RECHTBANK MAASTRICHT
Sector
Civiel
Vonnis
: 3 maart 2004-03-08
Zaaknummer
: 88445 HA ZA 03-1109
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling
van burgelijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak
van:
De naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.
Gevestigd te Amsterdam,
Eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het
incident,
Procureur mr. A.H. Odekerken-Holtkamp;
tegen:
X
Wonende te ( )
Gedaagde in de
hoofdzaak, eiseres in het incident,
Procureur mr. K.E.M.
Timmermans.
1. Het verloop van de
procedure
Eiseres in de hoofdzaak, hierna te noemen
"Dexia", heeft gedaagde in de hoofdzaak, hierna te noemen X, gedagvaard voor
deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in de dagvaarding vermeld. Bij die
dagvaarding zijn producties overgelegd. X heeft daarna in het incident een
conclusie houdende onbevoegdverklaring genomen, zulks onder het overleggen van
producties.
Vervolgens heeft Dexia in het incident een
conclusie van antwoord genomen, zulks onder overlegging van
producties.
Tenslotte hebben partijen in het incident vonnis
gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak is bij vervroeging bepaald op
heden.
2. De
vordering
In de hoofdzaak
2.1 Bank Labouchere n.v. rechtsvoorganger van
Dexia, en eveneens handelende onder de naam Legio, en op haar beurt
rechtsopvolgster van Legio Lease b.v., heeft met X een overeenkomst gesloten ten
aanzien van de zogenaamde WinstVerDriedubbelaar. Op deze overeenkomst zijn
volgens Dexia de door haar gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing. Door
het verstrijken van de overeengekomen looptijd is de overeenkomst geëindigd, in
verband waarmee Dexia een eindafrekening aan X heeft gezonden voor een bedag van
(…).
2.2 Artikel 5 van de overeenkomst luidt als
volgd:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-lease heeft
betaald wat hij naar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende
Bijzonder Voorwaarde Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee
automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden."
2.3 De bij de overeenkomst horende Bijzonder
Voorwaarden Effecten Lease luiden - voorzover te dezen van belang - als
volgt:
"(…)2. Legio-Lease en lessee komen
overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van
de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van
de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van
rechtswege eigenaar van de waarde wordt, worden de in de overeenkomst genoemde
waarde voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende
voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst
heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde
waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee
worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig
artikel 17 van de Wge. Ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel
omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het
eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van
de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te
beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over de
waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van
Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden
totdat deze eigendom van lessee zijn geworden."
(…)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen
uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden
uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop
van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee
worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht
plaats."
2.4 Volgens Dexia is X echter in verzuim omdat
hij nalaat het bij de einddatum verschuldigde bedrag, ondanks aanmaningen
daartoe, te voldoen. Voorts is X volgens Dexia uit hoofde van de overeenkomst
een rente van 0,96% per maand aan Dexia verschuldigd.
2.5 X is bij schrijven van 19 augustus 2003
gemaand om het verschuldigde te betalen, bij welk schrijven tevens door Dexia
aanspraak is gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van €
1.000,- en de contracttuele rente van 0,96% per maand.
2.6 Dexia heeft op de in de dagvaarding vermelde
gronden gevorderd dat X bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij
vooraad, zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar
te betalen de somma van (…….), vermeerderd met de contractuele rente van 0,96%
per maand, althans de wettelijke rente, over (……) vanaf 20 augustus 2003 tot aan
de dag der algehele voldoening, met veroordeling van X in de kosten van het
geding.
In het incident
2.7 X heeft daarop bij incidentele conclusie op
de daarin vermelde gronden gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zal
verklaren om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Daartoe heeft hij
het volgende aangevoerd. De tussen partijen gesloten effectelease-overeenkomst
moet volgens X worden beschouwd als een huurkoopovereenkomst als bedoeld in
artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering (verder te
noemen: Rv). Het economisch risico van deze overeenkomst berust immers bij X nu
artikel 3 van het bijzonder voorwaarden bij de overeenkomst bepaalt dat alle
baten en waardeveranderingen van de waarden aan lessee toe komen. Een dergelijke
lease-overeenkomst wordt volgens X naar Nederlands recht gelijkgesteld met een
overeenkomst van huurkoop. Verder blijkt ook uit artikel 5 van de
lease-overeenkomst dat er sprake is van een huurkoopovereenkomst, nu dat artikel
bepaalt dat zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar
krachtens de lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease verschuldigd of zal worden, lessee automatisch en van rechtswege
eigenaar van de waarden wordt. Tenslotte heeft X aangevoerd dat Dexia de
lease-overeenkomst ook bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel heeft
aangemeld als huurkoop.
2.8 De vordering wordt door Dexia weersproken,
waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord in het
incident.
3. De
beoordeling
In het incident
3.1 Dexia heeft allereerst betoogd dat de
overeenkomst niet is te beschouwen als een koop op afbetaling als bedoeld in het
artikel 7a:1576 e.v. BW, omdat deze overeenkomst niet voldoet aan de wezenlijke
kenmerken van een koop op afbetaling.
3.2 Dexia stelt daartoe als eerste het volgende.
Volgens de definitie van een koop op afbetaling (artikel 7a:1576 lid 1 BW),
heeft deze overeenkomst slechts betrekking op zaken. Effecten zijn volgens Dexia
echter geen zaken in de zin van voormeld artikel. Voormeld artikel bepaalt in
lid 5 weliswaar dat het bepaalde in de titel waarin dat artikel is opgenomen van
overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen
voorzover dat in overeenstemming is met de aard van het recht, maar dat leidt
volgens Dexia slechts tot een uitbreiding van de werkingssfeer van de bepaling
die op afbetaling van toepassing zijn, echter niet tot uitbreiding van de
definitie van "koop op afbetaling." Die uitbreiding is volgens Dexia beperkt tot
"deze titel", waarmee volgens haar wordt gedoeld op de vijfde titel A van boek
7a BW.
3.3 Dat verweer moet aanstonds worden verworpen. Naar de
rechtbank begrijpt wil Dexia hiermee betogen dat op de overeenkomst wellicht de
bepalingen van de vijfde titel A van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek van
toepassing zijn, maar dat dat niet betekent dat de overeenkomst als
huurkoopovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Hoe een overeenkomst moet worden
gekwalificeerd is echter niet van belang. Artikel 7a:1576h lid 2 BW bepaalt
immers dat alle overeenkomsten welke dezelfde strekking hebben als de in lid 1
van dat artikel als huurkoop gedefinieerde overeenkomsten, onder welke benaming
ook aangegaan, als huurkoop worden aangemerkt. Indien derhalve een overeenkomst
voldoet aan de strekking van een huurkoopovereenkomst, moet deze worden
beschouwt als een huurkoopovereenkomst, en zijn de daarop betrekking hebbende
bepalingen overeenkomstig van toepassing. Met de verwijzing naar "deze titel" in
lid vijf van artikel 7a:1578 BW worden naar het oordeel van de rechtbank bedoeld
de materieelrechtelijke bepalingen van artikel 7a:1576 e.v.BW. Daarmee wordt
echter niet bedoeld uit te sluiten de formeelrechtelijke bepaling van artikel 93
onder c van het Wetboek van Burgelijke Rechtsverordening (verder te noemen: Rv).
Indien derhalve een overeenkomst op grond van het bepaalde in artikel 7a:1576h
lid 2 BW de strekking heeft van een huurkoopovereenkomst, zijn daarop niet
alleen van toepassing de bepalingen van de vijfde titel A van boek 7a van het BW
- voorzover die bepaling niet steld, en te minder onderbouwd, waarom de rechten
uit de onderhavige overeenkomst niet kunnen worden beschouwd als
vermogensrechten waarvan de aard zich volgens artikel 7a:1576 BW verzet tegen de
toepasselijkheid van artikel 7a:1576 e.v. BW.
3.4 Ten tweede heeft Dexia gesteld dat geen
aflevering heeft plaats gevonden van het goed waarop de overeenkomst betrekking
heeft. In de overeenkomst is de eigendom van de effecten voorbehouden totdat de
laatste termijn is voldaan. Het bezit is dus volgens Dexia niet verschaft.
Evenmin zijn de effecten volgens haar voorafgaand aan de volledige betaling van
de koopsom in de macht van X gebracht. Dat is volgens Dexia niet het geval nu,
overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Bijzonder Voorwaarden bij de
overeenkomst, X geen enkel opzicht in de positie is gebracht van eigenaar van de
aandelen. Hij kon immers de aandelen niet vervreemden of bezwaren en evenmin
enig ander recht uitoefenen dat aan de effecten is verbonden; hij verkreeg
slechts het economisch risico dat aan de effecten was verbonden. Het recht van
gebruik voorafgaand aan de volledige betaling van de koopsom, welk recht volgens
Dexia kenmerkend is voor koop op afbetaling, ontbreekt bij de
overeenkomst.
3.5 Dat verweer moet worden verworpen. Artikel 17
van de Wet giraal effectenverkeer bepaalt dat levering van een aandeel in een
verzameldepot geschiedt door bijschrijving op naam van de verkrijger in het
daartoe bestemde deel van de administratie van de aangesloten instelling. Dexia
stelt in haar algemene voorwaarden onder 2 zelf dat de voorwaardelijke
overdracht aldus geschiedt dat de genoemd waarden onverwijld na verkrijging
daarvan door Legio-Lease ten name van X als lessee worden bijgeschreven in de
administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wet giraal
effectenverkeer, zulks ter uitvoering van de in de eerste zin van artikel 2 van
de Bijzonder Voorwaarden omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht.
Daarmee erkent Dexia zelf reeds dat de aandelen (voorwaardelijk) aan X heeft
geleverd.
3.6 Ten derde heeft Dexia aangevoerd dat er geen
sprake van is dat de koopprijs in twee of meer termijnen wordt voldaan. Voor de
kwalificatie van een overeenkomst als koop op afbetaling is vereist dat de
koopprijs in twee of meer termijnen wordt voldaan, terwijl, indien er sprake is
van betaling in termijnen, deze termijnen ook betrekking hebben op betaling van
de koopprijs en niet op betaling van rente. Nu de bedoelde termijnbetaling
slechts betrekking hebben op de betaling van rente, kan de overeenkomst volgens
Dexia niet worden gekwalificeerd als een koop op afbetaling. Dat de overeenkomst
voorziet in betaling van € 45,38 in de 35e termijn en de betaling van het
restant van de koopprijs, is volgens Dexia wegens het ondergeschikte karakter
van die betaling € 45,38 onvoldoende om te oordelen dat er sprake is van een
koop op afbetaling. Bovendien kan die omstreden termijn ook worden betaald op de
eerste dag van de laatste termijn, zodat de overeenkomst volgens Dexia ook
toelaat dat de koopsom volledig ineens wordt betaald.
3.7 Ook dat verweer moet worden verworpen. Nu
reeds vast staat dat de koopprijs in ieder geval in twee termijnen kon worden
betaald, een bedrag van € 45,38 rond de tijd van het vervallen van de 35e
termijn en het restant van de huurkoopsom na de 36e termijn, is er reeds sprake
van een betaling van de koopsom in twee of meer termijnen. Dat de 35e termijn
slechts een symbolische waarde heeft doet daaraan niet af.
3.9 Als laatste
argument tegen het bestaan van een huurkoopovereenkomst heeft Dexia aangevoerd
dat wil daarvan sprake zijn, partijen een eigendomsoverdracht van de
vermogensrechten moeten hebben beoogd. Bij de onderhavige overeenkomst stond de
verkrijging van de aandelen echter niet voorop. Uitgangspunt was dat de effecten
bij het einde van de looptijd niet in eigendom aan de cliënt worden
overgedragen, maar dat de effecten worden verkocht aan een derde en dat slechts
het verschil tussen de koop en verkoopsprijs met de cliënt wordt
afgerekend.
3.9 Ook deze stelling moet worden verworpen.
Doorslaggevend is immers in een geval als het onderhavige of er sprake is van
een automatische eigendomsoverdracht van de effecten indien X aan zijn
betalingsverplichtingen heeft voldaan. Van een automatische eigendomsovergang is
sprake nu artikel 2 van de Bijzonder Voorwaarden bepaalt dat de eigendom van de
waarden op X overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat X aan
al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Artikel 10
van die voorwaarde bepaalt verder dat indien X aan al zijn verplichtingen heeft
voldaan, de waarden aan hem zullen worden voldaan, tenzij X alsdan de voorkeur
zou geven aan verkoop van de waarden. Daaruit volgt derhalve dat als X aan al
zijn verplichtingen heeft voldaan, hij in beginsel eigenaar wordt van de
waarden, nu deze hem dan door Dexia zullen worden geleverd. Dat partijen bij het
aangaan van de overeenkomst er stilzwijgend van uit zijn gegaan dat X de
effecten niet geleverd zal willen krijgen, dan wel dat de wederpartijen van
Dexia bij overeenkomsten als de onderhavige er doorgaans voor zullen kiezen om
zich de aandelen niet te laten leveren, maar deze zullen laten verkopen door
Dexia, waarna deze met de opbrengst de nog uitstaande vordering op de
wederpartij zal verrekenen, neemt niet weg dat in beginsel sprake is van een
eigedomsovergang nadat de debiteur aan al zijn betalingsverplichtingen jegens
Dexia heeft voldaan.
3.10 Uit vorenstaande volgt dat X terecht de
onbevoegdheid van de rechtbank om van de vordering kennis te nemen heeft
ingeroepen nu, gelet op het bepaalde bij artikel 93 onder c Rv, de kantonrechter
bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank zal deze zaak naar
de kantonrechter verwijzen.
3.11 Al het vorenstaande brengt met zich dat de
vordering moet worden toegewezen en dat Dexia als de in het ongelijk gestelde
partij de kosten van dit incident moet dragen.
4. De
beslissing
De rechtbank:
In het incident
Wijst het gevorderde toe;
Veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan
de zijde van X gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 390,- voor salaris
procureur:
In de hoofdzaak
Verwijst deze zaak in de stand waarin zij zich
bevindt naar de kantonrechter te Sittard:
Verstaat op de voet van het bepaalde in artikel
7.1 vierde lid Rv dat partijen in persoon of bij gemachtigde moeten
verschijnen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sijmonsma,
rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de
griffier.