Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ALMELO
 
Sector Civiel
 
zaaknummer; 79828 ha za 06-794
datum vonnis: 21 november 2007 (mij)
 
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van;
 
[X],
wonende te [woonplaats,
eiser,
verder te noemen: [X],
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verder te noemen: Dexia,
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser.
 
Het procesverloop
 
1.   [X] heeft Dexia bij inleidende dagvaarding van 17 juli 2006 gedagvaard. Na een akte van schorsing zijdens Dexia, is de procedure middels een akte tot hervatting voortgezet en heeft Dexia een conclusie van antwoord genomen. Daarna is geconcludeerd voor repliek (tevens akte vermeerdering/wijziging van eis) en dupliek. Tot slot is vonnis verzocht.
 
Waarvan kan worden uitgegaan
 
2.   [X] is in september van 2000 benaderd door ene S. Yimsel van Finans Verzekeringen, een clientenremisier van Dexia, die [X] voorhield producten te verkopen, waarmede aan vermogensopbouw kon worden gedaan.
 
3.   Op 19 september 2000 sloot [X] een Capital Effect Maandbetaling af, onder nummer 21691862 met maandbetaling van € 112,71 (bijlage 2 bij conclusie van eis). Op deze overeenkomst heeft [X] 62 termijnen betaald, te weten in totaal € 6.988,02.
 
4.   Het aankoopbedrag van de (achterliggende) aandelen Ahold, ING;, Unilever en Kon. Olie bedroeg in totaal € 10.569,42. De totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst bedroeg € 16.480,98, zodat de totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 27.050,40.
5.   Verdere voorwaarden (voor zover van belang):
 
2.   Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 240 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden.
3.   Lessee kan deze leaseo-vereenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddelïjke ingang en zonder annuleringskosten beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom.
("-,..").
4.   De lease-som bedraagt het totaal van 240 gelijke termijnen van € 112,71.
Deze eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de le van de maand volgend op de aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 7E van de daaropvolgende maand. ("....").
6.   Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze leaseovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease versckiddigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
 
6.   Per eind oktober 2006 heeft [X] de aandelenleaseovereenkomst tussentijds beëindigd. De opbrengst van de aandelen bleek echter niet toereikend om de lening te voldoen. Reden waarom Dexia de eindafrekening heeft opgemaakt die als bijlage 3 is gevoegd bij de conclusie van eis. De aldus berekende restschuld bedraagt € 1.970,35, welk bedrag door [X] aan Dexia is voldaan.
 
7.   [X] kon rechten doen gelden op € 1.073,41 aan dividend. Hiervan is € 928,27 aan [X] uitgekeerd. Het verschil tussen die bedragen - € 145,14 - is betaald door verrekening "met open posten".
 
8.   Bij brief van 18 mei 2006 heeft [X] Dexia aansprakelijk gesteld, de
Capital Effect Maandbetaling buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van de inleg met toepassing van een door deze rechtbank in enige andere zaken gehanteerde billijkheidsfonnule (bijlage 5 bij conclusie van eis). Het voorgaande baseert [X] onder meer op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet Consumenten Krediet respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet zulks in de zin van de aandelenleasejurisprudentie dezer rechtbank (Dexia-Cosar LJN AS 4746 e.v.).
 
9.   [X] heeft een verklaring afgelegd zoals is bedoeld in artikel 7:908 BW en heeft daarmee te kennen gegeven, dat hij niet aan de Duisenberg-regeling gebonden wil zijn.
 
De standpunten van partijen
 
10.  [X] vordert (na wïjzïgmg/vermeerdering van eis bij conclusie van repliek):
 
I.   Voor recht te verklaren dat de overeenkomst Capital Effect Maandbetaling nietig is.
II.  Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting: € 7.973,19.
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de onderscheiden deelbetalingen zijn vemen, althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert (1 juni 2006) tot aan de dag der betaling.
IV.  Dexia te veroordelen in de proceskosten.
V.   Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
11.  Bij repliek vult [X] de grondslag van zijn vordering aan met de stelling dat Dexia jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld vanwege het feit dat het optreden van Finans Verzekeringen als zodanig is te kwalificeren en Dexia in het verlengde daarvan eveneens, zulks in de zin van een viertal vergelijkbare uitspraken dezer rechtbank van (punt 7 conclusie van repliek) en vermeerdert de eis (onder I.) bij wijze van alternatief, met verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en daarom schadeplichtig is en dat de restschuld van [X] vervallen verklaard is, althans die schuld vervallen te verklaren.
 
Het verweer
12.  Dexia stelt dat de aandelenleaseovereenkomst Capital Effect Maandbetalmg is afgesloten via de assurantietussenpersoon Finans Verzekeringen B,V. die [X] ter zake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van [X] heeft
Finans Verzekeringen hem een aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft dat door [X] ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank - na toetsing van [X] bij het BKR - de overeenkomst aan Finans Verzekeringen verstuurd. Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van [X] te hebben voldaan.
 
13.  Voor dit contract wordt voorzien in aflossing van de aankoopsom en diende [X] uit hoofde van deze overeenkomst gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen. Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomst geen zogenaamde restschuld kan ontstaan. Slechts in het geval deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat [X] nog een bedrag verschuldigd is.
 
14.  [X] heeft uit hoofde van de overeenkomst recht verkregen op een bedrag van
€ 1,073,41 aan dividend, Waarvan € 928,27 aan [X] uitgekeerd en de rest is betaald middels verrekening,
 
15.  Voorts betwist Dexia hier de toepasselijkheid van de Wet Consumenten Krediet, stelt dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de Orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van [X].
 
16.  Ten aanzien van het optreden van Finans Verzekeringen als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995, zulks vanwege de omstandigheid dat Finans Verzekeringen niet enkel [X] als klant bij de Bank heeft aangebracht, maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en/of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon.
 
17.  Het ontbreken van een vergunning op basis van.de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert,
 
18.  Naar aanleiding van de door [X] nader gestelde grondslag van onrechtmatige daad,
stelt Dexia dat alleen al de tekst van de overeenkomst duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat maar over een geldlening, de door [X] ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratïe heeft plaatsgevonden.
 
19.  Betreffende de schade wijst Dexia erop dat [X] niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in zijn vordering, zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt.
 
De beoordeling
 
           Wet Consumenten krediet
 
20.  De rechtbank handhaaft haar standpunt dat de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) op aandelenleaseovereenkomsten als deze van toepassing is. De rechtbank oordeelt de WCK op deze overeenkomst Capital Effect Maandbetaling echter met van toepassing nu sprake is van overschrijding (leasesom: € 27.050,40) van het hier voor de toepassing van de WCK geldende "beschenningsplafond" van € 22.652,-. Het verweer van Dexia dat de WCK niet van toepassing is op deze overeenkomsten, snijdt dan ook hout. [X] kan ten aanzien van deze overeenkomst hier dus geen bescherming ontlenen aan de WCK.
 
           Zorgplicht/onrechtmatige daad/Finans Verzekeringen
 
21.  De rechtbank heeft vervolgens te oordelen over de gestelde onrechtmatige daad als grondslag voor de vordering van [X].
 
22.  Met betrekking tot de gedragingen van Finans Verzekeringen en de aansprakelijkheid van Finans Verzekeringen voor de schade van [X], overweegt de rechtbank het volgende;
 
a.   Finans Verzekeringen is een zogenaamde clientenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit Onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen.
 
b.   Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of Finans Verzekeringen zich beperkt heeft tot het aanbrengen van [X] als klant bij Dexia of dat Finans Verzekeringen verdere, voor een clientenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan.
 
c.   Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afin.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstellingen die een vergunning hebben van de AFM Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren.
 
d.   Uitgaande van deze uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit- was het aan Finans Verzekeringen toegestaan om [X] te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategoriën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om [X] te adviseren.
 
e.   Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99.1 Dat zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oüg op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold calling" i.e, een verbod om hen die nog geen cliënt zijn, telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkene daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in hét contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaffen.
 
f.   Op grond van de op dit punt ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen van [X], moet worden aangenomen dat Finans Verzekeringen het cold calling-verbod heeft overtreden en zich niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van [X], diens financiële positie, beleggingsdoelstellhig(en) en beleggingservaring en aldus ook niet in diens belang gehandeld heeft.
 
g.   Met betrekking tot het totstandkomen van het contact met Finans Verzekeringen is door [X] immers onweersproken gesteld, dat hij door Finans Verzekeringen ongevraagd is benaderd en hem vervolgens een beleggingsconstructie is gepresenteerd en geadviseerd waarmede het vermogen snel kon worden vergroot. Dat is een ander eerste contact dan op grond van een schriftelijke of elektronische uitnodiging, dan wel een contact naar aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of elektronische informatie aan [X].
 
