Waarde van de lijfrentepolis opnieuw ter
discussie
Nederlanders die hebben gespaard voor
de oude dag komen van
een koude kermis thuis, blijkt uit onderzoek van de
Autoriteit
Financiële Markten (AFM). Hoe is het mogelijk dat niet de
spaarder
maar alleen de verzekeraar beter wordt van
de lijfrentepolis? Een oud probleem
opnieuw in de
schijnwerper.
Den Haag
Door Gert van
Harskamp/GPD
Sparen voor de oude dag, voor het
Zwitserlevengevoel: veel Nederlanders zullen bedrogen uitkomen. Volgens de
financiële waakhond AFM wordt veelal niet de spaarder beter van de lijfrente,
maar strijkt de verzekeringsmaatschappij het meeste geld op. De belegger mag
soms zelfs blij zijn als hij zijn inleg terug krijgt.
Geschokt is de AFM over de uitkomsten van het
onderzoek. Verzekeraars, die zelf opdracht hebben gegeven tot het onderzoek,
willen vooralsnog niet reageren op de resultaten. Zij hebben in april al wel een
commissie ingesteld die de maatschappijen moet adviseren over hoe de producten
verbeterd kunnen worden. Een Tweede Kamermeerderheid van CDA en PvdA wil
van minister Zalm (Financiën) alvast maatregelen om de beleggingsverzekeringen
doorzichtiger te maken voor de consument. „Dat is echt mosterd na de maaltijd",
zegt juridisch adviseur Anton Weenink van de Vereniging Consument en Geldzaken
(VCG). „Halverwege de jaren negentig waren de problemen rond lijfrentepolissen
al bekend. Toen weigerden het kabinet en de Tweede Kamer in te grijpen en
verzekeraars te verplichten de kostenstructuur van beleggingsproducten als
lijfrentepolissen openbaar te maken."
Volgens deskundigen is het onduidelijk
hoe die kostenstructuur is opgebouwd. Welk deel van de inleg wordt daadwerkelijk
gebruikt voor de opbouw van de lijfrente en welk deel steken verzekeraars in hun
eigen zak? Niemand weet het, want verzekeraars zijn niet verplicht dit te
melden.
Uit een geruchtmakend onderzoek van de Amsterdamse professor Amoud
Boot in 1995 blijkt dat verzekeraars twintig en soms zelfs dertig procent van
het bedrag dat spaarders aan de kant leggen, in hun eigen zak steken. Daardoor
wordt slechts zeventig tot tachtig procent werkelijk gespaard voor de oude dag.
Weenink: „De lage inzet door verzekeringsmaatschappijen in combinatie met
tegenvallende beleggingsresultaten leidt tot een teleurstelling als de lijfrente
uiteindelijk uitbetaald wordt."
Pas sinds 2003 is er een financiële
bijsluiter met de spelregels verplicht bij lijfrenteproducten, maar volgens
consumentenorganisaties schiet die regeling te kort. Verzekeraars zijn nog
steeds niet verplicht te vermelden wat de kostenstructuur is. Zo is niet
duidelijk hoeveel van de inleg werkelijk wordt gespaard.
Volgens
pensioendeskundige Hans Bliemer beginnen de problemen van de spaarder al bij de
keuze voor de financieel adviseur. Financiële dienstverleners die hun advies
gratis aanbieden, zullen volgens hem een klant eerder aanraden om een lijfrente
af te sluiten dan een financieel adviseur die een uurtarief in rekening brengt.
Bliemer: „Lijfrentepolissen worden aangeboden door verzekeraars en die betalen
hogere provisies dan banken of andere financiële instellingen. Omdat gratis
financieel adviseurs werken op provisiebasis, is het logisch dat zij sneller
verzekeringsproducten aanraden. Voor niets gaat de zon op, dat moet de consument
leren. Gratis financieel advies bestaat niet." Toch gaat ook de financieel
adviseur niet vrijuit. Volgens Bliemer rekent die vaak een rendement van 8
procent voor, maar mag de spaarder blij zijn met een rente van 4 procent over
zijn gespaarde geld.
Grote claims van spaarders zoals in de
aandelenleaseproducten zijn nu niet te verwachten. Verzekeraars voldoen immers
aan hun verplichtingen en een voorgerekend redement is slechts een prognose,
geen garantie.
Copyright Het Limburgs Dagblad