1. Het verloop van de procedure
De volgende processtukken zijn gewisseld:
- Incidentele conclusie
opwerpende exceptie van onbevoegdheid;
- Conclusie van antwoord in incident
tot verwijzing;
- Akte uitlating producties.
Vervolgens hebben partijen, hierna te noemen respectievelijk Dexia en [X]
hun zaak doen bepleiten op 8 juni 2004. Van het pleidooi is een proces-verbaal
opgemaakt.
2. De feiten in het incident
2.1. Dexia, rechtsopvolgster van Bank Labouchere N. V., eveneens handelend
onder de handelsnaam Legio en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.
V., vordert in de hoofdzaak veroordeling van [X] tot betaling aan haar van een
bedrag van € 6.491,53 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. Zij stelt
daartoe dat [X] haar dit bedrag verschuldigd is op grond van de tussen partijen
gesloten zogenaamde 'effectenleaseovereenkomst', waarvan [X] heeft verzuimd de
eindafrekening ter hoogte van voornoemd bedrag te betalen.
2.2. De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft de zogenaamde
'WinstVerDriedubbelaar', onder contractnummer 74285674, verder te noemen: de
overeenkomst. Deze overeenkomst luidt, voor zover voor het navolgende van
belang, als volgt:
"3. De lease-som bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: f.249,20(€ 113,08)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1° van
de maand volgend op de eerste aankoopdag van de waarden en daarna telkens op
of omstreeks de 1° dag van de daaropvolgende maand.
b. Een bedrag van f.
100,—(...) op of omstreeks de 35" maand;
c. Aan de einde van de
lease-overeenkomst het restant van zegge: f.42.657,48 (€ 19.357,12)
(...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de
waarden.
(...)
5. Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar
krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee
automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
(...)"
2.3. Op de overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease,
verder te noemen: de Bijzondere Voorwaarden, van toepassing. Deze voorwaarden
luiden, voor zover voor het navolgende van belang, als volgt:
"2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat de eigendom van de
waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat
lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft
voldaan.
Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege
eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden
voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde
dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft
voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden
onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden
bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel
17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel
omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het
eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde
van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de
waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt.
Lessee kan niet over de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande
schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van
het verloren gaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee zijn
geworden.
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen
lessee toe. Legio-Lease zal, behoudens voor zover in de overeenkomst anders is
bepaald, de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan
aan lessee doen toekomen.
(...)
Ingeval van een keuze-dividend zal de keuze van Legio-Lease worden
bepaald door de lessee,behoudens voor zover in de overeenkomst anders is
bepaald. Indien met betrekking tot de waarden andere rechten kunnen worden
uitgeoefend zulen deze rechten ter keuze van Legio-Lease worden
uitgeoefend.
(...)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst
heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee
alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De
verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden
uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht daartoe
plaats.
(...)"
3. Het geschil in het incident
3.1. [X] beroept zich op onbevoegdheid van de onderhavige sector van de
rechtbank. Deze is volgens haar niet bevoegd te oordelen over de vordering van
Dexia, nu de tussen partijen gesloten overeenkomst te kwalificeren valt als een
overeenkomst van huurkoop in de zin van in artikel 7A:1576 t/m 1576 g BW, zodat
op grond van artikel 93 Rv de kantonrechter bevoegd is.
3.2. Dexia stelt dat de onderhavige sector van de rechtbank wel bevoegd is.
Zij betwist dat er sprake is van huurkoop, nu de tussen partijen gesloten
overeenkomst niet voldoet aan de wezenlijke kenmerken van koop op afbetaling.
Dexia voert daartoe aan dat effecten geen zaken zijn, er geen sprake is van
aflevering van de effecten, dat de overeenkomst niet voorziet in
termijnbetalingen en dat partijen geen eigendomsoverdracht hebben beoogd.
4. De beoordeling van het geschil in het
incident
4.1. [X] heeft voor alle weren de exceptie van onbevoegdheid voorgesteld
ten aanzien van de vordering van Dexia.
De rechtbank is van oordeel dat de
tussen partijen gesloten overeenkomst gekwalificeerd dient te worden als een
overeenkomst van huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW. Zij overweegt
daartoe, mede gelet op hetgeen door Dexia in haar verweer naar voren is
gebracht, het volgende.
