Zaaknummer :
341384
Rolnummer : 1405/04
Uitspraak : 12 oktober 2005
VONNIS
In de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexla Bank Nederland N.V.,
rechtsopvolgster onder algemene titel van
Bank Labouchere N.V.,
tevens h.o.d.n. Legio, en op haar beurt
rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in
conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde:N.A. Hofman,
Postbus
---. 52-- AK 's-Hertogenbosch,
t e g e n:
[X],
wonende te [woonplaats].
gedaagde in
conventie,
eiseres in reconventie,
met rechtsbijstand procederende
nngevolge voorwaardelijke toevoeging van
de Raad voor Rechtsbijstand d.d. 6
mei 2004, nr. ------.,
gemachtigde: aanvankelijk mr. S. Sandera,
thans mr.
drs. K.S. Lolargosain,
Postbus --, 35-- AB Utrecht.
Dit vonnis is een vervolg op een op 9 maart 2005 door de
kantonrechter te Helmond tussen partijen (hierna
ook te noemen "Dexia" en
"[X]" gewezen tussenvonnis, waarbij de zaak naar de rol is verwezen
voor het
verstrekken van inlichtingen zoals in dat vonnis nader omschreven. De inhoud van
dat vonnis,
waarvan zich een authentiek afschrift onder de stukken bevindt,
moet als hier overgenomen worden beschouwd.
1. Het verdere verloop van de
procedure.
Naar aanleiding van voormeld tussenvonnis heeft [X] een
akte genomen. Daarop heeft Dexia bij
akte gereageerd, waarbij zij een
productie in het geding heeft gebracht. [X] heeft daar bij antwoord-
akte op
gereageerd. Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
Naar aanleiding van het tussenvonnis, waarin enkel een
beslissing is gegeven met betrekking tot het verder
verloop van de
onderhavige zaak, heeft [X] bij akte gemotiveerd betoogd dat en waarom zij
belang
heeft bij een beslissing in de onderhavige zaak. Uit ambtshalve
bekomen informatie is de kantonrechter
bekend dat nog geen zaken betreffende
de onderhavige problematiek in cassatie aan de Hoge Raad zijn
voorgelegd,
zodat een arrest van die instantie op korte tennijn niet valt te verwachten.
Voorts is de kanton-
rechter op grond van de inhoud van de akten van [X]
duidelijk dat [X] niet wenst in te
gaan op het schikkingsvoorstel, zoals dat
door bemiddeling van de heer Duisenberg tot stand is gekomen.
Gegeven die
nadere stellingname van [X], gegeven de omstandigheid dat binnen de termijn
van
aanhouding geen uitspraken van de Hoge Raad vallen te verwachten en
gegeven de uitdrukkelijke wens van
[X] om een beslissing ten gronde, zal de
kantonrechter thans overgaan tot een inhoudelijke
beoordeling van de
zaak.
2. Het geschil in
conventie en in reconventie.
1. Dexia vordert in conventie betaling van € 3.478,35,
te vermeerderen met rente en kosten als vermeld
in de dagvaarding.
Dexia
legt daaraan ten grondslag dat zij de rechtsopvolgster is van de naamloze
vennootschap Bank
Labouchere N.V., welke eveneens handelde onder de naam
Legio en welke op haar beurt de rechtsopvolgster
was van de besloten
vennootschap Legio Lease B.V..[X] is, onder toepasselijkheid van
overgelegde
Bijzondere Voorwaarden, met Dexia, althans met haar rechtsvoorgangster, een
overeenkomst
aangegaan met betrekking tot het product "WinstVerDriedubbelaar"
onder contractnummer29....... Op
grond van deze overeenkomst was [X] gehouden
om Dexia ins taat te stellen de verschuldigde
maandelijkse termijnen tijdig
te incasseren, dan wel deze tijdig te voldoen. Vanaf 24 januari 2003 is
[X]
met regelmaat in gebreke gebleven om aan haar betalings verplichtingen te
voldoen, ondanks
schriftelijke aanmaning zijdens Dexia. Uiteindelijk is [X]
bij brief aangezegd dat Dexia op grond van
de toepasselijke voorwaarden zou
overgaan tot verkoop van de aandelenportefeuille, waarbij haar een pro
forma
berekening van de gevolgen daarvan ter hand is gesteld. Desondanks bleef
betaling uit en daarop heeft
Dexia de aandelen verkocht en de opbrengst in
mindering gebracht op de overeengekomen hoofdsom. Op
grond van de opgemaakte
eindafrekening is [X] aan Dexia nog een bedrag verschuldigd van
€
2.909.87.
Op grond van de toepasselijke voorwaarden is [X] een rente
verschuldigd van 0,96% per maand,
welke tot en met 10 december 2003 is
berekend op een bedrag van € 82,48.
Dexia heeft haar vordering ter incasso
uit handen gegeven, hetgeen kosten tot gevolg heeft gehad. [X]
is gehouden de
redelijke kosten tot verkrijging van betaling buiten rechte, door Dexia gesteld
op
€ 488,= inclusief BTW. te voldoen.
2.1 [X] heeft hiertegen bij antwoord in conventie
primair tot verweer aangevoerd dat de
overeenkomst is vernietigd, doordat
haar echtgenoot bij brief van 10 februari 2003 tegenover Dexia een
beroep
heeft gedaan op het ontbreken van toestemming zijnerzijds tot het aangaan van de
overeenkomst.
Omdat de desbetreffende overeenkomst gekwalificeerd dient te
worden ats een huurkoopovereenkomst, een
bijzondere vorm van koop op
afbetaling, had [X] tot het aangaan daarvan de toestemming van
haar
echtgenoot moeten hebben. Deze heeft hij niet verleend en om die reden
heeft hij de nietigheid, althans
vernietiging van de overeenkomst
ingeroepen.
Het is juist dat een aantal termijnen niet aan Dexia zijn
betaald. Bij brief van 5 mei 2003 werd [X]
op de hoogte gesteld van het
bestaan van een saldotekort. Omdat [X] en haar echtgenoot zich niet
konden
verenigen met de aandelenleaseovereenkomst, hebben zij dit saldo niet aangevuld.
Pas na verkoop
van de aandelenportefeuille door Dexia kwam [X] er achter dat
een negatief resultaat was bereikt.
[X] is door Dexia nimmer gewezen op de
mogelijkheid dat een dergelijk negatief resultaat zou
kunnen
optreden.
Subsidair voert [X] tot verweer aan dat Dexia jegens haar
wanprestatie heeft gepleegd door
enerzijds haar niet deugdelijk voor te
lichten en anderzijds door haar contractuele zorgplicht jegens haar niet
na
te komen nu zij, in strijd met het bepaalde in artikef 28 en/of 33 Nadere
Regeling toezicht effectenverkeer
(verder te noemen "Nrte.), heeft nagelaten
om voorafgaand aan het totstandkomen ven de overeenkomst te
informeren naar
haar financiële positie, haar ervaringen met beleggingen en haar
beleggingsdoelstellingen.
2.2 Voorts betwist [X] de gevorderde buitengerechtelijke
incassokosten, welke onvoldoende
zijn gespecificeerd en waarvan bij gebreke
aan onderbouwing niet is gebleken dat zij daadwerkelijk zijn
gemaakt en
redelijkerwijs ook gemaakt konden worden.
Ten aanzien van de gevorderde
contractuele rente merkt [X] op dat deze - gegeven het beroep op
vernietiging
dan wel (partiële) ontbinding van de overeenkomst - niet van toepassing kan
zijn.
2.3 [X] vordert in reconventie op de door haar bij wijze
van verweer in conventie aangevoerde
gronden primair een verklaring
voor recht dat de overeenkomst tussen haar en Dexia is vernietigd,
althans
deze alsnog te vemietigen, bij gebreke aan instemming tot het aangaan
van die overeenkomst zijdens haar
echtgenoot, één en ander op voet van het
bepaalde in artikel 1 :89 BW, met veroordeling van Dexia tot
terugbetaling
van de reeds betaalde termijnen ad in totaal € 626.64.
Subsidiair
vordert zij dat de kantonrechter de overeenkomst in geding ontbindt met
veroordeling van Dexia
tot vergoeding van de door [X] geleden schade, door
haar begroot op € 4.104,59.
In beide gevallen vordert [X] voorts de
veroordeling van Dexia tot vergoeding van de wettelijke
rente over de
gevorderde bedragen en tot vergoeding van de kosten van het geding.
3.1 Dexla heeft daarop bij repliek/antwoord het verweer
van [X] in conventie bestreden op
gronden als vermeld in die conclusie. Meer
in het bijzonder merkt zij op dat zij kort na 6 november 2000, en
vóór het
totstandkomen van de overeenkomst, aan [X] de navolgende bescheiden heeft
doen
toekomen:
• een brochure betreffende het product (productie 2
conclusie van antwoord/eis);
• een akte houdende de ovweenkomst in
tweevoud);
• de daarop toepasselijke Bijzondere Voorwaarden;
•
een fiscale opinie (productie 7);
• een rekenvoorbee1d.
Deze
bescheiden bevatten alle relevante informatie, ook de informatie dat bij
tegenvallende verkoop op-
brengsten het risico bestond dat [X] nog een bedrag
aan Dexia zou hebben te voldoen. Voorts
betwist zij dat zij gehouden was een
risicoprofiel op te stellen, dat zij verplicht was nadere informatie
met
betrekking tot (de vermogenspositie van) [X] in te winnen of dat zij
anderszins haar zorgplicht
tegenover [X] zou hebben verzaakt.
3.2 Ook betwist Dexia dat de onderhavige overeenkomst
moet worden gekwalificeerd als een huurkoop.
Voor het aangaan van de
overeenkomst was geen toestemming van de echtgenoot van [X] vereist
en om die
reden heeft Dexia de vernietiging in 2003 niet geaccepteerd en hoefde zij die
ook niet te accepte-
ren. Bovendien kan [X] geen beroep op die vernietiging
doen, doch dient dat door haar echtgenoot
te geschieden. Het overleggen van
de brief van haar echtgenoot maakt hem nog niet tot procespartij in
de
onderhavige procedure. Bij gebrek aan wetenschap betwist Dexia dat de
echtgenoot van [X] zijn
toestemming tot het aangaan van de overeenkomst heeft
onthouden. Dexia wijst er op dat de maandelijks
verschuldigde termijnen zijn
afgeschreven van een "en/of rekening" op naam van [X] en haar
echtgenoot en
wijst op de omstandigheid dat onder normale gezinsomstandlgheden over dit soort
transacties
pleegt te worden gesproken. Bij dupliek in reconventie merkt
Dexia nog op dat [X] stelt dat zij
gehuwd was, maar heeft nagelaten om dat te
bewijzen.
Voorts heeft Dexia betwist dat zij wanprestatie zou hebben gepleegd
door te handelen in strijd met de door
[X] genoemde bepalingen van het
Nrte.
3.3 Dexla heeft haar eis in conventie (voorwaardelijk,
voor het geval enig deel van de vordering in
reconventie toewijsbaar zou
zijn) aangevuld c.q. gewijzigd in die zin, dat zij heeft gevorderd [X]
te
veroordelen tot betaling aan Dexia van het verschil tussen de
aankoopwaarde van de in artikel 1 van de
overeenkomst genoemde effecten minus
de waarde van die effecten op de datum van vernietiging of
ontbinding van de
overeenkomst, althans minus de waarde van de effecten op de datum van
verkoop.
4. Partijen hebben in de daarop volgende
stukkenwisseling volhardt in hun standpunten. Dexia heeft
daarbij in haar
laatste akte nog gewezen op de omstandigheid dat onder leiding van de heer
Duisenberg een
schikkingsvoorstel is uitonderhandeld met belangenbehatigers
van haar cliënten. Voorts heeft zij gewezen
op het thans bij de Eerste Kamer
van de Staten-Generaal aanhangige wetsvoorstel nummer29414.Voor de
verdere
onderbouwing van de standpunten van partijen zij verwezen naar de inhoud van de
processtukken,
die, voor zover hierna niet nader aan te halen, als hier
herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
3. De beoordeling: In conventie en in
reconventie.
