Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
RECHTBANK AMSTERDAM
sector kanton -
locatie Amsterdam
rolnummer: CV 04-28167
19 Juli
2006
11
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de
zaak van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank
Nederland NV
gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: H.
Verbeek voor dw. P.Swier
t e g e n
[X]
wonende te
[woonplaats]
gedaagde
gemachtigde: H. Verbeek voor mr.J.A.
Vos
VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de dagvaarding van 23
september 2004 inhoudende de vordering van
eiseres
met bewijsstukken
- het antwoordvangedaagde.
Bijtussenvonnis van 10 november 2004 is bepaald
dat schriftelijk wordt voort-
geprocedeerd. Daarna zijn nog
ingediend:
- de conclusie van repliek van
eiseres met bewijsstukkentevens houdende
voorwaardelijke wijziging van eis
- de conclusie van
dupliek van gedaagde met bewijsstukken
- de akte waarin
eiseres reageertop die laatste bewijsstukken.
Vervolgens is vonnis bepaald op
heden,
GRONDEN VAN DE
BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en erkend dan wel niet
(voldoende) weersproken staat vast:
1.1 Onder contractnummer
....... hebben partijen in november
2000 een
contract gesloten ten behoeve van een Z.g.
Winstverdriedubbelaar.
Eiseres heeft de
overeengekomen aandelen ten behoeve
van gedaagde
gekocht.
1.2 Gedaagde heeft vanaf
augustus 2002 de maandtermijnen van
te1kens Eur
113.77 onbetaald gelaten.
1.3 Na ingebrekestelling
heeft eiseres. in overeenstemming met de op
het
contract van toepassing zijnde bijzondere voorwaarden.
de
aandelen op 20 augustus 2003 verkocht en een
eindafrekening
opgemaakt. Op basis daarvan dient
gedaagde in totaal (incl. het
onder 1.2 bedoelde
bedrag) nog Eur 15.014,69 aan eiseres te
voldoen.
1.4 Ondanks
sommatie door de gemachtigde van eiseres heeft
gedaagde
het vorenbedoelde bedrag niet aan eiseres
yoldaan.
Vordering
2. Eiseres vordert gedaagde te
veroordelen tot betaling van EUR 16.735.47.
Dit
bedrag is samengesteld uit de posten EUR 15.014,69 aan
hoofdsom.
EUR 781,- aan buitengerechtelijke
incassokosten en EUR791.39 als voor
de dagvaarding
verschuldigd geworden contractueel bedongen rente. De
contractuele rente wordt voorts gevorderd vanaf 18 februari 2004.
Eiseres
beroept zich op de onder 1. weergegeven
feiten. Voorwaardelijkheeft
eiseres gevorderd
betaling door gedaagde van het verschil tussen aan-
koopwaarde en verkoopwaarde op de dag van vernietiging of
ontbinding
van de voor gedaagde gekochte aandelen
ingeval van vernietiging of
ontbinding van der
partijen overeenkomst.
Verweer
3. Gedaagde verweert zich tegen deze
vordering. Puntsgewijs voert hij het
volgende
aan:
-De zaak dient te wordenaangehoudenin
afwachting van uitspraken van
de Hoge
Raad.
-De overeenkomst is vernietigbaar wegens
dwaling (valse en/of onvolledi-
ge
voorlichting).
-Eiseres heeft haar zorgplichtjegens
hem geschonden. De overeenkomst
dient daarom te
worden ontbonden.
-Eiseres heefthaar controleop de
marglnverplichtingvan gedaagde
verzaakt.
-De incassokosten zijn te
hoog.
Gedaagde voert voorts verweer tegen de
voorwaardelijke eis. Hij bestrijdt
dat aan
eÎseres een beroep toekomt op artikel 6:278 BW.
Beoordeling
4.
Aanhouding
Het verzoek om aanhouding wordt door
gedaagde gebaseerd op de
omstandigheid dat in dit
soort zaken een 'veelzijdigheid'aan uitspraken is
gedaan hetgeen voortzetting zinloos maakt, aldus gedaagde, zo lang
de
Hoge Raad geen uiteindelijk oordeel heeft
gegeven. Op grond van deze
argumentatie kan niet
beoordeeld worden op welk(e) onderde(e)l(en)
gedaagde een uitspraak van de Hoge Raad wenselijk acht. Het
verzoek
wordt als te vaag en daarmee strijdig met
een goede procesorde afge-
wezen.
5.
Dwaling
Ter ondersteuning van zijn beroepop dwaling
heeft gedaagde, zakelijk
weergegeven, aangevoerd dat
eiseres hem niet juist en volledig over de
risico's
van de overeenkomst heeft geïnformeerd. Hijis er niet op
geatten-
deerd dat hij zijn inleg kan kwijt raken en
een aanzienlijke restschuld kan
overhouden. Dit
klemt te meer gezien de tekst in het
voorlichtingsmateriaal
over de verlengingsgarantie.
De voorlichting kan, aldus gedaagde, als
misleidend
worden gekwalificeerd.
6. In de overgelegde advertentie voor
het produkt winstverdriedubbelaar
wordt voldoende
duidelijk beschreven hoe het produkt werkt, zij het dat
de
voorbeelden alle zijn gebaseerd op een scenario
met een winstverwach-
ting. Onder de kopjes 'einde
en uitbetaling' en 'verlengingsgarantie' wordt
echter beschreven dat de contractant het verschil tussen hogere
aankoop-
dan verkoopkoersen zal moeten bijbetalen met
dien verstande dat de
contractant gegarandeerd zijn
contract mag verfengen zodat hij niet met
verlies
behoeft te verkopen. Bij lagere aankoopkoersen dan
verkoop-
koersen krijgt de contractant het verschil
uitbetaald.
7. Genoemde advertentie heeft een
duidelijk wervend karakter. Anderzijds
wordt,
afgezien van het feit van algemene bekendheid dat beursen
niet
altijd stijgen, aandacht besteed aan de
gevolgen van dalende koersen
(bijbetalen en
mogelijkheid tot contractsverlenging). In zoverre verschaft
de
advertentie juiste inlichtingen over het produkt
en is deze niet misleidend.
Dat de contractant een
restschuld kan overhouden is, gelet op hetgeen
onder
6. is overwogen, voldoende duidelijk beschreven terwijl de
verlengings-
garantie bezwaarlijk kan worden gelezen
als een aanbod om het
contract zonder kosten te
verlengen. Dat betekent dat het beroep op
dwaling
faalt.
8.
Zorgplicht/ontbinding
Voorzover Dexia de
regelgeving in het kader van de wet toezicht effecten-
verkeer niet is nagekomen voorwat betreft haar zorg- en
informatieplich-
ten en voorzover dat ontbinding van
de overeenkomst zou rechtvaardigen
brengt een
deswegen uitgesproken ontbinding van de overeenkomst
met
zich dat de gevolgen daarvan naar maatstaven van
redelijkheid en billijk-
heid bepaald dienen te
worden. Tegen die achtergrond wordt eerst beoordeeld
of er aanleiding is om met toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW
de
verplichtingen van gedaagde uit de overeenkomst
te beperken.
9. Het produkt winstverdriedubbelaar
richt zich op de particulier die niet
gewend is zelf
in aandelen te beleggen. Na jaren koersstijgingen is
het
niet al te moeilijk gebleken om deze burgers te
interesserenvoor het
produkt. Naam en
reclamemateriaalbenadrukken de winstkansen. Het feit
dat een kant en klaar produkt wordt aangeboden door een exclusieve
bank
stimuleert de verkoop ervan.Ten slotte is
belangrijk dat welhaast iedereen
kan instappen (zie
prod.1 bij dupliek). Met f 50,- p.m.doe je al mee.
Gedaagde voldoet aan de kenmerken van de hiervoor beschreven
particulier.
10. Over zijn omstandigheden heeft gedaagde
voorts het volgende aangevoerd:
Ten tijde van het
sluiten van de overeenkomst was hij 22 jaar oud. Hij
heeft een arbeidscontract overgelegd van 1 november 2001 waaruit
blijkt
dat hij alstoen bij een verpleeghuis in
dienst trad als keukenhulp op
parttime basis (24 uur
per week) tegen een brutoloon van f 2.086,10 p.m.
Nadien is hij voor zichzelf begonnen. Over 2004 heeft hij jaarstukken
met
bijbehorende belastingaangifte overgelegd
waaruit een negatief inkomen
over dat jaar blijkt
van Eur 4.217,13. Hij beschikte niet over vermogen
noch over beleggingservaring ten tijde van het aangaan van de
overeenkomst.
11. Hoewel eiseres toegegeven kan worden dat uit
deze stukken niet blijkt of
en zo ja welke inkomsten
gedaagde genoot ten tijde van het aangaan van
de
overeenkomst noch welke inkomsten gedaagde thans heeft is op
grond
daarvan voldoende komen vast te staan dat
gedaagde geen of nauwelijks
kennis had van beleggen
noch daar ervaring mee had terwijl hij niet of
nauwelijks de middelen had om de mogelijk nadelige gevolgen van
deze
overeenkomst op te vangen.
12. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond
wordt geoordeeld dat Dexia, die
gehouden was aan de
in de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer
gecodificeerde zorgplicht (zie NJF 2004, 410 en 446), zich rekenschap
had
behoren te geven van de vraag of haar
wederpartij naar redelijke verwachting
over
voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit
het
contract voortvloeiende, mogelijk negatieve.
verplichtingen te voldoen.
Dexia had erop bedacht
dienen te zijn dat tot haar wederpartijen personen
zouden behoren die niet over voldoende inzicht in beleggen
beschikken
om zich zelfstandig in
effectentransacties te begeven. Alleen al daarom
mocht van Dexia als deskundige partij worden verwacht dat
potentiële
afnemers van het effectenleaseprodukt
indringend werden gewezen op de
daaraan verbonden
risico's voor het geval de koersen niet meer zouden
stijgen of zelfs zouden dalen. Dexia heeft ten aanzien van het
onderzoek
naar de bij haar wederpartij bestaande of
te verwachten bestedingsruimte
ontoereikende zorg
betracht omdat zij slechts heeft onderzocht of de
afnemer geregistreerd stond bij het BKR.
13. Voor wat betreft de informatieplicht wordt
vastgesteld, ook weer tegen de
achtergrond van
hetgeen onder 8. is overwogen. dat negatieve
scenario's
niet serieus zjjn belicht in het
foldermateriaal. De met het produkt samen-
hangende
specificieke risico's hieruit bestaande dat men niet alleen
zijn
inleg kwijt kan zijn maar dat men ook met een
(aanzienlijke) restschuld
kan blijven zitten zijn
onvoldoende belicht. Dat een en ander gedaagde op
andere wijze is duidelijk gemaakt is niet komen vast te
staan.
14. Controle op
marginverplichting/waarschuwingsverplichting
Voor
een produkt als de winstverdriedubbelaar zijn de regels
betreffende
de marginverplichting niet geschreven.
Wel ligt het voor de hand dat
eiseres ten tijde van
de aankoop van het tweede en/of derde pakket
aandelen gedaagde ervan in kennis zou hebben gesteld dat voor
hem
werd aangekocht met verlies met bijbehorende
contractuele mogelijkheid
om alsdan het contract
tegen overeengekomenvoorwaarden te beëindigen.
Al te
makkelijk schuift eiseres haar verantwoordelijkheid in dit
opzicht
van zich af door te stellen dat zij de
overeenkomst niet kon beëindigen.
Eiseres had,
daargelaten het contract, gezien haar deskundigheid
gedaag-
de behoren te waarschuwen voor de negatieve
gevolgen op een moment
dat de omvang daarvan nog
beperkt kon worden.
15. Het niet nakomen door Dexia van haar
voornoemde plichten brengt met
zich dat Dexia
aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door de
belegger
ondervonden negatieve gevolgen. Daarbij
geldt echter dat gedaagde
ook zelf
verantwoordelijkheid draagt voor zijn keuze om deel te nemen
aan
de winstverdriedubbelaar. Een.en ander brengt
met zich dat het onverkort
toepassen van alle tussen
partijen geldende bedingen tot onaanvaardbare
gevolgen zal leiden. Daarom worden de verplichtingen van gedaagde
uit
de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid beperkt
op de hierna aan te geven
wijze.
16. Van de som van het verschil tussen aankoop-
en verkoopwaardevan de
aandelen en de door gedaagde
verschuldigde contractuele termijnen komt
20% voor
rekening van gedaagde (20% van 19.519,32 minus 6.409,17
plus 4.096,72 = 3.441,17).Gedaagde heeft 20 termijnen betaald (zie
1.2).
Hij dient derhalve nog Eur 1.165,77 te
betalen.
17. Gedaagde heeft door na te laten aan zijn
verplichtingen te voldoen eiseres
genoodzaakt tot
het treffen van incassomaatregelen. De vordering
dienaangaande
wordt berekend over het toegewezen
bedrag.
18. Niet is komen vast te staan dat eiseres
contractuele rente is overeengekomen
over hetgeen
zij van gedaagde te vorderen heeft.na beëindiging
van
de overeenkomst. Toegewezen wordt daarom de
wettelijke rente vanaf 14
oktober 2003.
19. De voorwaardelijke eiswijziging behoeft,
gelet op hetgeen hiervoor is
overwogen, geen
bespreking meer.
20. Partijen zijn beiden op onderdelen in het
ongelijk gesteld. De kosten
worden daarom
gecompenseerd.
BESLISSING
De kantonrechter:
I veroordeelt gedaagde om aan eiseres
te betalen
- EUR 1.165,77
- EUR
178,50 als buitengerechtelijke incassoincassokosten, zo door
eiseres
verschuldigd, inclusief BTW
- de wettelijke rente over EUR 1.165,77 vanaf 14 oktober 2003 tot
aan
de dag der voldoening;
II compenseert de
proceskosten;
III verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij
voorraad;
IV wijst af het meer of anders
gevorderde.
Aldus gewezen door C. von Meyenfeldt,
kantonrechter, en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van de Rechtbank
Amsterdam van 19 juli 2006 in
tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL