I.
Inleiding
Op 9
oktober 2006 verscheen het eindrapport n.a.v. de opdracht van het gerechtshof in
Amsterdam om een onderzoek te doen naar de aankoop van de aandelen door Dexia
bank Nederland en het behouden hiervan t.b.v. de aandelenlease cliënten. Het rapport van de AFM is hier te lezen.
De AFM
geeft aan dat de conclusies in het eindrapport niet afwijken van het concept
rapport wat op 28 september 2006 verscheen.
Uit
de opdracht van het Hof:
Daar
de AFM op een aantal kernpunten “het aannemelijk acht, dat…etc”, en waarbij
duidelijk is geworden, dat het haar ontbrak aan feitelijke, onderliggende
bewijsstukken ( zie de door haar aangegeven onderdelen in het rapport ), moet
worden gesteld, dat dit bericht niet strekt tot voorlichting over de
feitelijke gang van zaken.
Daarnaast
heeft zij zeer onvoldoende de vragen van de verweerders onderzocht op een aantal
kernpunten en dus niet de (onderbouwde) antwoorden op die vragen in deze
voorlichting opgenomen.
De
Stichting Platform Aandelen Lease (PAL) was al in een eerder stadium bevreesd
voor de AFM als onderzoeksorgaan vanwege de juridische en feitelijke
verbondenheid tussen de AFM en het Ministerie van Financiën enerzijds en Dexia
Bank Nederland anderzijds. Immers, de AFM is een onderdeel (Zelfstandig Bestuurs
Orgaan, ZBO) van het Ministerie van Financiën en Toezichthouder op de
Nederlandse Banken. Zowel het Ministerie van Financiën als de AFM hebben in de
afgelopen jaren een toezichthoudend taak gehad op Dexia en zouden anno 2006
natuurlijk niet graag zien dat zij in voorgaande jaren die taak niet (volledig)
vervuld hebben. Alhoewel PAL niet twijfelt aan de kwaliteiten van de AFM blijft
deze situatie gelijkenis tonen met de slager die zijn eigen vlees keurt. PAL is
teleurgesteld over deze gang van zaken en meent dat de conclusies gedaan in het
AFM rapport door het Hof niet gehanteerd zou mogen worden bij het nemen van een
beslissing.
II.
Beoordeling
De
uiteindelijke versie van het rapport bevestigt PAL in haar vrees dat de AFM
zoveel mogelijk Dexia in bescherming zou gaan nemen. Een belangrijk gegeven is
namelijk dat de AFM volledig voorbij is gegaan aan één van de kernen van de
zaak, namelijk de vraag of Dexia wel inderdaad effectief de schade heeft geleden
welke zij thans tracht te verhalen op de contractanten en nu via de Duisenberg
regeling geheel of gedeeltelijk wordt kwijtgescholden. De vraag of de aandelen
gekocht en behouden zijn was immers slechts een afgeleide van de vraag of Dexia
wel echt schade had geleden.
En
ondanks het feit dat de AFM van het Hof de volledige vrijheid krijgt om alles te
onderzoeken wat relevant is voor dit onderzoek, presteert de AFM het om in
paragraaf 7.2.10 doodleuk op te schrijven dat het inderdaad mogelijk is dat
Dexia de aandelen heeft gekocht tegen een lagere koers dan afgesproken met
clienten.
De AFM
schrijft hier dus dat het heel goed mogelijk is dat Dexia een hogere schade
verhaalt op een contractant dan er
in feite door Dexia geleden is maar dat de AFM geen reden zag deze mogelijkheid
in haar onderzoek te betrekken !!!!!!
Naar de mening van PAL heeft de AFM zich hier wereldvreemd getoond en had zij altijd een koppeling moeten leggen tussen de vraag naar de aankoop van een bepaald aandeel en de vraag naar de prijs waartegen dit is geschied. Juist de combinatie is immers bepalend voor de vraag of er schade is geleden en zo ja, voor welke bedrag.
Hieronder
volgt een opsomming van elementen uit het rapport, met in het blauw het
commentaar van de Stichting Platform Aandelen Lease (PAL), waarbij met name
hoofdstuk 7 wordt besproken:
1.
Aankoop en behoud van aandelen
(blz. 3)
De
eerste vraag van het Gerechtshof ziet op aankoop en behoud van aandelen. De AFM
heeft ook levering van aandelen betrokken in haar onderzoek. Over het algemeen
wordt een aankoop van aandelen namelijk gevolgd door de levering
hiervan.
De
levering onderzoeken, was geen vraag van het gerechtshof, wel de aankoop ! Toch
wordt hier al aangehaald dat zij
OOK de levering heeft onderzocht om die reden. Zij had dan ook eerst de aankoop
moeten onderzoek en daarvan de (onvoldoende) feiten weer geven, om vervolgens het pad
van de levering te volgen, WAARBIJ DAN AANLEIDING GENOEG ZOU ZIJN OM JUIST WEL
DIEPGAANDER ONDERZOEK TE MOETEN DOEN.
Zij
doet nu juist het tegenovergestelde, gevolg aannames, en zegt dan geen reden te
zien voor dieper onderzoek.
In
hoeverre zijn aandelen aangekocht en op depotrekeningen
geleverd?
(blz. 4)
Dexia
hanteerde de volgende systematiek voor de aankoop van aandelen voor
effectenleasecliënten. Dexia telde alle orders voor effectenleasecliënten bij
elkaar op tot een verzamelorder. Deze werd door de afdeling die deze
verzamelorder diende uit te voeren vervolgens weer opgesplitst om in
verschillende deelorders op de effectenbeurs uit te voeren. Hierdoor is het
niet mogelijk gebleken om door Dexia op de effectenbeurs uitgevoerde
transacties te herleiden tot orders voor individuele effectenleasecliënten.
Waarom
door die afdeling van Dexia opsplitsing van de verzamelorder, waardoor
herleiding tot orders voor individuele cliënten niet meer mogelijk was ??? Hier
ligt de kernvraag van de rechter en AFM geeft hierop nu juist geen afdoende
antwoord !!! Wel hier dat het op 2 manieren wel tot levering zou zijn
gekomen.
Gevolgtrekking
aankoop, levering en behoud van aandelen (blz.
5)
Voor de
periode 1997 tot en met 1999 heeft de AFM wel de levering van aandelen (op basis
van de uitgevoerde deelwaarneming) maar niet het behoud van aandelen kunnen
vaststellen. De reden hiervoor is dat zowel Dexia als Euroclear Nederland de
door de AFM opgevraagde informatie niet volledig konden overleggen. De
informatie die Dexia wel kon overleggen voor deze periode bleek niet voldoende
bruikbaar.
De AFM
heeft vastgesteld dat Dexia in ieder geval gedurende de periode van december
2000 tot en met december 2005 ten behoeve van de afnemers van de door haar
aangeboden effectenleaseproducten de aandelen waarop die producten betrekking
hebben (1) tijdig zijn geleverd op de daarvoor bedoelde depotrekeningen bij RBC
Dexia én (2) voorzover voor de nakoming van haar verplichtingen jegens die
afnemers noodzakelijk, behouden. De AFM acht het aannemelijk, maar heeft dit
niet feitelijk vastgesteld, dat aan de leveringen een aankoop is
voorafgegaan.
Dat wil
dus zeggen dat de periode 1997- december 2000 een voor de AFM niet te traceren
periode is.
Van
de 26 onderzochte contracten zijn er 22 uit deze, niet te controleren
periode.
Er
zijn dus slechts 4 contracten daadwerkelijk gecontroleerd van de 715.311
contracten.
Feitelijk
is er dus vastgesteld door de AFM dat er geen bewijzen zijn gevonden dat de
aandelen gekocht zijn door Dexia.
Hiermee
geeft de AFM duidelijk antwoord op de vraag van het Hof om te onderzoeken of de
aandelen gekocht zijn door Dexia
3.3
Onderzoek van aankoop en levering van aandelen voor
cliënten
Het is
de AFM niet mogelijk gebleken om op basis van de beschikbare gegevens een
aansluiting te maken tussen de gegenereerde verzamelorders en door Dexia
uitgevoerde transacties op Euronext Amsterdam.
Hiervoor
zijn twee redenen. Ten eerste heeft Dexia niet alle gegevens kunnen
overleggen die deel uitmaken van haar primaire orderregistratie. Dexia heeft
aangegeven dat ordertickets niet allemaal aanwezig
zijn.
Dit
betekent dat de AFM in geen enkel geval het traject van de aankoop van de
effecten voor een individuele cliënt volledig heeft kunnen
reconstrueren.
De
tweede reden is dat gegenereerde verzamelorders, door de afdeling die orders
voor Dexia uitvoerde, in gedeeltes, verspreid over de dag of als onderdeel
van andere orders, werden uitgevoerd.
Commentaar
overbodig.
3.4
Conclusie aankoop en levering van aandelen
De AFM
acht het aannemelijk, maar heeft dit niet feitelijk vastgesteld, dat aan de
leveringen een aankoop is voorafgegaan.
Het is
de AFM niet mogelijk gebleken om op basis van de beschikbare gegevens een
aansluiting te maken tussen de gegenereerde verzamelorders en door Dexia
uitgevoerde transacties op Euronext Amsterdam.
Commentaar
overbodig
Hoofdstuk
4 Behoud van aandelen
Gezien
het feit dat in het hiervoor genoemde hoofdstuk is vastgesteld dat er geen
bewijzen zijn gevonden van daadwerkelijke aankoop, is een onderzoek naar het
behoudt van deze aandelen overbodig.
Hoofdstuk
6 Verdere feiten of omstandigheden
Evenmin
konden door RBC Dexia, de huidige custodian, en Euroclear Nederland, het
centraal instituut zoals bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer, gegevens
worden verstrekt over de periode 1997 tot en met 1999. Hierdoor konden de door
Dexia over deze periode wel (beperkt) aangeleverde gegevens niet worden
aangesloten met de administraties van RBC Dexia en Euroclear
Nederland.
Tenslotte
kon Dexia niet alle door de AFM opgevraagde gegevens betreffende de periode 2000
tot en met 2005 verstrekken. Aan de AFM konden onder andere geen ordertickets
worden verstrekt, met daarop de vastlegging van de opdracht tot aankoop van
aandelen door de afdeling die de cliëntenadministratie verzorgde aan de afdeling
die de orders voor Dexia uitvoerde.
En
toch komt de AFM tot de conclusie (ondanks dat hier niet naar wordt gevraagd
door het hof) dat het aannemelijk is dat de aandelen daadwerkelijk gekocht zijn
op de beurs....
Reactie
PAL op Hoofdstuk 7 van het rapport AFM
Wijze
van onderzoek
Uit de
hierboven beschreven werkzaamheden zijn geen signalen gekomen die aanleiding
hebben gegeven tot een door bepaalde procespartijen gesuggereerd diepgaand
onderzoek.
En
dit ondanks dat de AFM geen enkel bewijs heeft gevonden van aankoop, sterker
nog, een chaotische administratie heeft aangetroffen, waardoor de grootste
tijdsperiode niet kon worden mee genomen in het
onderzoek.
Gegevens
uit periode 1997 tot en met 1999
Het
antwoord van de AFM over de vragen betreffende periode is niet minder als
minachtend te noemen naar de verweerders en de honderdduizenden slachtoffers van
Dexia.
Geen
enkel zichzelf contolerend orgaan noemende instantie, zal akkoord gaan en
tevreden zijn met een conclusie zoals de AFM geeft na het aantreffen van een
oncontroleerbare administratie zoals bij Dexia.
Reikwijdte
onderzoek
In
dit gedeelte en daarna nog meermalen komt de AFM met het volgende
antwoord:
Reactie
AFM
De door
deze procespartijen verlangde aanvullende onderzoekswerkzaamheden vallen buiten
het bereik van de door het Gerechtshof aan de AFM gegeven opdracht. Voor nader
onderzoek op de genoemde punten is in dit deskundigenbericht daarom geen
plaats.
Nogmaals,
de AFM had een carte blanche van het Hof gekregen om te onderzoeken wat zij van
belang achten voor het onderzoek. Met het door de AFM gegeven antwoord geven zij
aan Dexia te willen sparen door niet te onderzoeken wat de feiten zijn. Feiten
die juist van groot belang zijn voor het Hof om een oordeel te kunnen vellen
over het wel of niet aankopen van de aandelen door
Dexia.
Hier
had AFM nu juist de deelwaarneming uit moeten breiden, steekproeven moeten nemen
of de administratie van Dexia ZELF nader moeten
onderzoeken.
Deelwaarneming
cliëntendossiers
Onduidelijk
is waarom de AFM 26 overeenkomsten heeft geselecteerd voor de
deelwaarneming
Reactie
AFM
In het
deskundigenbericht is expliciet beschreven dat de AFM zich zou beperken tot een
deelwaarneming indien de resultaten van de deelwaarneming geen aanleiding
gaven nader onderzoek te verrichten.. enz
Dat
wil dus zeggen dat de periode 1997- december 2000 een voor de AFM niet te
traceren periode is.
In
een tabel laat de AFM zien dat 22 van de 26 onderzochte contracten is afgesloten
in de periode 1997-dec 2000
Van
de 26 onderzochte contracten zijn er dus 22 uit een eerdere, niet te controleren
periode, zoals al eerder is geconstateerd.
Er
kunnen dus slechts 4 contracten daadwerkelijk zijn gecontroleerd van de 715.311
contracten.
En
de AFM zag geen aanleiding voor nader onderzoek....
Een
onderzoek waarvoor zij wel de vrijheid had gekregen van het
Hof.
7.2.6
Aannemelijkheid aankoop
Vragen
en verzoeken van procespartijen
Enkele
partijen merken op dat de AFM in het deskundigenbericht heeft opgenomen dat de
AFM het aannemelijk acht dat aandelen zijn aangekocht. De AFM wordt verzocht dit
nader toe te lichten. Ook wordt de AFM verzocht alsnog vast te stellen dat aan
de levering een aankoop is voorafgegaan.
Reactie
AFM
De AFM
heeft in de conclusie op pagina 5, onder ‘Gevolgtrekking aankoop, levering en
behoud van aandelen’, en in paragrafen 3.3 en 3.4 opgenomen dat de AFM het
aannemelijk acht, maar niet feitelijk heeft vastgesteld, dat aan de
leveringen een aankoop is voorafgegaan.
Ter zake
het verzoek om alsnog vast te stellen dat aan de levering een aankoop vooraf is
gegaan verwijst de AFM naar paragraaf 3.3, onder (b). De AFM heeft in het kader
van haar onderzoek getracht vast te stellen dat aan de leveringen een aankoop
voor individuele cliënten vooraf is gegaan. Doordat Dexia niet alle gegevens
heeft kunnen overleggen die deel uitmaken van haar primaire
orderregistratie, heeft de AFM dit niet feitelijk vast kunnen
stellen.
Ook
hier is commentaar overbodig
7.2.8
Artikel 17 Wet giraal effectenverkeer
Vragen
en verzoeken van procespartijen
Enkele
partijen stellen dat vast staat dat Dexia niet in overeenstemming met artikel 17
Wge aandelen heeft gekocht en geleverd aan haar cliënten. Eén partij stelt dat
de conclusie van de AFM haaks staat op uitspraken van het Dutch Securities
Institute (DSI) 22 en de Hoge Raad.
Reactie
AFM
In
artikel 17 Wge staat dat levering van een aandeel in een verzameldepot geschiedt
door bijschrijving op naam
van de
verkrijger in het daartoe bestemde deel van de administratie van de aangesloten
instelling.
De AFM
concludeert dat een bijschrijving van aandelen op naam van Dexia op deze
depotrekeningen in de administratie van RBC Dexia op grond van de Wge
kwalificeert als levering van deze aandelen.
Levering volgens art. 17 houdt tevens in
een confirmatie sturen aan cliënt (art. 25 lid 1). Deze confirmatie is
verplicht (art. 25 lid 2). Hier mag men volgens de parlementaire behandeling ook
met “Bijzondere Effectenvoorwaarden" niet van afwijken (Kamerstukken 11
1975/1976, 13780). Dexia schendt hier art. 34 j 28 leden 3 en 4, alsmede artikelen 35 en
36 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer (NR). Ook schendt Dexia artikelen
7.5 en 7.8 aanhef en sub d bijlage 7 bij de NR.
Daarnaast
negeert de AFM gewoon de uitspraken van de klachtencommissie DSI en de Hoge Raad
hierover.
De AFM
benadrukt dat zij - zoals ook beschreven is in hoofdstuk 3 van het
concept-deskundigenbericht en nogmaals herhaald in bovenstaande alinea -
daadwerkelijk heeft vastgesteld dat de effecten geleverd zijn aan Dexia conform
artikel 17 Wge, eenvoudigweg omdat - blijkens de depotoverzichten -
bijschrijving op naam van Dexia in de administratie van RBC Dexia als
aangesloten instelling bij Euroclear Netherlands heeft
plaatsgevonden.
7.2.9
Levering
Kan de
AFM de in paragraaf 3.4 getrokken conclusie dat aandelen tijdig zijn geleverd
voor effectenleasecliënten onderbouwen met bewijsstukken (waaronder
ordertickets), terwijl een herleiding naar individuele dossiers
ontbreekt?
En
wederom bevestigt de AFM dat er geen bewijzen van aankoop zijn gevonden
:
Zoals
staat aangegeven in paragraaf 3.3 van het deskundigenbericht heeft de AFM bij
het onderzoek geen gebruik kunnen maken van
ordertickets.
.2.10
Aandelen tweede en derde tranche
Vragen
en verzoeken van procespartijen
Eén
partij stelt dat de AFM niet heeft onderzocht op welke wijze de termijnposities
in de WinstVerdrieDubbelaar-en de Triple Effect-overeenkomsten zijn gehedged.
Deze partij verzoekt de AFM nader te onderzoeken met behulp van welke financiële
instrumenten, zoals callopties of termijncontracten, de hedgetransacties tot
stand zijn gekomen en welke voordelen hierbij door Dexia zijn
behaald.
De
AFM komt vervolgens wel met een heel goedkoop antwoord, terwijl juist het Hof de
AFM alle vrijheid heeft gegeven te onderzoeken wat van belang kan zijn voor het
onderzoek:
De AFM
heeft haar onderzoek gericht op het beantwoorden van de vragen van het
Gerechtshof.
In dit
kader heeft de AFM niet vastgesteld of aan de levering van aandelen ten behoeve
van de tweede en derde tranche daadwerkelijk een termijncontract ten grondslag
heeft gelegen dan wel dat deze verplichting op een andere wijze (bijvoorbeeld
door middel van call-opties) is afgedekt. Onderzoek hiernaar was niet nodig voor
de beantwoording van de vraag of Dexia de geleasde aandelen heeft gekocht en
behouden en viel derhalve buiten het
onderzoekskader.
Vrij
vertaald, het Hof heeft ons niet gevraagd dit te onderzoeken, dus hebben wij dit
ook niet gedaan.
Vraag
12
Eén
partij verzoekt de AFM alsnog een aansluiting te maken tussen de gegenereerde
verzamelorders en de door
Dexia
uitgevoerde transacties op Euronext Amsterdam.
Reactie
AFM
Zoals
uit hoofdstuk 3 van het deskundigenbericht blijkt, heeft de AFM, op basis van de
overgelegde bescheiden, niet een aansluiting kunnen maken
tussen de gegenereerde verzamelorders en de door Dexia uitgevoerde transacties
op Euronext Amsterdam
Duidelijker kan het niet: er zijn geen
bewijzen gevonden van daadwerkelijke aankoop.
De
conclusies die de Stichting Platform Aandelen Lease had gesteld over het concept
rapport AFM, zie http://www.platformaandelenlease.nl/ReactiePALopAFMrapprt.htm
, blijken bevestigd in het eindrapport AFM.
Het is
voor PAL onbegrijpelijk dat banken een dergelijke chaotische onoverzichtelijke
administratie voeren, tegen alle regelgeving en wetgeving in en controlerende
organen als De Nederlandsche Bank, de AFM en het O.M. dit
toelaten.
Algemene
opmerking
Een
uitzondering in het onderzoek zijn b.v. de contracten die door minderjarigen
(alleen) zijn ondertekend. Deze contracten zijn niet meegenomen in het
onderzoek
Het is
bij wet verboden om dit soort contracten te verkopen aan minderjarigen, maar
toch zit de AFM, De Nederlandsche Bank en het O.M. geen reden om Dexia hierop
aan te spreken c.q. onderzoek te starten naar deze strafrechtelijke overtreding
en gaat zij dus akkoord met de eigen “wet” die Dexia gemaakt heeft voor deze
groep.
Een
“wet” die volledig afwijkt met het wettelijke regelgeving
hierover.
De
eindconclusie van PAL is heel duidelijk.
De AFM geeft aan
dat ze feitelijk geen bewijzen hebben, maar het aannemelijk achten dat Dexia de
aandelen heeft gekocht.
Het is
onbegrijpelijk dat, na het gestelde hierboven, de AFM tot een eindconclusie kan komen
zoals verwoord in hun rapport.
Daarnaast is naar
onze mening de AFM zijn boekje te buiten gegaan en heeft zelf conclusies
getrokken die het hof behoort te maken uit de feiten die de AFM heeft
aangedragen.
Deze feiten
worden nu verdoezeld door zelf al met (afwijkende) conclusies te
komen
Gezien
dit rapport van de AFM en de andere feiten die door de verweerders zijn
ingediend bij het hof, kan het gerechtshof in Amsterdam niets anders beslissen
als de Duisenberg regeling niet verbindend te verklaren voor de Dexia
gedupeerden die hiervoor in aanmerking komen en het verzoek van Dexia cs dus
afwijst.
12
november 2006
De
stichting Platform Aandelen Lease