Over het recht:
in conventie en in
reconventie:
1. Waar de rechtbank in dit vonnis de naam Dexia
gebruikt is daar mede onder begrepen Bank Labouchère N.V., rechtsvoorganger van
Dexia.
2. In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan
wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet betwiste
overgelegde producties, het navolgende vast:
a. op 27 oktober 2000 is tussen partijen onder
nummer [nummer] een effectenlease-overeenkomst totstandgekomen, benoemd als
Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging;
b. de overeenkomst
en de daarmee samenhangende overeenkomst onder f. hieronder genoemd zijn
totstandgekomen op advies en door bemiddeling van SpaarSelect Twente B.V., een
zogenaamde cliëntenremisier;
e. de lease-overeenkomst is zowel door [X]
als zijn vrouw ondertekend; erop van toepassing verklaard zijn de Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease waarvan de tekst vermeld is op de achterzijde van het
door [X] en zijn vrouw ondertekende stuk waarin de overeenkomst is
vastgelegd;
d. de overeenkomst voorziet erin dat Dexia voor een bedrag
van € 44.604,42 in hoofdsom een aantal aandelen AHOLD, ING, UNILEVER en
KONINKLIJKE OLIE als nader omschreven in de overeenkomst overgelegd als
productie (1) bij dagvaarding, aan [X] least en dat [X] gedurende 240 maanden
maandelijks een bedrag van € 475,66 aan Dexia betaalt;
e. middels die
onderhandse akte waarin de overeenkomst is vastgelegd heeft Dexia, onder de
opschortende voorwaarde dat [X] al datgene aan haar heeft betaald wat hij haar
krachtens de lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, de geleasde aandelen aan [X]
geleverd;
f. daarnaast heeft [X] bij Dexia onder nummer [nummer] een
beleggingsrekening geopend waarop hij een bedrag van € 23.823,46 heeft gestort,
waarmee participaties in het Labouchère Global Aandelenfonds zijn
gekocht;
g. doel van de beleggingsrekening was om daaruit de
maandelijkse lease-termijnen te betalen;
h. het bedrag van zijn
storting op de beleggingsrekening heeft [X] ter beschikking
gekregen doordat
hij een (tweede) hypothecaire geldlening op zijn woonhuis hij Postbank
heeft
afgesloten.
i. medio 2002 heeft [X] een bedrag van € 8.285,25 aan Dexia
betaald dat, samen met
de toen reeds betaalde termijnen is aangewend om tot
volstorting van de eerste 60 termijnen
- de minimum looptijd van de
overeenkomst - te komen (punt (5) respectievelijk productie 5
en 6 der
dagvaarding);
j. in de overeenkomst was bepaald dat [X] die na 60
maanden dagelijks met
onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten zou
kunnen beëindigen Onder betaling of
verrekening van de restant hoofdsom en
bij beëindiging binnen 60 maanden daarnaast ook de
resterende termijnen tot
en met de zestigste maand verschuldigd zou zijn, waarbij dan over
die laatst
bedoelde termijnen een korting verleend zou worden;
k. bij brief van
zijn procureur van 6 september 2005 heelt [X] de
overeenkomst
buitengerechtelijk zowel ontbonden als vernietigd en heeft hij
Dexia gesommeerd tot
terugbetaling vóór 15 oktober 2005 van de door [X] onder
Dexia gestorte bedragen van
in totaal € 31.109,71;
l. [X] heeft een restschuld aan Dexia;
m.
de door Dexia aan hem aangeboden regelingen zijn door [X] niet
aanvaard;
n. het zogenaamde Duisenberg akkoord is op het onderhavige
geval niet van toepassing.
3. [X] vordert in dit geding, zakelijk
weergegeven: primair ontbinding van zijn met Dexia gesloten
aandelenlease-overeenkomst, althans te verklaren voor recht dat deze ontbonden
is, veroordeling van Dexia om aan hem €31.109,71 te betalen met de wettelijke
rente daarover vanaf de dag voorafgaand aan het totstandkomen van de
overeenkomsten tot aan die van betaling, voor recht te verklaren dat zijn
restschuld aan Dexia vervallen is, althans die vervallen te verklaren en een
bevel aan Dexia om het BKR op te dragen de A-notering op zijn naam ongedaan te
maken.
Subsidiair vordert hij een verklaring voor recht dat Dexia
onrechtmatig jegens hem gehandeld heeft en verder hetzelfde als het primair
gevorderde, zij het dat Dexia op het gevorderde bedrag in mindering kan brengen
het bedrag dat overeenkomt met het percentage van €31.109,71, waarmede de AEXis
gedaald in de periode van 27 oktober 2000 tot 6 september 2005,
Meer
subsidiair vordert hij veroordeling van Dexia om aan hem te voldoen een bedrag
van € 26.086,40 ((€31,109,71 - € 5.023,31 (1/2 x zijn restschuld ad€
10.046,62)). In alle gevallen vordert hij daarnaast veroordeling van Dexia tot
vergoeding van zijn bijkomende schade, het bedrag daarvan op te maken bij staat
en te vereffenen volgens de wet met de wettelijke rente over dk schade van de
dag voorafgaand aan die van tütètandkorning van de overeenkomst, althans die van
sommatie, tot aan die van'betaling en veroordeling van Dexia in de kosten van
het geding zomede het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
4. Aan zijn vordering legt hij naast de
weergegeven vaststaande feiten het volgende ten grondslag:
A. op Dexia rust bij het afsluiten van financiële
producten met consumenten een zorgplicht waarin Dexia jegens hem tekortgeschoten
is. Dexia heeft hem niet op basis van haar kennis over hem (naar zijn
beleggingservaring en zijn bereidheid om financiële risico's te lopen en te
dragen heeft zij niet geïnformeerd) geadviseerd over het bij hem passende
product en hem ook niet op een voor de gemiddelde consument begrijpelijke manier
geïnformeerd over aard en omvang van dat product en de daaraan verbonden
financiële risico's. Hij is geen belegger en had niet eerder met Dexia
gecontracteerd. Het gaat hier om een gecompliceerde overeenkomst met
aanzienlijke risico's. Alleen bij een stijging van de waarde van de belegging
die groter is dan de te betalen rente levert de transactie voor hem winst op.
Dat laatste is hem niet verteld. Hem zijn alleen maar rekenvoorbeelden met
optimistische scenario's gepresenteerd.
Door het dalen van de koersen van de onderliggende
waarden heeft hij schade geleden. Dexia is daarvoor aansprakelijk wegens het
tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen jegens hem. Een
ingebrekestelling is niet vereist omdat nakoming blijvend onmogelijk is. Dit
geeft hem het recht om de overeenkomst te ontbinden. De tekortkoming is zodanig
ernstig dat deze ontbinding rechtvaardigt. Aannemelijk is dat hij de
overeenkomst niet zou zijn aangegaan als Dexia aan haar zorgplicht had
voldaan.
De ontbinding leidt tot een ongedaanmakingsverplichting
en een schadevergoedingsverplichting aan de zijde van Dexia. Zij moet derhalve
zijn inleg restitueren. Als passende schadevergoeding merkt hij,
vervallenverklaring van zijn restschuld aan. Het vervallen van zijn schuld
doet de grondslag aan de BKR registratie vervallen zodat die ongedaan gemaakt
moet worden.
B. Dexia heeft zich bij het aangaan van de
overeenkomst van een hulppersoon bediend, te weten SpaarSelect en is daarom
aansprakelijk voor de gedragingen en tekortkomingen van SpaarSelect. Niet van
belang is daarbij of SpaarSelect vertegenwoordiger van Dexia was of niet. Van
belang is slechts of SpaarSelect'ten voordele van Dexia bemiddeld heeft en als
cliëntenremi sier heeft zij dat gedaan.
Voor zover de hierboven onder A genoemde tekortkomingen
op het conto van SpaarSelect zouden moeten worden geschreven, neemt dat niet weg
dat die aan Dexia worden toegerekend en dat Dexia daarvoor verantwoordelijk en
aansprakelijk is.
Door niet te handelen overeenkomstig haar zorgplicht en
tevens in strijd met haar verplichtingen die voortvloeien uit het bepaalde in de
artikelen 24 en 95 van het Besluit toezicht effectenverkeer (Bte) en de
artikelen 25, 28 en 33 van de Nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer
1999 (NR 99) heeft Dexia onrechtmatig gehandeld jegens hem.
Door dit onrechtmatig handelen heeft hij schade geleden.
Voor zover gezegd kan worden dat die schade mede aan hem kan worden toegerekend
geldt dat Dexia zo ernstig tekortgeschoten is dat die schade met de
billijkheidscorrectie van artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek (BW) tussen Dexia en
hem verdeeld moet worden, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat hij al €
31,109,71 aan rente en aflossing aan Dexia betaald heeft, bereid was om dit
bedrag in in de AEX opgenomen aandelen te beleggen en daarmee Oök om voor dit
bedrag koersrisico te lopen en aldus een koersrisico te hebben gelopen
overeenkomende met de daling van die index gedurende de termijn waarvoor de
overeenkomst was aangegaan. Die verdeling conform de billijklieidscorrectie
wordt dan bereikt door op het door Dexia te restitueren bedrag een percentage in
mindering te brengen dat overeenkomst met het percentage waarmee de AEX in de
periode 27 oktober 2000 / 6 september 2005 gedaald is.
Ook in dit geval is als passende schadevergoeding aan te
merken vervallenverklaring van zijn restschuld aan Dexia en doet het vervallen
van zijn schuld de grondslag aan de BKR registratie vervallen zodat die ongedaan
gemaakt moet worden.
C. De overeenkomst bevat zodanige kenmerken van
kredietverlening dat de Wet op het consumentenkrediet (Wck) van toepassing is en
die moet ambtshalve worden toegepast door de rechtbank, ware het niet dat het
kredietbedrag de in artikel 3 Wck gestelde limiet van € 40.000,--
overschrijdt.
Omdat Dexia ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet
over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck beschikte, zou dat, in geval
van toepasselijkheid van de Wck en gelet op de doelstellingen van artikel 9 Wck,
leiden tot nietigheid van de overeenkomst. Meer subsidiair verzoekt [X], analoog
aan zaken waarin de Wck wel is toegepast, ook deze zaak af te
doen.
Uitgangspunt daarbij is dan dat partijen hersteld worden in de toestand
waarin zij vóór het sluiten van de overeenkomst verkeerden. Dat weer betekent
dat Dexia aan hem terugbetalen moet wat hij aan haar betaald heeft. Omdat het
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de
overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt
gedaan, dient zijn restschuld aan Dexia te worden gehalveerd en komt één helft
te zijnen laste en kan op de restitutie van het door hem aan Dexia betaalde en
terug te ontvangen bedrag in mindering gebracht worden'.
De nietigheid
van de overeenkomst brengt ook mee dat de registratie bij het BKR ten onrechte
heeft plaatsgevonden en dus ongedaan gemaakt moet worden.
5. Dexia verweert zich allereerst met de stelling
dat zij niet aansprakelijk of verantwoordelijk kan worden gehouden voor de
advisering en het handelen van de tussenpersoon SpaarSelect, een onafhankelijk
opererende, niet aan Dexia gelieerde clienteniemisier.
SpaarSelect heeft in
het kader van de advisering ten opzichte van [X] een eigen zorgplicht en
voorzover die niet in acht zou zijn genomen, dient [X] zich tot SpaarSelect te
wenden en niet tot Dexia.
Dit geldt met name ten aanzien van de niet door Dexia,
maar door SpaarSelect geadviseerde
effectendepotconstructie middels de
beleggingsrekening, ten laste waarvan de maandelijkse
leasetermijnen voor de
met Dexia gesloten aandelenleaseovereenkomst moesten
worden
voldaan.
Vervolgens voert Dexia aan dat zij geen enkele
betrokkenheid heeft gehad bij het bepalen
van de manier waarop [X] zijn
storting op de beleggingsrekening heeft verricht en ook
niet bij het bepalen
waartoe die storting zou worden aangewend,
Evenmin had Dexia enige reden te
veronderstellen dat [X] door SpaarSelect
onvoldoende dan wel onvolledig zou
zijn voorgelicht.
6. Het beroep op dwaling moet volgens Dexia
stranden op de inhoud van het aan [X] verstrekte informatiemateriaal in de vorm
van de Brochure (productie 2), de Overeenkomst (productie 1) en de Bijzondere
Voorwaarden (productie 3), waaruit de aard en werking van de overeenkomst
duidelijk blijken en welke risico's daaraan verbonden zijn.
Het gaat om een
zogenaamd aflossingsproduct waarbij de rente- en de aflossingscomponent zo zijn
samengesteld dat er aan het einde van de looptijd geen restschuld kan
overblijven omdat de hoofdsom volledig is afgelost. Omdat de fondsen waarin
belegd wordt uitsluitend AEX-fondsen zijn acht zij het praktisch uitgesloten dat
de aandelen aan het eind van de rit helemaal waardeloos zijn geworden. Er wordt
uitbetaald. Hoeveel is echter nu nog onduidelijk.
Voorzover [X] stelt dat er
een restschuld is (ontstaan), is zulks volgens Dexia te wijten aan tussentijdse
beëindiging van de overeenkomst door [X] zelf dan wel Dexia, dit laatste vanwege
het niet meer voldoen door [X] van Leasetermijnen,
Zowel de waarde van de participaties in het fonds die
zijn aangekocht als die van de effecten die onder de Overeenkomsten, zijn
aangekocht zijn afhankelijk van de ontwikkelingen op de effectenbeurzen. Die
ontwikkelingen hebben zich tegen [X]'gekeerd en dat dit kon gebeuren wist hij,
althans had hij moeten weten.
Mitsdien kan [X] zich volgens Dexia niet op
dwaling beroepen en op (nagenoeg) dezelfde gronden niet op misleiding of
misbruik van omstandigheden,
7. Met betrekking tot haar zorgplicht stelt Dexia
dat er terzake efïectenleaseproducten in zijn algemeenheid geen verplichting op
haar rustte om informatie in te winnen omtrent de potentiële afcemer eu evenmin
om meer uitdrukkelijke, waarschuwingen te geven dan zij gedaan heeft. Zo dat
anders zon zijn., kan in redelijkheid niet bepleit worden dat zij in deze zaak
enige zorgplicht heeft geschonden omdat het om een overeenkomst gaat waarvan de
lasten op voorhand vaststaan, namelijk de gedurende de looptijd
gelijkblijvende maandelijkse termijnen. Het lag niet op haar weg om na
te gaan of [X] die naar redelijke verwachting zou kunnen blijven voldoen en
omdat de omvang ervan op voorhand vaststond, was [X] daarmee bekend. Andere
onzekere gebeurtenissen dan het aan beurstransacties eigen risico van een
tegenvallende opbrengst als gevolg van koersdaling waren er niet. Van een
ingewikkelde financiële constructie is geen sprake.
Dexia leest de door [X]
in de dagvaarding aan haar gemaakte verwijten - er zou alleen winst door hem
behaald kunnen worden als de koersen zo ver zouden stijgen dat die de rente
lasten zouden overtreffen en dat had Dexia hem moeten vertellen maar heeft Dexia
niet verteld - aldus dat hij haar niet verwijt dat hij niet tegen een bepaalde
financieel risico is gewaarschuwd, maar dat hij meer specifiek over zijn
winstkansen geïnformeerd had willen worden. Dat is echter een verwijt dat geen
steun vindt in het geschreven of ongeschreven recht. De zorgplicht die wordt
aangenomen strekt er toe om te voorkomen dat consumenten geconfronteerd worden
met verplichtingen die zij in redelijkheid niet kunnen dragen of waarmee zij in
redelijkheid geen rekening behoefden te houden. De zorgplicht brengt niet mee
dat aan de consument exact verteld moet worden welke koersstijging vereist is om
een overeenkomst winstgevend af te sluiten.
Ook echter als aangenomen zou moeten worden dat Dexia in
enig opzicht enige zorgplicht geschonden zou hebben, blijft dat verwijt zonder
gevolg bij gebrek aan causaal verband tussen die schending en enig door [X]
geleden nadeel. [X] zou namelijk tenminste aannemelijk moeten rnaken dat hij de
overeenkomsten niet gesloten zon hebben als hij uitvoeriger geïnformeerd was
omtrent zijn verplichtingen alsmede het koersniveau dat bereikt zou moeten
wórden om de transacties winstgevend te laten zijn of als er uitvoeriger naar
zijn financiële positie geïnformeerd zou zijn. Zijn verplichtingen blijken
immers volledig uit de overeenkomst en omtrent zijn vermogenstoestand geeft hij
aan Dexia geen inzicht. Dat hij gedurende de looptijd van de overeenkomst een
substantieel bedrag aan rente moest betalen was hem bekend.
De vordering tot ontbinding van de overeenkomst moet
bovendien afgewezen worden omdat [X] niet aan Dexia verwijt bij de uitvoering
ervan tekortgeschoten te zijn, maar uitsluitend in de uitvoering van haar
precontractuele verplichtingen.
8. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor de
gedragingen van SpaarSelect. Zij voert in dit verband allereerst aan dat die
aansprakelijkheid pas relevant is als er aan SpaarSelect enig rechtens relevant
verwijt te maken is en zij betwist dat zulks het geval is. Zij begrijpt de - in
haar ogen diffuse - stellingen van [X] aldus dat deze SpaarSelect verwijt dat
zij hem onjuist over de eigenschappen van de overeenkomst heeft voorgelicht.
Meer dan dat SpaarSelect hem bewogen zou hebben om de overeenkomst aan te gaan
en hem overtuigd heeft om een (tweede) hypothecaire lening te sluiten om het
daarmede vrij gekomen bedrag in een door SpaarSelect bij Dexia geopend depot te
storten heeft hij in zijn dagvaarding niet gesteld. Wat hij wel en wat hij niet
van de overeenkomst begrepen heeft zegt hij daarin niet.
Ook kwalificeert Dexia de relatie tussen een
clientenremisier en een effecteninstelling niet als een overeenkomst van
opdracht. De remisier is een tussenpersoon die contacten met meerdere aanbieders
van financiële producten onderhoudt en kan zelf kiezen welk product hij aan zijn
klant adviseert en verplicht zich tegenover de effecteninstelling tot geen
enkele prestatie. Het bestempelen van een clientenremisier als hulppersoon van
een aanbieder past ook niet bij diens zelfstandige verantwoordelijkheid die
spreekt uit artikel 12 lid 2 van de Vrijstellingsregeling Wet toezicht
effectenverkeer (Wte) 1995 betreffende de naleving van de regels van
artikel 24 Bte 1995. Dexia verwijst in dit verband ook naar de (op 1 januari
2006 inwerking getreden) Wet financiële dienstverlening (Wfd) waarin de wetgever
er in de artikelen 10 juncto 12 uitdrukkelijk voor kiest om de aanbieder slechts
verantwoordelijk voor de tussenpersoon - waaronder ingevolge artikel 1 van die
wet begrepen de cliëntenremisier - te doen zijn als die aanbieder er
uitdrukkelijk voor kiest om die aansprakelijkheid te aanvaarden, Haar conclusie
is dat de beslissing van de Commissie niet strookt met de wil van de
wetgever,
9. Ook al zou aan Dexia enig verwijt gemaakt
kunnen worden en ook al zou er causaal verband tussen het door [X]
gepretendeerde nadeel en dat verwijt bestaan, behoort dat nadeel toch
grotendeels voor rekening van [X] te komen alsmede het gevolg van aan hem toe te
rekenen omstandigheden.
Hij heeft immers gecontracteerd zonder de gevolgen
van de overeenkomst te overzien en zonder zich af te vragen of die overeenkomst
voldoende bij zijn financiële wensen en mogelijkheden aansloot. Daarmee heeft
hij roekeloos gehandeld en dat nadeel in overwegende mate aan zichzelf te
wijten,
10. Met [X] is Dexia van mening dat de Wck niet van
toepassing is en zij verzet zich tegen analoge toepassing ervan als door [X]
verzocht,
11. Tot slot stelt Dexia dat haar niet duidelijk is op
welke bijkomende schade [X] doelt en dat, voor zover die gerelateerd zou zijn
aan het afsluiten van de hypothecaire geldlening, zij daar geen bemoeienis mee
heeft gehad zodat zij niet vermag in te zien hoe zij daarvoor aansprakelijk zou
kunnen zijn alsmede dat de A-codering op naam van [X] bij het BKR geregistreerd
staat, maar zij tot die melding verplicht is edoch zelf niet bij machte die
vermelding te schrappen.
12. Omdat [X] vanaf de 61ste termijn geen betaling meer
heeft verricht heeft Dexia een opeisbare vordering op [X] van € 2.378,30, die
zij in reconventie vordert.
13. Kennelijk naar aanleiding van het onder 8 hierboven
weergegeven verweer van Dexia stelt [X] als
eigen relaas bij repliek onder (l)
Begin 1999 ontstond tussen mijn man en mij de discussie hoe het
financieel verder moet als mijn man met pensioen gaat medio 2008. Mijn man heeft
een basispensioen en we willen graag een aanvulling.
Mijn man (23 mei 1943)
is 13 jaar ouder dan ik (7 juli 1955), ik krijg dus voorlopig geen
pensioen.
Bovendien wil mijn man graag dat we samen met "pensioen" gaan, om
activiteiten te ondernemen die we tijdens ons werk niet konden doen, zoals wat
vaker, rustiger (en goedkoper) op vakantie, meerdaags familiebezoek etc.
Hiervoor is aanvulling van het basispensioen nodig.
Eind augustus 1999
(bedoeld zal zijn 2000) werden wij door SpaarSelect per telefoon benaderd of wij
een goed pensioenplan hadden en dat zij dat voor ons konden verzorgen.
Wij
maakten een afspraak voor 6 september 1999.
Wij hebben een afspraak met Rob
de Vries van SpaarSelect voor een gesprek waarin wij het bovenstaande duidelijk
hebben gemaakt en er duidelijk bij hebben gezegt dat wij interesse haddan voor
aankoop van aandelen.
De Vries kondigde aan dat wij het beste de
overwaarde van de woning voor ons konden
"laten werken" door een 2e hypotheek
op te nemen, want dat was onbenut kapitaal.
Kapitaal wat niet benut wordt
levert ook geen rente op volgens De Vries. Het rendement
van onze investering
zou meer dan 12% bedragen. De hypotheek zou dan gebruikt
worden om aandelen
te kopen van Ahold, Unilever, Koninklijke Olie en ABN. Deze
aandelen zouden
het minst gevoelig zijn voor schommelingen.
Zo konden wij een kapitaal
opbouwen binnen 5 jaar (dat was de gestelde looptijd) van
zo'n f 95.000,--
zonder enige kosten.
Integendeel wij zouden dividenden ontvangen van
wel f 10,000,-- wat een leuke
spaarcent zou zijn.
De overwaarde kon
na vijfjaar weer teruggestort worden en dan zouden we ongeveer
f 30.000,—
overhouden ter aanvulling van het pensioen. Wij zouden dus geen enkele
kosten
c.q. maandlasten hebben, integendeel het leverde alleen maar geld op.
Ik heb
gevraagd wat het grootste financiële risico was en of we dat zouden lopen.
Hij
antwoordde letterlijk: u verliest hierbij echt niets, U kunt alleen
winnen. Als de gehele
economie plat zou gaan loopt u in het alleruiterste
geval F 5000,-- schade op.
[X] verwijt Dexia en in haar kielzog SpaarSelect:
a.
dat hem niet is voorgehouden dat hij een dubbel beleggingsrisico liep door het
aangaan van de Overwaarde Effect en de beleggingsrekening;
b. dat hem niet op
begrijpelijke wijze is uitgelegd dat er een verschil was tussen de Overwaarde
Effect en de beleggingsrekening;
c. dat hem niet is voorgelegd dat bij
beëindiging van de Overwaarde Effect na 60 maanden met restschuld kon worden
opgezadeld; immers uitgangspunt was een looptijd van 60 maanden voor deze
Overwaarde Effect, zoals volgt uit het Persoonlijk Financieel Plan van
SpaarSelect d.d. 6 september 2000 (productie l dagvaarding);
f. dat hem
producten zijn aangeboden, die in het geheel niet pasten bij zijn kenbaar
gemaakte doelstelling van het opbouwen van kapitaal c.q. het vormen van een
oudedagsvoorziening. Die laatste, (onder meer) bestaande uit de overwaarde in
zijn woning, werd ten onrechte op advies van SpaarSelect geheel teniet
gedaan;
g. dat hem niet in duidelijke bewoordingen is gezegd dat hij alleen
bij een absurde Stijging van de aandelenkoersen profijt van deze producten zou
kunnen hebben.
h, dat hem geen andere documentatie door Dexia en/of
SpaarSelect is overhandigd dan het bij dagvaarding overgelegde Persoonlijk
Financieel Plan van SpaarSelect, met name niet heeft gekregen de brochure van
Dexia inzake het Overwaarde Effect en hij exemplaren althans kopiefin van de
door hem op verzoek van SpaarSelect getekende stukken eerst veel later (2002),
"toen het kalf al was verdronken" na daartoe gedaan verzoek, heeft
ontvangen.
14. [X] erkent dat zijn restschuld anders is uitgevallen
dan het bedrag waarvan hij in de
dagvaarding was uitgegaan.
Onder
verwijzing naar productie 16 bij repliek stelt [X] dat door de inmiddels
gestegen
aandelenkoersen de restschuld is teruggelopen tot € 6.258,11 (per 26
april 2006) en wijzigt
hij petitum XI van de meer-subsidiare vordering:
€
6.258,11 (restschuld) : 2 = € 3.129,05 minus € 31.109,71 (inleg) = €
27.980,65.
Hij vermeerdert zijn vorderingen (voorwaardelijk) met een
verklaring voor recht dat hij de
Overwaarde Effect in ieder geval ter rolle
van 17 mei 2006 heeft beëindigd conform artikel 3
van de overeenkomst.
Ten
aanzien van de BKR-notering erkent [X] dat Dexia niet zelf en rechtstreeks in
staat
is die te wijzigen, doch past zijn vordering overigens niet aan.
15. Bij conclusie van dupliek benadrukt Dexia nogmaals
dat [X] wel degelijk de nodige documentatie voor/bij het sluiten van de
overeenkomst moet hebben ontvangen, alleen al om dat hij zonderdien wel zeer
onverantwoord te werk zou zijn gegaan.
Dexia blijft mitsdien aan [X] een
beroep op dwaling ontzeggen, handhaaft haar stelling niet aansprakelijk te zijn
voor enige handelwijze/nalaten van SpaarSelect en blijft van mening haar eigen
zorgplicht ten opzichte van [X] in acht genomen te hebben, zulks met name gezien
de eisen die daaraan in het geval van [X] zijn te stellen.
lii reconventie
berekent Dexia de restschuld van [X] (per 9 mei 2006 eindafrekening - productie
21) nader op € 9.354,73 zulks inclusief de achterstallige maandtermijnen tot dan
en vermeerdert de eis in reconventie tot dat bedrag vermeerderd met contractuele
althans wettelijke rente vanaf 19 mei 2006.
De beoordeling
16. Dat de Wck niet van toepassing is staat rechtens
vast. De hoofdsom van de overeenkomst beliep een bedrag dat de maximale hoogte
van het bedrag, wil de Wck van toepassing zijn, te boven ging, namelijk meer dan
het op 27 oktober 2000 geldende maximum van f. 50.000,00.
De omstandigheid
dat Dexia ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met [X] geen
Wck-vergunning had is derhalve voor deze zaak niet van belang.
17. De onderdelen V, X en XIV van de vordering die zien
op het opdragen aan het BKR om de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken
dienen afgewezen te worden. Dexia heeft niet betwist dat er een A-notering op de
naam van [X] gesteld is en gesteld dat zij hem in élk geval als zodanig heeft
aangemeld. [X] heeft bij repliek echter niet, althans in onvoldoende mate,
weersproken de stelling van Dexia dat zij niet bij machte is die notering
ongedaan te maken, doch slechts aan BKR kan mededelen dat wat haar betreft die
notering niet gehandhaafd behoeft te worden. Dit laatste is niet door [X]
gevorderd.
18. Met betrekking tot de gedragingen van SpaarSelect en
de aansprakelijkheid van SpaarSelect voor de schade van [X] overweegt de
rechtbank het volgende;
a. SpaarSelect is een zogenaamde ccliëntenremisier
en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als
bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het
Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de
vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar
activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel
genoemde instellingen.
b. Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het
Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve
slechts worden of SpaarSelect zich beperkt heeft tot het aanbrengen van [X] als
klant bij Dexia of dat SpaarSelect verdere, voor een cliëntenremisier
ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft, Daarvoor is het nodig om vast
te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan,
c. Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader
van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar
website (
www.afm.nl) een uiteenzetting van het
begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is,
voor zover hier van belang, te lezen:
Cliëntenremisiers mogen alleen
cliënten aanbrengen hij effecteninstellingen die een vergunning hebben van
deAFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten,
orders van cliënten doorgeven of geld van-cliënten onder zich houden. Daarnaast
mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers.
Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie
is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct
etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren.
d. Uitgaande van deze uitleg - en de rechtbank gaat bij gebrek aan een
andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit - was
het aan SpaarSelect toegestaan om [X] te informeren mits die informatie beperkt
was tot kenmerken van beleggingscategoriën en om hem door te verwijzen naar
Dexia, maar niet om [X] te adviseren.
e. Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan
enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan
hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99.1 Dat zijn, voor zover in deze
specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de
adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt
kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling
voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van
zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor
de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die
diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold calling" i,e.
een verbod om hen die nog geen cliënt zijn telefonisch of persoonlijk te
benaderen anders dan in het geval de betrokkenen daar vooraf schriftelijk dan
wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt
aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te
verschaffen.
f. Op grond van de op dit punt ongenoegzaam weersproken gebleven
stellingen van [X] moet worden aangenomen dat SpaarSelect het cold calling
verbod heeft overtreden en zich niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept
heeft in de beleggingsdoelstellingen van [X], diens financiële positie,
beleggingsdoelstelling(en) en beleggings ervaring en aldus ook niet in diens
belang gehandeld heeft.
g. Met betrekking tot het totstandkomen van het contact met
SpaarSelect is door [X] immers onweersproken gesteld, dat hij door SpaarSelect
ongevraagd telefonisch is benaderd omtrent de kwaliteit van diens pensioenplan
en hem vervolgens een Persoonlijk Financieel Plan is gepresenteerd waarmede het
vermogen snel kon worden vergroot.
Dat is een ander eerste contact dan op
grond van een schriftelijke of elektronische uitnodiging of wel instemming met
een afspraak zijdens [X], dan wel een contact naar aanleiding van het
verschaffen van schriftelijke of elektronische informatie aan [X].
h. Met betrekking tot hetgeen verricht is door SpaarSelect om zich
een beeld te vormen van [X], diens financiële positie, beleggingsdoelstellingen
en beleggings ervaring, is door [X], naast hetgeen reeds onder g hierboven is
weergegeven, onweersproken gesteld dat hij, [X], aan de medewerker van
SpaarSelect naar aanleiding van diens vragen verteld heeft dat zijn woonhuis
slechts in beperkte mate hypothecair belast was en de medewerker van SpaarSelect
hem vervolgens het Persoonlijk Financieel Plan (productie 1
________________
1 Het gaat hier om de NR 1999 en derhalve de tekst van vóór de wijziging
van september 2001
dagvaarding) heeft geadviseerd met het aangaan van een
hypothecaire lening van f 65,000,--, waarvan hij f 52.500,-- voor een eenmalige
storting bij Labouchère beeft aangewend waarmee aandelen zouden worden
aangetrokken met een gegarandeerd rendement na een looptijd van 60 maanden.
Schriftelijke productinformatie, behoudens het Persoonlijk Financieel Plan zegt
hij niet gekregen te hebben en naar aanleiding van kritische vragen werd
verwezen naar de looptijd van 60 maanden, waarna de overwaarde in de woning zou
worden "teruggestopt", dat hem nooit duidelijk is geweest dat hij een lening
heeft aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van
de overeenkomst(en) niet heeft kunnen Opmaken, dat over een maandbedrag, leasen,
koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat ook nooit aan de orde
is geweest dat hij alles kon kwijtraken (in het alleruiterste geval f 5.000,-),
dat na vijfjaar naast de inleg f 30.000,- beschikbaar zou zijn voor
pensioenaanvulling, dat hij nooit een depotrekening heeft geopend en van
participaties niets weet.
i. Deze onder h weergegeven stellingen van [X]
zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met name de
overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling en het Aanvraagformulier Depot
Aandelenlease moet worden afgeleid, niet allemaal juist maar niettemin kan er de
conclusie uit getrokken worden dat [X] niet begrepen heeft wat hem is
voorgehouden alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten
is.
Onjuist is dat er met over leasen gesproken is want de
door [X] ondertekende overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenmin dat [X]
niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening was
want er is immers Sprake van rente in de overeenkomst, ook niet dat over een
maandbedrag niet gesproken is want dat maandbedrag is in de overeenkomst vermeld
en dat hij' nooit een depotrekening zou hebben geopend want er ligt een door hem
ondertekend aanvraagformulier voor die rekening en bovendien heeft hij daarover
nog een op 27 oktober 2000 gedateerde brief van Labouchère
gekregen,
Dat de voorlichting tekortgeschoten is blijkt genoegzaam
uit het feit dat SpaarSelect, naar onweersproken gesteld is, in de vooraf
schriftelijke aan [X] verstrekte informatie, die (nagenoeg) uitsluitend
rooskleurig is geformuleerd, kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement
geschonken is en de omstandigheid dat [X], die geen beleggingservaring had, van
de hele opzet kennelijk niets begrepen heeft zoals uit zijn persoonlijke
statements die bij de stukken zijn gevoegd blijkt. Dat er voorafgaand aan het
sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies
en op de aan een depotconstructie verbonden risico' s is gesteld noch
gebleken. In ieder geval blijkt daarvan niets uit de door [X] overgelegde
stukken van SpaarSelect (producties 1, 2 en 3 dagvaarding) of het door Dexia
overgelegde Aanvraagformulier Depot Aandelenlease (productie 4
CvA).
Ook moeten er, zeker gelet op de beleggings doelstelling
van de ten tijde van het afsluiten
van de overeenkomst 57-jarige [X], te
weten aanvulling van zijn oudedagsvoorziening,
vraagtekens geplaatst worden
bij het vervangen van de misschien niet spectaculaire maar
toch veilige
overwaarde in de woning door een als gevolg van koersontwikkelingen
onzekere
opbrengst over 20 jaar van beursfondsen en/of derivaten
daarvan.
Niet is gebleken dat daarover door SpaarSelect (hardop, in het
bijzin van [X]) is nagedacht.
j. Uit een overgelegde productie, het
Aanvraagformulier Depot Aandelenlease van
11 oktober 2000 dat
voorafgegaan is aan de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling van 27
oktober 2000 blijkt dat er toen al een keuze is gemaakt voor de Overwaarde
Effect. Op dat formulier, voorzien van het stempel van SpaarSelect en de naam
van haar adviseur Te Riet en de handtekening van [X], is namelijk vermeld dat
[X] uit de acht daarop genoemde constructies gekozen heeft voor Overwaarde
Effect en voor een maandbedrag van f. 1.050,--.
De rechtbank leidt naast
hetgeen SpaarSelect in het Persoonlijk Financieel Plan adviseert, ook daaruit en
uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie tussen [X] en
Labouchère is overgelegd, af dat SpaarSelect degene is die geadviseerd heeft
over de wijze van beleggen namelijk in welk "Effect" van Labouchère de
maandelijkse storting uit het depot diende plaats te vinden en tot welk
bedrag.
Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op,
immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan
te merken.
k. De conclusie tot zover is dat SpaarSelect in
haar relatie tot [X] niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te handelen
in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd
met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer
overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers niet gehandeld heeft als
een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een
contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen is aan te merken.
SpaarSelect is daarmee aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van haar
onrechtmatig handelen opgekomen schade.
19. Daarmee komt de rechtbank toe aan de
aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover
die een gevolg is van haar
eigen gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel
6:76 BW voor
gedragingen van SpaarSelect. Dienaangaande wordt het volgende
overwogen:
a. De rechtbank stelt voorop dat tussenpersonen -
en dus ook cliëntenremisiers - een belangrijke instrument voor financiële
instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten. Dat legt op
de instelling die van de diensten van een clientenremisier gebruik maakt en hem
doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op dit. punt niets
anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van provisie betaalt,
een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie van de
tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert.
b. Een en ander blijkt ook uit het bepaalde in
artikel 41 KR. 99 dat de effecteninstelling onder andere gebiedt om zich met
betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde
effecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten
van effectentransacties voor deze instellingen. SpaarSelect ZOU, indien zij zich
aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot één van die
categorieën behoord hebben, maar nu zij zich met aan die regels gehouden heeft
behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een
effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel
7, eerste lid Wte (categorie i).
c. De vraag is nu of Dexia voldoende
zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] als klant, c.q. het
contracteren met [X] op basis van wat door SpaarSelect aan haar omtrent [X] en
hetgeen de inhoud van de door [X] gewenste Overeenkomst(en) met haar geweest zou
zijn is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het
acceptatieformulier waarop Dexia zich beroept geeft geen enkele
informatie omtrent [X], diens financiële positie, beleggings ervaring en
beleggings doelstelling.
Op het aanvraagfonnulier depot aandelenlease, in de
tijd voorafgaand aan de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling en tevens
het eerste schriftelijke contact russen [X] en Dexia zijn keuzes gemaakt voor
Overwaarde Effect en een maandelijkse storting van f. 1.050,--. Daaraan kan
alleen verboden advisering van SpaarSelect, dat beide formulieren mede
ondertekend en van haar adviseursnnmmer voorzien heeft, ten grondslag gelegen
hebben. Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met
[X] op basis van die adviezen moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te
handelen in strijd met artikel 41 NR 99 is de overeenkomst tussen [X] en Dexia
nietig, immers ligt aan artikel 41 KR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan
artikel 7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de
positie van de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens [X]
gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door [X] als gevolg van
het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade.
d. Los van bovenstaande kan tevens geconcludeerd
worden dat Dexia door aldus te handelen - en naar mag worden aangenomen aan
SpaarSelect provisie te betalen - gebruik heeft gemaakt van de hulp van
SpaarSelect bij het tot stand brengen Van de overeenkomst met [X] en daarmee
tevens voor de gedragingen van SpaarSelect aansprakelijk is. De vordering, voor
zover toewijsbaar is derhalve ook tegen Dexia toewijsbaar.
20. Met betrekking tot die toewijsbaarheid wordt
overwogen dat de overeenkomst Overwaarde Effect Maandbetaling nietig is en dat
de rechtbank op grond daarvan met betrekking tot deze overeenkomst niet aan de
primaire vordering van [X] toekomt. Een nietige overeenkomst kan nu eenmaal niet
ontbonden worden. De onderdelen I tot en met IV van het petitum van [X] moeten
derhalve worden afgewezen.
21. Met betrekking tot de subsidiaire vordering ligt het
anders.
Gelet op de conclusies dat de overeenkomst Overwaarde Effect
Maandbetaling en de depotovereenkomst nietig zijn is het gevolg daarvan dat de
rechts grond(en) die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte
prestaties met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen. Beide partijen
dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde
van het sluiten van de overeenkomsten bevonden. Dat betekent dat de
aandelen/participaties voor rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel niets
meer te vorderen heeft van [X] en hetgeen door [X] aan haar betaald is in
beginsel als onverschuldigd aan hem terugmoet betalen. De Onderdelen VI, VII en
VIII van de vordering van [X] zijn derhalve in principe
toewijsbaar.
22. Met betrekking tot onderdeel XI wordt daarbij
overwogen dat het, zoals door [X] zelf reeds in ^ijn dagvaarding onder ogen
gezien, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de
overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet gedaan
wordt omdat aannemelijk is dat de nietigheid van de overeenkomst niet door hem
zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was en hij niet zijn
depot was kwijtgeraakt. De rechtbank-vindt daarin aanleiding om op de voet van
het bepaalde in artikel 6:278, lid 2 BW in reconventie te bepalen dat de helft
van de restschuld voor rekening van [X] komt.
Daarbij volgt de
rechtbank het betoog van [X] dat de overeenkomsten na 60 maanden
beëindigd
zijn en in de zin van de conclusie van repliek onder (4) de restschuld van
[X]
bedraagt €6.258,11.
Toewijsbaar zijn derhalve het door [X] onder de
aandelenlease-overeenkomsten
betaalde de helft van de restschuld ad € 6.25
8,11.
Toegewezen wordt derhalve een bedrag van € 27.980,65
(€31.109/71-
€3.1-29,05-€27,980,65).
De wettelijke rente is in principe toewijsbaar vanaf de
datum waarop [X] de betreffende
betalingen in het kader van (de termijnen
van) de aandelenovereenkomsten aan Dexia heeft
gedaan.
Zulks is door [X]
niet gevorderd, mitsdien zal de rechtbank aanhouden
15 oktober 2005, de datum
van uitgebrachte sommatie zijdens [X] aan Dexia.
23. Door [X] wordt tevens gevorderd wat hij als
bijkomende schade aanmerkt en waarmee hij blijkens zijn toelichting bedoeld
zaken als de kosten die hij heeft moeten maken om de hypotheek af te sluiten
waaronder de notariskosten. De rechtbank ziet echter geen rechtsgrond waarop dit
onderdeel van de vordering toewijsbaar is.
24. Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld van [X]
gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade mede aan
[X] moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige
beleggingservaring;, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder
voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een voor hem
duister avontuur gestort en heeft hij daarbij (in elk geval een deel van) zijn
oudedagsvoorziening in de waagschaal gesteld.
Toch verbindt de rechtbank daar
niet de door Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig
tekortgeschoten in haar de jegens [X] betarnende zorg dat de rechtbank daarin
aanleiding vindt om de schade met toepassing van de billijkheidscorrectie van
artikel 6:101, eerste lid BW over de partijen te verdelen als onder 22 hierboven
overwogen2.
25. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de vordering
in reconventie afgewezen dient te worden.
26. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, behoeft
gelet op bovenstaande geen bespreking.
27. Als de ten principale in het ongelijk gestelde
partij dient Dexia de kosten van zowel het geding in conventie als in
reconventie te dragen.
RECHTDOENDE
in conventie;
I. Verklaart voor recht dat de tussen
partijen gesloten overeenkomst Overwaarde Effecten Maandbetaling zonder
Herbelegging met nummer [nummer] nietig is.
____________________
2 Commissie
van Beroep DSI 27-01-2005
II.
Veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een bedrag van
€ 27,980,65
(zevenentwintigduizendnegenhonderdtaohtig euro en vijfenzestig
cent)
vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 15 oktober 2Ó05 tot de
dag van betaling.
III. Veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot
aan deze uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 756,93 aan verschotten en €
1.158,00 wegens het salaris van zijn procureur.
IV. Verklaart de onderdelen II en IH van het
dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het meer of anders
gevorderde.
In reconventie:
V. Wijst het gevorderde af.
VI. Veroordeelt Dexia in de kosten van het geding,
tot aan deze uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 384,00 wegens salaris
van de procureur.
Dit vonnis is gewezen te Almelo
door mr. Van der Veer en is, in tegenwoordigheid van de griffier, op 4 oktober 2006 in het openbaar uitgesproken.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL