Het gebruik maken van deze uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

140024/HA RK 04-189 RECHTBANK.BREDA,
 
13 mei 2005 Sector Handelsrecht
 
Meervoudige Kamer
 
BESCHIKKING
 
inzake het verzoekschrift als bedoeld in artikel
46 van de WetBeschermingPersoonsgegevens
van:
 
[X].
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
 
t e g e n
 
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster.
procureur: mr. drs. E.C.M. Wagemakers.
advocaat: mr. W.A.K. Rank.
 

1. Het verloop van de zaak.
 
Dit blijkt uit de volgende stukken:
-   het verzoekschrift, met 4 producties, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op
    7 december 2004, houdende een aanpassing van het op 25 november ter griffie
    ontvangen verzoekschrift met 5 producties;
-   het verweerschrift met 19 producties, ingekomen ter griffie op 7 april 2005;
-   de aantekeningen van de griffier naar aanleiding van de mondelinge behandeling
    van 15 april 2005, alsmede de ter zitting door verzoeker overgelegde schriftelijke
    toelichting.
 
Partijen worden hierna aangeduid als [X] en Dexia.
 
2. Hetverzoek
 
Het verzoek van [X] strekt ertoe Dexia, bij beschikking, uitvoerbaar bij
voorraad, te bevelen tot het verstrekken van een overzicht van zijn persoonsgegevens
op de voet van artikel 35 Wet Bescherming Persoonsgegevens (verder te noemen
WBP), zulks op straffe van een dwangsom.
 
Dexia heeft verweer gevoerd tegen het verzoek.
 

3. De beoordeling.
 
3.1  [X] heeft zijn verzoekschrift tijdig ingediend en is in zoverre
      ontvankelijk in zijn verzoek.
3.2  De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
-      Op 16 augustus 2000 en 24 oktober 2000 heeft [X] met (een
       rechtsvoorganger van) Dexia. een effectenlease-overeenkomst
       gesloten met nummer 51...... met een lease-som van € 47.459,46
       en een looptijd van 3 jaar respectievelijk een effectenlease-overeenkomst
       met nummer 21...... met een lease-som van € 43.764,- en
       een looptijd van 20 jaar.
-      De drie-jarige overeenkomst is door [X] verlengd met een
       periode van 3 jaar onder protest en onder voorbehoud van alle rechten.
-      Bij briefvan 14 september 2004 heeft [X] Dexia op grond van
       artikel 35 WBP verzocht hem binnen vier weken te laten weten of
       Dexia zijn persoonsgegevens verwerkt en zo ja, hem binnen vier
       weken een volledig overzicht daarvan te geven, alsmede hem
       inlichtingen te verstrekken over het doel van de verwerking(en), de
       ontvangers van de gegevens en over de herkomst van de gegevens.
-      Bij brief van 21 september 2004 heeft [X] jegens Dexia een
       beroep gedaan op vernietiging c.q. ontbinding van de overeenkomsten.
-      Op 23 september 2004 heeft [X], tezamen met 72 andere
       effectenlease-beleggers, Dexia gedagvaard voor de rechtbank te
       Amsterdam sector kanton en primair vernietiging, subsidiair
       ontbinding van de overeenkomsten en meer subsidiair schade-
       vergoeding gevorderd op grond van (oneigenlijke) dwaling, althans
       schending van een zorgplicht, althans misleidende reclame, althans
       onrechtmatig handelen.
-      Bij brief van 15 oktober 2004 heeft Dexia het inzageverzoek van
       [X] afgewezen.
-      Naar aanleiding van deze afwijzing heeft [X] bij brief van 18
       oktober 2004 het College Bescherming Persoonsgegevens(verderte
       noemen CBP) verzocht te bemiddelen.
-      Het CBP heeft [X] bij briefvan 3 november 2004 laten weten
       dat zij na onderzoek naar de handelwijze van Dexia in haar uitspraken
       van 3 september 2004 en 13 oktober 2004 heeft aangegeven waaraan
       Dexia dient te voldoenen, nu Dexia heeft aangegeven geen gevolg te
       geven aan deze uitspraken, bemiddeling door het CBP niet meer
       zinvol is en [X] gewezen op de rechtsgang van artikel 46
       WBP.
 
3.3  [X] verzoekt Dexia te bevelen een overzicht van de door Dexia
       verwerkte hem betreffende persoonsgegevens te verstrekken (artikelen 35jo.
       46 lid 1 WBP).Het verzoek van [X] betreft:
       - een kopie van de overeenkomst
       - het risicoprofiel
       - de aankoopbewijzen van de in de overeenkomst genoemde aandelen
       - de afschriften van de dividenduitkeringen
       - de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid
       - een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken
       - alle overige documenten die op hem van toepassing zijn
       alsmede inlichtingen over het doel van de verwerking( en), de ontvangers van
       de gegevens en over de herkomst van de gegevens.
 
3.4   Dexia weerspreekt haar gehoudenheid tot verstrekking van de verzochte
       gegevens primair op grond van artikel 43 sub e WBP en subsidiair op de
       gronden dat een aantal verzochte gegevens niet onder het bereik van de WBP
       valt c.q. [X] een deel van de verzochte gegevens reeds heeft, dan wel
       elders kan verkrijgen. Indien en voor zover het verzoek wordt toegewezen,
       verzoekt Dexia de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
       alsmede de gevorderde dwangsom te matigen.
 
3.5   In artikel 35 lid 1 WBP is, ondermeer, bepaald dat een betrokkene het recht
       heeft zich vrijelijk tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem
       mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.
       Ingevolge artikel 1 aanhef en sub a WBP dient onder persoonsgegevens te
       worden verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identifi-
       ceerbare natuurlijke persoon. Indien zodanige gegevens worden verwerkt,
       bevat de mededeling van de verantwoordelijke een volledig overzicht daarvan
       in begrijpelijk vorm, een omschrijving van het doel of doeleinden van de
       verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking
       heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare
       informatie over de herkomst van de gevens (artikel 35 lid 2 WBP).
 
3.6   Aangezien Dexia persoonsgegevens van [X] verwerkt, is zij in
       beginsel gehouden hem daarvan een overzicht zoals hiervoor omschreven te
       verstrekken, tenzij zich een van de uitzonderingsgronden zoals genoemd in
       artikel43 WBP voordoet.
 
3.7   Dexia voert aan dat haar een beroep op de sub e genoemde uitzonderingsgrond
       van artikel 43 WBP toekomt, inhoudende dat artikel 35 WBP buiten
       toepassing kan worden gelaten voor zover dit noodzakelijk is in het belang
       van de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van
       anderen. Dexia stelt daartoe dat [X] misbruik van recht maakt. Met
       een beroep op de WBP probeert hij op oneigenlijke wijze zijn procespositie
       ten nadele van Dexia te verbeteren (fishing expedition) en wordt de regeling
       van artikel 843a Rv doorkruist. Voorts wijst Dexia op de administratieve
       lasten en ernstige verstoring van haar bedrijfsvoering "Voortvloeiend uit de
       vele, soortgelijke bij haar gedane inzageverzoeken.
 
3.8   Vooropgesteld wordt dat onder 'anderen' zoals genoemd in artikel 43 sub e
       WBP ook de verantwoordelijke, in casu Dexia, is begrepen. Toetsend aan het
       in artikel 43 WBP neergelegde noodzakelijkheidscriterium en de daaraan
       inherente belangenafweging is de rechtbank van oordeel dat de door Dexia
       aangehaalde belangen niet prevaleren boven het belang van [X] bij het
       recht op kennisneming van hem betreffende persoonsgegevens.
       In dit kader heeft [X] ter zitting, onder meer, onbetwist gesteld dat
       Dexia, ondanks herhaalde verzoeken tot wijziging, steeds zijn naam onjuist
       heeft vermeld ( [Y] in plaats van [X] ).Bij
       [X] heeft dit terecht, twijfels doen rijzen over de juistheid van de
       verwerking van hem betreffende persoonsgegevens.
 
3.9   Vast staat dat sprake is van een conflictsituatie tussen partijen. Deze
       omstandigheid rechtvaardigt echter op zichzelf geen uitzondering op de
       vrijelijke toegang tot persoonsgegevens op grond van de WBP. Ook de
       Europese Richtlijn (95/46/EG van 24 oktober 1995) spreekt in artikel 12 van
       een 'vrijelijk en zonder beperking'uit te oefenen recht. Daargelaten of het
       handhaven door Dexia van een onevenwicht in procespositie een rechtens te
       respecteren belang is in de zin van 'recht of vrijheid' ex artikel43 sub e WBP
       dat opweegttegen het belang van [X] om op de hoogte te worden
       gesteld van verwerkte persoonsgegevens, laat Dexia in casu na aan te geven
       welke door [X] verzochte gegevensverstrekking mogelijk schade zou
       kunnen toebrengen aan haar processuele positie. Zij onderbouwt niet waarin
       haar belang is gelegen, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan.
 
3.10 Ook volgt de rechtbank Dexia niet in haar stelling dat door het geven van
       inzage sprake is van een doorkruising van artikel 843a Rv, omdat via de weg
       van de WBP de waarborgen van dit artikel worden ontweken. Dexia wijst
       erop dat dit artikel geen onbeperkt recht op afschriften inzage geeft, maar als
       vereisten stelt dat verzoeker een rechtmatig belang moet hebben en moet
       aangeven welke bescheiden hij wenst.
       De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat [X] zijn
       recht op inzage van zijn persoonsgegevens via de weg van artikel 843a Rv
       had moeten geldend maken, zodat in die zin van een doorkruising geen sprake
       is.
       Voorts geldt dat, voor zover artikel 843a Rv al extra eisen aan het recht op
       inzage stelt - welke de WBP niet kent - dit [X] niet in zijn rechten op
       grond van de WBP beperkt.
       Los daarvan overweegt de rechtbank dat het belang van een betrokkene bij
       inzage op grond van de WBP wordt verondersteld. Ieder moet in de gelegen-
       heid zijn om na te gaan waar en welke, gegevens over hem zijn vastgelegd en
       verwerkt en, in geval men de gegevensverwerking onrechtmatig vindt, in
       staat zijn deze aan te vechten. Dat belang is derhalve reeds rechtmatig.
       Met betrekking tot de bepaaldheid van de bescheiden heeft [X] voorts
       aangegeven welke bescheiden hij wenst in te zien. Weliswaar verzoekt hij
       ook 'overige documenten', maar dit verzoek is gerechtvaardigd ingegeven
       door het feit dat een betrokkene veelal geen inzicht zal hebben in de verschei-
       dene, door de verantwoordelijke gehouden bescheiden met persoonsgegevens.
 
3.11 Gezien de oproep in december 2003 van een belangenvereniging om
       collectief inzageverzoeken bij Dexia in te dienen bij wijze van 'sinterklaas-
       cadeautje' en de informatievan 13 september 2004 op de website van Tros-
       Radar waarin gewezen wordt op de mogelijkheid om gegevens bij Dexia op
       te vragen met bijgevoegde voorbeeldbrief, kan volgens Dexia het onder-
       havige verzoek niet anders worden verstaan dan een poging tot het frustreren
       van de bedrijfsvoering van Dexia, mede in aanmerking genomen de vele door
       Dexia ontvangen inzageverzoeken.
       De rechtbank volgt Dexia hierin niet. [X] wil geïnformeerd worden
       over de in het kader van zijn contractuele relatie met Dexia door Dexia
       verwerkte persoonsgegevens. Zoals hiervoor reeds overwogen wordt het
       belang van [X] bij het recht op kennisneming verondersteld. Niet
       gebleken is dat [X] met het indienen van zijn verzoek tot doel heeft
       om Dexia te schaden. [X] heeft namelijk geen inzageverzoek bij
       Dexia ingediend naar aanleiding van voornoemde oproep van een
       belangenvereniging in december 2003. Ook het enkele feit dat het verzoek is
       gedaan nadat op de website van Tros-Radar hiertoe een voorbeeldbrief is
       geplaatst, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat [X] aan
       Dexia collectief schade probeert toe te brengen. Het onderhavige inzage-
       verzoek dient derhalve niet als onderdeel van een collectieve actie beoordeeld
       te worden.Het feit dat ook andereneenverzoekom inzagehebbengedaan,
       beperkt [X] niet in zijn rechten voortvloeiend uit de WBP.
 
3.12 Dit laatste vormt ook het uitgangspunt bij de beoordeling van de stelling van
       Dexia dat zij thans reeds is geconfronteerd met ruim 3000 inzageverzoeken,
       hetgeen hoge kosten met zich meebrengt en Dexia ernstig in haar bedrijfs-
       voeringbelemmert.
       Dexia zal dien aangaande aannemelijk moeten maken dat door inwilliging van
       een verzoek de administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat zij
       daardoor in een van haar rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te
       worden aangetast (Memorie van Toelichting, Kamerstukkenn 1997/1998,
       25.892) nr 3, p. 171). Het belang van Dexia om haar administratieve lasten te
       beperken is in dat kader niet voldoende. Aangaande het onderhavige verzoek
       rept Dexia enkel in het kader van de verzochte transcripties vantelefoon-
       gesprekken over tijdrovende administratieve werkzaamheden en daarmee
       hoge lasten. Nu (ondermeer) dit verzoek, zoals hierna wordt overwogen, zal
       worden afgewezen, zullen dienovereenkomstige kosten zich niet voordoen.
       De wel te verstrekken gegevens zijn gegevens welke eenvoudigweg vanuit
       het dossier van [X] toegankelijk zijn.
       Tenslotte is het feit dat Dexia een groot aantal klanten heeft ten gevolge
       waarvan zij, collectief gezien, hoge kosten moet maken om aan haar
       verplichtingen op grond van de WBP te kunnen voldoen, een omstandigheid
       die voor haar rekening komt.
 
3.13 Nu aan Dexia op grond van het voorgaande geen beroep toekomt op de
       uitzonderingsgrond van artikel 43 sub e WBP is Dexia jegens [X]
       gehouden een overzicht van hem betreffende persoonsgegevens te
       verstrekken.
 
3.14 De rechtbank is op grond van de wettekst van artikel 35 lid 2 WBP, de
       Memorie van Toelichting daarop, de Europese richtlijn 95/46/EG van 24
       oktober 1995 - waarop de WBP gebaseerd is - met Dexia van oordeel dat in het
       recht op voornoemd overzicht niet het recht op kopieën van de vastgelegde
       gegevens ligt besloten. In deze stukken wordt steeds slechts gesproken van
       'een volledigoverzicht'.
 
3.15 Dit brengt mee dat het verzoek van [X] betreffende het verstrekken
       van een kopie van de overeenkomst zal worden afgewezen. De contract-
       gegevens zijn wel te beschouwen als persoonsgegevens en deze dienen
       derhalve in beginsel opgenomen te worden in het te verstrekken overzicht.
       Nu [X] tijdens de mondelinge behandeling echter heeft aangegeven
       dat hij een niet door hemzelf ondertekend exemplaar van de overeenkomst in
       zijn bezit heeft en dat hij weet dat hij een wel ondertekende xemplaar van de
       overeenkomst aan Dexia heeft terug gestuurd, is Dexia in casu niet gehouden
       om van deze persoonsgegevens aan [X] melding te maken. Het recht
       op inzage op grond van de WBP strekt immers niet zover dat dit gegevens
       omvat waarover de betrokkene al c.q.nog beschikt.
 
3.16 Gegevens die Dexia verwerkt met betrekking tot een zogenaamd risico-
       profiel (beleggerservaring, beleggingsdoelstellingen de financiële positie van
       de cliënt) zijn aan te merken als persoonsgegevens. De stelling van Dexia dat
       zij niet verplicht is om een dergelijk risicoporfiel op te maken, kan
       onbesproken blijven. Dexia dient immers indien dergelijke gegevens zijn
       verwerkt, deze in het te verstrekken overzicht op te nemen.
 
3.17 Ten aanzien van de aankoopbewijzen van aandelen en afschriften van
       dividend uitkeringen is de rechtbank met Dexia van oordeel dat dit geen
       persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a WBP, maar
       object gegevens betreffen. Onbetwist is gesteld dat de aandelen gebundeld
       werden aangekocht, waarbij het verkoopbewijs (effectennota) aldus
       betrekking heeft op aandelen voor meerdere contractspartners van Dexia.
       De aankoopbewijzen en afschriften van dividenduitkeringen kunnen derhalve
       niet worden aangemerkt als gegevens die een geïdentificeerde of identificeerbare
       persoon betreffen en vallen daarmee buiten het bereik van de WBP.
 
3.18 Gegevens omtrent de kredietwaardigheid van een betrokkene zijn persoons-
       gegevens als bedoeld in de WBP. De rechtbank is van oordeel dat Dexia
       dienaangaande niet kan volstaan met een verwijzing naar het BKR. Voor
       zover zij gegevens betreffende de kredietwaardigheid heeft ingewonnenen
       verwerkt en/of aan het BKR informatie heeft verstrekt, dient zij dit te
       vermelden op het overzicht. Dat [X] ook zelf bij het BKR gegevens
       kan opvragen, ontslaat Dexia niet van haar plicht jegens [X] op grond
       van de WBP.
 
3.19 Ten aanzien van het verzoek om een schriftelijke uitwerking van gevoerde
       telefoongesprekken, wordt het volgende overwogen.Als onbetwist staat vast
       dat Dexia vanaf augustus 2000 (een aantal)gesprekken heeft opgenomen en
       bewaard. De stelling van Dexia dat zij wettelijk niet verplicht is om telefoon-
       gesprekken op te nemen of zodanig op te slaan dat zij gemakkelijk zijn terug
       te vinden, is niet van belang. Beoordeeld dient immers te worden of Dexia
       feitelijk in het kader van opgenomen telefoongesprekken persoonsgegevens
       heeft verwerkt waarop krachtens de WBP recht opinzage bestaat.
       Vooropgesteld wordt dat voorzover de inhoud van telefoongesprekken is
       vastgelegd, sprake is van verwerking van persoonsgegevens.
 
3.20 Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen recht op inzage ten aanzien
       van opgenomen gesprekken in de periode van augustus 2000 tot en met
       augustus 2002.Ten aanzien van deze periode is de rechtbank met Dexia van
       oordeel dat de bandopnamen van telefoongesprekken als zodanig geen
       bestand zijn in de zin van artikel 1 aanhef en sub c WBP, nu deze
       bandopnamen geen gestructureerd geheel vormen. Deze bandopnamen vallen
       derhalve buiten het bereik van het in inzagerecht van artikel 35 WBP, zodat
       Dexîa niet gehouden is [X] te informeren over eventuele gesprekken
       uit die periode. Dit is anders indien gesprekken met [X] schriftelijk
       zijn vastgelegd in het dossier(telefoonnotities). Deze dienen wel te worden
       opgenomen in het te verstrekken overzicht.
 
3.21 Ten aanzien van opgenomen gespreken na augustus 2002 staat vast dat de
       telefoongesprekken zodanig zijn vastgelegd dat deze een bestand in de zin
       van de WBP vormen. Deze telefoongesprekken voldoen aan de definitie van
       verwerking van persoonsgegevens als genoemd in artikel 1 aanhef en sub b
       WBP, zodat op de voet van artikel 35 recht bestaat op inzage in deze
       gegevens.Dexia heeft hieromtrent gesteld dat zij normaliter op het te
       verstrekken overzicht de data van de telefoongesprekken aangeeft en de
       verzoeker daarbij in de gelegenheid stelt, desgewenst, tijdens kantooruren op
       het hoofdkantoor te Amsterdam de gesprekken te komen beluisteren. Deze
       werkwijze voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de WBP. Anders
       dan [X] verzoekt, omvat het inzagerecht geen recht op transcripties of
       schriftelijke uitwerkingen van gesprekken. Desalniettemin heeft Dexia wel
       aangegeven dat verzoekers desgewenst, na het beluisteren van gesprekken op
       het hoofdkantoor, op eigen kosten een transcriptie kunnen vragen.
       Dexia wijst nog wel op de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens
       Financiële Instellingen, waarin is bepaald dat een verzoeker enkel recht heeft
       op het beluisteren van gesprekken, indien sprake is van een interpretatiegeschil of
       onenigheid met betrekking tot de inhoud van een gesprek.
       De rechtbank gaat hieraan voorbij. De gedragscode is immers een uitwerking
       van de WBP en als zodanig geen regeling welke de rechten voortvloeiend uit
       de WBP opzij kan zetten c.q.kan inperken.
 
3.22 Indien overigens nog sprake is van door Dexia verwerkte persoonsgegevens
       betreffende [X] in de zin van de WBP, dan dienen deze ook in het te
       verstrekken overzicht te worden opgenomen.
 
3.23 Tenslotte dient Dexia in het overzicht op te nemen inlichtingen over het doel
       van de verwerking(en). de categorieën van gegevens waarop de verwerking
       betrekking heeft en de ontvangers of categorieen van ontvangers, alsmede de
       beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens(artikel35 lid 2
       WBP).
 
3.24 Op grond van het voorgaande zal Dexia worden bevolen een overzicht aan
       [X] te doen toekomen met inachtneming van hetgeen onder 3.16, 3.18,
       3.20, 3.21. 3.22 en 3.23 is overwogen, zulks op straffe van een dwangsom.
       Een dwangsom dient te bevorderen dat Dexia daadwerkelijk aan dit bevel zal
       voldoen. De rechtbank ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen
       en te maximeren zoals hierna bepaald, mede in aanmerking genomende
       belangen van verzoeker.
 
3.25 De rechtbank is met Dexia van oordeel dat deze beschikking niet uitvoerbaar
       bij voorraad dientte worden verklaard, gegeven de aard van de zaak en de
       onomkeerbare gevolgen van het voldoen aan het bevel, indien in een
       eventueel door Dexia in te stellen hogerberoep anders wordt beslist.
 
3.26 Dexia zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden
       veroordeeld in de kosten aan de zijde van [X] gevallen.
 

4. De beslissing.
 
De rechtbank:
 
beveelt verweerster om aan verzoeker binnen vier weken na heden een volledig
overzicht als bedoeld in artikel 35 lid 2 WBP te verstrekken, zulks met inachtneming
van hetgeen hiervoor onder 3.16, 3.18, 3.20, 3.21, 3.22 en 3.23 is overwogen,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor elke dag dat
verweerster in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 10.000,--;
 
verwijst verweerster in de kosten aan de zijde van verzoeker gevallen, tot op heden
begroot op € 241,-;
 
wijst af het meer of anders verzochte.
 

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van der Weide, Peters en Van den Bosch-
van de Sande en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 13 mei 2005.
 
De griffier van de rechtbank te Breda.