Het gebruik maken van deze uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

Uitspraak: 10maart 2004
Zaak-/Rolnummer: 606601HA ZA 03-748
Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
 
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie, .
verweerster in het incident;
hierna te noemen: Dexia,
procureur: mr. R.A..Schütz,
advocaat: mr. H. Post te Helmond,
 
tegen
 
X,
wonende te (..),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: X,
procureur: mr. H.J. Tulp,
advocaat: mr. F. Klemann te Zwolle.
 
PROCESGANG
 
De zaak is bij dagvaarding van 6 oktober 2003 aanhangig gemaakt. In de procedure zijn vervolgens de volgende processtukken gewisseld:
. conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, tevens houdende verzoek tot verwijzing van de zijde van X;
. conclusie van antwoord in het incident van de zijde van Dexia.
Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd.
 
RECHTSOVERWEGINGEN
 
1. De vordering in de hoofdzaak alsmede in het incident
 
De vordering van Dexia in conventie strekt er toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, X veroordeelt om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 23.915,56 vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 21.996,60 vanaf 20 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van X in de kosten van deze procedure.
 
X heeft in conventie geconcludeerd dat de rechtbank bij vonnis, waar mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, a. voor recht verklaart dat de overeenkomst is vernietigd door de brief van X aan Dexia van 24juli 2003,althans deze vernietigt, .
b. de overeenkomst ontbindt c.q. ontbonden verklaart,
c. Dexia niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, althans en in ieder geval haar die ontzegt,
subsidiair. de gevraagde uitvoerbaarheid bij voorraad afwijst,
subsidiair. bepaalt dat tussentijds appèl openstaat voor het geval bij tussenvonnis de vordering van X tot verwijzing naar de sector Kanton wordt afgewezen en/of aan X enige bewijslast wordt toebedeeld en/of de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, alles met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure. ..
X heeft in reconventie geconcludeerd dat de rechtbank bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,.
a. (i) voor recht verklaart dat de Bespaarplanovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd, althans deze vernietigt, ..
(ii) voor recht verklaart dat de Bespaarplanovereenkomst is geëindigd vóórdat de eerste maandtermijn door Dexia werd afgehouden;
b. Dexia veroordeelt tot betaling aan X van € 16.844,39 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 april 2000 tot de dag der algehele voldoening;
c. Dexia veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis de registratie en de A-codering bij het BKR te doen doorhalen als ten onrechte te zijn geschied, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft,alles met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure.
 
X heeft incidenteel verweer gevoerd en geconcludeerd dat de rechtbank bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de zaak verwijst naar de sector kanton van de rechtbank Leeuwarden, met veroordeling van Dexia in de kosten.
 
Dexia heeft in het incident geantwoord en geconcludeerd dat de rechtbank X niet-ontvankelijk verklaart in de incidentele vordering dan wel haar deze ontzegt, met veroordeling van X in de kosten van het incident.
 
In het incident voorts:
 
2. Het standpunt van X
 
De tussen Dexia en X gesloten effectenlease-overeenkomst dient gekwalificeerd te worden als koop op betaling. Uit de overeenkomst volgt dat de eigendom pas overgaat nadat X alle termijnen aan Dexia heeft voldaan. X betwist dat de aandelen niet stoffelijk zouden zijn. Ook is op grond van artikel 7A: 1576 lid 5 BW de titel over huurkoop van toepassing op vermogensrechten. Op grond van artikel 71 juncto 93 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering(Rv) dient de zaaknaar de kantonrechter te worden verwezen, aldus X.
 

Het standpunt van Dexia
 
De tussen partijen gesloten effectenlease-overeenkomst is geen huurkoop overeenkomst, nu de effectenlease-overeenkomst niet voldoet aan de kenmerken van koop op afbetaling. Ten eerste stelt de wet aankoop op afbetaling het vereiste dat het moet gaan om een zaak, een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object. De overeenkomst tussen Dexia en X heeft betrekking op effecten, die niet gekwalificeerd kunnen worden als zaken. Ook is bij een effectenlease-overeenkomst geen sprake van "afleveren" als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), nu het recht van gebruik voorafgaand aan de volledige betaling van de koopsom, hetgeen kenmerkend is voor koop op afbetaling, ontbreekt bij effectenlease.
Artikel 7A:l576 lid 1 BW bepaalt voorts dat bij koop op afbetaling de koopprijs wordt betaald in twee of meer termijnen. Ook aan dat vereiste voldoet de effectenlease niet. Ten vierde staat bij effectenlease de daadwerkelijke verkrijging van de aandelen niet voorop;
uitgangspunt is dat de effecten aan het einde van de looptijd van de overeenkomst niet in eigendom aan de cliënt worden overgedragen, maar dat de effecten worden verkocht aan een derde en dat slechts het verschil tussen de koop- en verkoopprijs met de cliënt wordt afgerekend. Ook aan de, voor koop op afbetaling vereiste, beoogde eigendomsoverdracht is
derhalve niet voldaan.
 
4. Beoordeling van het geschil
 
4.1 Kern van het onderhavige incident betreft de vraag of de effectenlease-overeenkomst is te kwalificeren als een huurkoopovereenkomst.
4.2 Daargelaten de vraag of de effectenlease-overeenkomst voldoet aan de vereisten die artikel 7A:l576h lid 1 BW stelt aan de huurkoopovereenkomst, is de rechtbank van oordeel dat de effectenlease-overeenkomst op grond van de strekkingsbepaling van het tweede lid van artikel 7A:l576h BW als huurkoop dient te worden aangemerkt. Die bepaling is er op gericht transacties met dezelfde strekking als huurkoop onder de werking van de huurkoopbepalingen uit het BW te brengen. Essentieel voor de huurkoop is dat de huurkoper aan het einde van de periode automatisch eigenaar wordt van de gekochte zaak. Consequentie van voornoemde strekkingsbepaling is derhalve dat een overeenkomst toch als huurkoop moet worden beschouwd, indien de strekking van de overeenkomst met zich brengt dat de koper uiteindelijk eigenaar wordt van het "leaseobject". In de tussen partijen gesloten lease-overeenkomst staat onder punt 5: "Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden. " Artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease bepaalt voorts: "Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee
aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. (...)"
Uit deze bepalingen blijkt dat de effectenlease-overeenkomst voorziet in automatische eigendomsoverdracht, nadat de laatste termijnbetaling heeft plaatsgevonden. Nu de tussen Dexia en X gesloten effectenlease-overeenkomst derhalve dezelfde strekking heeft als een huurkoopovereenkomst, dient de effectenlease-overeenkomst als huurkoop te worden aangemerkt.
4.3 Omdat de effectenlease-overeenkomst is te kwalificeren als een huurkoop overeenkomst, is de kantonrechter op grond van artikel 93 sub c Rv bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank zal de zaak op grond van artikel 71 lid 2 Rv verwijzen naar de sector kanton. Als gevolg van de onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbank zal de rechtbank zich niet onbevoegd verklaren om van de zaak kennis te nemen.
Er zal slechts een interne verwijzing plaats vinden.
4.4 Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering zal worden afgewezen. Omdat de zaak verwezen zal worden ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
 
BESLISSING
 
De rechtbank
 
in het incident en in de hoofdzaak
 
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rol van woensdag 24 maart 2004 om 10.00 uur van de sector kantón, locatie Sneek, van de rechtbank Leeuwarden voor beraad comparitie na antwoord;
 
bepaalt dat partijen in persoon of bij gemachtigde moeten verschijnen;
 
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
 
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 10 maart 2004.