Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

Rolnr. 358093 CU EXPL 04-8083
Toev.nr. ----: .......
 
RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE UTRECHT
 

Vonnis in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap
DEXA BANK NEDERLAND BV.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen: Dexia,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H. Post,advocaat te Helmond,
rolgemachtigde: F.A.Th. Vrauwdeunt, gerechtsdeurwaarder te Utrecht.
 
tegen:
 
[X],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen: [X],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr.S. Sanders, advocaat te Utrecht.
 
Verloop van de procedure
 
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen
vonnis van de sector handels- en familierecht van deze rechtbank van 4 augustus 2004
(rolnummer 172649/HA ZA04-228), waarbij de zaak ter behandeling is verwezen naar
de kantonrechter.
Vervolgens heeft Dexia gerepliceerd in conventie en geantwoord in reconventie en heeft
[X] gedupliceerd in conventie en gerepliceerd in reconventie. Dexla heeft ten slotte
gedupliceerd in reconventie.
Hierna is uitspraak bepaald.
 
Motivering in conventie en in reconventie
 
1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
 
a. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere N.V. te
Amsterdam, tevens handelende onder de naam Legio, op haar beurt rechtsopvolgster
van Legio Lease B.V., welke vennootschappen hierna alle worden aangeduid als Dexia.
 
b. In juni 2000 heeft [X] met Dexia een overeenkomst gesloten onder de naam
"WinstVerDriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst heeft een looptijd
van 36 maanden waarbij [X] van Dexia een door haar aangekocht pakket aande-
len/effecten met een aankoopbedrag van € 19.748,85 least voor een leasesom van
€ 23.892,45. Deze leasesom is opgebouwd uit het voormelde aankoop bedrag en een be-
drag van € 4.143,60 aan rente. Op de overeenkomst zijn de "Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease" van toepassing.
 
c. [X] diende volgens de overeenkomst de genoemde leasesom als volgt aan Dexia te
voldoen:
-  gedurende de looptijd van de overeenkomst elke maand, in het totaal dus 36 keer,
   een maandtennijn van € 115,10 op of omstreeks de 1e dag van iedere maand;
-  € 45,38 (f 100,--) op of omstreeks de 35e maand;
-  € 19.703,47 aan het einde van de overeenkomst, volgens de overeenkomst in principe
   te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aandelen/effecten (in de over-
   eenkomst ook "waarden" genoemd).
 
d. Artikel 5. van de overeenkomst luidt: "Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft
betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden. is lessee automatisch
en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden."
 
e. Dexia heeft aan het einde van de looptijd van de overeenkomst een eindafrekening
opgesteld, waarin is vermeld dat de opbrengst van de verkoop van de aandelen
f 8.693,85 bedraagt en dat [X] een bedrag van € 11.055,00 aan haar dient te voldoen.
 
2. Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [X] ver-
oordeelt om aan haar te betalen € 12.364,71, bestaande uit een na de eindafrekening
openstaande hoofdsom van € 11.055,00, gespecificeerde contractuele rente ad 0.96% per
maand hierover ten bedrage van € 380,32, alsmede buitengerechtelijke incassokosten
van € 929,39, vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente over de
hoofdsom vanaf 7 oktober 2003 en de proceskosten.
 
3. [X] voert verweer tegen de vordering van Dexia en condudeert tot afwijzing daar-
van. [X] heeft tevens verzocht om aanhouding van deze procedure totdat in de procedures
van de Stichting Leaseverlies en de Stichting Eegalease vonnissen worden gewezen
die kracht van gewijsde hebben.
 
4. In reconventie vordert [X], na eiswijziging bij repliek in reconventie, dat de kan-
tonrechter
de overeenkomst nietig verklaart dan wel vernietigt wegens toepasselijkheid van de
WCK;
dan wel de overeenkomst ontbindt wegens toerekenbare tekortkoming van Dexia;
dan wel de overeenkomst wijzigt in die zin dat de verplichting voor [X] om de rest-
schuld te voldoen komt te vervallen, dan wel dat deze wordt gefixeerd op een bedrag
met inachtneming van de uitspraken van de DSI dan wel een in goede justitie te bepalen
wijziging
dan wel verklaart voor recht dat de hardheidsdausule van toepassing is op [X].
 
5. Bij conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie heeft Dexia haar vor-
dering voorwaardelijk gewijzigd, in die zin dat zij, indien (enig deel van) de vordering in
reconventie wordttoegewezen met een beroep op artikel 6:278 Burgerlijk Wetboek (BW)
veroordeling van [X] vordert tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen
de aankoopwaarde van de effecten verminderd met de waarde van de effecten op de
datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans de waarde op het
moment van verkoop.
 
6. Gelet op de akte van [X] van 4 mei 2005 waarin wordt geprotesteerd tegen een
aanhoudingsverzoek van Dexia en wordt gemeld dat [X] wil voortprocederen, gaat de
kantonrechter ervan uit dat het eerder door haar opgeworpen verzoek om aanhouding
niet langer wordt gehandhaafd.
 
7. Het meest verstrekkende verweer van [X] luidt dat de overeenkomst nietig dan wel
vernietigbaar is wegens strijd met de Wet op het Consumenten krediet (WCK). Nu de
kantonrechter de WCK ook ambtshalve zou hebben toegepast, passeert zij de stelling
van Dexia dat dit verweer tardief is.
 
8. De kredietsom bedraagt in hel onderhavige geval € 19.748,85 en blijft daarmee onder
de in artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet.
 
9. In de WCK wordt onder krediettransactie verstaan iedere overeenkomst en ieder sa-
menstel van overeenkomsten met de strekking dat:
-  door of vanwege de kredictgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking
   wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet
   (art. 1 aanhef en sub a onder 1 WCKl.
-  door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer het genot van een roerende
   zaak wordt verschaft of een hij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst
   wordt verleend en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet
   (art. 1 aanhef en sub a onder 2 WCK).
Blijkens de Memorie van Toelichting staat in de wet centraal het begrip krediettrans-
actie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Daarbij is
uitgangspunt dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende ele-
menten waaruit een krediettransactie kan bestaan.
 
10. De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich hierdoor dat Dexia als aanbieder van
de aandelen aan [X] ter financiering van die aandelen een bedrag ter beschikking
heeft gesteld, waarover [X] periodiek rente diende te betalen en welk bedrag [X]
aan het einde van de looptijd diende terug te betalen.
Voor de vraag of de WCK van toepassing is op een overeenkomst met deze kenmerken is
allereerst van belang of de overeenkomst geacht moet worden een relevante vorm van
consumentenkrediet te zijn, met andere woorden of het hier gaat om een transactie
waarvoor de wet beoogt de consument bescherming te bieden.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Als gevolg van de marktstrategie
van de aanbieders, waaronder Dexia, is de effectenleaseconstructie door (potentiële)
afnemers in toenemende mate opgevat als een voor iedereen toegankelijke mogelijkheid
om een graantje mee te pikken van de gunstige beursontwikkelingen.
Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het reeds profiteren, met andere
woorden consumeren, van het genot verbonden aan de aandelen die met geleend geld
zijn, respectievelijk nog zullen worden, aangeschaft vóórdat de eigendom is overgedra-
gen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter naar de strekking sprake van een
krediettransactie als waarop de wet ziet.
 
11. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de bewoordingen van de wet, noch uit de
parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de wetgever effectenleaseconstructies
als de onderhavige expliciet onder de werking van de wet heeft willen brengen.
Tegen deze achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of Dexia thans nadeel
dient te ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige naar
haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of de rechts-
zekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich, niettegenstaande
voormelde vaststelling, uitstrekt tot de effectenleaseconstructie.
 
12. Met de effectenleaseconstructie heeft Dexia een complex financieel product aangeboden
dat nieuwe mogelijkheden bood die tot dan toe niet waren voorzien. Zoals hiervoor
is vastgesteld is dat product naar zijn aard een krediettransactie als bedoeld in de
WCK. Concreet is nu de vraag of Dexia aan het feit dat noch sprake is van het daadwer-
kelijk ter beschikking stellen van een geldsom, noch van het verschaffen van roerende
zaken, de zekerheid heeft mogen ontlenen dat de werking van de wet aan de effectenlea-
seconstructie voorbij zou gaan. Dat is niet het geval. Wie nieuwe (maatschappelijke, fi-
nanciële, technologische of andere) ontwikkelingen introduceert heeft er rekening mee
te houden dat het recht daarmee, zoveel als mogelijk, gelijke tred zal trachten te houden.
De WCK hiedt die mogelijkheid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat bet toepassings-
bereik van de WCK op principiële gronden is beperkt tot roerende zaken.
Voorts beoogt de wet, zoals hiervoor is overwogen, alle relevante vormen van consu-
mentenkrediet te omvatten, waarbij uitgangspunt is dat de wet een feitelijke omschrij-
ving geeft van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan,
omdat bij een meer formeel-juridische benadering het gevaar bestaat van ontduiking
van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.
De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder "bedachte" vorm van con-
sumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de be-
treffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft Dexia,
tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenleaseproduct, reke-
ning behoren te houden.
 
13. Daar komt bij dat de effectenleaseconstructie naar het oordeel van de kantonrechter
in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG,
PB12.2.1987, L42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter
acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht
om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als
een krachtig argument om de nationale wet in de richting van confonniteit te interprete-
ren. Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft Dexia niet verrast te
zijn.
 
14. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te
verlenen.
Ambtshalve is de kantonrechter gebleken dat Dexia ten tijde van het aangaan van de
onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschik-
te. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de overeenkomst
nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. De overeenkomst tussen partijen
is nietig, en niet vernietigbaar, omdat artikel 9 WCK niet uitsluitend ziet op de be-
scherming van een van de partijen bij de overeenkomst. Uit de wetsgeschÏedenis blijkt
dat het vergunningenstelsel ook strekt ter bescherming van een algemeen belang en wel
een goed functionerende markt voor consumentenkredieten. Nu de WCK wel mede be-
oogt consumenten te beschermen tegen onvoldoende informatie en ondeskundig optre-
den is er geen reden om te veronderstellen dat de uitzondering van artikel 3:40 lid3 BW
(de wetsbepaling heeft niet de strekking de geldigheid van de daarmee strijdige rechts-
handelingen aan te tasten) van toepassing is.
 
15. Omdat de overeenkomst nietig blijkt te zijn heeft de rechtsgrond die ten grondslag
lag aan de door partijen verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uit-
voering van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd
in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is dat
beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde
van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de aangekochte
aandelen voor rekening van Dexia blijven en dat Dexia niets te vorderen heeft van [X],
nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het ter beschikking gestelde geldbe-
drag. Voorts dient Dexia de door [X] betaalde rente als onverschuldigd aan [X] terug
te betalen.
 
16. Met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid overweegt de kantonrechter het
volgende. Vast staat dat [X] geld in aandelen heeft willen steken. Aangenomen moet
worden dat zij bereid was het bedrag dat zij aan rente heeft betaald in aandelen te be-
leggen en dat zij zich ook ervan bewust moet zijn geweest dat zij door dit bedrag in aan-
delen te beleggen koersrisiko zou lopen. Nu dat risico zich heeft gerealiseerd is het naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met
terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan. De waardeda-
ling dient dan ook voor een deel voor rekening van [X] te blijven, doch niet verder
dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat zij het risico heeft kunnen overzien in
deze gelijk te stellen aan de waardedaling van de AEX-index gedurende de looptijd van
de overeenkomst. Dit brengt mee dat op het aan [X] in beginsel te restitueren bedrag
(de betaalde rente) in mindering mag worden gebracht een bedrag dat overeenkomt met
het percentage van dat bedrag waarmee de AEX-index is gedaald in de periode van 5
juni 2000, de aankoop-/valutadatum van de aandelen, tot 5 juni 2003, het tijdstip waarop
de voor 36 maanden aangegane overeenkomst tot een einde kwam (vergelijk ook de uit-
spraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 te vinden op
www.dsi.nl).
 
17. Hetgeen partijen verder over en weer hebben gesteld kan niet tot een ander oordeel
leiden en behoeft daarom geen bespreking meer.
 
18. Uit het voorgaande volgt dat de vordering in conventie moet worden afgewezen.
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het
geding. In dit bedrag wordt tevens het door [X] bij de sector handels- en familierecht
betaalde griffierecht begrepen.
 
19. De vordering in reconventie kan als volgt worden toegewezen. De kosten van de pro-
cedure in reconventie zullen worden gecompenseerd in dier voege dat iedere partij de
eigen kosten draagt.
 
 
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, tot op heden aan de kant van [X]
begroot op € 775,00. waarvan € 540,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen aan de griffier
van de Rechtbank Utrecht;
 
in reconventie
 
veroordeelt Dexia om aan [X] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
f 4.143,60. vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de diverse data waarop de betalin-
gen door [X] zijn verricht tot de voldoening;
 
bepaalt dat Dexia op dit bedrag in mindering mag brengen een bedrag dat overeenkomt
met het percentage van € 4.143,60 waarmee de AEX-index is gedaald in de periode van 5
juni 2000 tot 5 juni 2003;
 
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 
wijst af het meer of anders gevorderde;
 
compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen
kosten draagt.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de
griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2005.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL