Rechtbank
Haarlem
Sector kanton, locatie Haarlem
VONNIS in de zaak
van:
de naamloze vennootschap Dexia Baak Nederland
N.V..
gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolgster onder algemene titel van
Bank Labouchere N.V.,
gevestigd te Amsterdam, eveneens handelend onder de
naam Legio,
en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
eisende
partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen:
Dexia,
gemachtigde: C.Th. Snijder,
-tegen-
[X]
wonende te Haarlem,
gedaagde partij in
conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen:
[X];
gemachtigde: mr. E. Oversier.
1. De procedure.
Hiervoor verwijst de kantonrechter naar de volgende
stukken:
- de dagvaarding van 3 juli 2003, met producties,
- de conclusie
van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
met
producties,
- de rolbeschikking van 1 oktober 2003,
- de
conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in
reconventie,
tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in
conventie, met producties,
- de conclusie van dupliek in conventie. tevens
conclusie van repliek in reconventie,
tevens akte voorwaardelijke
wijziging van eis, tevens akte wijziging van eis, met
producties,
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende
antwoord voorwaardelijke
en onvoorwaardelijke wijziging van eis in
reconventie, met productie.
De inhoud van deze stukken dient als hier
ingevoegd te worden beschouwd.
2. De feiten.
2.1 (De rechtsvoorgangster van) Dexia en [X] hebben op
of omstreeks 19 juni 1999
een overeenkomst (contractnummer 74......) onder de
benaming "WinstVerDriedubbelaar"
gesloten (hierna ook: "de
overeenkomst").
2.2 Hierin is - onder meer - het volgende
opgenomen:
"ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS
VOLGT:
1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan
Lessee verleast, de hierna te noemen
aandelen/effecten,verder ook te noemende "waarden" (...)
totaal
aankoopbedragen
€ 11.575,44 (...)
totaal te betalenrente tijdens
looptijdvan deze lease-overeenkomst € 2.428,78
(...)
totaalovereengekomenleasesom €
14.004,22 (...) .
2. Deze lease-overeenkomst wordt
aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden
(...).
3. De lease-som bedraagt:
a.
Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: €
67,47
b. Eenbedragvanf100,-(...)
C.
Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: (...) € 11.530,06
(...)
Dit restant wordt in principe
verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
(...)
10. Lessee verklaart door ondertekening van deze
lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease van Legio-lease (...) alsmede de toepasselijkheid
daarvan op deze lease-
overeenkomst te
aanvaarden.
2.3 De looptijd van de overeenkomst is geëindigd op
17juni 2002. Dexia heeft vervolgens een
eindafrekening aan [X] gezonden. De
verkoopwaarde van de door [X] geleasde
effecten was op dat moment € 9.732,96,
waardoor (uiteindelijk) een door [X] te betalen
bedrag van € 2.179,83
resteerde.
2.4 De echtgenote van [X] is in maart 1998 een zelfde
overeenkomst met (de
rechtsvoorgangster van) Dexia aangegaan. Die
overeenkomst heeft een positief eindsaldo
opgeleverd.
3. De vorderingen in conventie en
reconventie.
3.1 Dexia vordert in conventie (samengevat en na
voorwaardelijke wijziging van eis)
veroordeling van [X] bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 2.910,65,
vermeerderd met de
wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag
der
algehele voldoening, met veroordeling van [X] in de
proceskosten.
Dexia stelt daartoe (samengevat) dat dit het restant is van de
door [X] geleende
hoofdsom (na aftrek van de verkoopopbrengst van de door [X]
geleasde effecten),
vermeerderd met de contractuele rente ad 0.96 % per maand
tot en met de dag van
dagvaarding, en met de buitengerechtelijke
incassokosten.
3.2 Voorwaardelijk, namelijk voor het geval de vordering
in conventie mocht worden
afgewezen en de vordering in reconventie mocht
worden toegewezen, vordert Dexia
veroordeling van [X] tot betaling van een
bedrag gelijk aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de effecten minus
de waarde daarvan op de datum van vernietiging of
ontbinding van de
lease-overeenkomst. Dexia baseert deze vordering op artikel 6:278
BW.
3.3 In reconventie heeft [X] (samengevat en na wijziging
van eis) gevorderd:
- vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog,
althans misbruik van
omstandigheden, althans dwaling;
- veroordeling van
Dexia tot betaling van een schadevergoeding die gelijk is aan de
door [X]
ingelegde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente, op grond
van
wanprestatie zijdens Dexia;
- veroordeling van Dexia in de
proceskosten.
3.4 Tevens vordert [X] voorwaardelijk, namelijk voor het
geval Dexia weigert om de
bandopnames te overleggen van de telefoongesprekken
tussen hem en medewerkers van
Legio Lease, Dexia op verbeurte van een
dwangsom van € 1.000,- per dag te verplichten
de desbetreffende bandopnames
in het geding te brengen.
3.5 Ter toelichting op de vorderingen in reconventie
stelt [X] (samengevat) het volgende.
Hij heeft geen verstand van beleggen.
Hij wist niet dat hij geld leende en dat aan het einde
van de looptijd een
aanzienlijke restschuld zou kunnen bestaan. Evenmin was hij op de
hoogte
van.het extra risico dat is verbonden aan het beleggen in call-opties. [X] acht
zich
misleid door zowel de inhoud van de brochure over de
WinstVerDriedubbelaar als de
telefonische mededelingen van medewerkers van
Legio Lease. De telefoongesprekken zijn
waarschijnlijk op band opgenomen. [X]
verlangt dat Dexia die bandopnames in het
geding brengt. [X] verwijt Dexia
dat zij hem niet voor alle risico's heeft gewaarschuwd.
Dexia heeft aldus
haar mededelings- en zorgplicht geschonden en zij had [X] van het
aangaan van
de overeenkomst behoren te weerhouden. [X] betwist de juistheid van
de
eindafrekening; niet blijkt dat daadwerkelijk aandelen zijn gekocht en hoe
de verliezen tot
stand zijn gekomen
4. De verweren in conventie en
reconventie
Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer
bestreden. Daarop zal, voor zover van belang,
bij de beoordeling van de
geschillen nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil in
conventie en reconventie
5.1 De vorderingen in conventie en in reconventie lenen
zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2 [X] voert het verweer dat hij de overeenkomst heeft
gesloten onder invloed van bedrog,
misbruik van omstandigheden of dwaling.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Niet is gebleken dat door of
namens (de rechtsvoorgangster van) Dexia onjuiste dan wel
bewust onvolledige
informatie is verstrekt. Zo kan zowel uit de tekst van de overeenkomst
als de
brochure en de fiscale opinie, waarvan Dexia onbetwist heeft gesteld dat [X]
die
heeft ontvangen, wel degelijk worden afgeleid dat sprake was van
belegging met geleend
geld. Zo staat in de brochure bij herhaling dat de
inleg oftewel het maandbedrag geheel uit
een rente (van 0,96 %) bestaat Dit
blijkt ook uit de overeenkomst waarin onder meer
wordt gesproken over de
lease van aandelen en waarin een bedrag aan te betalen rente
wordt
vermeld.
5.3 Verder staat in de brochure over de
WinstVerDriedubbe1aar: "Zou de verkoop van de
aandelen onverhoopt minder
opbrengen dan de aankoopprijs, dan zou u het verschil
moeten bijbetalen",
waaruit [X] heeft kunnen begrijpen dat er een risico van
koersdalingen en een
restschuld was.
Ook wist [X] althans had hij kunnen weten dat de
aandelenlease een optieconstructie
inhield, getuige de fiscale opinie, waarin
staat: "In het kort komt de
'WinstVerDriedubbelaar' erop neer dat Legio Lease
op naam en voor rekening en risico
van de deelnemers een pakket aandelen
koopt op de Amsterdam Exchanges, alsmede een
optiecombinatie". Hetzelfde
staat met zoveel woorden in de brochure: "Bovendien
verzorgt Legio-Lease voor
u het recht en de plicht om na één jaar en na twee jaar weer
zo'n zelfde
pakket aandelen aan te kopen".
5.4 De beslissing om in aandelen te beleggen brengt een
eigen verantwoordelijkheid voor de
belegger mee. Van [X] mocht dan ook worden
verwacht dat hij het hem toegezonden
informatiemateriaal en de ter
ondertekening gestuurde overeenkomst met de nodige
aandacht en oplettendheid
zou bestuderen. Indien [X] dat niet heeft gedaan, komt dat
voor zijn risico.
Overigens moet [X] voor het aangaan van de overeenkomst met
de
WinstVerDriedubbelaar bekend zijn geweest, nu zijn echtgenote daaraan
reeds deelnam.
Daarnaast is algemeen bekend dat aandelen sterk in waarde
kunnen fluctueren, zodat [X]
het voorlichtingsmateriaal ook in dat licht had
moeten bezien. Het verweer van [X] dat
het aandelenlease-product was
samengesteld uit aandelen in een beperkt aantal
ondernemingen en dat daarmee
het risico van negatieve koersbewegingen onvoldoende is
beperkt, wordt niet
gevolgd De betreffende ondernemingen stonden ten tijde van het
aangaan van de
overeenkomst als solide bekend De samenstelling van het product was in
het
contract vermeld en is door [X] aanvaard. Het enkele feit dat [X] de
overeenkomst
is aangegaan met (toekomst)verwachtingen ten aanzien van de
koersontwikkeling die
achteraf niet gerechtvaardigd bleken, levert geen
wilsgebrek op. Het voorgaande betekent
dat het beroep op bedrog en dwaling
faalt. Om dezelfde redenen faalt het beroep op
misbruik van
omstandigheden.
5.5 [X] stelt verder dat Dexia is tekortgeschoten in
baar contractuele verplichtingen doordat
zij:
(1) [X] niet of onvoldoende
heeft ingelicht over het aan de overeenkomst verbonden
specifieke
beleggingsrisico, en
(2) bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft
nagelaten informatie over de
financiële positie van [X] in te winnen teneinde
te beoordelen of hij het beleggingsrisico
kon en wilde dragen.
5.6 Ad (1)
Dit verweer wordt verworpen. In het
hiervoor reeds genoemde en door [X] ontvangen
informatiemateriaal over de
WinstVerDriedubbelaar wordt gewezen op het risico dat de
waarde van de
aandelenpakketten aan het einde van de looptijd lager is dan het
ingelegde
bedrag. Deze informatie is weliswaar in versluierde bewoordingen
opgenomen, maar is
onmiskenbaar aanwezig, en zal de aandachtige lezer dan ook
niet kunnen ontgaan. Dat de
onervaren belegger met deze informatie
onvoldoende gewaarschuwd is tegen de kwade
kans dat bij aan het einde van de
looptijd met een restschuld geconfronteerd kan worden,
valt in dit stadium
van de totstandkoming van de overeenkomst niet aan Dexia te
verwijten. Bij de
beantwoording van de vraag of het algemene aanbod tot deelname aan
een
aandelenlease-overeenkomst met Dexia misleidend is, moet worden uitgegaan van
de
vennoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en
gewone
consument bij kennisneming van dat aanbod. Deze consument wordt geacht
de aan de
aandelenlease verbonden risico's in het informatiemateriaal te
kunnen terugvinden. Bij het
aanbod tot deelname aan de
aandelenleaseconstructieheeft Dexia geen onjuiste informatie
verstrekt,
informatie achtergehouden of die informatie op misleidende
wijze
gepresenteerd. In zoverre is van wanprestatie door Dexia dan ook geen
sprake.
5.7 Ad (2)
Dit verweer slaagt. Nadat [X] zich bij
Dexia had aangemeld voor deelname aan de
WinstVerDriedubbelaar, had het op de
weg. van Dexia gelegen om zich tenminste
rekenschap te geven van de vraag of
[X] naar redelijke verwachting over voldoende
draagkracht zou beschikken om
niet alleen de rentetermijnen te betalen maar ook om een
eventuele restschuld
na verkoop van de aandelen te voldoen. Niet is gesteld of gebleken
dat Dexia
ter zake enige actie heeft ondernomen. Voor zover Dexia informatie bij
het
BKR in Tiel heeft ingewonnen, kan dat niet als voldoende worden
aangemerkt. Dexia
heeft aldus gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die
van haar als professionele en ter
zake deskundige dienstverlener kan worden
verwacht. Dexia is hiermee toerekenbaar
tekortgeschoten in haar contractuele
zorgplicht jegens [X].
Bij het sluiten van de overeenkomst ging [X]
beleggingsrisico's aan waartegen artikel 28
Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer 1999 ("NR") bescherming beoogt te bieden.
Reeds op deze grond
kon Dexia de in deze bepaling vastgelegde onderzoeksplicht feitelijk
niet
buiten toepassing laten. Ook in zoverre heeft Dexia haar zorgverplichting jegens
[X]
veronachtzaamd.
5.8 In het voetspoor van het vonnis van de rechtbank
Amsterdam van 30 juni 2004 (NJF 2004,
410) en van de daaromtrent gedane
uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI van
5 februari 2004 (NJF
2004, 446) is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het
aanbieden van de
WinstVerDriedubbelaar gehouden was aan de in de NR gecodificeerde
zorgplicht,
waaraan niet afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een
breed
publiek aanbood. De stelling van Dexia dat de NR onverbindend is treft
geen doel, reeds
omdat de daarin neergelegde regels niets meer of anders zijn
dan een uitwerking van de
zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van
9 januari 1998 (NJ 1999, 285, JOR
1998, 116) heeft beslist "dat de
maatschappelijke functie van de banken een bijzondere
zorgplicht meebrengt,
zowel jegens haar cliênten uit hoofde van de met hen bestaande
contractuele
verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij
rekening
behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in
het
maatschappelijk verkeer betaamt."
5.9 Vervolgens is de vraag welke gevolgen moeten worden
verbonden aan het oordeel dat
Dexia toerekenbaar is tekortgeschoten in haar.
zorgplicht. Dienaangaande wordt het
volgende overwogen. Waar die zorgplicht
juist strekt tot bescherming tegen een
(onverwachte, hoge) restschuld, dient
de "remedie" tegen de schending ervan ook tot dat
deel van [X]'s
verplichtingen uit de overeenkomst beperkt te blijven. Daartoe behoort
niet
een restitutie van de betaalde rentesommen. Hierbij komt dat de wanprestatie
van
Dexia een integrale afwijzing van baar vordering ter zake van de
restschuld niet
rechtvaardigt. Dit zou in de gegeven omstandigheden tot een
naar de maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat
leiden. Voorop staat immers dat [X]
zelf de verantwoordelijkheid draagt voor
de gevolgen van zijn keuze tot deelname aan de
WinstVerDriedubbelaar. Door
het van haar vereiste onderzoek naar de draagkracht van
[X] achterwege te
laten komt die verantwoordelijkheid naar het oordeel van de
kantonrechter
echter voor een even groot deel bij Dexia te liggen.
Dit leidt ertoe dat [X]
op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en
billijkheid van
artikel 6:248 lid 2 BW zijn verplichting tot betaling van de restschuld
niet
volledig, maar wel voor 50% dient na te komen. Van bijzondere
omstandigheden die tot
een andere uitkomst zouden moeten leiden is niet
gebleken. De vordering van Dexia zal
daarom worden toegewezen tot (€ 2.179,83
+ € 247,68 = € 2.427,51 x 50% =) € 1.213,76,
vermeerderd met de wettelijke
rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2003, en zal daarmee
voor het overige
worden afgewezen. .
5.10 In het verlengde van het voorgaande wordt
geoordeeld dat iedere verder strekkende
consequentie van de schending van de
zorgplicht - de in reconventie door [X]
gevorderde terugbetaling bij wijze
van schadevergoeding van de rentetermijnen - eveneens
afstuit op de
beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid Die
vordering van [X]
zal daarom worden afgewezen.
5.11 Aangezien de overeenkomst niet (geheel of ten dele)
zal worden vernietigd, behoeft het
voorwaardelijke beroep van Dexia op
artikel 6:278 BW geen bespreking.
5.12 [X] heeft overigens nog gesteld dat Dexia niet
heeft bewezen daadwerkelijk aandelen te
hebben gekocht en dat zij ook niet
heeft aangetoond op welke wijze de aanzienlijke
verliezen tot stand zijn
gekomen. Deze stellingen worden verworpen op grond van hetgeen
Dexia
dienaangaande bij dupliek in reconventie onder IV heeft aangevoerd.
5.13 De vordering tot overlegging van bandopnames wordt
afgewezen. Geoordeeld is dat het
aan [X] ter beschikking gestelde
schriftelijke informatiemateriaal niet als misleidend kan
worden
gekwalificeerd. [X] heeft onvoldoende onderbouwd dat hem telefonisch
wel
misleidende mededelingen zijn gedaan.
5.14 Nu [X] geen (zelfstandig) verweer heeft gevoerd
tegen de buitengerechtelijke
incassokosten, zijn deze (naar rato van de
hoogte van de toe te wijzen hoofdsom plus rente
en conform de staffel
kantonrechters van het rapport Voorwerk II) tot € 323,68 inclusief
BTW
toewijsbaar.
5.15 Gezien de samenhang tussen de conventie en
reconventie enerzijds, en anderzijds de
omstandigheid dat partijen over en
weer op punten in het gelijk zijn gesteld, zullen de
proceskosten worden
gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen
kosten
draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
- veroordeelt [X] tot beta1ing aan Dexia van € 1.213,76,
vermeerderd met de wettelijke
over dit bedrag vanaf 3 juli 2003 tot aan de
dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [X] tot betaling aan Dexia van
€ 323,68 ter zake van buitengerechtelijke
incassokosten, te vermeerderen met
de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2003
tot aan de dag van de
algehele voldoening;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn
gevorderd;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- wijst het gevorderde af;
in conventie en in
reconventie
- compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van
partijen de eigen kosten draagt.
Dit
vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare
terechtzitting van
bovengenoemde datum.