Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak 
van:
[X]
wonende 
[woonplaats]
 
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
nader 
te noemen [X]
 
gemachtigde: mr. H.J. Bos
 
t e g e n
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND 
N.V.
gevestigd te Amsterdam
 
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader 
te noemen Dexia
 
gemachtigde: mr. W.A.K.Rank
 
 
 
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
Bij vonnis van 3 november 2004 heeft de rechtbank 
Amsterdam de zaak in de stand waarin deze
zich bevond, ter verdere 
behandeling en beslissing verwezen naar de kantonrechter te Amsterdam
en als 
nieuwe roldatum 1 december 2004 te 10.00 uur bepaald. Op 1 december 2004 is 
vonnis
bepaald.
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
 
-   de dagvaarding van 8 oktober 2003 
inhoudende de vordering van [X]
-   de conclusies van antwoord en 
van eis in reconventie van Dexia met bewijsstukken
-   de 
conclusies van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [X] 
met
    bewijsstukken
-   de conclusie van 
dupliek in conventie en repliek in reconventie van Dexia met 
bewijsstukken
-   de conclusie van dupliek in reconventie van 
[X].
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
in conventie en reconventie
 
1.     Uitgegaan wordt van de 
volgende feiten en omstandigheden:
 
        1 1. Dexia is 
per 21 december 2001 de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N V. 
te
        Amsterdam geworden. Hierna 
wordt onder "de Bank" verstaan Bank labouchere N.V
 
        1.2 Op 12 
september 2000 heeft [X] bij All Personal Finance B.V. te 
Amersfoort
        telefonisch advies 
ingewonnen over een geldleningten behoeve van de inrichting van 
zIjn
        huis.
 
1.3.   Bij brief van 15 september 2000 heeft 
All Personal Finance het in dat 
telefoongesprek
        besproken voorstel 
naar [X] toegestuurd. Het voorstel hield in dat [X] een 
bedrag
        van fl. 381.000,00 zou 
lenen, waarvoor hij een (tweede) hypotheek op zijn huis 
zou
        verlenen. Van dat bedrag zou 
fl. 100.000,00 op een rekening courant te zijnen 
bate
        geboekt worden en zou fl. 
202.500,00 in een beleggingsdepot van Bank Labouchere 
N.V.
        gestort worden. Uit dat 
beleggingsdepot zouden dan de maandlasten ad fl. 4.050,00 
voor
        het effectenleaseplan 
"Capital Effect" van de Bank betaald worden. De 
overige
        fl. 76.000,00 zouden 
volgens dit voorstel gereserveerd worden voor hypotheeklasten 
en
        notariskosten.
 
1.4    Over dit effectenleaseplan stond 
in de brief d.d. 15 september 2000:
 
        "Het Capital 
Effect bestaat uit een pakket aandelen ven ING, Ahold, Unilever 
en
        Koninklijke Olie. Dit zijn 
aandelen die nagenoeg ongevoelig zijn voor 
economische
        schommelingen en 
hebben sinds de beursintroductie een gezamenlijk 
rendement
        behaald van 21,8 %. We 
zijn in onze berekening veillgheidshalve uitgegaan van 
een
        rendement van 12.5 
%.
 
        Na 5 jaar 
heeft het aandelenleasepakket bij een rendement van 12,5 % 
een
          opbrengst gemaakt ter waarde 
van de opgenomen 2e hyptheek, zodat deze in 
een
          keer kan worden afgelost. U 
heeft dus zelf niets betaalt aan kosten, maar u 
heeft
          wel per direct fl. 
100.000,00 ter beschikking gekregen en dat allemaal door 
gebruik
          te maken van de overwaarde 
in uw huis. En na 5 jaar heeft u de 
opgenomen
          overwaarde gewoon weer 
terug in uw huis !"
 
1.5    All Personal Finance heeft [X] in 
het bezit van de brochure "Met CAPITAL 
EFFECT
        zit ik er straks nog veel 
ruimer bij" van de Bank gesteld. Onder het opschrift
 
                              
"Al na 5 jaar een hoog en belastingvrij 
kapitaal
                  
Voor iedereen die flexibel een aanzienlijk vermogen wil opbouwen"
 
        vangt de 
folder als volgt aan:
 
        "Het leasen 
van aandelen kan veel meer opbrengen dan rechtstreeks beleggen 
in
        aandelen en ook meer dan een 
gewone spaarrekening of een spaarpolis. Zeker als u 
met
        Capital Effect belegt in 
eerste klas fondsen die al sinds jaren een uitstekend 
rendement
        realiseren. Met Capital 
Effect least u een gelijk aantal aandelen ING Groep, 
Koninklijke
        Olie, Ahold en 
Unilever. Daarmee kunt u snel en doelteffend een aanzielijk 
en
        bovendien belastingvrij 
kapitaal opbouwen. Na 20 jaar kan het netto rendement 
oplopen
        tot een veelvoud van dat 
van andere vormen van beleggen en traditionele 
spaarvormen,
        terwijl het 
risicoprofiel laag blijft."
 
        Bij de folder 
zat een "prognosevoorbeeld" waarbij aangegeven werd wat er na 5jaar, 
na
        10 jaar en na 20 jaar "netto" 
uitbetaald zou worden bij verschillende 
gemiddelde
        koersstijgingen 
variërende van een koersstijging van 0 % tot een koersstijging van 20 
%.
        Onderaan dat prognosevoorbeeJd 
stond onder het opschrift LET OP in kleine lettertjes 
de
        gebruikelijke waarschuwingen 
over de risico's van beleggen.
 
1.6.   [X] heeft het advies van All Personal 
Finance opgevolgd. Hij heeft op 29 
september
        2000 een 
"acceptatieformuliereffectenlease" van de Bank ingevuld, ondertekend 
en
        opgestuurd. Bij dit 
acceptatieformulier heeft [X] zijn personalia en zijn 
financiële
        gegevens, zoals inkomen 
(fl. 4.200,00 netto en fl. 2.300,00 bruto per maand) 
en
        woonlasten (fl. 2.670.00 per 
maand) aan de Bank opgegeven. Blijkens dat formulier 
had
        [X] op dat tijdstip al een 
eerste hypotheek van € 226.890.11 tegen een rente van 
5.5
        % per jaar met een looptijd 
tot 1 maart 2010.
 
1.7.   [X] heeft op 24 november 2000 met de 
Bank onder nummer 216..... de
        
effectenease-overeenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst "leaste" 
[X]
        van de Bank aandelen ING 
Groep, Koninklijke Olie, Ahold en Unilever welke voor 
hem
        door de Bank voor een bedrag 
van in totaal fl. 380.026,79 (€ 172.448,64) 
aangekocht
        waren, voor een 
ononderbroken periode van 240 maanden. De lease som bedroeg 
het
        totaal van 240 gelijke 
maandtermijnen van € 1.839,00 (fl. 4.052,62). Zodra [X] al 
zijn
        financiële verplichtingen uit 
de overeenkomst nagekomen zou zijn, zou hij 
automatisch
        eigenaar van de 
aandelen worden. Na 5 jaar was [X] gerechtigd de 
overeenkomst
        tussentijds te 
beëindigen onder betaling of verrekening (met de opbrengst van 
de
        aandelen) van de 
restanthoofdsom. Op de effectenlease-overeenkomst van partijen 
zijn
        c.q. waren de 
"Bijzonderevoorwaarden Effecten Lease" van de Bank van toepassing.
 
1.8.   Betaling van de verschuldigde 
maandtermijnen zou volgens het contract 
uitsluitend
        geschieden door middel 
van een automatische bankincasso, waartoe [X] bij 
de
        ondertekening van het contract 
de Bank machtigde de betreffende bedragen van 
zijn
        rekening af te schrijven. In 
de praktijk is het zo gegaan dat de maandelijkse 
termijnen
        voldaan zijn uit de 
verkoopopbrengsten van de participaties in het Labouchere 
Global
        Aandelenfonds die de Bank 
voor [X] van het door hem middels de tweede 
hypotheek
        op zijn huis geleende 
bedrag ad fl. 202.500,00 (of € 102.554,33) had aangekocht.
 
1.9.   Bij brief d.d. 7 juli 2003 van zijn 
gemachtigde heeft [X] de 
effectenlease-overeenkomst
        met de 
Bank wegens dwaling vernietigd en heeft hij aan Dexia laten 
weten
        recht te hebben op teruggave 
van al de door hem gedane betalingen aan de Bank, 
te
        vermeerderen met de wettelijke 
rente vanaf de datum der betaling en op vergoeding 
van
        de door nem geleden 
schade.
 
1.10. Bij brief d.d. 4 september 2003 heeft Dexia op de 
vernietiging van de overeenkomst 
door
        [X] geantwoord zijn 
vernietigingsverklaring niet te aanvaarden en deze wat 
haar
        betreft zonder effect was. 
Iedere aansprakelijkheid wees zij van de hand.
 
in conventie
 
de vordering
 
2.  [X] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor 
zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
 
     primair
 
     Voor recht zal verklaren dat 
hij de aandelenlease-overeeenkomst met Dexia d.d. 24 
november
     2000 met contractnurnmer 216..... bij brief 
d.d. 7juli 2003 van zijn gemachtigde
     rechtsgeldig 
buitengerechtelijk heeft vernietigd;
 
     subsidiair
 
     In geval de rechtbank van 
oordeel is dat deze aandelenlease-overeenkomst niet bij brief d.d. 
7
     juli 2003 van zijn gemachtigde rechtsgeldig 
vernietigd is, die overeenkomst alsnog zal
     
vernietigen;
 
     subsidiair
 
     Voor recht zal verklaren dat 
Dexia toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van 
haar
     verplichtingen jegens hem en/of dat Dexia 
onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld;
 
     zowel primair als 
subsidiair
 
     a  Dexia zal veroordelen 
tot vergoeding van de door hem geleden schade, nader op 
te
         maken bij staat en te 
vereffenen volgens de wet;
 
     b  Dexia zal veroordelen 
in de kosten van deze procedure.
 
3.  [X] stelt dat de Bank verzuimd heeft hem te 
waarschuwen voor beleggen met geleend
     geld. In de 
onderhavige situatie is zelfs sprake van twee leningen, te weten een 
tweede
     hypothecaire lening en een lening uit hoofde 
van de effectenlease-overeenkomst. Beide
     geleende 
bedragen zijn geheel belegd in aandelen. Hij realiseerde zich niet dat hij door 
het
     aangaan van de aandelenlease-overeenkomst nog 
een lening aanging. Ten tijde van het
     aangaan van de 
overeenkomst bestond bij particulieren, zoals [X], nog niet het inzicht 
dat
     aandelenlease riskant is.
 
4.  Wat betreft de risico's van het beleggen met 
geleend geld had hij ten tijde van het sluiten van
     
de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken wat betreft zijn financiële 
positie en de
     gevolgen van de 
effectenlease-overeenkomst voor die positie. [X] wist niet van 
het
     zogenaamde hefboom-effect bij aandelenlease. Zou 
de Bank hem voor die risico's wel
     gewaarschuwd 
hebben, dan zou hij de overeenkomst niet zijn aangegaan.
 
5.  Voor de Bank was kenbaar, althans had het 
moeten zijn dat zij haar spreekplicht jegens hem
     
heeft geschonden op een punt dat essentieel voor[X] was om al dan niet 
de
     overeenkomst aan te gaan.
 
6.  Hij heeft dan ook terecht door middel van de 
brief d.d. 7 juli 2003 van zijn gemachtigde de
     
overeenkomst wegens dwaling buitengerechtelijk vernietigd. Mocht hierover 
anders
     geoordeeld worden, dan vordert [X] dat de 
rechtbank de overeenkomst wegens dwaling
     zal 
vernietigen.
 
7.  Voor het geval hem geen beroep op dwaling 
toekomt, meent [X] dat Dexia op grond van
     een 
toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen en/of op 
grondvan
     onrechtmatig handelen jegens hem 
aansprakelijk is voor de schade, die[X] geleden 
heeft
     tengevolge van de aandelenlease-overeenkomst 
met Dexia. [X] heeft post voor post
     aangegeven 
waaruit zijn schade bestaat.
 
8.  Daartoe stelt [X] onder verwijzing naar de 
hiervoor onder 1.3 geciteerde vetgetypte
     passage uit 
de brief d.d. 15 september van All Personal Finance dat Dexia en All 
Personal
     Finance hem niet geïnformeerd hebben 
omtrent de verliesrisico's van de onderhavige
     
constructie. Meer in het bijzonder hebben zij hem niet gewezen op de risico's 
van beleggen
     met geleend geld en de risico's van 
koersdalingen.
     Op basis van het voorstel van All 
Personal Finance ging [X] ervan uit dat hij direct
     
fl. 100.000,00 ter beschikking zou krijgen voor de inrichting van zijn huis en 
hij na vijf jaar de
     tweede hypotheek zou kunnen 
aflossen zonder kosten te hebben gemaakt.
 
9.  Dexia heeft verzuimd een cliëntenprofiel op te 
stellen en schriftelijk vast te leggen. Hierdoor
     
heeft zij gehandeld in strijd met artikel 28 lid 1 van de Nadere Regeling 
Toezicht
     Effectenverkeer 1999, hierna te noemen NR. 
Dexia wist wat de financiële positie van [X]
     was en 
dat hij nimmer in staat zou zijn om de schulden af te lossen die voortvloeien 
uit de
     onderhavige aandelenlease-overeenkornst. 
Dexia had moeten weten dat [X] geen
     ervaring met 
beleggen had en wat de beleggingsdoelstelling van [X] was, te weten 
de
     inrichting van zijn huis. Tevens heeft Dexia 
gehandeld In strijd met artikel 33 lid 1 en sub 9
     
NR.
 
10. In haar folder heeft Dexia misleidende mededelingen 
gedaan. Zij heeft daardoor onrechtmatig
     jegens [X] 
gehandeld op grond van artikel 6:194 BW en in strijd met artikel 32 lid 1 
NR.
 
11. Dexia heeft verzuimd een (schriftelijke) 
vermogensbeheerovereenkomst met [X] te
     sluiten, 
waardoor zij gehandeld heeft in strijd rnet artikel 36 Besluit toezicht 
effectenverkeer
     1996 en artikel 21 NR.
 
12. Dexia heeft het effectendepot van [X], dat in 2004 
al leeg was, onzorgvuldig beheerd. Zij
     had in een 
eerder stadium moeten ingrijpen. Dexia wist immers dat vanuit dat depot 
de
     maandbetalingen voor de 
aandelenlease-overeenkomst zouden moeten worden voldaan. 
Zij
     had in een veel eerder stadium hem moeten 
adviseren om hetzij het gehele depot liquide te
     
maken hetzij het depot geheel of gedeelteijk te herbeleggen in een 
obtigatiefonds. Zij heeft
     hierdoor gehandeld in 
strijd met artikel 28 lid 3 NR.
 
Het verweer
 
13. Dexia verweert zich tegen deze vordering. Zij stelt 
voorop dat zij niet aansprakelijk is voor het
     
handelen van All Personal Finance, die een onafhankelijk opererende, niet aan de 
Bank
     verbonden cliëntenremisier is. Het is vaste 
jurisprudentie dat de Bank niet aansprakelijk
     
gehouden kan worden voor het handelen of nalaten van een dergelijke 
partij.
 
14. Zij betwist dat de door haar verstrekte informatie 
onjuist of onvolledig was. Van de
     tussenpersoon All 
Personal Finance heeft [X] informatie over de werking en 
de
     voorwaarden van de effectenlease-overeenkomst 
ontvangen. De effectenlease-overeenkomst
     zelf bevat 
zowel op de voor- als achterzijde de nodige toelichting en de voorwaarden. De 
op
     de achterzijde van het contract afgedrukte 
Bijzondere Voorwaarde bevatten aan duidelijkheid
     
niets overlatende bepalingen waaronder de bepaling dat de Bank nimmer 
aansprakelijk is
     voor wijzigingen in de koerswaarde 
van de waarden of voor het niet opbrengen van baten
     
daarvan.
 
15. Voordat [X] de overeenkomst aanging, ontving hij de 
brochure "Met CAPITAL EFFECT zit
     ik er straks nog 
veel ruimer bij" het contract en de voorwaarden. De verstrekte 
documenten
     bevatten voldoende informatie omtrent de 
werking van het effectenlease-product "Capital
     
Effect". Het is niet mogelijk dat de belegger aan het eind van de overeenkomst 
nog een
     schuld overhoudt, omdat de lening dan via de 
maandtermijnen geheel zal zijn afgelost. Een
     
noodzaak om dan de effecten te verkopen om de lening af te lossen, is er bij dit 
product niet.
 
16. Uit de brochure had [X] kunnen en moeten begrijpen 
dat het bij de door hem gesloten
     
effectenlease-overeenkomst om beleggen met geleend geld ging. Ook de 
overeenkomst wordt
     verwezen naar "totaal te betalen 
rente". Onder dat kopje "Let op" in de brochure is vermeld 
dat
     beleggen bi jwie en in welke vorm dan ook 
financiële risico's met zich meebrengt en dat dat
     
ook geldt voor "Capital Effect". De brochure vermeldt ook dat beleggen de 
belegger de kans
     geeft op een hoger, maar ook op een 
lager gemiddeld rendement.
 
17. De van de Bank afkomstige informatie die aan [X] is 
verstrekt, laat voor dwaling geen
     ruimte. Voorzover 
[X] gedwaald mocht hebben, was dat aan de Bank niet kenbaar.
 