5. Nu de vordering in reconventie voortvloeit uit en
direct samenhangt met het verweer in conventie, zal
de kantonrechter beide
tezamen behandelen.
6. In rechte dient uitgegaan te worden van de navolgende
feiten. Omstreeks 14 november 2000 is
[X] met Dexia een overeenkomst
aangegaan, door Dexia aangeduid als een aandelenleaseover-
eenkomst, onder de
naam WinstVerDriedubbelaar, contractnummer 29....... Deze overeenkomst is
niet
ten teken van goedkeuring mede-ondertekend door de echtgenoot van [X].
Vanaf 24 januari 2003
is [X] (herhaaldelijk) haar verplichting tot betaling
van de maandelijks verschuldigde termijnen niet
nagekomen. De echtgenoot van
[X] heeft bij brief van 10 februari 2003 (waarvan de ontvangst
wordt
bevestigd in een brief van Dexia aan [X] d.d. 21 februari 2003, productie II bij
antwoord/eis)
de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd wegens het
ontbreken van toestemming van zijn zijde tot het
aangaan van de overeenkomst
als bedoeld in artikel 1:88 BW. Dexia heeft niet in deze vernietiging
berust.
Nadat [X] in gebreke was gebleven met de voldoening van de volgens
Dexia door haar verschuldigde
termijnen, heeft Dexia de voor [X] aangeschafte
aandelen verkocht. Na aftrek van de
opbrengst van deze aandelen van het voor
de aankoop te leen gegeven bedrag, voor zover nog niet
terugbetaald.
resteerde per saldo een schuld van [X] aan Dexla van € 2.909,87.
7. Op de gronden als aangegeven in de arresten van het
Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d.
1 februari 2005, welke de kantonrechter
hier overneemt en tot de zijne maakt, moet worden aangenomen
dat de
onderhavige overeenkomst dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, een
bijzondere vorm van
koop op afbetaling. Ingevolge artiket 1:88. lid 1 sub d
BW behoefde [X] de toestemming tot het aangaan van
deze overeenkomst, nu het
hier geen overeenkomst betreft die strekte tot de normale uitoefening van haar
beroep af bedrijf. Ingevolge artikel 1:89, lid 1 BW kon haar echtgenoot bij
gebreke aan deze
toestemming de rechtshandeling (acceptatie van het aanbod
zijdens Dexia) van [X] vernietigen.
8. Bij dupliek in reconventie heeft Dexia aangevoerd dat
[X] niet heeft aangetoond dat zij
gehuwd was ten tijde van het aangaan van de
overeenkomst en dat zij dat heeft te bewijzen. Dexia ziet
daarmee echter
voorbij aan het feit dat [X] slechts bewijs hoeft bij te brengen ten aanzien van
door
haar gestelde feiten, wanneer die feiten in rechte deugdelijk worden
betwist. Dat is in elk geval met betrek-
king tot het feit dat [X] ten tijde
van het aangaan van de overeenkomst gehuwd zou zijn geweest
niet
gebeurd.
Dat [X] in deze zaak bij wijze van verweer de stelling zou poneren
dat haar echtgenoot de ingevolge
artikel 1:88 BW benodigde toestemming niet
had verleend en om die reden de overeenkomst buitengerechtelijk had
vernietigd, moet Dexla reeds bij aanvang van de procedure duidelijk zijn
geweest. Daarover is immers reeds in februari 2003 gecorrespondeerd.
Desondanks laat Dexia na om in reactie op dat reeds vóór aanvang van deze
procedure gevoerde verweer van [X] bij dagvaarding te betwisten dat
[X]
gehuwd zou zijn geweest. In dit verband zij overigens opgemerkt dat
Dexia, in strijd met het bepaalde in
artikel 111. lid 3 Rv., überhaupt heeft
nagelaten de kantonrechter bij dagvaarding van het beroep op vernie-
tiging
zijdens [X] op de hoogte te stellen. Sterker nog: ten onrechte en in strijd met
de waarheid
voert zij in de dagvaarding aan dat in de correspondentie
voorafgaande aan deze procedure (waaronder ook
dient te worden begrepen de
door Dexia zelf met [X] gevoerde correspondentle in de periode van
aanmaning
en sommatie) geen verweer tegen de vordering zou zijn gevoerd.
Evenmin voert
Dexia bij repliek in conventie aan dat [X] mogelijk ten tijde van het aangaan
van de
overeenkomst niet gehuwd zou zijn geweest. Eerst bij dupliek in
reconventie voert zij dit als verweer op en
dan nog slechts bij gebrek aan
wetenschap omtrent dit feit. Dit verweer wordt naar het oordeel van
de
kantonrechter tardief gevoerd en alleen al daarom dient daaraan voorbij te
worden gegaan. Bovendien geldt
voor wat betreft de onderbouwing dat enkel en
alleen een gebrek aan wetenschap ten aanzien van een feit
als het onderhavige
niet kan gelden als een deugdelijke grond voor betwisting van het feit, nu
daarnaast
geen feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan aan de
juistheid van de mededeling dienaangaande van [X] zou moeten of kunnen worden
getwijfeld.
9. Bij repliek in conventie heeft Dexia gesteld dat [X]
de toestemming wel heeft verleend en
heeft zij expliciet aangevoerd zulks te
willen bewijzen door het doen horen van de echtgenoot van [X]
en eventuele
andera familieleden. Zij heeft daarbij een beroep gedaan op een aantal
omstandigheden
die volgens haar maken dat [X] op de hoogte moet zijn geweest
van het bestaan van de overeenkomst.
De enkele omstandigheid dat de
echtgenoot van [X] met het bestaan van de overeenkomst
op de hoogte is
geweest, is echter ten deze niet relevant tengevolge artikel 1:88, lid 3 BW
dient de toestemming van de echtgenoot schriftelijk te worden gegeven, indien
de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een vorm voorschrijft.
Ingevolge artikel 7a:15761.1id 1 BW wordt de overeenkomst van
huurkoop aangegaan bij authentieke of onderhandse akte, die moet voldoen aan
de eisen gesteld in artikel 7A:1576j BW. Nu dus voor het aangaan van de
huurkoop een vorm voorschrift bestaat, had de toestemming van de echtgenoot
schriftelijk gegeven moeten worden. Uit de door Dexia overgelegde akte van de
thans in geding zijnde overeenkomst blijkt niet van de toestemming zijdens de
echtgenoot. Het verweer van Dexia berust ook op de door haar genoemde
omstandigheden, die - zo leest de kantonrechter het verweer - maken dat Dexia
er op mocht vertrouwen dat de echtgenoot van [X] had ingestemd met het aangaan
van de
overeenkomst. Dat de echtgenoot van [X] deze toestemming ook expliciet
en schriftelijk heeft
gegeven, is echter zijdens Dexia niet gesteld. De
kantonrechter is dan ook van oordeel dat hetgeen Dexia in
dit verband ter
onderbouwing van haar verweer heeft aangevoerd suggestief is en onvoldoende ter
onderbouwing van het verweer dat de benodigde toestemming wel en ook op de
formeel juiste wijze is gegeven.
Om die reden passeert de kantonrechter ook
dit verweer en het in dat verband gedane bewijsaanbod.
10. Het voorgaande voert tot de slotsom dat de tussen
partijen tot stand gekomen overeenkomst op 11
februar 2003
(buitengerechtelijk) is vernietigd. De omstandigheid dat de echtgenoot van [X]
geen
partij is in dit geding, doet aan de vernietiging niet af, omdat deze
immers ook buiten de rechter om kan
plaatsvinden. Reeds enkel het beroep op
vernietiging in de brief van 10 februari 2003 is daartoe voldoende.
Gegeven
het feit dat de echtgenoot van [X] bij die brief de nietigheid heeft ingeroepen,
en gegeven
het oordeel dat hij daartoe op dat moment gerechtigd was, moet die
nietigheid als vaststaand worden
aangenomen, heeft de onderhavige
overeenkomst nimmer bestaan en bestaan thans geen gronden meer
om [X] op
basis daarvan gehouden te achten nog iets aan Dexia te betalen. De in
reconventie
primair gevorderde verklaring voor recht kan dan ook worden
afgegeven.
11. Voorts volgt hieruit dat achteraf dient te worden
vastgesteld dat hetgeen door [X] op grond
van de aangegane overeenkomst is
betaald onverschuldigd is betaald en dat Dexia gehouden is het
betaalde om
die reden aan [X] terug te betalen, eventueel na verrekening van de opbrengst
van
het verkochte aandelenpakket met de door [X] gedane betalingen. Zijdens
Dexia is niet weersproken
dat [X] nog een bedrag van € 626,64 tegoed heeft,
zodat ook dat onderdeel van het in conventie
primair gevorderde toegewezen
kan worden.
Ten aanzien van de daarover gevorderde rente volgt de
kantonrechter Dexia in het door haar bij dupliek in
reconventie gevorderde
verweer, dat terecht en op goede gronden wordt gevoerd. Nu daaruit volgt dat in
de
vernietigingsbrief van 10 februari 2003 aanspraak is gemaakt op rente
vanaf 14 dagen na ontvangst van die
brief - hetgeen door Dexia niet is
weersproken - zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf 25
februari
2003.
12. Het door Dexia in conventie gevorderde (voor zover
dat na wijziging/aanvulling van eis bij repliek
primair is gevord) dient
haar derhalve te worden ontzegd. Tevens volgt uit het voorgaande dat
de
voorwaarde in vervulling is gegaan voor het wijzigen van de eis in
conventie. Voor dit geval heeft Dexia
betoogd dat op voet van het bepaalde in
artikel 6:278 BW [X] gehouden zou zijn om haar de door
haar als gevolg van de
vernietiging geleden schade in de vorm van het verschil tussen de waarde van
de
aandelen bij aankoop en de waarde van de aandelen bij verkoop te
vergoeden.
13. Het beroep van Dexia op toepassing van artikel 6:278
BW wordt echter verworpen. Daargelaten of in
dit geval wordt voldaan aan de
voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de gevolgen van
toepassing van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde
bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en
daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat de echtgenoot van [X] of [X]
pas een beroep op de nietigheid heeft/hebben gedaan nadat de
koersverliezen
waren opgetreden doet daar niet aan af, nu die koersverliezen
nu juist behoren tot het soort omstandigheden
die aanleiding plegen te zijn
voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming. Het
voorgaande
voert tot de slotsom dat ook het na wijziging van eis in conventie
subsidiair gevorderde niet voor toewijzing
in aanmerking komt.
14.1 Bij antwoordakte heeft Dexia nog verwezen naar het
resultaat dat is bereikt in het overfeg onder
leiding van de heer Duisenberg.
Daarbij heeft zij gewezen op het thans bij de Eerste Kamer
aanhangige
wetsvoorstel nummer 29414 tot wijziging van het BW en Rv. teneinde
de collectieve afwikkeling van massaschades te vergemakkelijken. De
kantonrechter gaat hier echter aan voorbij. Het overleg onder leiding van de
heer Duisenberg was er op gericht om te komen tot een voorstel voor een
schikking dat de individuele
klant van Dexia kon accepteren of verwerpen. Dat
een dergelijk voorstel tot stand is gekomen, betekent dan
ook niet dat [X]
daar ook aan gebonden is, te minder nu uit het feit dat zij wenst voort te
procederen
volgt dat zij het voorstel niet wil accepteren. Dat is ook niet
onredelijk, omdat het voorstel voor cliënten
van Dexla die zich kunnen
beroepen op vernietiging van de overeenkomst bij gebreke aan toestemming
van
hun echtgenoot minder ver strekt dan hetgeen hun op basis van hun verweer
zou toekomen, zodat zij
ontegenzeggelijk een belang houden bij
voortprocederen. De kantonrechter acht de inhoud van het resultaat
van die
onderhandelingen overigens als algemeen bekend, nu daaraan ruimschoots aandacht
is besteed in
de media, zodat hij zich vrij acht die inhoud bij dit oordeel
te betrekken.
14.2 Het wetsvoorstel 29414 is niet meer dan dat, een
wetsvoorstel. Het beoogt een ingrijpende wijziging
van één van de
basisbeginselen van het overeenkomstenrecht, te weten: dat overeenkomsten
tussen
partijen slechts tot stand komen op basis van aanbod door de ene
partij en aanvaarding van dat aanbod
door de wederpartij. Het wetsvoorstel
beoogt immers - heel verkort weergegeven - de mogelijkheid in het
leven te
roepen dat een gelaedeerde gebonden wordt aan een vaststellingsovereenkomst die
een belangenbehartigende persoon of instantie met de aansprakelijke
schadeveroorzaker treft en bij de totstandkoming van welke
vaststellingsovereenkomst de gelaedeerde zelf niet betrokken hoeft te zijn
geweest, mits die vaststellingsovereenkomst verbindend wordt verklaard. Nu
het wetsvoorstel beoogt een mogelijkheid in het leven te roepen die afwijkt
van het hiervoor genoemde basisbeginsel en evenmin kan worden geoordeeld dat
het codificatie betreft van een thans (buiten de insolventiepraktijk en het
arbeidsrecht om) reeds gebruikelljke gang van zaken, is de kantonrechter
van oordeel dat op deze ontwikkeling in de wetgeving niet geanticipeerd kan
worden, nog daargelaten dat niet is gebleken dat de bereikte overeenstemming
de goedkeuring zou kunnen verkrijgen van een "verbindend verklarende
rechter".
15. Omdat op grond van het voorgaande dient te worden
beslist als na te melden, kan hetgeen partijen
verder nog hebben betoogd met
betrekking tot het toerekenbaar tekortschieten van Dexia onbesproken
blijven.
Dexia heeft zowel in conventie als in reconventie als de in het ongelijk
gestelde partij te gelden en zal
om die reden worden veroordeeld in de kosten
van het geding.
4. De beslissing.
De kantonrechter:
In conventie:
Wijst de vorderingen van de naamloze vennootschap Dexia
Bank Nederland N.V. af;
Veroordeelt de naamloze vennootschap Dexla Bank
Nederland N.V. in de kosten van dit geding, aan de
zijde van [X] tot aan deze
uitspraak begroot op € 562.50. waarvan te voldoen aan:
A. de griffier,
door overschrijving op rekeningnummer 19.23.25.787 Ln.v. MvJ Arrondissement
Den
Bosch (536), Postbus 90155, 5200 MG 's-Hertogenbosch, onder vermeldingvan
het zaaknummer en
rolnummer van deze zaak:
- € 517,50 wegens
salaris gemachtigde (niet met B.T.W. belast);
B. Gedaagde,
-
€ 45,= wegens eigen bijdrage aan het salaris van de gemachtigde;
In reconventie:
Verklaart voor recht dat de tussen partijen onder nummer
29...... totsland gekomen overeenkomst onder
de naam WinstVerDriedubbelaar
door het schrijven van de echtgenootd.d. 10 februari 2003 is
vernietigd;
Veroordeelt de naamloze vennootschap Dexia Bank
Nederland N.V. om ter zake voormeld tegen kwijting
aan [X] te betalen de
somma van € 626,64 (zegge: zeshonderdzesentwintig euro,
vierenzestig
eurocent). vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag
vanaf 25 februari 2003 tot aan de dag der
voldoening;
Veroordeelt de naamloze vennootschap Dexia Bank
Nederland N.V. in de kosten van dit geding, aan de
zijde van [X] tot aan deze
uitspraak begroot op € 225,=, te voldoen aan de griffier, door
over-
schrljving op rekeningnummer 19.23.25.--- t.n.v. MvJ Arrondissement Den
Bosch (538), Postbus 90155,
5200 MG 's-Hertogenbosch, onder vermelding vsn
het zaaknummer en rolnummer van deze zaak;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij
voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Helmond door mr. R.J.M. Cremers,
kantonrechter, en aldaar uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 12
oktober 2005, in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL