Leaseovereenkomsten vallen als kredietovereenkomsten van meet af aan onder de Europese Richtlijn.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft in het Publicatieblad van de Europese Unie 30.9.2003
onderkend dat,
“ 2.4. … gezien de contractuele vorm waarin bepaalde soorten kredietovereenkomsten worden gegoten (m.n. leaseovereenkomsten), alsook gezien het feit dat deze nog steeds onder de richtlijn vallen, …”
“Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 juli 2003 gehouden
401e zitting (vergadering van 17 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 91 stemmen vóór en
1 stem tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.”
In de eerste plaats wordt hiermee (2.4) bevestigd dat ondanks de contractuele vorm waarin de leaseovereenkomsten zijn gegoten deze als kredietovereenkomsten moeten worden beschouwd en ten tweede dat deze toentertijd al wel degelijk onder de Europese Richtlijn vielen.
De bescherming van de consumentenbelangen bij krediettransacties staan hoog in het vaandel van de oorspronkelijke Europese Richtlijn. Een aantal richtlijnen die in deze richtlijn worden opgesomd behelzen voorschriften inzake de bescherming van de belangen van de consument met als doel dat deze als vertrekpunt in de nationale wetgeving zouden worden opgenomen of er aan worden aangepast. Gezien de ontwikkelingen en beoogde doelstellingen op genoemd gebied was een herziening echter hard nodig.
De 401e zitting van 16 en 17 juli 2003 betrof het Advies hierover van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet” (COM(2002) 443 def. — 2002/0222 (COD))(2003/C 234/01)
Om te voorkomen dat de keuze voor totale harmonisering het niveau van consumentenbescherming naar beneden haalt , werd een grondige wijziging op een aantal punten bepleit.
Het hoge niveau van consumentenbescherming moest bij aanpassing te allen tijde gehandhaafd blijven. 1.1.1. Er werd immers al lang, zowel door maatschappelijke organisaties als door de nationale overheden, en om diverse redenen, waarvan sommige in de toelichting bij het voorstel worden genoemd en andere in verschillende rapporten en adviezen van het ESC(1) uiteengezet zijn, aangedrongen op herziening van de genoemde richtlijn uit 1987(2).
1.1.2. De redenen die door de Commissie worden genoemd,
zijn m.n.:
a) nieuwe vormen van consumentenkrediet, die in 1987 nog niet gangbaar waren, moeten in de richtlijn worden opgenomen;
b) de rechten en plichten van zowel de consumenten als de kredietgevers moeten terug in evenwicht worden gebracht;
c) de toegang tot andere markten wordt door praktische problemen belemmerd.
1.1.3. Het Comité wijst, op zijn beurt, nog op het volgende:
a) het totale uitstaande bedrag aan consumentenkrediet is toegenomen;
b) er zijn problemen ontstaan als gevolg van een te grote schuldenlast;
c) er bestaan grote verschillen tussen de nationale regelingen en praktijken inzake de tenuitvoerlegging van de richtlijn uit 1987 en latere wijzigingen daarvan;
d) deze richtlijn biedt geen mogelijkheid om tot een duidelijke vergelijking van de werkelijke kosten van consumentenkrediet (jaarlijks kostenpercentage — JKP) te komen;
e) uniforme EU-criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of er sprake is van woekerrente, alsook een procedure om dit verschijnsel eventueel te voorkomen en te bestrijden, ontbreken;
f) de regelgeving dient te worden aangepast aan de recent gepubliceerde richtlijnen over grensoverschrijdende betalingen (Richtlijn 97/5/EG van 27 januari 1997), elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG van 8 juni 2000) en de verkoop op afstand van financiële diensten (Richtlijn 2002/65/EG van 23 september 2002).
1.1.4. Deze tekortkomingen van de EU-regeling voor consumentenkrediet waren een bron van zorg voor de lidstaten en de maatschappelijke organisaties, omdat zij
a) aan de basis liggen van grote verschillen in consumentenbescherming en een laag consumentenvertrouwen in de internemarkt voor financiële dienstverlening;
b) tot oneerlijke concurrentie leiden en voor instabiliteit op de Europese kredietmarkt zorgen;
c) de goede werking van de interne markt voor financiële dienstverlening belemmeren.
1.2. Het Comité staat dan ook achter de hoofddoelstelling van het voorstel, nl. „een doorzichtigere, efficiëntere markt te creëren die de consument een zodanige bescherming biedt dat het vrije verkeer van het aanbod van krediet voor zowel kredietgever als kredietnemer zeer goed functioneert”…
Het lijkt mij zinvol meer over deze kwestie te weten te komen door alle details te lezen.
2.4. Het EESC is echter allerminst te spreken over de wijze waarop bepaalde oplossingen werden gevonden en bepaalde situaties werden opgelost, en die niet aan het beoogde doel beantwoordt.
Hierbij valt te denken aan: [lees 2.4.1 – 2.4.9]
Opvallend vind ik het punt van kritiek op de voorgestelde wijzigingen waarop het EESC niet zonder verdere aanpassing mee accoord ging:
2.4.3. Aan het voorstel ligt een algemene gedachte ten grondslag, nl. dat consumentenbescherming en consumentenvoorlichting hetzelfde zijn. Het Comité heeft er echter diverse malen op gewezen dat voorlichting weliswaar essentieel is maar moet worden aangevuld met actieve vormen van consumentenbescherming. Aangezien hiertoe geen aparte maatregelen worden getroffen, kan een goede bescherming van de consument slechts worden verwezenlijkt aan de hand van minimumclausules, eventueel in verband met bepaalde, nader aan te geven onderdelen van de richtlijn.
Duidelijk is derhalve de verregaande mate van consumentenbescherming die ook in de nationale wetgeving moest worden doorgevoerd zoals in de Wck en nu de WFD. Met dien verstande dat voorlichting alleen onvoldoende is om dit te bewerkstelligen.
Rechters die nu op de verschillende “leaseovereenkomsten” (lees huurkoopovereenkomsten) de Europese Richtlijn betreffende kredietverstrekking van toepassing achten, houden dientengevolge ook de bedoelde algemene richtsnoeren voor consumentenbescherming bij kredietverstrekking van de Wet op de Consumentenkrediet (Wck) scherp in het oog.(zie onder 1.4) Veel leaseovereenkomsten kennen immers een leningsdeel waarbij krediet vooraf wordt verstrekt en zoals gezegd van meet af aan “nog steeds onder de richtlijn vallen”.
Lees alle overwegingen tot verbetering van de Europese Richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie dd 30.9.2003
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2003/c_234/c_23420030930nl00010010.pdf (Zirkoon bedankt voor deze belangrijke bronverwijzing)
Met vriendelijke groet,
Okerene