18. Dexia betwist ook dat de door de Bank verstrekte 
brochure misleidende mededelingen
     bevatte. Het 
verwijt van [X] dat de brochure niet waarschuwt voor de risico's 
van
     beleggen met geleend geld, is niet juist. In dit 
verband wijst Dexia erop dat redame-uitingen
     een 
wervend karakter hebben. Een bepaalde mate van overdrijving is in 
reclame-uitingen
     daarom toelaatbaar. Op grond van 
dit gegeven bezien in samenhang met het algemeen
     
bekende feit dat beleggen tot verlies kan leiden, moet geconcludeerd worden dat 
[X] niet
     was misleid. Naar aanleiding van het 
verwijt dat [X] in dit verband heeft geuit dat de 
Bank
     in strijd met artikel 32 lid 1 NR zou hebben 
gehandeld, spreekt Dexia haar twijfel uit over de
     
verbindendheid van artikel 32 NR.
 
19. Ter weerlegging van de stelling van [X] dat zij 
toerekenbaar tekortgeschoten is en/of
     onrechtmatig 
jegens hem heeft gehandeld, voert Dexia het volgende aan.
 
20. Dexia bestrijdt dus dat zij zich aan misleiding 
schuldig gemaakt heeft. Met betrekking tot de
     
gestelde overtreding van de artikelen 28 leden 1 en 3 en 33 lid 1 sub g NR merkt 
zij op dat
     voorzover deze bepalingen verbindend 
mochten zijn, deze in dit geval niet van toepassing
     
zijn. Het gaat hierom een kant en klaar product. De Bank was daarom niet 
gehouden te
     informeren naar de beleggerservaring en 
de beleggingsdoelsteling van [X]. [X]
     behoefde noch 
bij de aanvang noch gedurende de looptijd van de 
overeenkomst
     beleggingskeuze te maken. De 
samenstelling van het aandelenmandje staat van te 
voren
     vast en kan niet gewijzigd worden. [X] wist 
dus van te voren welke aandelen zouden
     worden 
geleast en wat gedurende een periode van 20 jaar zijn verplichtingen onder 
de
     effectenlease-overeenkomst zouden 
zijn.
 
21 Van vermogensbeheer voor [X] is geen sprake geweest. 
Gedurende de looptijd van de
     overeenkomst vinden 
geen effectentransacties plaats. Voor tussentijdse waarschuwingen 
was
     bij dit product dan ookgeen plaats. Dexia heeft 
de effecten die zij ten behoeve van [X] uit
     naam van 
het Labouchere GIobal Aandelenfonds had aangekocht, niet onzorgvuldig 
beheerd.
     Het is [X] zelf geweest, die ervoor gekozen 
heeft om de effecten uit het Labouchere
     Global 
Aandelenfonds - gefinancierd met geld verkregen door middel van een 
tweede
     hypothecaire lening op zijn woning - in een 
effectendepot bij de Bank te houden, opdat daaruit
     
de maandelijkse termijnen zouden worden voldaan. Tot deze 
financieringsconstructie heeft zij
     [X] niet 
verplicht en deze constructie heeft zij hem ook niet geadviseerd.
 
22. Artikel 28 lid 3 NR verplicht een effecteninstelling 
om erop toe te zien dat een belegger die
     posities 
heeft in financiële instrumenten waaruit verplichtingen kunnen voortkomen, 
steeds
     over voldoende saldo beschikt om aan de 
actuele verplichtingen te voldoen. Deze bepaling is
     
niet van toepassing in geval van effectenlease waarbij de verplichtingen vooraf 
al vaststaan.
 
23. In strijd met artikel 33 lid 3 sub g NR, op grond 
waarvan de cliënt gewezen dient te worden op
     de 
mogelijkheid om een overeenkomst van effectenlease af te kopen onder vermelding 
van de
     voorwaarden heeft de Bank niet gehandeld. In 
artikel 3 van het contract staat die mogelijkheid
     
vermeld. [X] laat na aan te geven wat het causaal verband is tussen de 
vermeende
     regel overtreding en zijn 
schade.
 
24. Dexia bestrijdt dat [X] schade geleden heeft. De 
waardedaling van zijn aandelen uit zowel
     het 
Labouchere Global Aandelenfonds als de overeenkomst, is koersverfies, maar 
geen
     schade. Of [X] schade uit de overeenkomst zal 
lijden, kan thans nog niet worden
     vastgesteld. De 
diverse schadeposten heeft Dexia gemotiveerd weersproken evenals 
de
     gevorderde buitengerechtelijke 
kosten.
 
in (voorwaardelijke) reconventie
 
25. Dexia vordert voorwaardelijk voor het geval de 
rechtbank enig deel van de vordering van
     [X] zal 
toewijzen dat de rechtbank [X] zal veroordelen tot betaling van een 
bedrag
     gelijk aan het verschil tussen de 
aankoopwaarde van de in artikel 1 van de 
effectenlease-
     overeenkomst genoemde effecten minus 
de beurswaarde van bedoelde effecten op de datum
     van 
vernietiging of ontbinding van de betreffende 
effectentease-overeenkomst.
 
26. Ter motivering van deze vordering beroept Dexia zich 
op artikel 6:278 BW, die uitdrukkelijk tot
     doel 
heeft te verhinderen dat een op enige grond bestaande vernietigings- 
of
     ontbindingsmogelijkheid verwordt tot een 
speculatie-instrument. Het is aannemelijk dat het
     
beroep van [X] op de nietigheid van de overeenkomst wegens dwaling het gevolg is 
van
     de daling van de koersen van de effecten waarop 
de overeenkomst betrekking heeft.
 
27. Nu de overeenkomst is vernietigd naar aanleiding van 
de waardedaling van de effecten sedert
     de datum van 
de koop, dient door [X] de waardedaling sedert de koop tot de datum 
van
     de vernietiging te worden bijbetaald. Partijen 
dienen immers in de economische positie
     gebracht te 
worden, waarin zij geweest zouden zijn als de overeenkomst van 
effectenlease
     onmiddellijk na het sluiten daarvan 
was vernietigd.
 
28. Dexia vordert voorts (onvoorwaardelijk) dat de 
rechtbank bij vonnis, voorzover mogelijk
     uitvoerbaar 
bij voorraad:
 
     a. [X] zal veroordelen tot 
betaling aan haar van € 9.195,00 uit hoofde van haar 
opeisbare
         vordering op hem 
onder de overeenkomst, van alle op de datum van uitspraak 
vervallen
         en opeisbare 
maandtemijnen en van de eventuele vordering die zij op [X] 
mocht
         hebben, indien de 
verkoopwaarde van de aandelen onvoldoende mocht blijken te zijn 
om
         de lening af te lossen, 
een en ander te vermeerderen met primairde contractuele 
rente
         van 1,01% per maand ex 
artikel 6:119 BW en subsidiair met de wettelijke rente vanaf 
de
         datum dat rente 
verschuligd is tot aan de dag van betaling;
 
     b. voor recht zal verklaren dat 
[X] alle na de datum van de uitspraak uit hoofde van 
de
         overeenkomst 
voortvloeiende vorderingen waaronder begrepen de vordering 
tot
         terugbetaling van de 
lening onder de overeenkornst aan haar zal voldoen;
 
29. Ter onderbouwing van deze vordering beroept Dexia 
zich op de overeenkomst op grond
     waarvan [X] 
verplicht is om op of omstreeks de 19 van de maand aan haar aan rente 
en
     aflossing € 1.839,00 te betalen. Vanaf juli 2003 
heeft [X] niet meer aan deze verplichting
     voldaan. 
Uit de mededeling op 7 juli 2003 van [X] van haar dat hij de 
overeenkomst
     wegens dwaling vernietigde, moest Dexia 
afleiden dat [X] in de nakomingvan zijn
     
verplichtingen uit de overeenkomst zou tekortschieten, waardoor hij vanaf die 
datum jegens
     Dexia in verzuim was. Er is dus sprake 
van een omstandigheid als bedoeld in artikel 6:80 lid 
1
     aanhef en sub b BW, waardoor de gevolgen van 
niet-nakoming nu reeds intreden.
 
30. [X] voert gemotiveerd verweer tegen deze vorderingen 
van Dexia.
 
Beoordeling
 
in conventie en reconventie
 
31. Uit de stellingen van [X] in de brief d.d. 7 Juli 
2003 van zijn gemachtigde en in de
     dagvaarding 
blijkt dat [X], toen hij bij die brief zich op dwaling beriep en 
de
     aandelenlease-overeenkomst vernietigde beoogde te 
vernietigen de effectenlease-
     overeenkomst van 
partijen en de hieronder 1.8  beschreven overeenkomst, die met 
de
     effectenlease-overeenkomsten onlosmakelijk 
verbonden is c.q. was. Uit de reactie van Dexia op
     
de vernietiging door [X] en uit haar conclusie van antwoord bijkt dat Dexia dat 
ook zo
     verstaan heeft.
 
32. Het beroep van [X] op de nietigheid van de 
overeenkomst wegens dwaling gaat op als
     [X] de 
overeenkomst onder invloed van een dwaling als omschreven in artikel 228 lid 
1
     onder a en/of b BW is aangegaan en hij bij een 
juiste voorstelling van zaken de
     overeenkomst niet, 
althans niet onder dezelfde voorwaarde, zou hebben gesloten.
 
33. De dwaling van [X] heeft blijkens zijn stellingen 
met name hieruit bestaan dat hij vóór en
     bij het 
aangaan van de overeenkomst door All Personal Finance en de Bank niet op de 
hoogte
     gebracht is van het feit dat hij naast de 
hypothecaire lening door het sluiten van de
     
aandelenlease-overeenkomst nog een lening zou aangaan en evenmin van de risico's 
die aan
     het beleggen met geleend geld verbonden 
waren.
 
34. Door Dexia is niet gemotiveerd bestreden dat [X] de 
overeenkomst met de Bank niet zou
     zijn aangegaan, 
althans niet onder dezelfde voorwaarden, als hij daarover niet gedwaald 
had.
 
35. Van dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder a 
8W is sprake, indien de dwaling te wijten is
     aan een 
inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst 
ook
     zonder deze inlichting zou worden gesloten. Van 
dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder b
     BW 
is sprake, indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling 
wist of
     behoorde te weten, de dwalende had behoren 
in te lichten.
 
36. Vraag is dus of de dwaling van [X] te wijten is aan 
een inlichting van de Bank (tenzij de
     Bank mocht 
aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting door [X] met 
haar
     zou zijn gesloten) en/of aan het feit dat de 
Bank in verband met hetgeen zij omtrent de
     dwaling 
van [X] wist of behoorde te weten, [X] had behoren in te lichten en 
dat
     nagelaten heeft. Dexia beantwoordt die vraag 
ontkennend.
 
37. Bepalend voor het antwoord op die vraag is enerzijds 
welke inlichtingen de Bank in de fase
     vóór het 
sluiten van de overeenkomst aan [X] had moeten geven en anderzijds 
welke
     informatie in die fase [X] zelf bij de Bank 
(of derden) had moeten inwinnen. Voor wat
     partijen 
dienaangaande over en weer van elkaar mochten verwachten, is van 
doorslaggevend
     belang wie partijen zijn en welke 
hoedanigheden aan hen toegekend moeten worden.
 
38. Aangaande [X] is gesteld noch gebleken dat hij 
(enige) ervaring had met beleggen. Hij
     moet daarom 
aangemerkt worden als een niet terzake deskundige van wie de Bank 
mocht
     verwachten dat hij in beginsel het hem 
beschikbaar gestelde materiaal met de nodige
     
nauwlettendheid zou bestuderen en zich van de Inhoud daarvan rekenschap zou 
geven, zoals
     dat van elke niet terzake deskundige, 
doch aandachtige en oplettende consument verwacht
     
mag worden.
 
39. In deze trad de Bank op in haar hoedanigheid van 
bank en in haar hoedanigheid van
     effectenbemiddelaar 
in de zin van artikel 1b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.
 
40. In de fase voorafgaande aan het sluiten van de 
overeenkomst, waarin partijen jegens elkaar
     dienden 
te voldoen aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, gold voor de Bank als 
bank
     jegens de niet deskundige [X] een bijzondere 
zorgplicht.
 
41. Vraag is of in die voorfase de gedragingen van All 
Personal Finance wel of niet aan de Bank
     toe te 
rekenen zijn. Bepalend voor de beantwoording van deze vraag is niet of All 
Personal
     Finance als vertegenwoordiger van de Bank 
is opgetreden, maar of zij geacht moet worden
     
bemiddeld te hebben ten voordele van de Bank dan wel als adviseur van [X] ten 
gunste
     van wie zij in diens opdracht bij de 
totstandkomIng van de overeenkomst heeft bemiddeld.
 
42. Ofschoon All Personal Finance wel door [X] benaderd 
werd om hem te adviseren in
     verband met een 
financiering ter inrichting van zijn huis, moet aangenomen worden dat 
haar
     bemiddeling ten voordele van de Bank 
geschiedde. Die conclusie moet getrokken worden
     
gelet op enerzijds waarvoor [X] advies inwon (financiering ter inrichting van 
zijn huis) en
     anderzijds de inhoud van het advies 
(de effectenlease-overeenkomst en een tweede
     
hypothecaire lening op zijn huis ter aankoop van aandelen voor het Labouchere 
Global
     Aandelenfonds) gezien de (weinig degelijke) 
wijze waarop ''het advies" gegeven werd en in
     
aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat [X] voor dat advies iets aan 
All
     Personal Finance behoefde te 
belalen.
 
43. Om die reden moet geoordeeld worden dat de Bank bij 
de totstandkoming van de
     overeenkomst met [X] 
gebruik gemaakt heeft van de hulp van All Personal Finance 
en
     voor haar gedragingen op gelijke wijze als voor 
haar eigen gedragingen aansprakelijk is
     evenals 
ingevolge artikel 6:76 BW het geval is wanneer bij de uitvoering van een 
verbintenis
     van de hulp van derden gebruik gemaakt 
wordt.
 
44. Op de Bank als effectenbemiddelaar waren ten tijde 
van het sluiten van de overeenkomst de
     Wet toezicht 
effectenverkeer 1995 (Wte) van toepassing en daarmede het krachtens deze 
wet
     geldende Besluit toezicht effectenverkeer(Bte). 
Ingevolge artikel 25 Bte diende zij als
     
effecteninstelling met iedere cliënt een schriftelijke overeenkomst te sluiten 
die de uitsluitende
     grondslag vormde voor de 
diensten die zij in de uitoefening van haar bedrijf voor de 
cliént
     verrichtte.
 
45. In het midden kan blijven of de krachtens artikel 11 
van deze wet gestelde regels in de met
     ingang van 1 
februar 1999 in werking getreden Nadere Regeling toezicht 
effectenverkeer
     1999 (NR) wel of niet verbindend is, 
nu aangenomen moetworden dat de bijzondere
     
zorgplicht welke voor de Bank als bank gold, met zich meebracht dat zij zich 
diende te houden
     aan soortgelijke regels als in de 
NR waren opgenomen.
 
46. Bezien moet nu worden wat over het feit dat [X] 
naast de hypothecaire lening door het
     sluiten van de 
aandelenlease-overeenkomst nog een lening zou aangaan en over de 
risico's
     die aan het beleggen met geleend geld 
verbonden waren, vóór en tijdens het sluiten van de
     
overeenkomst door All Personal Finance en de Bank aan [X] kenbaar gemaakt 
is.
 
47. De stelling van [X] dat daarbij niet het contract en 
de bijzondere voorwaarden
     effectenlease in 
aanmerking genomen moeten worden, omdat de overeenkomst tussen 
hem
     en de Bank gesloten is voordat hij deze stukken 
ontving, wordt verworpen. Voorzover er
     sprake is 
geweest van een overeenkomst tussen [X] en de Bank, voordat [X] 
het
     contract met de bijzondere voorwaarde ontving, 
moet deze aangemerkt worden als een
     overeenkomst 
onder de opschortende voorwaarde dat hij geacht kon worden akkoord 
gegaan
     te zijn met de in het contract en de 
bijzondere voorwaarden vervatte bepalingen.
 
48. Naast het contract en de bijzondere voorwaarden 
moeten ter beantwoording van de vraag wat
     er over de 
leningen en de risico's aan [X] kenbaar gemaakt is, in beschouwing 
genomen
     worden de brief d.d. 15 september 2000 van 
All Personal Finance, het aanmeldingsformulier
     d.d. 
29 september 2000 en de brochure met het prognosevoorbeeld.
 
49. De brief d.d. 15 september 2000 van All Personal 
Finance bevatte een in redametermen
     gesteld 
voorstel, waarin in het geheel niet werd uitgelegd wat het effectenleaseplan 
juridisch
     gezien inhield en waarbij de risico's 
verbonden aan deze beleggingsvorm in het geheel niet
     
vermeld werden. Integendeel, gezien de hiervoor geciteerae passages uit de brief 
moet
     geconstateerd worden dat er in deze brief 
gesuggereerd werd dat die risico's er feitelijk niet
     
waren.
 
50. In de brochure wordt nergens uitgelegd dat het 
leasen van aandelen met "Capital Effect"
     inhield dat 
de Bank voor de klant een pakket aandelen kocht van een door haar aan de 
klant
     geleend bedrag, dat door de klant met rente 
tijdensde looptijd in maandelijkse termijnen
     
terugbetaald diende te worden, waarna de klant eigenaar van de aandelen zou 
worden. Er
     wordt enkel gesproken over het "leasen 
van aandelen'', hetgeen vergeleken wordt met het
     
rechtstreeks beleggen in aandelen en met sparen. In de brochure wordt op twee 
plaatsen
     erover gesproken dat de klant de aandelen 
bij elkaar "spaart".
 
51. Het feit dat in de brochure overrduidelijk 
aangegeven wordt dat de klant rente verschuldIgd is,
     
betekent niet dat h'ij of zij daaruit had dienen op te maken dat de 
effectenlease-overeenkomst
     inhield dat hij tevens 
een geldlening sloot met de Bank. De klant kan evengoed 
gemeend
     hebben dat hij over de voor de aandelen (af) 
te betalen koopsom bedoelde rente verschuldigd
     zou 
zijn.
 
52. In de brochure zelf wordt met geen woord gerept over 
het risico dat koersen van de aandelen
     zouden dalen 
en de gehele investering niets zou kunnen opleveren. In het bij de 
brochure
     behorende "prognosevoorbeeld" wordt bij de 
"rendementvariaties" berekeningen gegeven wat
     er na 
5, 10 en 20 jaar "netto" wordt uitbetaald in elf voorbeelden van 
gemiddelde
     koersstijgingen per jaar, waarvan tien 
voorbeelden van koersstijgingen en een voorbeeld van
     
een koersstijging van 0 % per jaar. Niet een voorbeeld dus van de resultaten in 
geval van
     koersdaling.
 
53. De gebruikelijke waarschuwingen dat beleggen in 
welke vorm dan ook risico's met zich
     meebrengt staan 
niet in de brochure, maar onderaan in het prognosevoorbeeld onder de 
kop
     LET OP in piepkleine lettertjes.
 
54. In het aanmeldingsformulier "EffectenLease" stond 
niets over het product en over de
     voorwaarden van de 
overeenkomst. Doormiddel van dat formulier kreeg de Bank echter 
wel
     de beschikking over voormelde financiële 
gegevens van [X].
 
55. In het contract zelf wordt nergens gerept van 
"geldlening". De overeenkomst wordt in het
     contract 
aangeduid als "Iease-overeenkomst"". De Bank wordt aangeduid als "de Bank" die 
aan
     de klant in het contract aangeduid als "lessee", 
de in het contract genoemde aandelen
     "verleast" 
welke de klant "least". Het geleende bedrag wordt in het contract de 
"lease-som"
     genoemd.
 
56. In het contract staat niets over het risico dat door 
koersdaling de overeenkomst de klant niets
     anders 
zou opleveren dan schulden. In het contract wordt verwezen naar de op de 
achterzijde
     van het contract afgedrukte bijzondere 
voorwaarden, waarin wel - in artikel 4 - staat dat 
de
     Bank "nimmer aansprakelijk" is voor wijzigingen 
in de koerswaarde van de waarden of voor
     het niet 
opbrengen van baten daarvan".
 
57. Gezien nu wat aan [X] door All Personal Finance en 
de Bank vóór en bij het sluiten van
     de 
overeenkomsten over de aard van de overeenkomst van partijen en de daaraan 
verbonden
     risico's wel en niet kenbaar is gemaakt, 
moet geconcludeerd worden dat in de gegeven
     
omstandigheden de Bank aan haar verptichting tot het verschaffen van 
inlichtingen aan
     [X] niet naar behoren voldaan heeft 
en het aan het te kortschieten van de Bank in haar
     
informatieplicht te wijten dat [X] heeft gedwaald.
 
58. Het ging hier om een zeker voor de niet deskundige 
consument ingewikkeld, nieuw product
     dat zeer 
riskant was, waarop gedurende de eerste vijf jaar van de overeenkomsy 
[X],
     maar ook de Bank geen enkele greep meer hadden. 
In tegenstelling tot sommige andere
     
aandelenlease-productenwas er geen enkele voorziening in dit produkt ingebouwd 
voor het
     geval van (sterke) koersdaling, wat voor de 
Bank reden temeer had moeten zijn om de aard
     van het 
product en het daaraan verbonden reéle, aanzienlijke risico klip en klaar 
tot
     uitrdrukking te brengen hetzij in het contract 
zelf hetzij in het aanmeldlngsformulier hetzij in 
een
     deze stukken begeleidende brief.
 
59. Gelet op de financiële gegevens die [X] aan de Bank 
bij het aanmeldingsformulier
     opgegeven had, had de 
Bank voorts op zijn minst [X] uitdrukkelijk moeten 
waarschuwen
     dat hij het risico liep dat in geval van 
koersdaling alle voor hem aangekochte aandelen in 
het
     Labouchere Global Aandelenfonds snel op zouden 
zijn en hij dan zelf iedere maand
     € 1.839,00 zou 
moeten ophoesten.
 
60. De Bank heeft een misleidende voorstelling van zaken 
gegeven met betrekking tot haar
     
effectenlease-produkt door de mogelijkheid van koersdaling niet als een reëel 
risico voor te
     stellen en door misleidende 
informatie te verstrekken met betrekking tot de 
verwachtingen
     omtrent de waarde-ontwikkeling van de 
effecten. Daar door is het ook niet aan [X] te
     
verwijten dat hij geen nadere uitleg aan All Personal Finance of de Bank heeft 
gevraagd.
 
61. Het beroep van [X] op de nietigheid van de 
overeenkomst wegens dwaling gaat dus op.
     Het eerste 
onderdeel van zijn primaire vordering tot verkrijging van een verklaring voor 
recht
     zal dienen te worden toegewezen. De 
onvoorwaardelijke vordering van Dexia in reconventie
     
zal moeten worden afgewezen.
 
62. Het tweede onderdeel van de primaire vordering van 
[X] tot vergoeding van de door hem
     geleden schade 
baseert [X] op wanprestatie en/of onrechtmatige daad. Doordat 
[X]
     de overeenkomst bij brief d. d. 7 Juli 2003 van 
zijn gemachtigde vernietigde, is wanprestatie
     niet 
meer aan de orde, maar uitsluitend onrechtmatige daad.
 
63. Door onvoldoende en misleidende informatie te 
verschaffen en haar bijzondere zorgplicht niet
     in 
acht te nemen, heeft de Bank jegens [X], in strijd gehandeld met de bij of 
krachtens de
     Wet toezicht effectenverkeer 1995 op 
haar rustende verplichtingen en met hetgeen volgens
     
ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer jegens hem betaamde en is zij 
gehouden
     [X] de schade te vergoeden die hij ten 
gevolge van dit onrechtmatig handelen geleden
     
heeft.
 
64. Alvorens in te gaan op de verschillende posten van 
deze schade, zal eerst beslist worden op
     het beroep 
dat Dexia in haar voorwaardelijke reconventie gedaan heeft op artikel 6:278 
BW.
 
65. In artikel 6:278 BW is een verplichting opgenomen 
voor een partij bij een wederkerige
     overeenkomst die 
de stoot tot ongedaan making van de overeenkomst geeft, om de 
andere
     partij een bijbetaling te geven ter correctie 
van een inmiddels ten gunste van haar opgetreden
     
wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, die na de 
ongedaanmaking
     door hen over en weer verricht moeten 
worden. De verplichting tot bijbetaling geldt volgens 
de
     parlementaire geschiedenis niet alleen, wanneer 
het gaat om een reeds uitgevoerde
     overeenkomst maar 
ook - door analogische toepassing van artikel 6:278 BW - als 
een
     overeenkomst gedeeltelijk is uitgevoerd, zoals 
in dit geval.
 
66. De eerste voorwaarde voor toepassing van dit artikel 
is dat bedoelde wijzIging in de
     waardeverhouding van 
de wederzijdse prestaties is opgetreden en de tweede voorwaarde 
dat
     aannemelijk is dat de partij in kwestie geen 
ongedaanmaking van de overeenkomst gekozen
     zou 
hebben, als die wijziging in de waardeverhouding niet opgetreden zou 
zijn.
 
67. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een 
wijziging in de waardeverhouding ten
     gunsten van de 
partij die de overeenkomst ongedaan maakte, dient men blijkens 
de
     parlementaire geschiedenis van artikel 6:278 BW 
als volgt te werk te gaan. Eerst moet men
     
vaststellen tot welke prestaties beide partijen op grond van de 
wettelijke
     ongedaanmakingsregels na de 
ongedaanmaking van de overeenkomst gehouden zijn om
     
vervolgens daarmee te vergelijken de prestaties waartoe zij op grond van 
diezelfde regels
     gehouden zouden zijn geweest, 
indien restitutie dadelijk na de uitvoering (en dus niet, 
zoals
     Dexia ten onrechte meent, na het stuiten van 
de overeenkomst was geschied. Bij een
     gedeeltelijke 
uitvoering van de overeenkomst moet men bij de vergelijking van de 
beide
     waardeverhouding bij de waarde van hetgeen de 
panij die het minst heeft ontvangen, moet
     
restitueren, bijtellen hetgeen de wederpartij nog zou hebben moeten 
presteren.
 
68. Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij 
ongedaan gemaakt wordt, treed voorzover dit
     redelijk 
is, op grond van artikel 6:240 lid 2 BW vergoeding van de waarde van de 
prestatie op
     het ogenblik van ontvangst daarvoor in 
de plaats, indien - onder meer - het aan de 
ontvanger
     is toe te rekenen dat de prestatie is 
verricht of de ontvanger erin had toegestemd een
     
tegenprestatie te verichten.
 
69. Bij een vergelijking van de waarden van de 
wederzijdse prestaties zou door de vernietiging
     door 
[X] van de overeenkomsten een wijziging in de waardeverhouding van 
de
     wederzijdse prestaties te zijnen gunste zijn 
opgetreden, als bij de vergelijking de waarden van
     
de prestaties van [X] jegens Dexia gesteld zouden moeten worden op de waarde van 
de
     voor hem aangekochte effecten bij de aanvang van 
de overeenkomsten en op de waarde van
     die effecten 
ten tijde van de vernietiging van de overeenkomsten.
 
70. In aanmerking genomen hoe krachtens de wet bij 
toepassing van artikel 6:278 BW de
     vergelijking van 
de waarden van de wederzijdse prestaties dient te geschieden en gelet op 
de
     aard van de onderhavige overeenkomst kunnen de 
prestaties van [X] jegens Dexia niet
     op die waarden 
gesteld worden. Er is dan ook geen wijziging in de waardeverhouding van 
de
     wederzijdse prestaties ten gunste van [X] door de 
vernietiging van de overeenkomsten
     opgetreden. Het 
beroep van Dexia op artikel 6:278 BW gaat daarom niet op.
 
71. Dexia is dan ook gehouden de volledige schade te 
vergoeden die [X] door haar
     onrechtmatige handelen 
geleden heeft. Die schade bestaat, naar het voorlopig oordeel 
van
     de kantonrechter, uit wat [X] uit hoofde van de 
vernietigde overeenkomst aan Dexia heeft
     betaald en 
uit de redelijke kosten als bedoeld in artikel 96 lid 2 BW.
 
72. Aangezien niet duidelijk is, hoeveel en wanneer 
precies wat door [X] aan Dexia betaald is
     en op 
welke redelijke kosten hij aanspraak heeft, dienen partijen zich daarover uit te 
laten. Bij
     die gelegenheid kunnen zij zich ook 
uitlaten over het voorlopig oordeel van de 
kantonrechter
     over de schadeposten. Daartoe wordt de 
zaak verwezen naar de rolzitling.
 
73. Iedere verdere beslissing wordt 
aangehouden.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter.
 
in conventie
 
I.  verwijst de zaak naar de rolzitting van 
donderdag 28 april 2005 om 10.00 uur opdat [X]
    dan bij 
akte zich zal uitlaten over de hiervoor onder 71 en 72 bedoelde punten, waarna 
Dexia
    de gelegenheid zal krijgen bij antwoord-akte daarop 
te reageren:
 
in conventie en reconventie
 
II. houdt iedere verder beslissing aan.
 
Aldus gewezen door mr F.M.P.M.Strengers, kantonrechter 
en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 7 april 2005 in 
tegenwoordigheid van de griffier.