Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 81199 ha za 06-1006
datum vonnis:
2 april 2008 (vdv)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige
kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak
van:
1. [X],
2.
[Y],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in
conventie,
verweerders in reconventie,
verder te noemen [X],
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
tegen
de naamloze vennootschap
LEVOB BANK
N.V.,
gevestigd te Amersfoort
gedaagde in conventie,
eiseres
in reconventie,
verder te noemen: Levob,
procureur: mr. T.J. van
Drooge,
Procesverloop
De bij het laatste tussenvonnis bevolen
comparitie van partijen is op 19 november 2007 gehouden, het daarvan opgemaakte
proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Nadien heeft [X] een conclusie van
repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie genomen en
Levob een conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie. Na
een conclusie van dupliek in reconventie tevens houdende akte uitlating
producties bij dupliek hebben partijen vonnis verzocht.
De verdere beoordeling van het geschil en
de motivering van de beslissing
1. De rechtbank herhaalt hier hetgeen
in het eerdere tussenvonnis d.d. 28 februari 2007 in deze zaak onder (1.) en
(2.) omtrent de vorderingen van [X] en de grondslagen daarvan
respectievelijk
de feiten, is overwogen.
2. Gezien de inhoud van het
procesverbaal van de gehouden comparitie c.q. de nadien gewisselde conclusies
voegt de rechtbank ten aanzien van de feiten daaraan het volgende
toe.
3. Oorzaak en aanleiding voor [X] om
zich in 1998 eigener beweging tot HCB te wenden waren de slechtere financiële
positie, waarin zich zijn bedrijf (FEBO B.V.) bevond, zodanig dat die
vennootschap niet zelf(standig) noodzakelijke kredietuitbreiding meer kon
verkrijgen.
HCB heeft vervolgens vanuit de privé-situatie van [X] een
hypothecaire lening van € 267.730,33 bij de AMEV verzorgd, zomede hem vijftien
Levob-Hefboomcontracten doen sluiten.
Volgens [X] dienden die contracten
om tot versnelde aflossing van de hypothecaire
belasting te (kunnen)
komen.
4. [X] baseert zijn vorderingen tegen
Levob onder meer op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet
op het consumentenkrediet WCK), de artikelen (24 en 35) van Bte 1995 c.q. de Wte
1995, zomede schending door Levob van de te zijnen aanzien in acht te nemen
zorgplicht bij het aangaan van de overeenkomsten respectievelijk het
onrechtmatig optreden van (de medewerker van) HCB.
Het verweer (kort
samengevat)
5. Levob stelt dat de aandelenleaseovereenkomsten
zijn afgesloten via de tussenpersoon HCB, die [X] op zijn verzoek heeft
geïnformeerd en geadviseerd.
Levob heeft aan de hand van de gegevens op het
door [X] ingevulde aanvraagformulier, de doorgevoerde BKR-toets en met name het
opgegeven inkomen geoordeeld dat [X] voldoende inkomen had om de maandelijkse
kosten van € 64,66 per overeenkomst te dragen.
Van een koppeling van de
overeenkomsten met een hypothecaire lening van AMEV was Levob niets bekend, dat
heeft voor Levob bij de beoordeling ook geen rol gespeeld, zij is op de door [X]
verstrekte (inkomens-)gegevens afgegaan.
Blijkens het door [X] ondertekende
aanvraagformulier (productie 11) bestond het -, bruto-inkomen van [X] uit f
116.00,- aan salaris, f 210.000,— aan huuropbrengsten en f 36.000,— winst uit
onderneming respectievelijk woonlasten f 90.000,— bruto per jaar.
6. Levob betwist aansprakelijk te
zijn voor (de inhoud van de adviezen van) HCB, die (veeleer) als opdrachtnemer
van [X] is te beschouwen. Daarenboven acht Levob dat [X] meer dan voldoende
geïnformeerd is omtrent de inhoud en draagwijdte van de overeenkomsten middels
de brochure en de tekst van de overeenkomst(en) zelf (productie 4 en 5
dagvaarding), waaruit duidelijk blijkt dat er sprake is van beleggen met geleend
geld en wat daarvan de kenmerken -waaronder de mogelijkheid van het blijven van
een restschuld- zijn.
7. Ten aanzien van het optreden van
HCB als effecten bemiddelaar zodanig dat deze niet (meer) was vrijgesteld van de
vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht
Effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat die niet enkel [X] als
klant bij Levob heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden met
advisering en/of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Levob dat
dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf
is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van
de tussenpersoon, |
8. Naar aanleiding van de door [X]
gestelde, grondslag van onrechtmatige daad stelt Levob dat alleen al de tekst
van de overeenkomsten duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat
maar over geldlening, de door [X] ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent
zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze
overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar
diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaats
gevonden.
9. Betreffende de schade wijst Levob
erop dat [X] niet de door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert
in de vordering zomede het causaal verband tussen de
gevorderde schade en
het onrechtmatig handelen ontbreekt.
Reconventie
10. Na beëindiging
van de overeenkomsten is voor [X] een restschuld van € 23.441,62 (productie 8 en
9 dagvaarding) gebleven, waarvan Levob in reconventie voldoening vordert
vermeerderd met de contractuele althans de wettelijke rente vanaf; 17 november
2005 respectievelijk 26 juni 2006.
11. Volgens [X] stuit die vordering af op
het door hem in conventie gestelde en dient het bedrag der restschuld vervallen
te worden verklaard.
Beoordeling
Conventie en reconventie
12. De vijftien overeenkomsten "Levob
Hefboomeffect" met nummer 883800550 en de opvolgende contractnummers 883800743
t/m 88300756 d.d. 3 augustus 1998 (productie 4 en 5 dagvaarding) staan tussen
partijen vast, evenals dat per overeenkomst een bedrag van f 15.000,-- aan
(effecten)krediet door Levob voor rekening en risico van [X] werd belegd in
AEX-fondsen: ABN-AMRO, Aegon, ING, Elsevier, VNU, Unilever, Akzo Nobel,
Koninklijke Olie en Koninklijke Ahold.
De looptijd van deze overeenkomst was
10 jaar, de te betalen rente 12% op jaarbasis (eerste vijfjaar vast) en de
daaruit voortvloeiende verplichting (rentebetaling) bedroeg per
overeenkomst € 64,44 per maand.
13. Twee overeenkomsten (eindigend op -743
en -550) zijn door [X] beëindigd op 17 november 2005 en hebben geleid tot een
voor [X] blijvende restschuld van € 3.890,85 (productie 6a dagvaarding), welk
bedrag door [X] aan Levob is voldaan. De overige dertien overeenkomsten zijn
door [X] beëindigd per 26 juni 2006, daaruit vloeide voor [X] een restschuld
(productie 8 en 9 dagvaarding) voort.
14. Teneinde de door [X] gevorderde
bedragen aan door hem aan Levob betaalde rentetermijnen en restschuld te
beoordelen, zijn te bezien de zorgverplichtingen van Levob en de ten aanzien van
Levob geformuleerde onrechtmatige daad respectievelijk aansprakelijkheid van
Levob voor tussenpersoon HCB.
Zorgplicht
15. De door [X] ingeroepen bepalingen van NR 99 zijn in ieder geval in
letterlijke zin niet van toepassing op dit geval, waar de overeenkomsten vóór de
inwerkingtreding daarvan zijn gesloten.
De rechtbank gaat wel uit van een
plicht van Levob als bank om niet-professionele beleggers te informeren over de
risico's van het product, hetgeen weer onderscheiden kan worden in
het.verstrekken van.informatie aan en het inwinnen van informatie door Levob bij
[X] omtrent diens financiële positie.
16. Wat betreft de door Levob aan [X]
verstrekte informatie omtrent het product Levob Hefboomeffect is de rechtbank
van oordeel dat met name de tekst van de aan [X] gezonden overeenkomsten in
voldoende mate duidelijk maakt, waarom het gaat.
Er is duidelijk sprake van
een beleggingsproduct, er wordt aangegeven dat met geleend geld in de vorm van
krediet wordt gewerkt en gewezen op de verplichting van aanzuivering! van een
aan het einde van een overeenkomst optredend tekort.
Verdere en andere
kritiek van [X] op de door Levob verstrekte informatie wijst de rechtbank van de
hand, alleen al omdat [X] zelf stelt (CvR punt 5 in fine) de hem
voorgelegde overeenkomsten voor ondertekening voor de zekerheid in het geheel
niet gelezen te hebben.
17. Hetgeen Levob bekend was omtrent de
financiële positie van [X], vloeit met name voort uit het door [X] tezamen met
HCB ingevulde en aan Levob opgezonden :
aanvraagformulier d.d. 3 augustus 1998 (productie 3 dagvaarding en productie 11
CvD).
In dat formulier, ondertekend door [X] en zijn echtgenote, wordt
aangegeven dat hij een bruto-inkomen heeft van f 116.000.,— aan salaris, f
210.000,-- aan huuropbrengsten en f36.000,- winst uit onderneming
respectievelijk woonlasten van f90.000,- bruto per jaar en wordt een
kredietlimiet (voor f 15.000,— x 15 contracten) aangevraagd.
18. Naar het oordeel van de rechtbank is
een (door [X]) opgegeven jaarinkomen van f362.000,—, mede gegeven het feit dat
in 1998 de rentetermijnen (ook nog) fiscaal aftrekbaar waren, meer dan voldoende
niet alleen om de aan de vijftien contracten Levob Hefboomeffect verbonden
maandlasten te (kunnen) voldoen, maar ook eventuele verliezen op deze
constructie(s) op te vangen, waarbij het door [X] gestelde uitgangspunt van
totaal verlies van elke waarde van de onderliggende aandelen geen
realiteitswaarde heeft, maar veeleer uitgegaan moet worden van de huidige
(restschuld)situaties.
19. Van enige koppeling tussen (het sluiten
van) deze Levob Hefboomeffectcontracten en de door [X] bij AMEV afgesloten
hypothecaire geldlening (productie 1 en la dagvaarding) in de zin dat Levob voor
de combinatie ervan aansprakelijk zou. zijn althans daaraan meer aandacht had
moeten besteden, is de rechtbank niet gebleken.
Uit de stukken valt eerder op
te maken dat de situatie andersom moet worden gezien in de zin dat de Levob
Hefboomeffectcontracten geen bestaansvoorwaarde voor de hypotheek van AMEV
waren, maar enig te genereren opbrengst van die contracten zou kunnen worden
aangewend om die -separaat afgesloten- hypothecaire verplichting (eerder of
makkelijker) af te lossen.
20. De bij conclusie van repliek door [X]
geponeerde stelling dat voornoemde inkomensgegevens onjuist zouden zijn, laat de
rechtbank geheel voor zijn rekening (en risico). [X] stelt niet waarom Levob de
door hem (en zijn echtgenote) zelf verstrekte gegevens niet zou mogen accepteren
of om welke reden die alsnog en desondanks door Levob op andere wijze zouden
moeten worden geverifieerd. Ook overigens ziet de rechtbank daartoe geen
reden.
Wel valt uit de stellingen van [X] op te maken dat het hem (enkel) te
doen was om extra-krediet voor zijn bedrijf te verkrijgen en voor zover de
inkomensopgave onjuist is gedaan, dat middel kennelijk niet onbeproefd heeft
willen laten.
21. De conclusie is dat Levob aan haar
zorgplicht tegenover [X] heeft voldaan en [X] op gebreken daarin geen vordering
tegen Levob baseren.
Onrechtmatige daad
22. In de door
[X] gestelde gang van zaken ziet de rechtbank geen overtreding door HCB van de
bepalingen van de Wte, Bte of daaruit voortvloeiende vrijstellingsbepalingen,
alleen al omdat HCB zich, wat Levob betreft, heeft beperkt tot het aanbrengen
van [X] als klant voor de Levob Hefboomeffectcontracten, de inhoud van die
contracten op zich duidelijk is (geweest) en voor Levob van enige koppeling met
de hypothecaire lening van AMEV geen sprake is geweest.
Voor zover [X] in dat
laatste kader verwijten meent te kunnen richten tegen HCB,
kunnen die niet
tevens tegen Levob geldend worden gemaakt
Conclusie
23. De conclusie is in
conventie dat de door [X] gestelde grondslagen zijn vorderingen niet kunnen
dragen, deze worden afgewezen met veroordeling van hem, als in het ongelijk
gestelde partij, in de proceskosten.
Reconventie
24. Levob vordert een
bedrag van € 23.441,62 met contractuele althans wettelijke rente' waartegen [X]
feitelijk geen verweer heeft gevoerd en welke vordering mitsdien als na te
melden toewijsbaar is.
De rechtbank constateert op basis van de brieven van
Levob (productie 8 en 9 dagvaarding) dat de restschuldvordering over de
resterende dertien contracten slechts € 23.366,98 bedraagt en de restschuld op
de eerste twee (eindigende op- 743 en -550) reeds door [X] is voldaan zodat
daarover geen rente verschuldigd kan zijn. Tevens zal [X], als grotendeels in
het ongelijk gesteld, ook in reconventie in de proceskosten worden
veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank rechtdoende:
In conventie:
I. Wijst af
de vorderingen van [X] tegen Levob.
II. Veroordeelt [X] in de proceskosten aan
de zijde van Levob gevallen en tot op' deze uitspraak begroot op € 1.775,-- aan
griffierechten en € 2.676,- aan salaris voor de procureur.
III. Verklaart punt II. van dit dïctum
uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie:
IV. Veroordeelt
[X] om aan Levob te betalen een bedrag van € 23.366,98
(drieentwïntïgduizenddriehonderdïesenzestigEURO 98/100) vermeerderd met
wettelijk rente over dit bedrag vanaf 26 juni 2006 tot aan de dag der
voldoening.
V. Veroordeelt [X] in de proceskosten
aan de zijde van Levob gevallen en tot op deze uitspraak begroot op nihil aan
verschotten en € 1.737,- aan salaris voor de procureur
VI. Verklaart dit vonnis in reconventie tot
zover uitvoerbaar bij voorraad.
VII. Wijst af het meer of anders
gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door
mr. J.H. van der Veer en op 2 april 2008 in het openbaar uitgesproken in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL