Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
Vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak rolnr.: 378055 CV EXPL.
08-2151
datum uitspraak: 17 juli 2008
VONNIS VAN DE
KANTONRECHTER
inzake
[X]
te
[woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in
reconventie
hierna te noemen [X]
gemachtigde mr. C.R. Rutte
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.
te Amsterdam
gedaagde partij in
conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen
Dexia
gemachtigde Snijder gerechtsdeurwaarders
In conventie en in
reconventie
De procedure
[X] heeft Dexia op 6 maart 2008 gedagvaard en
gevorderd (in conventie) conform de dagvaarding. Dexia heeft geantwoord en een
iegenvordering (in reconventie) ingesteld. De kantonrechter heeft bij
tussenvonnis van een comparitie van partijen gelast, [X] heeft schriftelijk
gereageerd op de eis in reconventie. De comparitie van partijen heeft
plaatsgevonden op 17 juni 2008 waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt
van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
a. Dexia is de
rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna:
Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar
rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
b. Op
of omstreeks 30 maart 2001 heeft [X] (en heeft diens echtgenote) een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam Tripple Effect Vooruitbetaling waarop
hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de
lease-overeenkomst).
c. Deze overeenkomst, die tot
stand is gekomen via een tussenpersoon, is aangegaan voor
een periode van 36
maanden.
d. De overeenkomst bepaalt onder meer dat
[X] in totaal voor een aankoopsom (de hoofdsom) van € 21.645,60 aandelen least
en dat [X] na ondertekening van de overeenkomst een bedrag, te weten de totaal
te beialen rente. van € 4.087,80 verschuldigd was. omstreeks de 35e maand een
bedrag van € 45,38 en aan het einde van de looptijd van de overeenkomst het
restantbedrag van € 21.600,22. zijnde het totaal van de aankoopbedragen van de
geleasde aandelen. De totale leasesom beliep €
25.733,40,
e. Op grond van de overeenkomst heeft
Dexia drie maal een pakket aandelen gekocht. De eerste aankoop vond plaats op 19
maart 2001. de tweede aankoop 12 maanden later en de derde aankoop 24 maanden na
de eerste aankoop. Op grond van de overeenkomst waren de tweede en derde aankoop
in fondsen, aantallen en koersen gelijk aan de eerste
aankoop.
f. Per 19 maart 2004 is de overeenkomst
geëindigd door het verstrijken van de looptijd ervan, Dexia heeft de geleasde
aandelen verkocht en heeft een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit
hoofde van de lease-overeenkomst nog € 11.045,52 verschuldigd was, te weten het
verschil tussen de restant hoofdsom van € 21.600,22 en de rond de 35e maand te
betalen € 45,38 enerzijds en de verkoopopbrengst van de aandelen ad €
10.600,08.
g. [X] heeft uit hoofde van de
lease-overeenkomst van Dexia € 107,00 aan dividenden
ontvangen.
h. in december 2007 heeft Dexia aan [X]
een bedrag van € 320,95 uitgekeerd, ter zake
van de zogenoemde
Aholdclaim.
i. In verband met op de zogenoemde
WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het
gerechtshof te Amsterdam heeft
[X] een afschrift overgelegd van de opt-out
verklaring d.d, 9 juli 2007, als
bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin hij verklaart
niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
In conventie
[X] vordert (samengevat) dat de
kantonrechter:
primair:
I. voor recht
verklaart dat de overeenkomst nietig is wegens het ontbreken van een vergunning
in de zin van de Wet op het consumentenkrediet:
II. Dexia
veroordeelt tot terugbetaling aan [X] van € 4.087,80. vermeerderd
met
rente;
III. Dexia veroordeelt om [X] terug te brengen in de
situatie waarin hij zich bevond ten tijde van het sluiten van de overeenkomst,
zodat Dexia niets meer heeft of zal hebben te vorderen van [X] en dat enige
waardedaling van de effecten voor rekening van Dexia komt of
blijft:
subsidiair:
IV. voor recht verklaart dat de
overeenkomst bij brief van 3 juli 2007 buitengerechtelijk is vernietigd op grond
van dwaling, althans de overeenkomst vernietigt op grond van
dwaling;
V. Dexia veroordeelt tot terugbetaling aan
[X] van € 4.087,80. vermeerderd met rente;
VI. Dexia
veroordeelt om [X] terug te brengen in de situatie waarin hij zich bevond ten
tijde van het sluiten van de overeenkomst, zodat Dexia niets meer heelt of zal
hebben te vorderen van [X] en dat enige waardedaling van de effecten voor
rekenine van Dexia komt of blijft:
meer subsidiair:
VII. Dexia
op grond van een onrechtmatige daad veroordeelt tot het betalen san
schadevergoeding aan [X] van € 4.087,80, vermeerderd met rente en vermeerderd
met al hetgeen Dexia te vorderen heeft of zal hebben van [X]:
in alle
gevallen:
VIII. Dexia veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van
het te wijzen vonnis enige registratie bij de Stichting Bureau Krediet
Registratie (BKR) te Tiel die verband houdt met de overeenkomst te (doen)
verwijderen. op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per 24 uur dat Dexia
hieraan niet voldoet;
IX. Dexia veroordeelt tot betaling
van € 690,00 aan buitengerechtelijke
incassokosten:
X. Dexia veroordeelt in de
proceskosten
XI. Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad
verklaart.
Dexia heeft gemotiveerd verweer
gevoerd.
In reconventie
Dexia vordert veroordeling van [X] tot betaling
van € 10.724,57. te vermeerderen met rente en veroordeling van [X] in de
proceskosten.
[X] heeft gemotiveerd verweer
gevoerd.
De beoordeling van het geschil in
conventie en in reconventie
1. De vorderingen over en
weer lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
2. Met betrekking tot de
vraag of sprake is van huurkoop heeft de Hoge Raad bij arrest van 28 maart 2008
(LJN: BC2837) ten aanzien van een vergelijkbare effectenleaseovereenkomst
bepaald - kort samengevat - dat sprake is van huurkoop. Kortheidshalve wordt
hier naar genoemd arrest, waarmee de kantonrechter (de raadslieden van) partijen
bekend veronderstelt, verwezen. De kantonrechter is dus bevoegd om van het
geschil kennis te nemen.
3. Een effecteninstelling
is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één
of meer overeenkomsten ais de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer
van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
4. [X] stelt zich primair
op het standpunt dat de overeenkomsten nietig zijn omdat Dexia heeft gehandeld
in strijd met het verbod van artikel 9 Wet op het consumentenkrediet (Wck). Deze
stelling wordt verworpen, waartoe wordt verwezen naar het arrest van het
Gerechtshof Arnhem van 4 december 2007 (LJN: BB9779). waar is beslist dat
effectenleaseovereenkomsten niet onder de werking van de Wck vallen. De
kantonrechter maakt de overwegingen die aan die beslissing ten grondslag liggen
tot de hare.
5. Vervolgens stelt [X]
zich op het standpunt dat hij heeft gedwaald bij de totstandkoming van de
overeenkomst omdat het hem aan een juiste voorstelling van zaken ontbrak. Ten
eerste is [X] zo stelt hij. voorgehouden dat hij na afloop van de looptijd van
de overeenkomst een hoog geldbedrag zou ontvangen. Dexia behoorde echter op de
hoogte te zijn van de financiële positie van [X] en zijn oogmerk hij het aangaan
van de overeenkomst, te weten om te investeren in zijn eigen toekomst en die van
zijn kinderen. Onder deze omstandigheden had Dexia nooit de genoemde uitlatingen
jegens [X] mogen doen. Ten tweede zweeg Dexia over de bijzondere risico's die
aan een overeenkomst als de onderhavige zijn verbonden, [X] heeft tenminste
gedwaald met betrekking tot het risico van het beleggen met geleend geld en het
ontstaan van een restschuld, de beperkte spreiding van de aangekochte effecten
en het bestaan van een dwingende optieconstructie, aldus [X]
voorts.
6. Uit de inhoud van de
lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had
[X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening niet
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van de
hoofdsom. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening
wordt gebracht en wal de totale leasesom is. Voorts is in de overeenkomst
voldoende helder omschreven dat sprake was van drie aankoopmomenten en dat de
tweede en derde aankoop plaatsvonden op dezelfde voorwaarden als de eerste
aankoop. De aankoopbedragen worden in de overeenkomst duidelijk genoemd. Bij
vragen over het voorgaande en de aan de genoemde modaliteiten verbonden risico's
had van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht, dat hij kennelijk niet
heeft verricht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet
tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Dit laat de hierna
te bespreken zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
7. Dexia was bij het
aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de toepasselijke Nadere
Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) gecodificeerde zorgplicht. Het verweer
van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
8. Die zorgplicht strekt
ertoe particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen
lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. De reikwijdte van deze zorgplicht is
afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder te begrijpen de mate
van deskundigheid en relevante ervaring van de betrokken wederpartij, de
ingewikkeldheid van het betrokken beleggingsproduct en de daaraan verbonden
risico's en de regelgeving tot nakoming waarvan Dexia is gehouden, met inbegrip
van de voor haar geldende gedragsregels (Vgl. Gerechtshof Amsterdam. 1 maart
2007: LJN AZ 9722. rechtsoverweging 2.23). Gelet op het debat tussen partijen
stelt de kantonrechter vast dat de Nadere Regeling Toezicht effectenverkeer 1999
(NR) toepasselijk is. Hiertoe wordt, kortheidshalve, verwezen naar het vonnis
van rechtbank Amsterdam van 27 april 2007 (LJN: BA3914). rechtsoverweging 8.8.1.
Ten aanzien van de zorgplicht van Dexia neemt de kantonrechter de overwegingen
8.9.1 tot en met 8.9.4 van dat vonnis over.
9. Het bovenstaande
betekent dat Dexia ten eerste in duidelijke bewoordingen had dienen te
informeren over en te waarschuwen voor de omstandigheid dat de waarde van de
effecten, in het geval van een koersdaling, bij het einde van de looptijd van de
overeenkomst per saldo tot een verlies voor [X] zou kunnen leiden en voor de
mogelijkheid van het ontstaan van een restschuld bij het eindigen van de
overeenkomst. Ten tweede had Dexia zich tenminste rekenschap behoren te geven
van de vraag of [X] naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte
zou beschikken om aan de uit de overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen te
voldoen. Indien bovenstaande niet is gebeurd is Dexia tekortgeschoten in haar
zorgplicht, ook als het onderzoek naar de bestedingsruimte zich heeft beperkt
tot de BKR-toets.
10. Met betrekking tot
eerstgenoemde verplichting is de kantonrechter van oordeel dat in de brochure
van Dexia weliswaar voldoende duidelijk is dat koersdalingcn voor risico van [X]
komen, maar dat uit die brochures en uit de overeenkomst niet in voldoende
duidelijke bewoordingen het risico van een restschuld bij het eindigen van de
overeenkomst blijkt. Dat daarvoor anderszins in heldere bewoordingen is
gewaarschuwd is gesteld noch gebleken. Dexia heeft dus in onvoldoende mate
voldaan aan haar zorgplicht om [X] op niet mis te verstane wijze te wijzen op de
risico's die verbonden zijn aan de lease-overeenkomsten. Dexia is derhalve
aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige
gevolgen.
11. Voorts heeft Dexia niet
betwist dat zij zich niet heeft verdiept in de financiële positie van [X] ten
tijde van het aangaan van de overeenkomsten en gedurende de looptijd daarvan.
Dexia heeft zich beperkt tot een BKR-toetsing. Dexia heeft dus niet in voldoende
mate voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het 'know your
customer'-principe. Dat brengt mee dat de lease-overeenkomst niet tot stand had
behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en
de door [X] geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW
leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de
hierna volgende nadeelverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten
behandeling zal blijven.
12. Dexia is echter niet voor
het volledige nadeel aansprakelijk. Het voor rekening van Dexia komende deel
dient te worden verminderd in evenredigheid met de. op een gemotiveerde
schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het
nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist
in zijn arrest van 31 maart 2006. RvdW 2006, 328 LJN AU6092. Een en ander zal
tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde
maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde
schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van inwloed zijn op
de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding niet Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van
[X] (bepalend voor de vraag of hij deze financiële risico's wenste te lopen en
in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[X] om de overeenkomst aan te gaan.
13. Beoordeeld moet dus worden
in hoeverre Dexia aansprakelijk is voor de negatieve gevolgen (het nadeel) van
de overeenkomst voor [X]. voor zover dat nadeel als gevolg van het niet voldoen
aan haar zorgplicht aan Dexia moeten worden toegerekend. Met betrekking tot deze
verdeling en de definitie van het nadeel verwijst de kantonrechter naar, en
maakt tot de hare, rechtovervvegingen 9.1 en verder (voor zover toepasselijk op
de onderhavige overeenkomst) van het genoemde vonnis van de rechtbank Amsterdam
van 27 april 2007 (LJN: BA3914) en het in dat vonnis geformuleerde categorale
model.
14. Zoals nader is toegelicht
in genoemd vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de
toerekening van het nadeel aan ieder san partijen in het hiervoor genoemde kader
een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden van het
onderhavige geval, is voor [X] categorie 1 van toepassing. Die omstandigheden
zijn de volgende. Ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst was [X]
vijftien jaar arbeidsongeschikt en genoot hij een WAO-uitkering, [X] netto
jaarinkomen bedroeg circa € 12.252,00. [X] heeft tot en met de tweede klas van
de basisschool onderwijs genoten en verder geen opleidingen gevolgd, [X] had
geen enkele beleggingservaring. Het bij aanvang van de overeenkomst
verschuldigde bedrag heeft [X] gefinancierd uit de overwaarde van de door hem
voordien verkochte woning. [X] bezat overigens geen althans nagenoeg geen
vermogen. De bedoeling van [X] was om voor zijn oude dag en voor zijn kinderen
te sparen.
15. Naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid dient 80 % van het nadeel voor rekening van Dexia te
komen en het resterend percentage voor rekening van [X].
16. Met nadeel bedraagt €
14.714,37, te weten het bij aanvang van de overeenkomst betaalde bedrag van €
4.087,80 plus (restant hoofdsom en de nog niet geïneasseerde rond de 35e maand
te betalen termijn) € 21.645,60 minus (verkoopopbrengst) € 10.600,08 minus €
107,00 aan uitgekeerd dividend en minus € 320,95 ter zake de Aholdclaim. Dexia
dient hiervan volgens de hierboven genoemde verdeelsleutel € 11.771,50 te dragen
en [X] dient € 2.942,87 te dragen.
17. Dexia heeft er nog op
gewezen dat eventuele fiscale voordelen eveneens in de berekennig van het nadeel
moeten worden betrokken. Van zulke voordelen is niet gebleken, [X] heeft
onweersproken gesteld dat hij sinds de verkoop van zijn woning geen
belastingaangifte meer heeft gedaan.
18. Door [X] is in het kader
van de overeenkomst een bedrag van € 4.087,80 betaald. Hierop dienen in
mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden en het ontvangen bedrag
terzake de Aholdclaim en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X]
dient te blijven van tezamen € 3.370,82 zodat Dexia per saldo aan [X] dient te
voldoen € 716,98.
19. Het beroep van Dexia op het
bepaalde in artikel 6:278 BW wordt verworpen, waartoe kortheidshalve wordt
verwezen naar het hiervoor onder 12 genoemde arrest van de Hoge
Raad.
20. Voor de vorderingen over en
weer betekent al het bovenstaande het volgende.
21. In conventie zal Dexia
worden veroordeeld tot betaling van het onder 18 genoemde bedrag, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling van het bedrag
van € 4.087,80, welk bedrag blijkens het door Dexia in het geding gebrachte
overzicht op 30 april 2001 door [X] is betaald.
22. Nu [X] ingevolge dit vonnis
geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft. zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar
na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van dit vonnis.
23. Dexia heeft de
verschuldigdheid van het gevorderde bedrag terzake buitengerechtelijke
incassokosten gemotiveerd betwist. Hiertegenover heeft [X] onvoldoende
inzichtelijk gemaakt dat het gaat om kosten die meeromvattend zijn dan die
waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit. Deze vordering zal
dus worden afgewezen.
24. De overige vorderingen in
conventie van [X] zullen, bij gebrek aan belang daarbij. worden
afgewezen.
25. De vordering van Dexia in
reconventie zal worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten
en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de
verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen
part tijen hebben te gelden.
26. Nu partijen in conventie
over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten van
het geding in conventie worden gecompenseerd des dat iedere partij de eigen
kosten draagt.
27. Dexia zal in reconventie
als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de
proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
- veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen €
716,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2001 tot aan de
dag der algehele voldoening.
- veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat
[X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft, op straffe van
een dwangsom van € 100.- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
- compenseert de proceskosten des dat iedere
partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders
gevorderde;
in reconventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure
aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op € 600,00 aan salaris
gemachtigde, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer
19.23.25.833 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van
"proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
in conventie
en reconventie
verklaart dit vonnis, voorzover het de
veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.
Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde
datum.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL