OMBUDSMAN WABEKE LEGT HET KOSTENPLAFOND VOOR WOEKERPOLIS UIT
 
Een mix van melk en zuur
 
Weg naar rechter staat nog open
 
De column eerder op deze pagina over Aegon, de woekerpolisaffaire en de veelbesproken schikkingsrichtlijn van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft veel reacties gekregen. Het schikkingsvoorstel én de op basis daarvan gesloten akkoorden tussen verzekeraars en gedupeerden blijven vragen oproepen.
 
door MANNO VAN DEN BERG
 
DEN HAAG – Alle reden om ombudsman Jan Wolter Wabeke zelf om uitleg te vragen over zijn richtlijn. Voor honderdduizenden houders van een woekerpolis is dat van belang omdat hun schadeloosstelling voor te hoge kosten op Wabekes compromisvoorstel is gebaseerd. Ook gedupeerden die meer claimen dan de tot nu toe gedane schikkingen bieden, willen weten waar ze aan toe zijn. Wabeke ziet en ontmoet veel woede bij consumenten. „Van belang is wel de kostenkwestie te scheiden van de teleurstelling over de slechte beleggingsresultaten.”
        Bij een beleggingspolis betaalt u maandelijks premie om op de einddatum tot een bepaald bedrag te komen. Dat kapitaal lost de hypotheek af of vult uw pensioen aan. De verzekeraar belegt daartoe uw premie, maar pas na aftrek van allerlei kosten. Kosten die in veel gevallen veel te hoog bleken: de woekerpolisaffaire. In de constructie zit ook vrijwel altijd een overlijdensrisicodekking, die ervoor zorgt dat bij overlijden nabestaanden een bedrag krijgen, veelal rond 100% van het beoogde eindkapitaal. De risicopremie hiervoor (inclusief kosten van deze overlijdenspolis) wordt ook ingehouden. Op uw maandbedrag of op het beleggingskapitaal.
       Soms waren de kosten zo hoog, dat ze vrijwel het hele rendement van de polishouders opslurpten. Wabeke nam aanvankelijk stelling met een maximum van 3,5% aan totale kosten per jaar bij een fictief beleggingsrendement van 6%. Dat houdt in dat als er gemiddeld 6% rendement per jaar wordt gemaakt, de consument daar minimaal 2,5% aan over moet houden. Die rekensom maakt een verzekeraar bij afloop van het contract. Volgens Wabeke zijn lagere of negatieve rendementen geen reden voor kostenmatiging. „Als consument draag je het beleggingsrisico.”
       Wabeke tekent wel aan dat een beleggingspolis, verzekeren en beleggen, een weinig gelukkige combinatie is, zelfs een „innerlijke tegenstrijdigheid. Als melk en zuur. Je moet een verdraaid goede kok zijn om die combi te laten slagen.”
       
Overlijdensrisico
        De kritiek op Wabekes richtlijn concentreert zich op de overlijdensrisicoverzekering. Verzekeraars zouden daar nog gewoon hoge kosten in rekening kunnen brengen. Wabeke spreekt dit met kracht tegen, al geeft hij wel toe dat zijn oordeel over dit kostensegment sinds zijn oorspronkelijke aanbeveling is veranderd. Zijn aanvankelijke idee was, zo stelt hij nu, dat voor een overlijdensrisicodekking geen oneigenlijke kostentoelagen mochten worden gerekend. Maar wat betekent dat? Wabeke: „Dat er alleen een premie wordt gerekend die nodig is voor de dekking.” Geen winstopslag? „Ja, winstmarge nul, geen kosten.”
       
Te weinig inleg echt belegd
De eerste verzekeraar die met twee gedupeerdenstichtingen een schikking trof, ging echter voorbij aan dat standpunt.
       „Delta Lloyd beperkte de poliskosten weliswaar tot 2,45%, maar hield vast aan de winst- en kostenopslag in de overlijdensrisicoverzekering, tegen mijn aanbeveling in.” Voor Wabeke was dat reden voor een cruciale aanpassing: het nieuwe kostenmaximum voor de beleggingspolis werd 2,5%, de overlijdensrisicoverzekering moest marktconform zijn.
 
Marktconform bleek een breed begrip zodat Wabeke de kostentoeslag voor de overlijdensrisicoverzekering apart maximeerde op 10 of 16% van de kale overlijdensrisicopremie, afhankelijk van de rekensystematiek van de verzekeraar. Betaalt u een overlijdensrisicopremie van €100 dan mag een verzekeraar dus hoogstens €16 aan kosten en winst erbovenop in rekening brengen. Samen €116. Alles wat meer is berekend, moet aan de consument terug worden betaald.
       
Kostenplafond
        Het kostenplafond lijkt nu wel op een lastige mozaïek. En onduidelijkheid en verzekeraars is altijd een linke combinatie. Desgevraagd bevestigt Wabeke echter klip en klaar dat het maximum aan totale kosten, inclusief die voor de overlijdensdekking, op 2,5% staat én blijft. Een schikking die op meer uitkomt, krijgt van de ombudsman geen goedkeuring.
       Nog steeds zijn er gedupeerden die in individuele procedures op meer mikken. De gedupeerdenstichting van het woekerproduct Koersplan, Koersplan De Weg Kwijt, behaalde onlangs nog een aardig succes voor de Utrechtse rechtbank, die stelde dat aanbieder Aegon 85% van de overlijdensrisicopremie moest terugbetalen. De verzekeraar heeft hoger beroep aangetekend.
       Wabeke acht de kans overigens niet heel groot dat consumenten via een burgerlijke rechter een ruimhartiger kostencompensatie kunnen afdwingen. Hij wijst onder meer op Europese regelgeving die verzekeraars in een dergelijk gevecht kunnen inzetten.
       „Dat is een wolk boven verdere procedures. Een verzekeraar gaat dan door tot aan de Europese rechter, en dan zijn we tot 2015 hiermee bezig. Daar wordt niemand gelukkig van.”
       
Van de Wabeke-norm vindt u de meest actuele uitleg op www.overgeld.nl, afkomstig van de ombudsman zelf.
 
© 1996-2009 Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V., Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.