4.2. Uit artikel 7A:1576 lid 5 BW volgt dat titel 5a van boek 7A, die
primair betrekking heeft op de koop op afbetaling en huurkoop van zaken, van
overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten, voor zover dat in
overeenstemming is met de aard van het recht. Gelet hierop dient uitgangspunt te
zijn dat effecten, die als vermogensrechten zijn aan te merken, onderwerp kunnen
zijn van koop op afbetaling en daarmee ook van huurkoop in de zin van voornoemde
titel. Zulks is, gelet op hetgeen hieromtrent in de Memorie van Toelichting bij
artikel 7A: 1576 BW wordt overwogen, ook in overeenstemming met de doelstelling
van de wetgever.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat levering van de effecten in casu reeds
voorafgaand aan een mogelijke eigendomsoverdracht in de zin van artikel 7A:1576
lid 1 en 7A:1576h lid 1 BW heeft plaatsgevonden.
De stelling van Dexia dat
aansluiting dient te worden gezocht bij artikel 7:9 lid 2 en 3 BW 1 gaat voorbij
aan het feit dat artikel 7:9 BW over zaken gaat en niet rechtstreeks voor
vermogensrechten is geschreven. Blijkens de Memorie van Toelichting bij genoemd
artikel heeft bij vermogensrechten het onderscheid tussen aflevering en levering
weinig betekenis. De verwijzing van Dexia naar de schakelbepaling van artikel
7:47 BW heeft ook niet het door haar beoogde effect, nu volgens dat artikel de
bepalingen uit de vorige afdelingen alleen van toepassing zijn op
vermogensrechten voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht.
Voor wat betreft eigendomsoverdracht en aflevering geldt volgens de Memorie van
Antwoord bij artikel 7:47 BW dat overdracht plaatsvindt op de wijze die afdeling
2 van titel 4 van Boek 3 BW voorschrijft en dat de verkoper alles in het werk
dient te stellen om ervoor te zorgen dat de koper het recht kan uitoefenen.
Daarbij is van belang dat levering van effecten niet in stoffelijke vorm, maar
ingevolge artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer (WGE) middels bijschrijving op
naam van de verkrijger in de administratie van de betrokken instelling
geschiedt. Uit artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden volgt dat een dergelijke
bijschrijving onverwijld na aanschaf van de aandelen door Legio-Lease
plaatsvindt. Uit de stellingen van Dexia kan worden afgeleid dat deze
bijschrijving in casu daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dat [X] middels deze
bijschrijving gelet op de tekst van voornoemd artikel 2 slechts een
voorwaardelijk recht op de effecten heeft verkregen doet hieraan niet af. De
betreffende bepalingen zijn niet anders te beschouwen dan als een
eigendomsvoorbehoud in de zin van artikel 3:92 BW. Bovendien volgt uit artikel 3
van de Bijzondere Voorwaarden dat [X] het economisch risico draagt met
betrekking tot de koersverschillen van de effecten, dat hem, in beginsel, het
dividend en de andere baten van de effecten toekomen en dat hij degene is die,
in beginsel, in het geval van een keuzedividend de keuze bepaalt, zodat kan
worden geconcludeerd dat [X] het voor koop op afbetaling c.q. huurkoop
kenmerkende gebruiksrecht heeft verkregen.
4.4. De tussen partijen gesloten overeenkomst voorziet voorts in betaling
van de koopprijs in termijnen. Zulks volgt uit het in artikel 3 van die
overeenkomst opgenomen betalingsschema. Hierbij is de totale leasesom als
koopprijs in de zin van artikel 7A:1576 lid 1 BW aan te merken. Daarbij is niet
van belang dat deze koopsom is opgebouwd uit een bedrag waarvoor Dexia de
effecten heeft aangekocht en een bedrag aan te betalen rente, nu uit artikel 7A:
1576e lid 2 BW volgt dat onder koopprijs wordt verstaan alle betalingen waartoe
de koper (in casu [X]) bij regelmatige nakoming van de overeenkomst gehouden is.
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken blijkt immers dat [X]
de totale leasesom moet voldoen om de effecten in eigendom te verkrijgen. De
rechtbank merkt hierbij voorts op dat Dexia zelf in een voetnoot op de door haar
als productie 4 bij de dagvaarding overgelegde eindafrekening heeft vermeld dat
de splitsing in een restant hoofdsom en een eerste aflossingstermijn van € 45,38
is geschied 'in verband met artikel 1576 van Boek 7A van het Burgerlijk
Wetboek'.
4.5. Tenslotte kan worden geconcludeerd dat partijen eigendomsoverdracht
van de effecten hebben beoogd. In dat verband zijn van belang artikel 5 van de
overeenkomst en de artikelen 2 en 10 van de Bijzondere Voorwaarden. Met name in
genoemde artikelen 5 en 2 wordt uitdrukkelijk bepaald dat de eigendom van de
effecten automatisch en van rechtswege op lessee ([X]) overgaat op het moment
dat zij aan al haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde
een dergelijke eigendomsovergang te bewerkstelligen heeft Dexia, zoals hiervoor
in rechtsoverweging 4.3. is overwogen, al bij aanschaf door haar van de effecten
de leveringshandeling overeenkomstig artikel 17 WGE verricht. Uit voornoemd
artikel 10 volgt dat lessee er ook voor kan kiezen aan Dexia te verzoeken de
effecten te verkopen. Uitgangspunt is derhalve dat de eigendom van de effecten
van rechtswege wordt overgedragen aan [X] nadat zij heeft voldaan aan haar
verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst.
De rechtbank verwerpt de stelling van Dexia dat de overeenkomst, bij
gebreke van een bepaling waarin een afnameverplichting dan wel een zogenaamde
urgerende optie is neergelegd, niet strekt tot het daadwerkelijk verkrijgen van
de eigendom. Nu partijen reeds bij het sluiten van de overeenkomst hebben
afgesproken dat de eigendom automatisch en van rechtswege overgaat, is die
overgang immers niet van een afnameverplichting of optie afhankelijk. Ook het
feit dat overeenkomsten als de onderhavige gewoonlijk zijn gericht op het
profiteren van koersfluctuaties waardoor in de praktijk veelal wordt overgegaan
tot verkoop van de effecten, doet niet af aan het doel van eigendomsverkrijging.
Immers, teneinde tot verkoop van de effecten te kunnen overgaan is in ieder
geval een, zij het kort, moment van eigendom van die effecten vereist. Dat om
redenen van praktische aard en kostenbesparingen de cliënt er aan het einde van
de looptijd van de overeenkomst voor kiest de afwikkeling van de overeenkomst en
de verkoop in één handeling door Dexia te laten verrichten waarbij een
verrekening plaatsvindt, in plaats van, na betaling van het restantbedrag,
uitlevering van zijn effecten uit het verzameldepot te laten plaatsvinden om
vervolgens zelf tot verkoop daarvan over te gaan, maakt daarbij geen
verschil.
4.6. Gelet op het vorenstaande en nu ook aan de overige kenmerken van
huurkoop, welke tussen partijen niet ter discussie staan, is voldaan, dient de
zaak op grond van artikel 93 onder c Rv door de sector kanton van de rechtbank
te worden behandeld en beslist. De vordering in het incident kan derhalve worden
toegewezen in die zin dat de zaak zal worden verwezen naar de sector
kanton.
Anders dan door [X] is aangevoerd, is in onderhavige zaak van
onbevoegdheid van de rechtbank geen sprake. Weliswaar is gelet op de inhoud van
art. 93 Rv niet de sector civiel, doch de sector kanton bevoegd om de
onderhavige zaak te behandelen en daarin te beslissen, maar dit doet aan de
bevoegdheid van de rechtbank als zodanig niets af. Dit brengt met zich mee dat
de rechtbank zich niet onbevoegd zal verklaren, doch de zaak slechts in de stand
waarin deze zich bevindt, zal verwijzen naar de sector kanton.
4.7. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in
de kosten van het incident.
5. De beslissing in het incident
De rechtbank:
in het incident:
- wijst de vordering tot verwijzing toe;
veroordeelt Dexia in de kosten van het incident, aan de zijde van [X]
begroot op € 1.170,— aan procureurssalaris;
- wijst af hetgeen anders is gevorderd;
in de hoofdzaak:
- verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting
van de sector kanton van de rechtbank (zittingsplaats Middelburg) op 25 oktober
2004 om 10.00 uur, waarbij partijen, in persoon of bij gemachtigde, dienen te
verschijnen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 september 2004 in
tegenwoordigheid van de griffier.