RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON, LOCATIE AMSTERDAM
 
Kenmerk: CV 04-8720
Datum; 31 maart 2005
 
251
 
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
 

1. [X1], echtgenoot van X1
wonende te [woonplaats]
2. [X2], echtgenote van X2
wonende te [woonplaats]
3. [X3], echtgenote X3
wonende te [woonplaats]
4. [X4], echtgenote van X4
wonende te [woonplaats]
5. [X5], echtgenote van X5
wonende te [woonplaats]
6. [X6], echtgenote van X6
wonende te [woonplaats]
7. [X7], echtgenote van X7
wonende te [woonplaats]
8. [X8], echtgenoot van X8
wonende te [woonplaats]
9. [X9], echtgenoot van X9
wonende te [woonplaats]
10. [X10], echtgenoot van X10
wonende te [woonplaats]
11. [X11], echtgenote X11
wonende te [woonplaats]
12. [X12], echtgenote van X12
wonende te [woonplaats]
 
eisers
 
gemachtigde: mr. M.J. de Groot
 
t e g e n:
 
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
 
Dexia
 
gemachtigde: mr. G.P. Rooth
 

VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-  de dagvaarding van 23 maart 2004 inhoudende de vordering van eisers
-  een akte van eisers ter overlegging van bewijsstukken
-  de conclusie van antwoord van Dexia met bewijsstukken
 
Vervolgens is bij tussenvonnis van 13 mei 2004 bepaald dat er schriftelijk kon worden
voortgeprocedeerd. Daarop zijn nog ingediend:
 
-  de conclusie van repliek van eisers met bewijsstukken
-  de conclusie van dupliek van Dexia.
 
Op verzoek van Dexia heeft op 10 november 2004 een zitting plaats gevonden waarop de
gemachtigden van partijen pleidooien hebben gehouden. Door de gemachtigde van dexia is nog
een professoraal advies overgelegd alsmede een pleitnota.
 
Vonnis is nader bepaald op heden.
 

GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
De feiten
 
1.   Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
 
     1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de naamloze vennootschap Bank
           Labouchère N.V. te Amsterdam. Bank Labouchère N.V., hierna te noemen "de Bank",
           was op haar beurt de rechtsopvolgster van de besloten vennootschap legio lease B.V.
           en handelde onder andere onder de naam "LegioLease".
 
     1.2. De Bank heeft met eisers aandelenlease-overeenkomsten, genaamd
           'WinstVerDriedubbelaar", gesloten op de navolgende data en onder de navolgende
           contractsnummers met de navolgende personen:
 
           [Y1], echtgenote van eiser sub 1, onder nr. 744....., op 3-5-2000;
           [Y2], echtgenoot van eiseres sub 2, onder nr. 294..... op 18-12-2000;
           [Y3], echtgenoot van eiseres sub 3. onder nr. 294..... op 21-11-2000 en onder
           nr. 294..... op 18-12-2000;
           [Y4]. echtgenoot van eiseres sub 4, onder nr. 294....., op 30-11-2000;
           [Y5], echtgenoot van eiseres sub 5, onder nr. 294....., op 22-11-2000;
           [Y6]. Vetten, echtgenoot van eiseres sub 6, onder nr. 294....., op 21-12-2000;
           [Y7], echtgenoot van eiseres sub 7, onder nr. 748....., op 24-11-2000;
           [Y8], echtgenote van eiser sub 8, onder nr. 294....., op 14-12-2000;
           [Y9], echtgenote van eiser sub 9, onder nr. 744....., op 4-5-2000;
           [Y10], echtgenote van eiser sub 10, onder nrs. 744..... en 744..... op 2-6-2000;
           [Y11], echtgenoot van eiseres sub 11, onder nr. 294....., op 20-12-2000;
           [Y12], echtgenoot van eiseres sub 12, onder nr. 744.....,op 19-5-2000.
 
1.3. Op grond van deze overeenkomsten welke een looptijd hadden van 36 maanden en die
      dus in 2003 eindigden, dienden de echtgenoten van eisers in maandelijkse termijnen de
      verschuldigde rente over de aankoopsom van de aandelenportefeuille aan de Bank te
      voldoen alsmede € 45,38 omstreeks de 35e maand en bij het einde van de overeenkomst.
      als restant bedrag de aankoopsom van de aandelen welke in beginsel bekostigd zou
      worden uit de verkoopopbrengst van de aandelen.
 
1.4. Ingevolge artikel 2 van de op de overeenkomst toepasselijke "Bijzondere Voorwaarden
      Effecten Lease" werden de aandelen, welke door de Bank in drie gelijke hoeveelheden bij
      de aanvang van de overeenkomst en 12 maanden c.q. 24 maanden nadien waren
      aangekocht, voorwaardelijk door de Bank overgedragen aan de echtgenoten van eisers.
      De voorwaarde was, dat zij aan al hun verplichtingen uit de overeenkomst zouden
      hebben voldaan. De overdracht geschiedde door onverwijlde overschrijving van de
      aandelen nadat de Bank deze verkregen had, op naam van de echtgenoten van eisers
      in de administratie van de Bank overeenkomstig artikel 17 van de Wet Giraal
      Effectenverkeer, waarbij de eigendom van de aandelen door de Bank werd
      voorbehouden.
 
1.5. Eisers hebben geen schriftelijke toestemming verleend voor de tot standkoming van deze
      effectenlease-overeenkomsten met de Bank.
 
1.6. Vanwege het ontbreken van deze schriftelijke toestemming heeft ieder van eisers zich bij
      brief op de nietigheid van de overeenkomsten die hun echtgenoten met de Bank gesloten
      hadden, beroepen en wel:
      eiser sub 1 op 7 februari 2003, eiseres sub 2 op 10 februart 2003, eiseres sub 3 op 4
      februari 2003, eiser sub 4 op 7 februari 2003, eiseres sub 5 op 12 en 13 maart 2003,
      eiseres sub 6 op 3 februari 2003, eiseres sub 7 op 12 februari 2003, eiser sub 8 op 10
      februari 2003, eisersub 9 op 27 februari 2003, eiser sub 10 op 6 februari 2003, eiseres
      sub 11 op 5 april 2003 en eiseres sub 12 op 5 februari.
 
1.7. Bij deze brieven hebben eisers aanspraak gemaakt op wat tot dan toe uithoofde van de
      overeenkomsten aan de Bank of Dexia betaald was.
 
De vordering
 
2.  Eisers vorderen, dat de kantonrechter bij vonnis, voorzover de wet dat toelaat:
 
    a. voor recht zal verklaren dat voormelde effectenlease-overeenkomsten rechtsgeldig zijn
        vernietigd, althans deze overeenkomstenzal vernietigen:
 
    b. Dexia zal veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis zal voldoen aan:
 
       de echtgenote van eiser sub 1 een bedragvan € 3.527,18, vermeerderd met de wettelijke
       rente vanaf 21 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenoot van eiseres sub 2 een bedrag van € 7.353,36, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 28 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenoot van eiseres sub 3 een bedrag van € 15.302,84, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 18 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenoot van eiseres sub 4 een bedrag van € 3.973,55, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 21 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenoot van eiseres sub 5 een bedrag van € 1.624,68, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 27 november 2002, althans 27 maart 2003 tot aan de dag der
       voldoening;
 
       de echtgenoot van eiseres sub 6 een bedrag van € 3.967,60, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 17 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenoot van eiseres sub 7 een bedrag van € 3.948,70, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 28 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenote van eiser sub 8 een bedrag van € 7.358,76, vermeerderd met de wettelijke
       rente vanaf 28 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenote van eiser sub 9 een bedrag van € 3.961,65, vermeerderd met de wettelijke
       rente vanaf 13 maart 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenote van eisef sub 10 een bedrag van € 15.967,70, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 20 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
       de echtgenoot van eiseres sub 11 een bedrag van € 4.065,84, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 19 april 2003 tot aan de dag der voldoeningen een bedrag van €
       13.090,97, vermeerderd met de wettelijke rente van de dag van de dagvaarding tot aan de
       dag der voldoening.
 
       de echtgenoot van eiseres sub 12 een bedrag van € 4.021.85, vermeerderd met de
       wettelijke rente vanaf 19 februari 2003 tot aan de dag der voldoening.
 
    c. Dexia zal veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet
       Registratie te Tiel schriftelijk mee te delen dat de registraties van (de echtgenoten van)
       eisers bij dit bureau terzake de voormelde effectenlease-overeenkomsten ten onrechte zijn
       geschied en dat deze terstond ongedaan dienen te worden gemaakt, met afschrift van
       deze schrifelijke mededeling aan eisers;
 
    d. Dexia zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
 
3.  Aan hun vorderingen leggen eisers ten grondslag dat de overeenkomsten in kwestie
    overeenkomsten van huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW zijn. Een overeenkomst van
    huurkoop is een species van koop op afbetaling. Voor overeenkomsten van koop op afbetaling
    behoeft een echtgenoot op grond van artikel 1:88 BW de toestemming van de andere
    echtgenoot Deze overeenkomst dient schriftelijk gegeven te worden, aangezien huurkoop
    wordt aangegaan bij authentieke of onderhandse akte.
 
