nr. 87 september
1994
Circulaire in verband met de in de Wet op het
consumentenkrediet opgenomen norm betreffende het goed
kredietgeverschap
Bezuidenhoutseweg 30
Postbus 20101
2500 EC
's-Gravenhage
tel: 070 - 379 7991
fax: 070 - 379 7340
Circulaire in verband met de in de Wet op het
consumentenkrediet opgenomen norm betreffende het goed kredietgeverschap.
(ES/DM/FM 94066022.b76)
doelstelling:
bekendmaking van een toepassing van de in de Wet op het
consumentenkrediet opgenomen norm betreffende het goed
kredietgeverschap en de consequenties daarvan voor kredietaanbiedingen
juridische grondslag: Wet
op het consumentenkrediet
relatie met andere
circulaires: geen
gaat in
per: heden
geldig
tot:
nadere bekendmaking
--------------------------------------------------------------------------------------
Reden en inhoud
circulaire
De reden voor deze circulaire is gelegen in de
maatschappelijk ongewenste praktijk van massale werving, met name van de
zijde van kredietbemiddelaars, voor consumentenkrediet met lage (procentuele)
termijnbedragen en daardoor onevenredig lange (theoretische) looptijden. In
het belang van een zorgvuldige en verantwoorde kredietverlening aan
individuele kredietnemers en het voorkomen van overcreditering dienen deze
kredietprodukten niet massaal als standaardprodukt aan anonieme
consumenten te worden aangeboden en verstrekt. In verband daarmee is onlangs
door en voor een aanzienlijk deel van de markt voor consumentenkrediet
zelfregulering tot stand gebracht. Gezien het brede maatschappelijk draagvlak
voor deze zelfregulering en het terzake op 6 juli 1994 door de
Adviescommissie consumentenkrediet aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken uitgebrachte advies, is een uniforme normering ten aanzien van het op
maatschappelijk verantwoorde wijze op de markt brengen van
consumentenkrediet gerechtvaardigd. In deze circulaire wordt bekendgemaakt op
welke wijze een voor alle vergunninghouders uit hoofde van de Wet op het
consumentenkrediet (WCK) geldende nadere invulling wordt gegeven aan de in
deze wet opgenomen norm betreffende hun goed kredietgeverschap.
Deze
concretisering van hetgeen van een goed kredietgever in het maatschappelijk
verkeer wordt verwacht, noopt tot een inhoudelijke aanpassing van
reclame-uitingen - zowel van leveranciers en kredietbemiddelaars als van
kredietgevers - met betrekking tot het daarin aangeboden
consumentenkrediet, indien daarin ingevolge de bepalingen van het Besluit
kredietaanbiedingen cijfermatige voorbeelden worden gegegeven van het aangeboden
produkt. In deze circulaire wordt daarom ook ingegaan op de gevolgen van deze
inhoudelijke normering van het goed kredietgeverschap voor reclame-uitingen met
betrekking tot consumentenkrediet.
Normering goed kredietgeverschap en inhoud
kredietaanbiedingen
In het kader van de toepassing en de handhaving van
de in de WCK opgenomen norm betreffende het goed kredietgeverschap dient het in
de bedrijfsuitoefening van iedere vergunninghouder uit hoofde van de WCK ten
minste gebruik te zijn dat:
- doorlopende kredieten met een maandtermijn van
minder dan 2X van de kredietlimiet, en
- niet-doorlopende kredieten met een looptijd van
meer dan 72 maanden
niet anders dan op individuele basis aan consumenten
worden aangeboden en verstrekt als geïndividualiseerd maatwerkprodukt dat
zorgvuldig en verantwoord is afgestemd op de individuele mogelijkheden van de
individuele kredietnemer, zodat:
- met toepassing van het Besluit
kredietaanbiedingen, deze kredietprodukten in openbaar gedane
kredietaanbiedingen in de zin van de WCK, niet als representatief
massaprodukt aan anonieme kredietnemers kunnen worden
aangeboden.
Onder openbaar gedane kredietaanbieding wordt in dit
verband verstaan:
elke door of vanwege een kredietgever, leverancier of
kredietbemiddelaar openbaar gemaakte mededeling omtrent door hem aangeboden
krediet in de zin van de WCK. Onverschillig daarbij is of een dergelijke
niet-persoonsgerichte mededeling schriftelijk of mondeling wordt gedaan en welke
verspreidingsmethode wordt gehanteerd.
Toelichting
goed
kredietgeverschap
Ingevolge artikel. 9 van de WCK is het slechts met een
daartoe door de Staatssecretaris van Economische Zaken verleende vergunning
toegestaan krediet te verlenen, dan wel zich als kredietgever voor te doen in de
zin van de WCK. De kredietverlening door vergunninghouders wordt -naast de
concrete wettelijke bepalingen - gereguleerd door de in de WCK
opgenomen open norm betreffende het goed kredietgeverschap.
Op grond daarvan ziet de Staatssecretaris van Economische Zaken er op toe dat
elke vergunninghouder zich gedraagt zoals dat van een goed kredietgever in het
maatschappelijk verkeer mag worden verwacht. Deze algemene maatschappelijke
betamelijkheidsnorm is in de WCK niet inhoudelijk geconcretiseerd, maar wordt,
rekening houdend met maatschappelijke ontwikkelingen, nader ingevuld. Dat
gebeurt zowel voor toepassing bij kredietverlening in individuele gevallen als
meer ten algemene. Niet alleen handelingen in strijd met de concrete wettelijke
voorschriften maar ook andere gedragingen welke niet verenigbaar zijn met de
norm "goed kredietgever" kunnen derhalve grond opleveren voor een schriftelijke
aanwijzing en eventueel verdergaande administratieve sancties. Voor een uniforme
en bestendige invulling van het begrip goed kredietgeverschap en het uitoefenen
van het toezicht ter zake van het handelen als goed kredietgever wordt in
belangrijke mate uitgegaan van de door de branche in zelfregulering ontwikkelde
gedragsregels.
zelfregulering
In het besef van hun
maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben eerder dit jaar de betrokken
branche-organisaties van kredietgevers en daarop aansluitend van
kredietbemiddelaars in goed overleg - zowel onderling als met het Ministerie van
Economische Zaken - resultaat bereikt bij het totstandbrengen van zelfregulering
voor een aanzienlijk deel van de markt voor consumentenkrediet. Daarbij is er
van uitgegaan dat een consumptief krediet op verantwoorde wijze kan voorzien in
een (doorlopende) liquiditeitsbehoefte bij de consument, mits de kredietnemer
terzake adequaat is voorgelicht en binnen een redelijke, overzienbare termijn
aan zijn kredietverplichtingen kan voldoen. De massale presentatie in
reclame-uitingen - met name van kredietbemiddelaars -van lage maandtermijnen bij
hoge kredietbedragen - mogelijk gemaakt door een verlaagd (procentueel)
termijnbedrag en verlenging van de looptijd - appelleert evenwel aan een grotere
kredietwaardigheid van de potentiële kredietnemer voor grotere kredieten. Dat
doet afbreuk aan een zorgvuldige en verantwoorde kredietverlening en leidt tot
overcreditering van de consument. Het tegengaan van deze maatschappelijk
ongewenste ontwikkeling vereist op de eerste plaats dat kredietgevers
terughoudendheid betrachten in het aanbieden en verstrekken van dergelijke
kredietprodukten. Voornoemde zelfregulering - die voor de meeste kredietgevers
een bevestiging is van hun gebruikelijk.; praktijk - heeft tot gevolg dat door
de desbetreffende kredietgevers (leden van de betrokken branche-organisaties)
doorlopend krediet met maandtermijnen van minder dan 21 en niet-doorlopend
krediet met looptijden van meer dan 72 maanden niet (meer) als massaprodukt
worden aangeboden en verstrekt aan anonieme consumenten. De leden van de
representatieve organisatie van kredietbemiddelaars hebben afgesproken dat door
hen met deze kredietprodukten ook niet meer wordt geadverteerd.
normering goed kredietgever
Een dergelijke
gedragsregel die een aanzienlijk deel van de markt aan zichzelf oplegt, heeft
een belangrijke betekenis voor een normatieve en voor alle vergunninghouders
gelijkelijk geldende invulling van het wettelijke begrip goed kredietgeverschap.
Daarom heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken op 14 juni 1994 de
Adviescommissie consumentenkrediet de vraag voorgelegd in hoeverre de
totstandgekomen zelfregulering kan dienen als algemeen geldend uitgangspunt voor
de invulling van het in de WCK opgenomen en te handhaven begrip goed
kredietgeverschap. Rekening houdend met de bereikte zelfregulering en de
wenselijkheid de diversiteit in het produktaanbod, de wijze van marktbenadering
en de concurrentieverhoudingen op de markt voor consumentenkrediet niet onnodig
te beperken, heeft de commissie op 6 juli 1994 de staatssecretaris geadviseerd
ten aanzien van alle WCK-vergunninghouders op de hierboven aangegeven wijze
invulling te geven aan en toe te zien op de naleving van het begrip goed
kredietgeverschap. Daarmee is komen vast te staan dat de desbetreffende
krediet-produkten op de markt voor consumentenkrediet geen representatief
standaardprodukt kunnen zijn.
kredietaanbiedingen
Deze invulling van het
begrip goed kredietgeverschap heeft tot gevolg dat op de markt voor
consumentenkrediet in het algemeen en in de praktijk van individuele
kredietgevers doorlopende kredieten met een maandtermijn van
minder dan 21 van de kredietlimiet en niet-doorlopende kredieten
met een looptijd van meer dan 72
maanden niet (meer) als representatief massaprodukt zullen en kunnen
worden beschouwd. In advertenties waarin, ingevolge de artikelen 11 en 12 van
het Besluit kredietaanbiedingen, ten minste twee representatieve
kredietlimieten
(-sommen) dienen te worden vermeld met daarbij de
meest gebruikelijke betalingsregelingen, kunnen bovengenoemde produkten
dan ook niet meer als representatief kredietprodukt worden aangeboden. De in
dezen vereiste representativiteit is immers gerelateerd aan het produktaanbod
van de desbetreffende kredietgever(s).
Ik dring er bij u in dit verband op aan de in deze
circulaire aangegeven invulling van het begrip goed kredietgeverschap en de
gevolgen daarvan voor kredietaanbiedingen ter kennis te brengen van de
bemiddelaars met wie u in het kader van het verlenen van consumentenkrediet een
relatie onderhoudt, teneinde te bewerkstelligen dat ook diens advertenties zo
spoedig mogelijk worden ingericht conform het bepaalde in deze circulaire en een
representatieve weergave geven van het produktaanbod van de desbetreffende
kredietgever(s).
handhaving
Ik wijs u er met nadruk op dat op
de naleving van het gestelde in deze circulaire op effectieve wijze zal worden
toegezien. Wat betreft vergunninghouders uit hoofde van de Wet op het
consumentenkrediet vindt de handhaving op administratieve wijze plaats door de
Staatssecretaris van Economische Zaken. De naleving door leveranciers en
krediet-bemiddelaars zal worden gecontroleerd door de Economische Controledienst
en is strafrechtelijk gesanctioneerd.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben
geïnformeerd. Voor nadere informatie en/of toelichting kunt u zich wenden tot de
hoofdafdeling Financieel Marktbeleid (tel.: 070 - 379 7991).
De staatssecretaris van Economische Zaken
voor
deze:
mr. W. de Boer
directeur-generaal van Economische
Structuur.