Afl.
2005/27
|
Nick Huls is
hoogleraar rechtssociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de
Universiteit Leiden. Hij is tevens lid van de Commissie voor
Consumenten-aangelegenheden (CCA) van de SER en hij was tot 1 januari 2005
voorzitter van de Commissie van Toezicht, de geschillencommissie van de
VFN, die ook geoordeeld heeft over een aantal klachten over
aandelenlease-transacties. |
|
Lees hier de
achtergrondinformatie bij dit artikel
(PDF). |
Op 28 april 2005 stelde W.F.
Duisenberg een regeling voor inzake de omvangrijke legio lease-affaire, die in
juni door grote groepen beleggers is geaccepteerd. Tot op heden is de
effectenlease problematiek nog vrijwel niet benaderd vanuit het perspectief van
de WCK, de wet die de kredietverlening aan de consument reguleert. Hieronder
wordt betoogd dat de Wet Consumentenkrediet van toepassing is op een aanzienlijk
deel van de onderhavige portefeuille. Dit heeft een aantal privaatrechtelijke en
publiekrechtelijke consequenties. Een pleidooi voor een derde en laatste
onderhandelingsronde.
Een aantal slimme
ondernemers heeft onder de naam Legio Lease BV vanaf 1990 het nieuwe product
aandelenlease op de markt gebracht. Zij hadden een constructie bedacht waarbij
het publiek met geleend geld kon beleggen in aandelen. Ten tijde van de
beurshausse stegen de aandelen voortdurend en de suggestie werd gewekt dat de
afnemer zou profiteren van die waardestijging als de aandelen aan het eind van
de contractsperiode zouden worden verkocht.
Met dit product werd een nieuw en
onervaren beleggingspubliek benaderd en de klanten werden op een tamelijk
agressieve wijze geworven, onder andere via tussenpersonen.2
Bank Labouchere NV, een chique bank voor de vermogende
particulier, was van begin af aan bij Legio Lease betrokken en werd in 1998 voor
honderd procent eigenaar. Labouchere, die over een WTK (Wet Toezicht
Kredietwezen) vergunning beschikte, was sinds 1991 in handen van het
verzekeringsconcern Aegon, die Labouchere, inclusief Legio Lease, op 3 augustus
2000 verkocht aan Dexia Banque Internationale à Luxembourg.
Toen rond de
eeuwwende de aandelenkoersen kelderden en bovendien de fiscale aftrekbaarheid
van rente op consumptief krediet werd afgeschaft, kwamen de schaduwzijden van
het product in beeld. De aandelenportefeuille raakte 'onder water' en in plaats
van dat de klant rendement behaalde op een investering, was hij zijn reeds
verrichte betalingen kwijt, en had vaak ook nog een restschuld.
Het ging om
de problemen van grote groepen gedupeerden waarvoor de media (Tros Radar, Kassa)
zich gingen interesseren. Er werd een Stichting Leaseverlies opgericht, die
momenteel 100000 aangeslotenen telt. Deze stichting probeerde van begin af aan
tot een collectieve regeling met Dexia te komen, maar er werd ook
geprocedeerd.
De belangrijkste strijdvragen betreffen de misleidende
voorlichting, de agressieve verkoopmethoden en de zorgplicht van de bank. De
eerste rechtszaken werden aanhangig gemaakt bij de klachtencommissie van DSI,
het Dutch Securities Institute, een zelfstandige organisatie die tot doel heeft
het vertrouwen van het beleggende publiek in de effectenbranche te versterken en
die mede werd opgericht op initiatief van de effectenbeurs. Toen bleek dat de
transactie ook als huurkoop in de zin van het BW kon worden aangemerkt, en
vernietigbaar was als de echtgenote niet had meegetekend (art. 1: 88 BW), kwam
de burgerlijke (kanton) rechter in beeld. Er werd speciaal voor dit aspect een
aparte stichting Eegalease (een kleine 20000 aangeslotenen) opgericht.
Omdat
het om zeer veel procedures ging, die de rechterlijke macht voor lange tijd
zouden kunnen verstoppen, besloot minister Zalm een poging tot bemiddeling te
entameren. Hij installeerde de Commissie Geschillen aandelenlease (de
Commissie-Oosting) maar die moest in juli 2004 constateren dat het niet gelukt
was om partijen tot elkaar te brengen, onder andere omdat Aegon niet bereid was
om mee te doen.
In februari 2005 lanceerde de president van DNB Wellink een
nieuw initiatief, omdat het aanzien van het Nederlandse bankwezen door deze zaak
werd geschaad. Voormalig DNB-president Duisenberg ging een nieuwe
bemiddelingspoging ondernemen en op 28 april presenteerde hij het volgende
voorstel3:
Dit akkoord is bereikt met Dexia,
Leaseverlies en Eegalease, de Consumenbond en de Vereniging van
Effectenbezitters (VEB).4 Het aanbod geldt voor alle 35000 klanten van Dexia. De kosten van
de Duisenberg-regeling werden geschat op 400 miljoen, waaraan Aegon 218 miljoen
bijdraagt. De principes van het Duisenberg-voorstel kunnen ook dienen als
voorbeeld voor collectieve regelingen met andere aanbieders, die in totaal
ongeveer 100000 lopende contracten hebben uitstaan.
De totale schade van Dexia bedraagt
volgens Duisenberg 1 miljard. In zijn toelichting zei hij o.a. 'Ik ben geen
jurist en heb daarom geprobeerd om de juridische details van de zaak zo veel
mogelijk van me af te houden. Het ging mij om de hoofdlijnen.'5
Op 23 juni jongstleden werd bekend gemaakt dat 80 procent van
de achterban vóór de regeling had gestemd, waardoor de regeling definitief is
geworden. De komende tijd worden de details nader uitgewerkt. Tevens kondigen de
onderhandelaars aan om de regeling verbindend te laten verklaren op grond van de
Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade, die op 21 juni 2005 door de Eerste
Kamer is goedgekeurd.6
In de pers roepen verschillende advocaten, al dan niet werkend
met organisaties als Payback Platform Aandelenlease en Leaseproces7 'dat er veel meer bij Dexia te halen is' en men biedt onder meer
op basis van no cure no pay zijn diensten aan.
Ik zie grote voordelen in een
collectieve regeling. Maatschappelijk gezien kleven er nogal wat bezwaren aan
een vloedgolf van procedures Maar als de Duisenberg-deal werkelijk individuele
rechtszaken op grote schaal wil ontmoedigen, dan kan een juridische analyse niet
gemist worden.
In het vervolg van dit
artikel bekijk ik de Duisenberg-regeling vanuit het perspectief van de Wet
Consumentenkrediet (WCK). Tot dusverre is de WCK twee maal te berde gebracht in
het publieke juridische debat, en beide malen op een onjuiste
wijze.
Op 6 juli 1998 beantwoordt
Minister van Financiën Zalm,9 mede namens de Staatssecretaris van Economische zaken,
kamervragen van leden van de VVD fractie of artikel 4 lid 1 onder h WCK tot
gevolg heeft dat de WCK niet van toepassing is op aandelenleaseconstructies. Hij
zegt o.a.:
'De huidige effectenlease
constructies bestonden toen nog niet. Daarnaast werd overwogen dat hier sprake
is van transacties die meer in de vermogenssfeer liggen dan in de consumptieve
sfeer (...). Het laatstgenoemde argument is ook nu van toepassing. Ik acht dan
ook geen reden aanwezig om de effectenlease onder de WCK te brengen, temeer daar
de Wte (Wet Toezicht effectenverkeer, NH) van toepassing
is.'
De Arnhemse rechtbank verklaart in
een tussenvonnis voor het eerst de WCK van toepassing op de
winstverdriedubbelaar, een van de bekendste DEXIA producten. De rechtbank meent
dat de WCK niet rechtstreeks van toepassing is, maar via een richtlijnconforme
interpretatie van de EG richtlijn Consumentenkrediet11 concludeert de rechtbank dat er sprake is van een geldkrediet in
de zin van artikel 1 aanhef en sub a WCK.
Ik meen dat zowel minister Zalm als
de Arnhemse rechtbank de WCK verkeerd begrepen, c.q. uitgelegd hebben, hetgeen
ik hieronder zal aantonen.
De WCK, die op 1 januari
1992 in werking trad, is een integratiewet die de WCGK (Wet Consumptief
geldkrediet) en de WAS (Wet op het afbetalingstelsel) samenvoegde. In mijn
proefschrift12 heb ik uitgebreid de geschiedenis van beide wetten beschreven en
de noodzaak van integratie bepleit. Later was ik werkzaam op de ministeries van
Financiën en EZ, laatstelijk als projectleider WCK en heb ik in een boek
beschreven hoe deze integratie in zijn werk is gegaan.13
Ik ben wel eens aan een tweede druk begonnen van mijn
handboek voor de praktijk14, maar daar heb ik van afgezien, omdat de overheid inmiddels al
weer een nieuwe reguleringbenadering had gekozen, de Wet financiële
dienstverlening, die eind april door de Eerste Kamer is aangenomen.15 Er is nooit veel belangstelling geweest voor de WCK en het is
bepaald ironisch dat de wet 'bij het scheiden van de markt' dankzij Legio lease
en Dexia alsnog in de schijnwerpers komt te staan.
Twee vragen staan in het
navolgende centraal:
Artikel 1 aanhef en onder
a, geeft een tamelijk ingewikkelde omschrijving van het begrip
krediettransactie. Anders dan in de oude wetgeving is de vorm waarin de
overeenkomst is gegoten niet beslissend voor de toepasselijkheid van de wet. De
wetgever beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Met
een feitelijke omschrijving van de verschillende elementen wil de wetgever
voorkomen dat de wet via juridische constructies wordt ontdoken. De economische
werkelijkheid prevaleert boven de juridische vormgeving.
In het verleden zijn
financiers creatief gebleken in het splitsen van krediettransacties in
verschillende overeenkomsten teneinde één of meer wettelijke regelingen te
omzeilen, onder andere frontingconstructies, tweepartijencontracten en de
ingewikkelde vormgeving van driepartijenhuurkoop.17 Er wordt dan gewerkt met cessies, volmachten, opties en
dergelijke die los van elkaar ieder op zich beschouwd geen krediettransactie
opleveren, maar die in hun onderlinge samenhang tot de conclusie nopen dat
krediet is verleend.
Als reactie op het feit dat
de kredietwetgeving in het verleden veelvuldig ontweken werd door middel van
juridische constructies, heeft de wetgever het begrip strekking in het
definitie-artikel opgenomen. De bewoordingen van het contract zijn niet
sacrosanct. Als uit de begeleidende omstandigheden blijkt dat partijen in
werkelijkheid kredietverlening beoogd hebben, terwijl de inhoud van het contract
iets anders suggereert, dan maakt het begrip strekking het mogelijk de wet van
toepassing te verklaren.
Ook bij ingewikkelde huurtransacties, waarbij
gewerkt wordt met koopopties, nieuwe benamingen als financieringshuur en
operational lease, is het strekkingsbegrip een nuttig middel om door te dringen
tot de juridische en economische kern van transacties die in wezen
krediettransacties zijn, en dus onder de WCK vallen.
Vanwege dit ruime
strekkingsartikel concludeer ik dat de WCK op veel aandelenlease producten van
toepassing is. Het woordgebruik in de contracten en de advertenties is niet
beslissend. De wetgever dwingt ons om naar de economische werkelijkheid te
kijken, en dan blijkt het bij effectenlease te gaan om een bijzonder vorm van
kredietverlening, die weliswaar nog niet bestond ten tijde van de invoering van
de WCK, maar die wel onder de wettelijke begrippen valt.
Het is de bedoeling
van de wetgever dat de rechter door middel van het strekkingsartikel gemakkelijk
tot toepasselijkheid van de WCK kan komen. Niet voor niets noemt de MvT18 de strekking een wezenlijk element van de krediettransactie. De
indieners schrijven:
'als uit bepaalde
omstandigheden duidelijk valt af te leiden dat de strekking een andere is dan de
inhoud doet vermoeden, zal de strekking bepalend zijn voor de al dan niet
toepasselijkheid van de definitie, en daarmee van de overige bepalingen van de
wet'.
De definities zijn zo ingewikkeld
omdat de wetgever worstelde met de vraag in welke gevallen de leverancier (de
verkoper op afbetaling) onder de WCK valt. De wetgevingsjuristen van EZ konden
zich onvoldoende losmaken van het begrippenkader van de Wet op het
Afbetalingstelsel, de wet die van oudsher tot het domein van EZ behoorde.19
De stelling van de advocaten van Dexia dat effectenlease,
noch een geld-, noch een goederenkrediet is, en dat er dus een gat in de WCK
zit, heeft de rechtbank op het verkeerde been gezet. Het onderscheid is voor
handelaren en leveranciers van belang, maar niet voor bancaire instellingen.
Voor hen geldt het begrip krediettransactie en dat is in casu ruim
genoeg.
Hierdoor komt ook aan de stelling van de Arnhemse rechtbank, dat de
EG richtlijn consumentenkrediet niet juist zou zijn geïmplementeerd in de WCK,
de grond te ontvallen. Wij behoeven het onzekere en complexe pad van
richtlijnconforme interpretatie door de burgerlijke rechter gelukkig niet te
betreden.
Er zijn verschillende
beperkingen in de werkingssfeer van de WCK die voor de aandelenlease-problemen
relevant zijn. In de eerste plaats het grensbedrag uit 3, thans 50000. Op
effectenleasetransacties boven het grensbedrag is de wet niet van toepassing.
Ook geldt de wet niet voor door hypotheek gedekte kredieten, die voldoen aan de
omschrijving uit 4, lid 1, onder f. Daarvoor geldt een Gedragscode hypothecaire
financieringen.20
Naar aanleiding van de
eerder gemelde kamervragen uit 1998 is discussie ontstaan over de vraag of de
effectenleasetransacties niet onder de uitzondering vallen van artikel 4 lid 1
onder h. Ik citeer eerst uit mijn boek voor de praktijk:21
'In de praktijk lenen
banken geld uit aan klanten die hun effecten in depot hebben gegeven. Effecten
zijn aandelen, obligaties en andere waardepapieren. Bij effectenbelening dienen
de waardepapieren als onderpand voor de aflossing van de lening. Vaak dient de
lening voor de financiering van transacties met effecten. In de praktijk houdt
de bank een marge aan van 30%: de omvang van het krediet mag niet groter zijn
dan 70% van de waarde van de effecten. Deze transacties vinden voornamelijk
plaats in de vermogenssfeer en vertonen een aantal verschillen met het reguliere
consumentenkrediet. (...)
Als eis stelt de wet onder meer dat de kredietsom
ten tijde van het aangaan van de transactie niet groter mag zijn dan de waarde
van de effecten. Dit onderdeel is opgenomen om te voorkomen dat tegen belening
van een effect ter waarde van 25 EURO een bedrag van 5000 EURO wordt
geleend.
In theorie is het echter niet ondenkbaar dat bij een sterk dalende
koers van de aandelen er een discrepantie ontstaat tussen kredietsom en waarde
van de effecten. De WCK voorziet daar niet in. De wet kent evenmin een bepaling
dat alle aandelen beleend moeten blijven gedurende de duur van de
krediettransactie. Men mag echter aannemen dat de banken hier zelf de nodige
terughoudendheid in acht zullen nemen.'
Deze uitzondering voor
effectenbelening was een onderdeel van een ambtelijke package deal.22 Het ministerie van Financiën wilde dat kredietverlening tegen
belening van effecten buiten de WCK zou blijven. Dit was vermogensbeheer en geen
kredietverdeling. EZ vreesde ontduiking van de wet door constructies waar veel
grotere kredietsommen werden uitgeleend dan de tegenwaarde van de
effecten.
Tegen deze achtergrond is de mededeling van minister Zalm dat naar
zijn mening de WTE van toepassing was op effectenlease transacties, een zeer
wankele basis voor het standpunt van de aanbieders dat zij er op mochten
vertrouwen dat de WCK niet van toepassing is. Ook de opvatting van
Lieverse23 dat er hierdoor een soort communis opinio was ontstaan dat de
WCK niet van toepassing is, acht ik onjuist.
In de eerste plaats was de
Minister van Financiën wel voor de WTE verantwoordelijk, maar niet voor de WCK.
Pas op 7 juli 2000 besloot het kabinet het primaat over de WCK aan Financiën toe
te wijzen.24 Weliswaar gaf minister Zalm antwoord mede namens de
Staatssecretaris van EZ, maar een professionele bank-instelling (met een
juridische afdeling) weet maar al te goed, c.q. behoort te weten dat het oordeel
over de toepasselijkheid van een wet niet aan een minister of een toezichthouder
is voorbehouden, maar aan de rechter.
In de tweede plaats sloeg Zalm ook
inhoudelijk de plank mis. Zoals Van Baalen het kernachtig uitdrukt: de
uitzondering van artikel 4 lid 1 onder h WCK heeft betrekking op krediet op
effecten en niet op effecten op krediet.25
De overheid heeft via de vergunning
die het ministerie van EZ vereist om als professioneel kredietgever te kunnen
opereren, greep op de kredietverlening aan de consument. Niet alleen kan door
middel van het stellen van eisen aan het verkrijgen van een vergunning een zeker
preventief beleid worden gevoerd, maar bovendien kan door het uitoefenen van
toezicht op vergunninghouders invloed worden uitgeoefend op kredietgeversgedrag.
Het is de expliciete doelstelling van de WCK dat slechts professionele en
bonafide kredietgevers op de markt opereren.
Artikel 9 bepaalt dat het
verboden is om zonder vergunning krediet te verlenen of zich als kredietgever
voor te doen. Artikel 70 vormt de strafrechtelijke pendant. In de Wet op de
economische delicten wordt de onderhavige overtreding met straf
bedreigd.
Toepasselijkheid van de WCK betekent onder andere dat de aanbieder
een verantwoord acceptatiebeleid moet voeren, dat men beperkt is in de
kredietvergoeding en de zakelijke zekerheden die men mag bedingen (art. 40
WCK).
Het staat daarom voor mij vast dat Legio Lease en later Labouchere per
1 januari 1992 een WCK vergunning hadden moeten aanvragen bij het ministerie van
Economische Zaken. EZ had immers na een felle jarenlang durende ambtelijke
strijd met Financiën het politieke primaat van de WCK toegewezen
gekregen.27
Legio Lease en Labouchere hebben de traditionele
scheidslijnen tussen de effecten- en vermogensbeheermarkt enerzijds en de
massaconsumentenkredietmarkt anderzijds doorbroken. Door de effectenlease
constructie werd het speculeren op de beurs 'gedemocratiseerd' en het
onderscheid tussen de gouden klanten aan de top van de vermogensladder en de
brede massa van de gewone consumenten vervaagde. Bank Labouchere beperkte de
dienstverlening niet meer tot een exclusieve cliëntèle, maar ontdekte de brede
massa als een lucratieve markt.
Toen Legio Lease in 1990 begon met het
aanbieden van nieuwe producten, was de WCK nog niet in werking getreden.
Waarschijnlijk had Legio Lease wel een vergunning moeten aanvragen op grond van
de destijds vigerende Wet op het Consumptief Geldkrediet, maar die kwestie laat
ik hier verder rusten.
Omdat ik er niet van uit ga, dat de leiding van
Labouchere welbewust het risico van nietigheid heeft genomen, vermoed ik dat het
gewoon niet bij hen is opgekomen om zich tot EZ te richten. Van oudsher hadden
WTK- en WTE-instellingen te maken met het ministerie van Financiën en STE, AFM
en DNB. Labouchere was als bank voor vermogende beleggers zich er kennelijk niet
van bewust dat op het gebied van de bescherming van de kredietnemer de bakens
waren verzet sinds 1 januari 1992. De bank heeft een groot risico genomen door
het nieuwe product niet voor te leggen aan EZ. Het was in die tijd heel
gebruikelijk dat er overleg werd gevoerd met aanbieders; dit resulteerde o.a. in
een circulaire over driepartijenhuurkoop.28
Kredietverlenen zonder vergunning is niet alleen een
strafbaar feit, het leidt m.i. ook tot nietigheid van het contract.29 De gevolgen van nietigheid van een kredietportefeuille kunnen
zeer ingrijpend zijn, zo leert de geschiedenis van het arrest
Mavic-Dupree.30
Mijn conclusie is derhalve dat de WCK van toepassing is op
een deel van de portefeuille die Dexia van Aegon heeft gekocht. Legio Lease en
Labouchere waren vergunningplichtig en Aegon was gedurende een deel van de
periode de verantwoordelijke moederorganisatie.
Wat in de reclamefolders
werd gepresenteerd als een rad van fortuin zonder nieten, eindigt in een
miljardenschade voor Dexia en honderdduizenden beleggers. Een coalitie van
gewiekste zakenlui, een chique zakenbank en een prominente bankverzekeraar heeft
een ernstig defect product verkocht aan een buitenlandse bank. Ik heb er geen
moeite mee dat voor Dexia het adagium geldt: 'Augen Auf, Kauf ist Kauf'. Maar de
twijfels van het internationale bankwezen over de kwaliteit van de regulering
van en het toezicht op het Nederlandse bankwezen, kan ik evenzeer
onderschrijven.
Er zijn heel wat fouten gemaakt. De verantwoordelijke
bewindspersonen zijn niet tijdig opgetreden. Minister Zalm zet zich nu in voor
een oplossing, maar hij maakte eerder een faux pas met zijn mededeling dat de
Wte wel en de WCK kennelijk niet van toepassing was op aandelenlease
producten.
Veel ernstiger is evenwel, dat de verantwoordelijke
bewindspersonen van EZ zich al die tijd in zwijgen hebben gehuld. EZ had in de
tachtiger jaren het primaat voor de WCK veroverd, met het argument dat
consumentenbescherming bij haar in goede handen was. Het is moeilijk in te zien
waarom het departement of de ECD niet is opgetreden tegen Legio Lease en
Labouchere. In de negentiger jaren profeteerde EZ de zegeningen van de markt en
men deed het consumentenbeleid grotendeels de deur uit, inclusief het beleid
voor de WCK. Thans probeert men zich weer als consumentenministerie te
profileren, onder andere door een nieuwe consumentenautoriteit in het leven te
roepen.31
Maar ook de toezichthouders DNB (met Duisenberg als president
van 1982-1997!), STE en AFM hebben geen sterke rol gespeeld. Onder hun toeziend
oog zijn door (dochters van) vergunninghouders strafbare feiten gepleegd. De
kenners bij uitstek van de financiële wereld hebben zich beperkt tot een
verkokerd toezicht en hadden al die tijd een blinde vlek voor het kredietelement
en consumentenbescherming.
Voor mij is het verder de vraag of Aegon er niet
te gemakkelijk van afgekomen is.32 Aegon's kleindochter Legio Lease en dochter Labouchere hebben in
die tijd strafbare feiten gepleegd en een deel van de aan Dexia verkochte
portefeuille is nietig. Dit betekent dat de transacties met afnemers kunnen
worden teruggedraaid, inclusief de inleg.
Het sterke van het
Duisenberg-voorstel is de betrokkenheid van Aegon. In een eerdere fase had Dexia
Aegon gedaagd om de koop te ontbinden wegens wanprestatie en het achterhouden
van essentiële gegevens, maar toen Duisenberg in februari aan zijn bemiddeling
begon, werd bekend gemaakt dat Aegon en Dexia de volgende overeenstemming hadden
bereikt over een regeling inzake de
aandelenleaseproblematiek:
'De twee financiële groepen
zijn overeengekomen hun onderlinge geschil te beëindigen. Hiervoor betaalt AEGON
218 miljoen Euro aan Dexia in 2005. Voor Dexia is daarmee de weg vrij om te
proberen oplossingen te vinden (...).'33
Onderzocht moet worden of
deze afspraak tussen Aegon en Dexia opengebroken kan en moet worden, omdat ik
inschat dat de schade, als gevolg van de WCK-aspecten, veel groter is. De
kredietnemers/beleggers moeten duidelijkheid krijgen over hun juridische kansen
in een individuele procedure als hun contract onder de WCK valt. Tijdens de
bemiddeling van Duisenberg zijn de meeste procedures stopgezet, maar een
vloedgolf van rechterlijke procedures kan alleen definitief voorkomen worden als
de consumenten en hun advocaten er van overtuigd zijn dat alle juridische
aspecten adequaat zijn meegewogen.
Ik stel daarom voor dat minister Donner
een gezaghebbend jurist uit de kringen rond de Hoge Raad34 verzoekt om een degelijke juridische analyse uit te voeren.
Daarna kan beslist worden of - en met wie - er verder moet worden onderhandeld,
of dat het Duisenberg-compromis werkelijk een fair deal
is.
Prof. mr
N.J.H. Huls
NOTEN
1. [Terug]
De
feitelijke gegevens uit dit artikel zijn ontleend aan het Eindrapport van de
Commissie Oosting, Over lenen, leasen en verliezen, Eindrapport van de Commissie
Geschillen Aandelenlease, juli 2004 en het Rapport Aandelenlease: niet bij
rendement alleen, uitgave van de Autoriteit Financiële markten, 2003.
2. [Terug]
Zie
bijvoorbeeld het interview 'Leaseverkoper getraind in verzwijgen risico', in het
Financieel Dagblad van 15 juni 2005.
3. [Terug]
Zie
www.dexialease.nl.
4. [Terug]
Zie
persbericht d.d. 25 mei op www.dexialease.nl.
5. [Terug]
In
NRC Handelsblad van 29 april 2005.
6. [Terug]
Zie
de bijdragen van A.R.J. Croiset van Uchelen, 'Het Wetsvoorstel WCAM',
(wetsvoorstel 29414), en J.H. Lemstra, 'De (on)begrensde mogelijkheden van
collectieve acties in het ondernemingsrecht', in: G. van Solinge, M. Holtzer en
A.F.J.A. Leijten (red.), Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation
2004-2005, Kluwer 2005.
7. [Terug]
www.
Leaseproces.nl.
8. [Terug]
Op
de website van het NJB is een annex te raadplegen waarin ik alle relevante
stukken uit mijn drie boeken bij elkaar heb gebracht.
9.
[Terug]
Aanhangsel
Kamerstukken II 1997/98, br 1470, p. 3015-3016.
10. [Terug]
Rb.
Arnhem 14 juli 2004, NJ Feitenrechtspraak civiele zaken (effectenlease-special),
afl. 31, nr 418, ook gepubliceerd in JOR 2004, 240 met noot Lieverse.
11. [Terug]
Richtlijn
87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten inzake het
consumentenkrediet, PbEG 1987, L42/48.
12. [Terug]
N.J.H.
Huls, 'Consumentenkrediet. Sociaal-juridische beschouwingen, in het bijzonder
m.b.t. huurkoop van roerend goed', diss. Utrecht 1981, uitg. Kluwer.
13. [Terug]
Nick
Huls (m.m.v. Hanneke Ackermann en Edith van Ruyven), 'Onderhandelend wetgeven in
de praktijk. Over ambtelijk activisme op middenniveau', Amsterdam: University
Press, 1997.
14. [Terug]
N.J.H.
Huls, Wet op het consumentenkrediet. Serie recht en praktijk, nr 8, Kluwer
1993.
15. [Terug]
Kamerstukken
II, 29507.
16. [Terug]
Zie
voor het volgende N.J.H. Huls, Wet op het consumentenkrediet. Serie recht en
praktijk, p. 23-26.
17. [Terug]
N.J.H.
Huls, 'Consumentenkrediet. Sociaal-juridische beschouwingen, in het bijzonder
m.b.t. huurkoop van roerend goed', diss. Utrecht 1981, p. 118-122 en p. 136
e.v.
18. [Terug]
Kamerstukken
II 1986/87, 19785, nr 3, p. 68-69.
19. [Terug]
Zie
Nick Huls, Onderhandelend wetgeven in de praktijk, p. 66-67.
20. [Terug]
Ik
ga hier niet in op de verschillende combinaties van contractvormen.
21. [Terug]
Wet
op het consumentenkrediet, p. 39-40.
22. [Terug]
'Onderhandelend
wetgeven in de praktijk', p. 70-74.
23. [Terug]
In
haar noot in JOR 2004, 240.
24. [Terug]
Kamerstukken
II 1999/00, 26676, nr 1.
25. [Terug]
S.B.
van Baalen, 'Het leasen van effecten; over hoogmoed en de val', WPNR 05/6604, p.
7, l.k.
26. [Terug]
Zie
voor het volgende Wet op het consumentenkrediet, Serie recht en praktijk, p.
41-43.
27. [Terug]
Nick
Huls, 'Onderhandelend wetgeven in de praktijk. Over ambtelijk activisme op
middenniveau', Amsterdam University Press 1998, hoofdstuk 3.
28. [Terug]
Zie
Schuurman en Jordens, WCK, nr 109, p. 433 e.v.
29. [Terug]
Zie
mijn Recht en praktijkboek Wet Consumentenkrediet, p. 112-113.
30. [Terug]
HR
7 februari 1987, Mavic-Dupree, NJ 1987, 986 met noot Vranken, die overigens ook
enige relativerende opmerkingen maakt over de nietigheid. Zie over de
wetswijziging waartoe dit arrest noopte, mijn 'Onderhandelend wetgeven in de
praktijk', p. 80-81.
31. [Terug]
Zie
laatstelijk de brief van 29 april jl, Kamerstukken II, 27879, nr 11.
32. [Terug]
Vgl.
het NRC Handelsblad van 11 mei jl. Directeur Strijpel van Aegon zegt over een
ander beleggingsproduct: 'Er zijn in de jaren tachtig en negentig producten
verkocht die de toets der kritiek wellicht niet kunnen doorstaan.'
33. [Terug]
Persbericht
Dexia d.d. 21 februari, zie www. Dexialease.nl.
34. [Terug]
De
analyse van Brunner en Roelvink van art. 1:88 BW t.b.v. de Commissie-Oosting kan
als lichtend voorbeeld dienen.
© Kluwer
2005
Bij dit artikel is een bijlage. Deze kunt lezen door hier te klikken