  De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
 
Proceskosten
 
5.10. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
 
Tot slot
 
5.11. Gelet op het vorenstaande heeft [X] geen belang meer bij de door hem gevorderde verklaringen voor recht.
 
5.12. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen:
-  €8.291,51 als hoofdsom:
- de wettelijke rente vanaf 3 april 2003, berekend over de tot op dat moment betaalde hoofdsom van € 3.110,45 tot aan de dag der voldoening;
- de wettelijke rente over 79,14 % van € 114,86 vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen voldaan na 3 april 2003 tot januari 2008 tot aan de dag der
voldoening;
- de door [X] eventueel na januari 2008 betaalde maandtermijnen, venneerderd met de wettelijke daarover vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der voldoening;
- alles verminderd met eventueel nadien van Dexia ontvangen dividenden en andere uitkeringen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke betaaldata tot aan de dag der voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot
op heden begroot op:
 
- voor verschuldigd griffierecht                         €       196,00
- voor exploot dagvaarding                              €           1,87
- voor salaris van gemachtigde                         €        450,00
In totaal:                                                      €        647,87
 
IV.   veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,00;
 
V.    wijst af het meer of anders gevorderde.
 

Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL