Leasebeleggers
door Joop Nederstigt
AMSTERDAM - 7 mei 2004 - Mei wordt spannend
De maand mei wordt een spannende maand voor de
honderdduizenden beleggers in effectenlease-producten. Het is heel goed mogelijk
dat een dezer weken partijen onderling tot een oplossing komen die een eind
maakt aan allerlei procedures die op het ogenblik lopen tussen beleggers en
aanbieders van leaseproducten, dan wel reeds in het vooruitzicht zijn
gesteld.
Lukt dat niet, dan worden op 25 mei de
Frans-Belgische bank Dexia, de grootste aanbieder van leaseproducten, en de
Stichting Leaseverlies, optredend namens vele tienduizenden leasebeleggers, voor
de Amsterdamse rechtbank verwacht om hun standpunten nader toe te lichten. Met
andere woorden: men zal in alle openbaarheid de kaarten op tafel moeten
leggen.
Gezien de grote belangen in het geding kunnen we
ervan op aan dat bij wijze van spreken door een stadion vol juristen elk woord
van met name Dexia op een goudschaaltje wordt gewogen. Voor Dexia geen prettig
vooruitzicht. Mogelijk helpt het om nog voor 25 mei onderling tot een akkoord te
komen.
Vindt de zitting ondanks alle onderlinge pogingen
inderdaad op 25 mei plaats, dan is het nog maar zeer de vraag of daarna spoedig
een uitspraak tegemoet kan worden gezien. Het gaat nu eenmaal om veel geld,
terwijl het bovendien moeilijk zal zijn recht te doen aan alle individuele
situaties.
Lange baan
Los daarvan is het ook heel goed mogelijk dat de
rechtbank besluit de afloop af te wachten van de juridische strijd tussen Dexia
en Aegon over de verkoop van Labouchere in maart 2000. Ook voor de effectenlease
beleggers een uiterst belangrijke strijd. Dexia wil dat de verkoop wordt terug
gedraaid omdat Aegon haar belangrijke informatie zou hebben onthouden.
Labouchere was tot op dat moment een volledige
dochter van Aegon. Labouchere was en is eigenaresse van Legio Lease, van waaruit
destijds het idee van effectenlease werd ontwikkeld en die vervolgens dan ook
tot de grootste aanbieders van effectenlease producten uitgroeide. Mede dankzij
de aansluiting bij Aegon-dochter Labouchere waardoor de leaseproducten ook via
de diverse verkoopkanalen van Aegon, zoals Spaarbeleg, konden worden afgezet.
Labouchere, inclusief Legio Lease, werd in maart 2000 door Dexia van Aegon
gekocht voor een bedrag van € 900 miljoen. De transactie leverde Aegon een
boekwinst op van rond € 600 miljoen, iets meer dan tot nog toe door Dexia als
potje opzij werd gezet om de schade bij de afwikkeling van leasecontracten op te
vangen.
'Belangrijke informatie'
De vraag is natuurlijk om welke 'belangrijke
informatie' het in het geschil tussen Aegon en Dexia precies gaat. Wanneer ik
zou mogen raden, dan zou ik onmiddellijk de effectenlease affaire noemen. Mocht
dat inderdaad het geval zijn, dan dient zich meteen de volgende vraag aan: had
Aegon aan Dexia moeten uitleggen dat het bij de meeste leaseproducten om voor de
beleggers uiterst risicovolle producten gaat? Producten bovendien die, zeker
onder de huidige wetgeving, niet aan onervaren en minder draagkrachtige
beleggers hadden mogen worden verkocht op de manier waarop dat in de praktijk
meestal gebeurde?
Mocht het inderdaad om die vraag gaan, dan wordt
door Dexia in feite in het openbaar erkend dat er het een en ander mis is met de
effectenlease producten en met de manier waarop die aan onervaren en minder
daadkrachtige beleggers werden verkocht. Op zichzelf is dat al een flink stuk
munitie in procedures die ertoe moeten leiden dat leasebeleggers geheel of
grotendeels schadeloos worden gesteld.
Maar wat moet vervolgens het verweer van Aegon
zijn? Verkleed in allerlei juridische termen zal dat verweer wellicht
grotendeels moeten neerkomen op: "Dat had Dexia als ervaren bankier toch ook
zelf wel kunnen bedenken. Dus ook zonder nadere uitleg van de zijde van Aegon."
Of met andere woorden: het is toch wel wat overdreven van een ervaren bankier
als Dexia om zich te beroepen op niet gegeven informatie, die in wezen zo uit de
diverse standaard leasecontracten valt te distelleren.
AOT
Als aanvullend verweer zou Aegon nog kunnen wijzen
op de mislukte fusiepoging van Labouchere met het (optie)beursbedrijf AOT, amper
een jaar vóór de overname van Labouchere door Dexia. De voorgenomen fusie werd
in 1998 met veel enthousiasme door AOT en Labouchere aangekondigd. In november
1998 werden vervolgens nadere bijzonderheden bekend gemaakt over hoe de fusie
tot stand zou komen: door middel van een aandelenruil waarbij aandelen
Labouchere werden geruild voor de beursgenoteerde aandelen AOT.
Een paar maanden later, in maart 1999, werd de
fusie afgeblazen omdat de toenmalige AOT-directievoorzitter Sasker de Boer
aankondigde niet duurzaam beschikbaar te zijn voor de nieuw te vormen Raad van
Bestuur. Hij zou dan ook geen leiding geven aan het fusieproces. Het besluit van
De Boer werd ondersteund door de voltallige AOT-directie. Men had er bij AOT
gewoon geen zin meer in. Waarom niet, is nooit bekend gemaakt. Volgens mij is
het echter niet ondenkbaar dat het zware pakket aan effectenlease contracten bij
Labouchere een belangrijke rol speelde.
'Goal!'
Hoe het ook zij, wanneer zich tijdens het geding
tussen Dexia en Aegon een dergelijk scenario inderdaad zou ontrollen, dan zullen
de leasebeleggers op een gegeven moment ongetwijfeld "Goal!" kunnen roepen. Niet
alleen Dexia maar ook Aegon, de 'moeder aller effectenlease producten' zouden
dan in het openbaar luid en duidelijk de kwaliteit van de producten en de
kwaliteit van de manier waarop die aan vele beleggers werden verkocht, in
twijfel hebben getrokken.
Voor beide partijen uiterst linke soep. Het is
vervolgens de vraag welk oordeel van de rechter verwacht kan worden. Een oordeel
in het nadeel van Aegon dan wel van Dexia zal ongetwijfeld leiden tot hoger
beroep. Degene die verliest zal, in geval door beide partijen inderdaad de
kwaliteit van de leaseproducten en de kwaliteit van manier waarop die werden
verkocht in twijfel werd getrokken, moeten opdraaien voor de kosten die het
ontbinden van vele contracten met zich gaat brengen. Mocht Dexia de
uiteindelijke verliezer zijn, dan geldt hetzelfde ook voor Aegon, die als moeder
van Labouchere/Legio Lease ook zelf een reeks effectenlease producten onder
eigen naam aan de man bracht.
Twee verliezers
Er zullen in deze procedure uiteindelijk dus altijd
twee verliezers zijn. Helaas wordt dat pas duidelijk na een volgens dit scenario
langdurig Zwarte Pietenspel. Tenzij beide partijen uiteindelijk redelijk snel
tot een onderling akkoord komen over de verdeling van de kosten. Zo niet, dan
worden tijdens het langdurige Zwarte Pietenspel duizenden leasebeleggers
geconfronteerd met een aflopende contract waarbij vaak nog een forse schuld
resteert. Gebleken is reeds dat de verkopers van leaseproducten niet schromen
incassoprocedures op te starten in geval betaling achterwege blijft.
Dat lijkt me onder de huidige omstandigheden niet
de juiste weg. Wie als belegger met zo'n procedure wordt geconfronteerd en kan
aantonen minder draagkrachtig te zijn en bij het sluiten van het contract geen
ervaring met de risico's van het beleggen in aandelen te hebben gehad, zal
individueel de geldigheid van het contract voor de rechter kunnen aanvechten.
Met een behoorlijke kans op succes, zo is al diverse malen gebleken. Niet
ondenkbaar dan ook dat binnenkort duizenden individuele procedures spelen.
Status quo
Een onwerkbare situatie. Mocht er de komende weken
inderdaad geen onderling akkoord komen en zou vervolgens inderdaad uitzicht zijn
op een langdurige procesgang, dan is het misschien mogelijk om tot een status
quo te besluiten. Een situatie waarin alle verplichtingen en rechten van de
leasecontracten als het ware worden bevroren tot het moment waarop een
gerechtelijk eindoordeel dan wel een definitief onderling akkoord beschikbaar
is. Zonder zo'n bevriezing is er grote kans dat de schade alleen maar groter
wordt.
© 1996-2004 Dagblad De Telegraaf. Alle rechten
voorbehouden.