4.  Nu eisers voor het sluiten van vorenbedoelde overeenkomsten met de Bank geen schrifte1ijke
    toestemming hebben verleend, zijn die overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW
    vernietigbaar.
 
5.  Eisers hebben tijdig binnende verjaringstermijn van artikel 3:52 BW jegens Dexia de
    vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen. Uit hoofde van onverschuldigde betaling
    hebben zij voormelde bedragen van Dexia te vorderen.
 
6.  Door de vernietiging van de overeenkomsten is de grond voor de registratie van de
    echtgenoten van eisers bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel komen te vervallen.
 

Het verweer
 
7.  Dexia verweert zich tegen deze vordering. Zij voert aan dat artikel 1:88 BW niet op
    effectenlease-overeenkomsten van toepassing is. Effectenlease kan niet gekwalificeerd
    worden als koop op afbetaling, althans huurkoop, aangezien daarbij niet voldaan wordt aan de
    daarvoor geldende criteria als vervat in artikel 7A:1575 BW.
 
8.  Voor het geval aangenomen wordt dat deze overeenkomsten wel gekwalificeerd moeten
    worden als huurkoop, waarvoor eisers toestemming hadden moeten geven, dan geldt niet het
    vereiste dat die toestemming schriftelijk verteend moet worden.
 
9.   Met betrekking tot het door eisers teruggevorderde bedrag beroept Dexia zich subsidiair op
     artikel 6:278 BW. In geval van vernietiging van de overeenkomsten komt Dexia het recht toe
     om het bedrag dat zij ten gevolge van de nietigheid van de litigieuze overeenkomsten moet
     terug betalen, te verrekenen met het verschil tussen de aankoop waarde van de aangekochte
     effecten minus de waarde van deze effecten op datum van de vernietiging.
 
10. Het instellen van de onderhavige vordering tot vernietiging of ontbinding van de overeenkomst
     in kwestie kan niet los gezien worden van de koersdalingen die de beurzen sedert medio 2000
     hebben doorgemaakt. Door deze koersdalingen staan de effectenlease-cliënten op verlies.
     Het zou voor hen profijtelijk zijn om alsnog van die overeenkomsten af te komen en de
     koersontwikkeling voor rekening van de Bank te laten.
 
11. Blijkens de wetsgeschiedenis is het expliciete doel van artikel 6:278 BW te verhinderen dat
     een op enige grond bestaande vernietigings- of ontbindings mogelijkheid verwordt tot een
     speculatie-instrument. Het is aannemelijk dat de wijziging in de waardeverhouding van de over
     en weer te leveren prestaties de reden van het beroep van eisers op de
     vernietigingsmogelijkheid is geweest.
 
12. Dexia komt daarom het recht toe om het bedrag dat zij in geval van nietigheid van de litigieuze
     overeenkomsten aan eisers zou moeten betalen, te verrekenen met het verschil tussen de
     aankoopwaarde van de effecten minus de waarde van deze effecten op datum van de
     vernietiging van de overeenkomsten dan wel - afhankelijk van de datum van vernietiging -
     minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop. Op die verrekening heeft
     Dexia zich uitdrukkelijk beroepen.
 
13. Dexia voert aan dat zij nooit genoopt kan worden als haar mening te geven dat de registratie
     bij het Bureau Krediet Registratie van de echtgenoten van eisers onjuist is, nu zij van mening
     blijft dat die registratie terecht is. Overigens geschiedt verwijdering van gegevens uit het
     register op initiatief van het Bureau zelf. Het staat eisers vrij hun mening omtrent het bestaan
     van schulden van hun echtgenoten aan Dexia aan het Bureau kenbaar te maken.
 
14. Dexia verzet zich tegen een uitvoerbaarverklarlng bij voorraad van een eventueel haar
     veroordelend vonnis. Bij een afweging van de wederzijdse belangen moeten haar inziens haar
     belangen prevaleren. Subsidiair verzoekt Dexia de kantonrechter aan een
     uitvoerbaarverklaring bij voorraad op grond van artikel 233 lid3 Rv. de voorwaarde te
     verbinden dat eisers zekerheid zullen stellen voor de te betalen bedragen. Langs die weg kan
     worden voorkomen dat Dexia, indien zij alsnog in het gelijk wordt gesteld, zeer aanzienlijke
     kosten zal moeten maken om restitutie van door haar betaalde bedragen te bewerkstelliggen.
 

Beoordeling
 
15. Volgens artikel 7A:1576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is koop en verkoop op
     afbetaling de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald
     in termijnen, waarvan er twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is
     afgeleverd.
 
16. Zijn partijen bij een koop en verkoop op afbetaling overeengekomen dat de verkochte zaak
     niet door de enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door de vervulling van de
     opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat de koper uithoofde van de
     koopovereenkomst verschuldigd is, dan is er ingevolge artikel 7A:1676h lid 1 BW sprake van
     huurkoop.
 
17. In artikel 7A:1576 lid 5 BW staat dat het in titel 5A van Boek 7A BW bepaalde
     overeenkomstige toepassing vindt op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor
     zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht.
 
18. De bepalingen van titel 5A van Boek 7A BW beogen de koper op afbetaling in bepaalde
     opzichten te beschermen tegen de verkoper. Deze wettelijke bescherming van de koper op
     afbetaling van effecten moet geacht worden met de aard van effecten in overeenstemming te
     zijn  evenzeer als dat het geval is bij koop op afbetaling van zaken, zoals goud, schilderijen of
     andere kostbaarheden die men ter belegging koopt.
 
19. Krachtens de overeenkomsten met de Bank kochten de echtgenoten van eisers de in het
     contract genoemde aandelen tegen een koopprijs die werd betaald in termijnen waarvan er
     meerdere verschenen, nadat de eerste portie door de Bank verkregen aandelen door haar
     onverwijld aan de echtgenoten van eisers waren overgedragen op de wijze als hiervoor onder
     1.4 is aangegeven onder de voorwaarde van algehele voldoening door de echtgenoten van
     eisers van wat zij uit hoofde van de overeenkomst met de Bank verschuldigd waren. De
     overeenkomsten beoogden verkrijging van de aandelen door de echtgenoten van eisers,
     waaraan niet af doet dat parbijen tevens waren overeengekomen dat de aandelen direct na die
     verkrijging verkocht zouden worden.
 
20. De overeenkomsten van partijen moet dus gekwalificeerd worden als
     huurkoopovereenkomsten in de zin van artikel 7A:1576h lid 1 BW, waarop de bepalingen van
     titel 5A van Boek 7A BW van overeenkomstige toepassing zijn, voor zover dat met de aard
     van aandelen in overeenstemming is.
 
21. Vraag is nu, of de echtgenoten van eisers voor het aangaan van de overeenkomsten
     toestemming behoefden, zoals artikel 1:88 lid 1 onder d BW aan echtgenoten voorschrijft voor
     het aangaan van "overeenkomsten van koop op afbetaling", die niet kennelijk uitsluitend of
     hoofdzakelijk strekken ten behoeve van de normale uitoefening van hun beroep of hun bedrijf.
 
22. Uit de parlementaire geschiedenis zou met enige goede (of kwade) wil opgemaakt kunnen
     worden dat de minister indertijd bij artikel 1:88 lid 1 onderd BW alleen overeenkomsten van
     koop op afbetaling van zaken en niet ook van vermogensrechten voor ogen had, waarmee
     dan nog niet gezegd is dat dat de bedoeling van de wetgever was. Hoe dat ook zij, er is geen
     reden om aan te nemen dat koop op afbetaling van vermogensrechten niet onder de werking
     van artikel 1:88 lid 1 onderd BW valt. De tekst van artikel 1:88 lid 1 onder d BW geeft daartoe
     geen enkele aanleiding en er is geen grond om in geval van koop op afbetaling van
     vermogensrechten de gezinnen van de koper de beschermng te onthouden welke de wet in
     artikel 1:88 lid 1 onder d BW hen beoogt te bieden.
 
23. Eisers hadden dan ook toestemming voor de overeenkomsten van hun echtgenoten met de
     Bank moeten geven. Dexia heeft bestreden dat eisers die toestemming schriftelijk hadden
     moeten geven.
 
24. Op grond van artikel 1:88 lid 3 BW moet de toestemming door de echtgenoot schriftelijk
     worden verleend, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling die vorm
     voorschrijft. Ingevolge artikel 7A:1576i lid 1 BW moet huurkoop aangegaan worden bij
     authentieke of onderhandse akte, waarvan de inhoud moet voldoen aan de bepalingen van
     artikel 7A:1576j BW. Dat artikel 7A:1576j lid 3 BW op het niet naleven van het voorschrift dat
     de akte aan de bepalingen van artikel 7A:1576j BW moet voldoen, niet de sanctie van
     nietigheid van de overeenkomst stelt. is niet relevant. De sanctie die op niet naleving van het
     voorschrift van artikel 7A:1576i lid 1 BW gesteld is, betreft de inhoud van de akte en niet de
     vorm die voor het aangaan van de huurovereenkomst door de wet is voorgeschreven. De
     toestemming door de echtgenoot dient dan ook bij akte, dus schriftelijk, verleend te worden.
 
25. De door eisers gevorderde verklaring voor recht dat voormelde overeenkomsten die hun
     echtgenoten en de Bank zonder hun schriftelijke toestemming sloten, door hen bij
     vorenbedoelde brieven in 2003 zijn vernietigd, dient daarom te worden toegewezen.
 
26. De vernietiging van de overeenkomsten had tot gevolg dat alles wat de echtgenoten van
     eisers nadien aan Dexia betaald hebben sowieso onverschuldlgd door hen aan Dexia betaald
     is.
 
27. Het tweede onderdeel en het derde onderdeel van hun vordering tot terugbetaling door Dexia
     van wat door hun echtgenoten aan haar onverschuldigd betaald is en tot ongedaanmaking
     van de registratie van hun echtgenoten bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel, baseren
     eisers op artikel 1:89 lid 5 BW. Deze bepaling geeft de echtgenoot die ex artikel 1:89 lid 1 BW
     een beroep op de vernietigingsgrond heeft gedaan, de bevoegdheid tevens alle
     rechtsvorderingen in te stellen die voortvtoeien uit de nietigheid van de zonder zijn
     toestemming gesloten overeenkomst.
 
28. Terecht heeft Dexia die bevoegdheid van eisers op zich genomen niet bestreden. Eisers zijn
     dus bevoegd te vorderen dat Dexla in beginsel terugbetaalt wat uit hoofde van de
     overeenkomsten door hun echtgenoten aan Dexia betaald is en ook dat Dexla vorenbedoelde
     ongedaanmaking van de registratie van hun echtgenoten bij het Bureau Krediet Registratie te
     Tiel zal bewerkstelligen, als ook hun echtgenoten dat van Dexia zouden kunnen vorderen.
 
29. Dexia beroept zich ten verweer van het tweede onderdeel van de vordering van eisers (de
     terugbetaling aan hun echtgenoten) echter op artikel 6:278 BW uithoofde waar van haar, naar
     haar mening, een verrekeningsrecht toekomt op grond waarvan zij het door haar te betalen
     bedrag kan verrekenen met het bedrag dat haar opgrond van artikel 6:278 BW toekomt
 
30. Gelet op de betwisting door eisers van de toepasselijkheid van dit artikel moet onderzocht
     worden, of in de onderhavige gevallen aan de voorwaarden voor een beroep op artikel 6:278
     BW is voldaan. Tegen de vordering ex artikel 1:89 lid 5 BW kan de wederpartij van de
     contracterende echtgenoot alle weren voeren die zij na de vernietiging van de overeenkomst
     door de andere echtgenoot tegen de contracterende echtgenoot heeft. In beginsel kan Dexla
     dus een beroep doen op artikel 6:278 BW.
 
31. In artikel 6:278 BW is een verplichting opgenomen voor een partij bij een wederkerige
     overeenkomst die de stoot tot ongedaanmaking van de overeenkomst geeft, om de andere
     partij een bijbetaling te geven ter correctie van een inmiddels ten gunste van haar opgetreden
     wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, die na de ongedaanmaking
     door hen over en weer verricht moeten worden. De verplichting tot bijbetaling geldt volgens de
     parlementaire geschiedenis niet alleen, wanneer het gaat om een reeds uitgevoerde
     overeenkomst, maar ook - door analogische toepassing van artikel 6:218 BW - als een
     overeenkomst gedeeltelijk is uitgevoerd, zoals in dit geval.
 
32. De eerste voorwaarde voor toepassing van dit artikel is dat bedoelde wijziging in de
     waardeverhouding van de wederzijdse prestaties is opgetreden en de tweede voorwaarde dat
     aannemelijk is dat de partij in kwestie geen ongedaanmaking van de overeenkomst gekozen
     zou hebben, als die wijziging in de waardeverhouding niet opgetreden zou zijn.
 
33. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een wijziging in de waardeverhouding ten
     gunste van de partij die de overeenkomst ongedaan maakte, dient men blijkens de
     parlementaire geschiedenis van artikel 6:278 BW als volgt te werk te gaan. Eerst moet men
     vaststellen tot welke prestaties beide partijen op grond van de wettelijke
     ongedaanmakingsregels na de ongedaanmaking van de overeenkomst gehouden zijn om
     vervolgens daarmee te vergelijken de prestaties waartoe zij op grond van diezelfde regels
     gehouden zouden zijn geweest. Indien restitutie dadelijk na de uitvoering (en dus niet, zoals
     Dexia ten onrechte meent, het sluiten) van de overeenkomst was geschied. Bij een
     gedeeltelijke uitvoering van de overeenkomst moet men bij de vergelijking van de beide
     waardeverhoudingen bij de waarde van hetgeen de partij die het minst heeft ontvangen, moet
     restitueren, bijtellen hetgeen de wederpartij nog zou hebben moeten presteren.
 
34. Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan gemaakt wordt, treedt, voor zover dit
     redelijk is, op grond van artikel 6:240 lid 2 BW vergoeding van de waarde van de prestatie op
     het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien - onder meer - het aan de ontvanger
     is toe te rekenen dat de prestatie is verricht of de ontvanger erin had toegestemd een
     tegenprestatie te verrichten.
 
35. Bij een vergelijking van de waarden van de wederzijdse prestaties zou door de vernietiging
     door eisers van de overeenkomst een wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse
     prestaties ten gunste van de echtgenoten van eisers zijn opgetreden, als bij de vergelijking de
     waarden van de prestaties van de echtgenoten van eisers jegens Dexia gesteld zouden
     moeten worden op de waarde van de voor haar aangekochte effecten bij de aanvang van de
     overeenkomst en op de waarde van die effecten ten tijde van de vernietiging van de
     overeenkomst.
 
36. In aanmerking nemende hoe krachtens de wet bij toepassing van artikel 8:278 BW de
     vergelijking van de waarden van de wederzijdse prestaties dient te geschieden en gelet op de
     aard van de onderhavige overeenkomsten kunnen de prestaties van de echtgenoten van
     eisers jegens Dexia gegeven de aard van de onderhavige overeenkomsten niet op die
     waarden gesteld worden. Er is dan ook geen wijziging in de waardeverhouding van de
     wederzijdse prestaties ten gunste van de echtgenoten van eisers door de vernietiging van de
     overeenkomsten opgetreden. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW gaat daarom niet op.
 
37. Dat betekent, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, echter niet dat de echtgenoten
     van eisers naast de bedragen die zij na de vernietiging van de overeenkomst nog
     onverschuldigd aan Dexla betaald hebben, ook nog aanspraak hebben op de bedragen die zij
     maandelijks tot aan de vernietiging van de overeenkomsten aan rente over de door hen
     geleende bedragen betaald hadden.
 
38. Ingevolge artikel 3:120 BW behoren aan een bezitter te goeder trouw de afgescheiden en de
     opeisbaar geworden burgerlijke vruchten toe. Onder andere renten van geldsommen zijn
     burgerlijke vruchten. Op grond van artikel 6:206 BW is artikel 3:120 BW van overeenkomstige
     toepassing in geval van onverschuldigde betaling. Een bezitter is volgens artikel 3:118 BW te
     goeder trouw, wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijs als
     zodanig mocht beschouwen.
 
39. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter was Dexia bezitter te goeder trouw van de
     vorderingen op de echtgenoten van eisers en behoren haar dus de tot aan de vernietiging van
     de overeenkomsten aan haar door de echtgenoten van eisers betaalde rentetermijnen toe
     krachtens artikel 6:206 juncto artikel 3: 120 BW.
 
40. Alvorens een definitieve beslissing in deze te nemen, stelt de kantonrechter partijen in de
     gelegenheid zich hierover bij akte uit te laten. Bij die gelegenheid dienen eisers opgave te
     doen van wat door hun echtgenoten tot aan de vernietiging van de overeenkomsten aan Dexia
     betaald is en daarbij te vermelden of Dexia het met deze opgave wel of niet eens is.
 
41. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
 
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.  verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 28 april 2005 om 10.00 uur, opdat partijen
    dan bij akte zich zullen kunnen uitlaten over de punten die hiervoor onder 37 tot en met 40
    aan de orde gesteld zijn;
 
II. houdt iedere verder beslissing aan.
 

Aldus gewezen door mr. F.M.P.M.Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 31 maart 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.