Rechtbank Haarlem
Sector Kanton,locatie Zaandam
 
Zaaknr/roInr: 240214 CV EXPL 04-3442
Vonnisdatum: 20 januari 2005
 

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER,
 

in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., rechts opvolgster
van Bank Labouchere N.V. eveneens h.o.d.n. Legio en op haar beurt rechtsopvolgster
van Legiolease B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigden: C.T. Snijder en P. de Ruijter,
 

-- tegen --
 

[X]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. J.A. Vos, advocaat te Amsterdam.
 
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dexia respectievelijk [X]
 

1. De loop van het geding
 

Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende zich in het
griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
-  de dagvaarding d.d. 14mei 2004 met producties;
-  de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie
   met producties;
-  de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in
   reconventie, tevens houdende akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie.
   met producties; .
-  de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in
   reconventie, tevens houdende antwoord-akte voorwaardelijke wijziging van eis in
   conventie met producties;
-  de conclusie van dupliek in reconventie.
 

2. De vaststaande feiten
 
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of
op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding
het volgende vast:
 
a. Partijen zijn op 17 juli 1997 een lease-overeenkomst, genaamd Winstverdubbelaar
aangegaan, onder nummer 730---- aangegaan voor de duur van 5 jaar, nader
ook te noemen de eerste overeenkomst. Na afloop van de duur van de overeenkomst
is deze overeenkomstverlengd voor maximaal 36 maanden.
b. Op 5 oktober 1999 zijn partijen een lease-overeenkomst, genaamd WinstVerDriedubbelaar,
aangegaan, met contractsnummer 742---- voor de duur van 3 jaar,
nader ook te noemen de tweede overeenkomst, onder meer luidende:
    ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
    1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan Lessee verleast. de hierna te noemen
    aandelen/effecten, verder ook te noemen de "waarden" (...)
    totaal aankoopbedragen                                                              € 7.645,50
    totaalte betalen rente tijdens looptijd van deze lease-overeenkomst   € 1.604,20
    totaal overeengekomen leasesom                                                 € 9.249,70
 
    2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maan-
    den(...)
    3. De lease-som bedraagt:
    a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: € 44,56 (...)
    b. Een bedrag vanf 100,-- (...) op of omstreeks de 35e maand.
    c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: € 7.600,12 (...)
       Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
    (...)
    10. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de
    Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van Legio-lease (...) alsmede de toepasselijkheid
    daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden.

c. Bij brief van 16juli 2002 heeft de echtgenote van [X]  op grond van de artikelen
1:88 en 1:89 BW de nietigheid van zowel de eerste als de tweede overeenkomst
ingeroepen.
c. Ten aanzien van de tweede overeenkomst staat in de eindafrekeningvan 6 november
2003 dat het verschil tussen de verkoopopbrengst van de door [X] geleasde
fondsen € 4.951,50 bedroeg, zodat - na aftrek van een "Eerste aflossingstermijn"
ad € 45,38, de "Restant hoofdsom" ad € 7.600,12 een hoofdsom ten
laste van [X] van € 2.694,- resteert.
d. Met betrekking tot de eerste overeenkomst is nog geen eindafrekeningopgemaakt.
 

3. De vordering in conventie
 
3.1 Dexia vordert om [X] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen aan
haar te betalen het bedrag van € 3.300,10, vermeerderd met de contractuele rente ad
0,96% per maand, althans de wettelijke rente over € 2.694,- vanaf 17 juli 2003 tot de
dag der algehele voldoening, met veroordeling van [X] in de kosten van het
geding, waaronder de proceskosten.
 
3.2 Dexia legt aan haar vordering ten grondslag dat [X] gehouden is de overeenkomst
na te komen. Dexia vordert aan hoofdsom een bedrag van € 2.694,-, aan contractuele
rente over de periode vanaf 6 november 2002 tot en met 16juli 2003 een bedrag
van € 122,96 alsmede een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van
€ 406,:, vermeerderd met € 77,14 aan BTW.
 
3.3 Voorwaardelijk, voor het geval de vordering in reconventie tot vernietiging of
ontbinding van de overeenkomst geheel of ten dele mocht worden toegewezen, vor-
dert Dexia veroordeling van [X] tot betaling van een bedrag gelijk aan het
verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde
effecten minus de verkoopwaarde daarvan op de datum verkoop van de aandelen onder
de overeenkomst. Dexia baseert deze vordering op artikel 6:278 BW.
 

4. De vordering in reconventie
 
4.1 In reconventie vordert [X] om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1.
Primair
a. voor recht te verklaren dat de overeenkomsten WinstVerdubbelaar met nummer
730----- en/of WinstVerDriedubbelaar met nununer 74----- is vernietigd en/of
ontbonden, althans zal worden vernietigd en/of ontbonden;
b. Dexia te veroordelen om aan [X] te voldoen een bedrag van € 9.900,84 te
verhogen met € 61,37 voor iedere (maand)betaling die [X] na 1 augustus2004
aan Dexia zal hebben voldaan; alle bedragen te verhogen met wettelijke rente vanaf
datum van iedere betaling (althans vanaf 8juli 2004) tot de dag der algehele voldoening.
Subsidiair
a. voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X]
en
b. Dexia te veroordelen om aan [X] te voldoen een bedrag van € 13.200,94, te
vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.900,84 vanaf datum van iedere betaling
(althans vanaf 8juli 2004) alsmede te verhogen met de contractuele rente van 0,96%
per maand over € 2.694,- vanaf 17 juli 2003 tot de dag der algehele voldoening.
c. Dexia te veroordelen om aan [X] te vergoeden de overige door hem geleden
schade, welke nader zal worden opgemaakt.
2. Dexia te veroordelen in de kosten van de procedure
 
4.2 [X] legt aan zijn vordering primair ten grondslag dat de eerste en de tweede
overeenkomst door zijn echtgenotebuitengerechtelijk zijn vernietigd ingevolgede artikelen
1:88 en 1:89 BW, althans dat de eerste overeenkomst vernietigbaar is op grond
van misleiding (bedrog), en de tweede op grond van bedrog, misbruik van omstandigheden,
dwaling, althans is Dexia ten aanzien van de tweede overeenkomstjegens hem
toerekenbaar tekort gekomen; subsidiair legt [X] aan zijn vordering ten grondslag
dat Dexia ten aanzien van de tweede overeenkomst onrechtmatig jegens hem
heeft gehandeld waardoor hij schade heeft geleden.
 

5. Het verweer in conventie en in reconventie
 
5.1 Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voorzover
van belang, bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
 

6. Beoordeling van de geschillen
 
6.1 [X] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat de overeenkomsten
zijn aangegaan zonder instemmingvan zijn echtgenote, die de nietigheid van de overeenkomsten
ingevolge de artikelen 1:88 en 1:89 BW heeft ingeroepen.
 
6.2 Dexia heeft niet in bedoelde vernietiging berust en primair aangevoerd dat [X]
niet gerechtigd is een beroep op de vernietiging te doen, maar uitsluitend zijn echtgenote,
die in onderhavig geding geen partij is.
Subsidiair stelt Dexia dat geen sprake is van huurkoop en dat daarom geen toestemming
op grond van artikel 1:88lid 1 sub d BW is vereist. Ten slotte heeft Dexia bij
gebrek aan wetenschap betwist dat de echtgenote van [X] geen toestemming
heeft gegeven en bewijs aangebodenvan het feit dat zij die toestemmingwel heeft gegeven;
Dexia beschikt terzake niet over concrete feiten, maar beroept zich op het gebruik
in normale gezinsverhoudingen.
 
6.3 Met betrekking tot de vraag of de overeenkomsten zijn aan te merken als huurkoop-
overeenkomsten overweegt de kantonrechter dat beide voldoen aan de wettelijke definitie
van huurkoop in de artikelen 7A:1576h juncto 1576 BW. Huurkoop op de voet
van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW kan betrekking hebben op vermogensrechten.
De lease-overeenkomsten voldoen aan de essentialia van huurkoop, althans
heeft deze strekking. Dexia heeft zich verbonden om de aandelen te leveren en die -
onder opschortende voorwaarde van volledige betaling -in eigendom over te dragen.
Voorts voorzien de overeenkomsten in betaling in twee of meer termijnen, waarbij
niet relevant is of dat aflossingen of rentebetalingen betreft.
 
6.4 Anders dan Dexia betoogt dient geen doorslaggevende betekenis te worden toegekend
aan de letterlijke tekst van artikel 88 lid 1 onder d BW, waarin het woord "vermogens-
rechten" niet voorkomt. In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken
dat de wetgever heeft beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de be-
schermingsgedachte van deze bepaling uit te zonderen. De huidige tekst van het artikel,
waarin het begrip zaak van kleur is verschoten, is tot stand gekomen in het kader
van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire
geschiedenis van artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging
van de wettelijke regeling van de koop op afbetaling die vóór de invoering van
het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten beoogde en dat
de minister in het kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds
nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576-oud BW, waarin de term "zaak" ook
vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Dexia zou derhalve stilzwijgend
een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke
systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging
gelet op de beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke
motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden
aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele
wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A:1576
BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
 
6.5 Ex artikel 1:88 lid 1 sub d BW was toestemming van de echtgenote Van [X]
voor het aangaan van de overeenkomsten derhalve vereist. Het standpunt van Dexia
dat [X] zich in deze procedure niet op deze vernietiging zou kunnen beroepen
is onjuist. Uit het bepaalde in artikel 3:51 lid 3 BW kan worden afgeleid dat bij wijze
van verweer in rechte door een ieder te allen tijde een beroep kan worden gedaan op
het reeds vernietigd zijn van de overeenkomst waarop de rechtsvordering is gebaseerd.
 
6.6 De omstandigheid dat Dexia niet heeft berust in de buitengerechtelijke vernietiging
van de overeenkomsten door de echtgenote van [X] impliceert dat in deze
procedure dient te worden vastgesteld of deze vernietiging in rechte standhoudt. Dexia
heeft echter - los van haar reeds verworpen stelling dat het geen huurkoop betreft, er
geen toestemming van de echtgenote noodzakelijk was en de overeenkomsten derhalve
niet op deze voet vernietigd kunnen worden - geen argumenten opgeworpen op
grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat het geen rechtsgeldige vernietiging
betreft. Aan het bewijsaanbod van Dexia met betrekking tot de toestemming van
de echtgenote van [X] wordt voorbijgegaan. Nu Dexia haar stellingen ter zake
onvoldoende feitelijk gemotiveerd heeft onderbouwd, wordt aan bewijslevering niet
toegekomen. Consequentie van het bovenstaande is derhalve dat de overeenkomst
rechtsgeldig door de echtgenote van [X] is vernietigd. De door [X]
primair gevorderde verklaring voor recht is daarmee toewijsbaar.
 
6.7 De vraag die vervolgens beantwoording behoeft, is welke gevolgen deze vernietiging
voor het overige heeft. Het uitgangspunt bij een dergelijke vernietiging is dat voor zover
reeds gepresteerd is, deze prestatie ongedaan gemaakt moet worden. In dat licht
dient Dexia in iedergeval de door [X] betaalde rentetermijnen terug te betalen.
Op grond van haar voorwaardelijke wijziging van eis in conventie heeft Dexia
aangevoerd dat - zo er al vernietig is - op grond van het bepaalde in artikel 6:278 BW
het waardeverschil tussen de over en weer overeengekomen prestaties dient te worden
opgeheven door middel van bijbetaling  - door [X] van het verschil in waarde
van de aandelen bij aankoop en bij verkoop. [X] heeft zich tegen toepassing
van dit artikel verzet.
 
6.8 Naar het oordeel van de kantonrechter is artikel 6:278 BW in dit geval van toepassing.
Dit artikel vormt een correctie op het ongedaanmakingsstelsel, dat beoogt te voorkomen
dat degene die ongedaanmaking afdwingt profiteert van wijziging in de waardeverhouding
van de reeds verrichteprestaties.
Ten aanzien van de tweede overeenkomst staat vast dat het door Dexia ten behoeve
van [X] aangekochteaandelenpakket flink in waarde is gedaald. De aankoopwaarde
bedroeg immers€ 7.645,50, terwijl de verkoopwaarde slechts€ 4.951,50 bedroeg.
Dexia heeft gesteld dat de vernietiging buiten rechte door [X] slechts is
ingeroepen vanwege deze koersdaling. De kantonrechter acht dit aannemelijk, temeer
nu dit niet gemotiveerd betwistwordt door [X] die immers niet stelt welke
andere reden er achter de buitengerechtelijke vernietiging steekt.
 
6.9 Resumerend leidt de vernietiging van de overeenkomsten er toe dat ten aanzien van de
tweede overeenkomst [X] in conventie zal worden veroordeeld de waardevermindering van
het aandelenpakket(€ 2.694,-) aan Dexia te betalen en dat in reconventie
Dexia de betaalde rentetermijnen aan [X] terug zal dienen te betalen.
Ten aanzien van de eerste overeenkomst zal een soortgelijke berekening moeten worden
gemaakt, maar nu door Dexia ten aanzien daarvan nog geen eindafrekening is opgemaakt,
zal zij in de gelegenheidworden gesteld deze op te maken en de resultaten
ter zake bij akte in het geding te brengen.
 
6.10 Gelet op het voorgaande behoeven de overige verweren van [X] geen
bespreking meer.
 
6.11 In de omstandigheid dat het verweer van [X] dat de overeenkomsten
buitengerechtelijk is vernietigd, slaagt, ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde
buitengerechtelijkeincassokosten af te wijzen, ondanks dat in conventie nog een
door [X] aan Dexia te betalen bedrag resteert [X] is ten aanzien van
de tweede overeenkomst over het door hem te betalen bedrag wettelijke rente verschuldigd
vanaf 6 november 2002, het moment dat het waardeverschil zich feitelijk
heeft gerealiseerd.
 
6.12 Gezien de samenhang tussen de conventie en reconventie enerzijds en anderzijds de
omstandigheid dat partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de
proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten
draagt.
 
6.13 Nu Dexia ten aanzien van de eerste overeenkomst in de gelegenheid wordt gesteld bij
akte gegevens in het geding te brengen, zal iedere verdere beslissing - ook ten zien van
de tweede overeenkomst - worden aangehouden.
 
 
 
7. Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie en in reconventie:
 
7.1 Verwijst de zaak naar de rol van 17 februari 2005 voor akte als hiervoor onder 6.9
omschreven aan de zijde van Dexia.
 
7.2 Houdt iedere verdere beslissing aan.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. Th. M. van Wassenaer, kantonrechter, en in het open-
baar uitgesproken ter terechtzitting van bovengenoemde datum, in tegenwoordigheid
van de griffier.