h.   Met betrekking tot hetgeen verricht is door Finans Verzekeringen om zich een beeld te vormen van [X], diens financiële positie, beleggingsdoelstellingen en beleggingservaring, is door [X], naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat hij, [X], aan de medewerker van Finans Verzekeringen naar aanleiding van diens vragen verteld heeft, dat hij wilde sparen voor de toekomst van de kinderen en om leuke dingen mee te doen. Schriftelijke productinformatie, van Finans Verzekeringen zegt hij niet gekregen te hebben, voor hem is nooit duidelijk geweest dat hij een lening heeft aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van de overeenkomst niet heeft kunnen opmaken, dat weliswaar over een maandbedrag, maar niet over leasen, koersdaling en over een restschuld gesproken is, en dat ook nooit aan de orde is geweest dat hij alles kon kwijtraken.
 
____________
1 Het gaat hier om de NR 1999 en derhalve de tekst van vóór de -wijziging van september 2001
 
i.   Deze hiervoor onder h weergegeven stellingen van [X] zijn weliswaar, naar uit dé Overgelegde producties en dan met name de overeenkomst Capital Effect Maandbetaling moet worden afgeleid, niet allemaal juist, maar niettemin kan er de conclusie uitgetrokken worden dat [X] niet begrepen heeft wat hem is voorgehouden, alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten is.
 
Onjuist is immers dat er niet over leasen gesproken is, want de door [X] ondertekende overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenals dat [X] niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening was, want er is immers sprake van rente in die overeenkomst, dat over een maandbedrag anders dan een spaarbedrag, niet gesproken is, want dat maandbedrag is in de overeenkomst vermeld.
 
Dat de voorlichting tekortgeschoten is, blijkt genoegzaam uit het feit dat Finans Verzekeringen, naar niet dan wel onvoldoende onweersproken gesteld is, in de vooraf mondeling aan [X] verstrekte informatie kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement geschonken heeft en de omstandigheid dat [X]3 die geen/onvoldoende beleggingservaring had, van de hele opzet kennelijk weinig begrepen heeft zoals uit zijn persoonlijke statements (ingelast bij de conclusie van repliek) blijkt en gezien zijn opleidingsniveau (LO) en inkomensniveau op minimumloonniveau ook niet verwonderlijk is. Dat er voorafgaand aan het. sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies, is gesteld noch gebleken, In ieder geval blijkt daarvan niets uit de door [X] overgelegde stukken afkomstig van Finans Verzekeringen, waaronder het "Aanvraagformulier Capital Effect" (bijlage 3 bij de conclusie van antwoord).
 
j.   Uit dat aanvraagformulier van 12 september 2000 van Finans Verzekeringen dat voorafgegaan is aan deze overeenkomst Capital Effect Maandbetaling Van 9 september 2000 blijkt, dat er toen al een keuze moet zijn gemaakt voor deze beleggingsconstructie. Op dat formulier afkomstig van Finans Verzekeringen met de naam van haar adviseur S. Yimsel en de handtekening van [X], is namelijk vermeld dat [X] gekozen heeft voor een Capital Effect, met maandbetaling van € 113,45. De rechtbank leidt ook daaruit en uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie tussen [X] en Labouchère is overgelegd af, dat Finans Verzekeringen degene is die geadviseerd heeft over de wijze van beleggen en tot welk bedrag. Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op, immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te merken.
 
k.   De conclusie tot zover is dat Finans Verzekeringen in haar relatie tot [X] niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers niet gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een contractuele tekortkoming, ook weer als onrechtmatig handelen is aan te merken. Finans Verzekeringen is daarmee aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van haar onrechtmatig handelen opgekomen schade.
 
23.  Daarmee komt de rechtbank toe aan de aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen gedragingen, als op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW voor gedragingen van Finans Verzekeringen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen:
 
a.   De rechtbank stelt voorop dat tussenpersonen -en dus ook cliëntenremisiers- een belangrijke instrument voor financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten. Dat legt op de instelling die van de diensten van een cliëntenxemisier gebruik maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op dit punt niets anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert.
 
b.   Een en ander blijkt ook uit het bepaalde in artikel 41 NR 99 dat de effecteninstelling onder andere gebiedt om zich met betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde effecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten van effectentransacties voor deze instellingen. Finans Verzekeringen zou, indien zij zich aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot één van die categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels gehouden heeft, behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een effecten instelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 77 eerste lid Wte (categorie i).
 
c.   De vraag is nu of Dexia voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] als klant, c.q. het contracteren met [X] op basis van wat door Finans Verzekeringen aan haar omtrent [X] en hetgeen de inhoud van de door [X] gewenste overeenkomst(en) met haar geweest zou zijn, is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het aanvraagformulier van 12 september 2000, waarop Dexia zich beroept, geeft geen informatie omtrent de financiële positie van [X], noch omtrent diens beleggingservaring of beleggingsdoelstelling.
Op dit van Finans Verzekeringen afkomstige aanvraagformulier aandelenlease, in de tijd voorafgaand aan de overeenkomst Capital Effect Maandbetaling en tevens het eerste schriftelijke contact tussen [X] en Dexia, is kennelijk - de rechtbank is hier ambtshalve mee bekend - uit de veelheid van voorhanden zijnde aandelenleaseproducten de keuze gemaakt voor Capital Effect Maandbetaling met maandbetaling van (omstreeks) € 113,45. Daaraan kan alleen verboden advisering door S. Yimsel (medewerker van Finans Verzekeringen) die het formulier heeft ingevuld, en van zijn/haar adviseursnummer (913) heeft voorzien, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met [X] op basis van dit advies moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in strijd met artikel 41 NR. 99, is de overeenkomst tussen [X] en Dexia nietig, immers ligt aan artikel 41 NR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel 7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de positie van. de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens [X] gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade.
 
d.   Los van bovenstaande kan tevens geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen - en naar mag worden aangenomen aan Finans Verzekeringen provisie te betalen -gebruik heeft gemaakt van de hulp van Finans Verzekeringen bij het tot stand brengen van de overeenkomst met [X] en daarmee tevens voor de gedragingen van Finans Verzekeringen aansprakelijk is. De vordering, voor zover toewijsbaar is derhalve ook tegen Dexia toewijsbaar.
 
24.  Gelet op deze conclusie dat de overeenkomst Capital Effect Maandbetaling nietig is, is het gevolg daarvan dat de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de wederzijds verrichte
prestaties, met terugwerkende kracht daaraan is ontvallen. Beide partijen dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer te vorderen had van [X] en hetgeen door [X] aan haar betaald is in beginsel als onverschuldigd aan hem terug moet betalen. Het onder I. gevorderde is derhalve in principe toewijsbaar.
 
25.  Met betrekking tot onderdeel II wordt daarbij overwogen dat het zoals door [X] zelf reeds in zijn dagvaarding onder ogen is gezien, naar maatstaven van redelijkheid en. billijkheid onaanvaardbaar is dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan, omdat aannemelijk is dat de nietigheid van de overeenkomst niet door hem zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De rechtbank vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:278 lid 2 BW te bepalen dat de helft van het door [X] aan Dexia betaalde onder afbek van door hem ontvangen dividend door Dexia aan [X] moet worden terugbetaald. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat het bedrag van € 928,27 inderdaad aan [X] is uitbetaald en niet is betaald via verrekening, omdat uit niets blijkt (ook niet uit de eindafrekening) dat hier geheel of gedeeltelijke verrekening heeft plaatsgevonden.
 
26.  De rechtbank relateert deze aanpak speciaal aan. deze (vonn van) overeenkomst die niet tot een restschuld behoeft te leiden, maar (alleen tot het moment van tussentijdse beëindiging) niet de verwachte opbrengst heeft gebracht. Toegewezen wordt derhalve;
€ 6.988,02 (het totaal van de betaalde maandbedragen) + € 1,970,35 (de betaalde restschuld) : 2 = € 4.479,19 minus € 928,27 - € 3.550,92.
 
27.  Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld van [X] gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade mede aan [X] moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige beleggingservaring, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan, in een voor hem duister avontuur gestort.
 
28.  Toch verbindt de rechtbank daar niet de door Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in haar de jegens [X] betamende zorg, dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de schade met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid BW over de partijen te verdelen als onder 26 hierboven overwogen2.
 
29.  Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking.
 
30.  Als ieder gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding te dragen.
 
RECHTDOENDE
 
I.   Verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten Capital Effect Maandbetaling met nummer 21691862 nietig is.
 
II.  Veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een bedrag van € 3.550,92 vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 1 juni 2006 tot de dag van betaling.
 
__________
21 Commissie van Beroep DSI 27-01-2005
 
III. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
 
IV.  Verklaart het onderdeel II van het dictum van dit vonnis nitvoerbaar bij voorraad.
 
V.   Wijst af het meer of anders gevorderde.
 

Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans en op 21 november 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL