Op 21 augustus heeft de rechtbank Leeuwarden twee ongunstige uitspraken gedaan over het Aegon Vermogens Vliegwiel Extra.
Opvallend is het gedeelte van de uitspraak over zorgplicht die volledig afwijkend is met de gevolgde lijn van de rechtbank Amsterdam.
De uitspraken zijn hier te lezen:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BB2296
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage ... ljn=BB2301
Het Juridisch Dagblad heeft vandaag het volgende over de tweede uitspraak geschreven:
Alle vorderingen van gedupeerde Vermogens Vliegwiel-extra jegens Aegon afgewezen
Van een onzer redacteuren © Het Juridisch Dagblad
maandag, 27 augustus 2007
Voldoende voorlichting over aandelenlease-overeenkomsten
Aandelenleaseovereenkomst, 'Vermogens Vliegwiel-extra'. Aegon is aansprakelijk voor handelen tussenpersoon die betrokken is geweest bij totstandkoming van de overeenkomst. Er is echter geen geslaagd beroep op dwaling gedaan door klanten van Aegon. Aegon heeft de op haar rustende zorgplicht niet geschonden.
De kantonrechter oordeelde als volgt:
Een persoon die overweegt een overeenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken met die overeenkomst instemt.
Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende verplichtingen en risico’s te begrijpen.
5.6. [a] en [a]-[b] hadden twijfels over de in maart 2001 gesloten aandelenlease-overeenkomsten, daarom besloten zij contact op te nemen met hun accountant. Na overleg met [a] en [a]-[b] heeft de accountant op 22 maart 2001 een brief aan de tussenpersoon [c] van NBG geschreven met het verzoek de aandelenlease-overeenkomsten ongedaan te maken.
Hierna heeft [c] telefonisch contact opgenomen met [a] en vervolgens bij brief van 27 maart 2001 de op 10 januari 2001 gemaakte afspraken schriftelijk bevestigd. [a] en [a]-[b] hebben na onderzoek te hebben gedaan, besloten de aandelenlease-overeenkomsten toch in stand te houden.
Met name uit de brief van NBG van 27 maart 2001 blijkt duidelijk dat er sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering ten behoeve van door [a] en [a]-[b] gekochte aandelen en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. [a] en [a]-[b] wisten toen dat de overeenkomsten een looptijd hadden van 20 jaar, alsmede wat de consequenties waren wanneer zij deze voortijdig - na 5 of 7,5 jaar - zouden beëindigen.
De overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Weliswaar heeft NBG een berekening gemaakt voor het geval het rendement 10% zou zijn, doch niet is gesteld of gebleken dat NBG dit rendement op enigerlei wijze gegarandeerd heeft. [a] en [a]-[b] wisten dat hun inleg werd aangewend voor de aanschaf van aandelen. Uit deze brief blijkt duidelijk wat de aard en kenmerken van de aandelenlease-overeenkomsten zijn.
[a] en [a]-[b] hebben voldoende voorlichting gehad omtrent de aandelenlease-overeenkomsten middels de overeenkomsten, de brochures, het onderzoek door accountant en het telefonische contact met en de schriftelijke bevestiging door [c]. [a] en [a]-[b] hebben een juiste voorstelling van zaken gehad en hebben daardoor niet gedwaald.
5.7. Nu het beroep op dwaling niet slaagt, zal het beroep op verjaring ten aanzien van dwaling evenmin slagen.
zorgplicht
6.1. [a] en [a]-[b] stellen dat Aegon de verplichting had enerzijds om informatie te verstrekken over het aangeboden product, en anderzijds om informatie in te winnen bij haar potentiële cliënten omtrent hun financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstellingen, voortvloeiend uit de algemene en bijzondere zorgplicht. Daarnaast had Aegon moeten waarschuwen voor specifieke risico's van de lease-overeenkomst en had zij moeten ingrijpen of waarschuwen toen de aandelenkoersen zodanig daalden dat er een negatief saldo dreigde te ontstaan.
6.2. Aegon betwist de algemene zorgplicht te hebben geschonden jegens [a] en [a]-[b]. Aegon heeft [a] en [a]-[b] duidelijke en transparante informatie verstrekt over de kenmerken van het Vliegwiel en de daaraan verbonden risico's. Tevens betwist Aegon dat er een bijzondere zorgplicht zou gelden. De Commissie van Beroep DSI heeft een norm ontwikkeld: wanneer het aangaan van een lease-overeenkomst voor de belegger financieel onverantwoord is, mag de aanbieder deze overeenkomst niet aangaan met deze belegger. Deze norm geldt alleen voor restschuldproducten.
Aangezien 'Vermogensvliegwiel overeenkomsten' aflossingsproducten zijn, heeft deze norm niet te gelden. [a] en [a]-[b] konden zelf bepalen of ze de maandelijkse termijnen, die vast stonden, konden betalen of niet. Mocht de bijzondere zorgplicht worden aangenomen, dan ontbreekt het causaal verband. Een zorgplicht wordt aangenomen als het financieel onverantwoord is een overeenkomst, als de onderhavige, te sluiten. Daarvan is niet gebleken: [a] en [a]-[b] wilden de VermogensVliegwiel-extra overeenkomsten aangaan om een hoger rendement te behalen op aanwezige financiële middelen.
6.3. Bij de beantwoording van de vraag of en in welke omvang op Aegon een zorgplicht rustte jegens [a] en [a]-[b], stelt de kantonrechter het volgende voorop. Doordat Aegon aan [a] en [a]-[b] het aanbod heeft gedaan om een aandelenleaseovereenkomst te sluiten en [a] en [a]-[b] via het aanmeldingsformulier aan Aegon te kennen hebben gegeven hierop te willen ingaan en daarbij heeft verzocht om toezending van een leaseovereenkomst ter ondertekening, is tussen Aegon en [a] en [a]-[b] een rechtsverhouding ontstaan.
Ook als partijen anders dan door "onderhandelingen" betrokken zijn bij het voorbereiden van een tussen hen te sluiten overeenkomst, zijn zij tot elkaar komen te staan in een rechtsverhouding die wordt beheerst door hetgeen uit de wet (in ruime zin) en de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit.
De stelling van Aegon dat de bijzondere zorgplicht in de onderhavige situatie geen gelding heeft, is onjuist, zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116, heeft beslist, namelijk:
“dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.”
Derhalve dient tot uitgangspunt te worden genomen dat Aegon - als professionele en op het terrein van aandelenlease bij uitstek deskundig te achten dienstverlener - jegens particuliere, niet professionele, cliënten tot een bijzondere zorgplicht is gehouden.
6.4. De kantonrechter is van oordeel dat de zorgplicht van Aegon in elk geval twee elementen bevat, te weten een onderzoeks- en een informatieverplichting. In de eerste plaats rustte op Aegon de verplichting om bij [a] en [a]-[b] informatie in te winnen over hun financiële positie, teneinde te kunnen vaststellen of het aangaan van de aandelenlease-overeenkomsten in dit geval financieel verantwoord was of niet.
In de tweede plaats was Aegon gehouden voldoende informatie te verstrekken over het product en de daaraan verbonden risico's.
6.5. Ten aanzien van het beroep van [a] en [a]-[b] op schending van de onderzoeksverplichting merkt de kantonrechter op dat het inwinnen van informatie betreffende de financiële situatie, de beleggingsdoelstelling en de beleggingservaring van de belegger op grond van deze bepaling slechts kan worden gevergd indien de persoonlijke omstandigheden van [a] en [a]-[b], Aegon, indien zij daarvan had kennis gedragen, [a] en [a]-[b] ervan had behoren te weerhouden de overeenkomsten aan te gaan. Daarvan is niet gebleken.
In de precontractuele fase ging het slechts om de vraag of [a] en [a]-[b] in staat waren de overeengekomen maandtermijnen, die gedurende de looptijd steeds gelijk zouden blijven, te voldoen. Het was aan [a] en [a]-[b] om te beoordelen of zij tot die betalingen in staat waren.
Niet is gesteld of gebleken dat [a] en [a]-[b] daartoe niet in staat waren of zijn. Het was ook niet financieel onverantwoord om deze overeenkomsten aan te gaan, gezien het vermogen waarover [a] en [a]-[b] beschikten in 2001. [a] en [a]-[b] werden door de overeenkomsten niet op onverantwoorde wijze blootgesteld aan de gevolgen van koersverliezen.
6.6. Het beroep van [a] en [a]-[b] op schending van de op Aegon rustende informatieverplichting kan ook geen doel treffen.
In beginsel is een financiële instelling zoals Aegon – als bij uitstek professioneel en deskundig op dit terrein – jegens particuliere, niet professionele, cliënten zoals [a] en [a]-[b], tot een bijzondere zorgplicht gehouden in geval van mogelijke grote risico's verbonden aan aandelenleaseconstructies.
In het onderhavige geval is van dergelijke risico's evenwel geen sprake.
Immers: blijkens de overeenkomsten is het risico voor [a] en [a]-[b] ertoe beperkt dat zij aan het einde van de looptijd, op welk moment de leasesom geheel is afgelost, blijven zitten met in waarde gedaalde aandelen en daardoor geen enkel geldelijk gewin zullen ondervinden. Een dergelijk risico is eigen aan beleggen en mag bekend verondersteld worden. Of dit risico zich zou hebben voltrokken, zou overigens pas in 2021 kunnen worden beoordeeld.
Dat [a] en [a]-[b] zich thans geconfronteerd kunnen zien met een restschuld, is niet het gevolg van het gestelde risicovolle karakter van de overeenkomst maar van de mogelijke tussentijdse beëindiging door [a] en [a]-[b]. Deze restschuld is gebaseerd op beurskoersen ten tijde van de beëindiging.
6.7. Geoordeeld wordt derhalve dat van een toerekenbare tekortkoming dan wel een onrechtmatige daad zijdens Aegon geen sprake is en daarom zal de vordering tot vernietiging, ontbinding of schadevergoeding, wat er van de gestelde schade ook zij, worden afgewezen.
7. Het bovenstaande leidt er toe dat alle vorderingen van [a] en [a]-[b] zullen worden afgewezen.
8. [a] en [a]-[b] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten.'
Uitspraak van mr. J.E. Biesma, kantonrechter.
LJN: BB2301, Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, 204310 \ CV EXPL 06-5524
Bron
http://juridischdagblad.nl/content/view/5540/53/
Groeten,
Piet