Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK HAARLEM
 
Sector kanton
 
Locatie Haarlem
 
zaak/rolnr.: 310761/ CV EXPL 06-4790
datum uitspraak: 2 april 2008
 
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
 
inzake
 
[X]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [X]
gemachtigde mr. M. Bonefaas
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
te Amsterdam
gedaagde partij
hierna te noemen Dexia
gemachtigde Snijder gerechtsdeurwaarders
 
De procedure
 
[X] heeft Dexia gedagvaard op 9 mei 2006. Dexia heeft schriftelijk geantwoord en een eis in reconventie ingesteld. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 10 oktober 2007 een comparitie van partijen gelast. Voorafgaand aan de comparitie heeft [X] een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 13 december 2007, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht. Vervolgens hebben partijen een akte na comparitie genomen, [X] als laatste.
De procedure is tussentijds geschorst geweest op de voet van artikel 225 jo. artikel 1015 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijke Wetboek (BW) uitgebracht, waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
De feiten
 
a.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen, behoudens voor zover ten aanzien van Kempen en Co B.V. anders blijkt.
b.   Tussen [X] en Dexia is op 10 augustus 2001 een effectenleaseovereenkomst genaamd "4=10 Effect Maandbetaling" gesloten.
c.   Deze overeenkomst, die is tot stand gekomen via Spaar Select B.V. (hierna: Spaar Select), is aangegaan onder nummer 23800623 voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 45.447,38 aandelen least. [X] was 48 maandelijkse termijnen van telkens € 522,65 verschuldigd en vervolgens 72 maandelijkse termijnen te berekenen aan de hand van een percentage van 13,8% per jaar over het aankoopbedrag van de waarden, op welk percentage een korting wordt verleend op basis van de gemiddelde procentuele stijging van het aandelenpakket over de eerste vier jaren, berekend conform een in de overeenkomst opgenomen staatje. Aan het eind van de looptijd van de overeenkomst diende [X] een bedrag van € 45.402,00 ineens te voldoen. De totale leasesom beliep € 108.165,38 waarin begrepen € 62.718,00 rente. [X] kon de overeenkomst dagelijks middels een schriftelijke mededeling beëindigen, in welk geval een korting werd . verleend van 50% op de alsdan geldende resterende maandbedragen. In de bijzondere voorwaarden behorend bij de effectenleaseovereenkomst is onder meer opgenomen dat wanneer de lessee in gebreke blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen, Dexia gerechtigd is om de overeenkomst terstond te beëindigen en het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesom in zijn geheel op te eisen, de waarden te verkopen en de opbrengst daarvan in mindering te brengen op datgene wat de lessee haar verschuldigd is.
d.   Ongeveer tegelijkertijd met het sluiten van de effectenleaseovereenkomst heeft [X], eveneens via Spaar Select, een beleggingsrekening geopend bij Kempen en Co. B.V. (hierna: Kempen), waarop [X] € 90.755,99 heeft gestort, met de bedoeling om de maandtermijnen van de effectleaseovereenkomst te voldoen uit de opbrengsten van de beleggmgsrekening. Het ingelegde bedrag was de opbrengst van de verkoop van de woning van [X]. Met de inleg van de beleggingsregelingen zijn aandelen in het Euro Aandelenfonds gekocht.
e.   Ten tijde van het aangaan van de effectenleaseovereenkomst en het openen van de beleggingsrekening had [X] een inkomen van ongeveer €1.610,00 netto per maand.
f.   Dexia en Kempen zijn op 22 december 2001 gefuseerd.
g.   Op 12 april 2003 is Kempen van Dexia afgesplitst.
h.   Toen de waarde van het Euro Aandelenfonds aanzienlijk was gedaald, heeft [X] in augustus 2003 aan Kempen verzocht om de aandelen in het Euro Aandelenfonds te verkopen, om verder verlies te voorkomen. Op 24 september 2003 zijn de aandelen verkocht, met een opbrengst van € 45.428,69.
i.   Na de verkoop van de aandelen van de beleggingsrekening zijn de maandtermijnen van de effectenleaseovereenkomst door [X] voldaan uit zijn resterende spaartegoed.
j.   Op 23 oktober 2006 is de effectenleaseovereenkomst, omdat [X] de betalingen had stopgezet, door Dexia beëindigd.
k.   Dexia heeft aan [X] een eindafrekening gestuurd, waaruit blijkt dat [X] op grond van de effectenleaseovereenkomst nog € 35.794,64 aan Dexia dient te voldoen.
 
Het geschil
 
in conventie:
 
[X] vordert (samengevat) dat de kantonrechter;
 
primair:
-   voor recht verklaart dat de effectenleaseovereenkomst bij brief van 15 juni 2005,
althans bij brief van 21 september 2005 buitengerechtelijk is vernietigd, althans de
overeenkomst vernietigt op grond van dwaling;
-   Dexia veroordeelt tot terugbetaling van alle (periodieke) betalingen die [X]
onverschuldigd aan Dexia heeft verricht, vermeerderd met de wettelijke rente te
rekenen vanaf elk afzonderlijk moment dat de (periodieke) betaling is verricht tot
aan de dag van algehele terugbetaling;
-   Dexia veroordeelt om [X] terug te brengen in de situatie waarin hij zich bevond ten
tijde van het sluiten van de effectenleaseovereenkomst, zodat Dexia niets meer heeft
of zal hebben te vorderen van [X] en dat enige waardedalingen van de effecten
voor rekening van Dexia komen of blijven;
 
subsidiair:
-   voor recht verklaart dat de effectenleaseovereenkomst bij brief van 15 juni 2005, althans bij brief van 21 september 2005 buitengerechtelijk is ontbonden, althans de overeenkomst ontbindt op grond van wanprestatie althans op grond van onrechtmatig handelen en Dexia veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan [X] ter hoogte van:
a.   elke (periodieke) betaling die [X] aan Dexia heeft verricht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
b.   het verschil tussen het door [X] aan Dexia betaalde bedrag ad € 90.755,99 en € 45.428,69, zijnde een bedrag van € 45.327,31, vermeerderd met rente vanaf 30 juli 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
c.   al hetgeen Dexia te vorderen heeft of zal hebben van [X];
-   Dexia veroordeelt om [X] terug te brengen in de situatie waarin hij zich bevond ten tijde van het sluiten van de effectenleaseovereenkomst, zodat Dexia niets meer heeft of zal hebben te vorderen van [X] en dat enige waardedalingen van de effecten voor rekening van Dexia komen of blijven;
 
in alle gevallen:
-   Dexia veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis enige registratie bij de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR), gevestigd te Tiel, die verband houdt met de effectenleaseovereenkomst te (doen) verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per 24 uur dat Dexia hier niet aan voldoet;
-   Dexia veroordeelt in de proceskosten;
-   het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
 
Dexia betwist de vordering en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van [X], althans ontzegging van zijn vorderingen, met veroordeling van [X] in de proceskosten.
 
in reconventie
 
Dexia vordert dat de kantonrechter [X] veroordeelt tot betaling aan Dexia van € 35.794,64, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente, met veroordeling van [X] in de proceskosten.
 
[X] betwist de vordering en concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van Dexia in haar vorderingen, althans ontzegging daarvan, met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
 
De beoordeling van het geschil
 
1.   De vorderingen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
 
2.   Met betrekking tot de vraag of de effectenleaseovereenkomst een huurkoopovereenkomst is, sluit de kantonrechter zich aan bij hetgeen het gerechtshof Amsterdam hierover heeft overwogen in zijn arrest van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721), waarnaar kortheidshalve wordt verwezen. De kantonrechter is dus bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
 
3.   Dexia heeft onder meer gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor het handelen van Spaar Select als tussenpersoon. In dit verband neemt de kantonrechter over hetgeen de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 27 april 2007 (LJN: BA3914) heeft overwogen; bij de beantwoording van de vraag of een effecteninstelling aansprakelijk is voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen, wordt aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 6:76 BW, te weten dat de schuldenaar die bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke wijze aansprakehjk is als voor eigen gedragingen. Er is geen reden hierover anders te oordelen indien de tussenpersoon zich alleen heeft beziggehouden met het voorbereidingstraject en dit traject geleid heeft tot een overeenkomst met de effecteninstelling. Hierbij is niet van belang of de tussenpersoon al dan niet kan worden beschouwd als vertegenwoordiger van de effecteninstelling. Het gaat erom dat de tussenpersoon gehandeld heeft ten voordele van de effecteninstelling. Nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon behoren dan niet te worden afgewenteld op de wederpartij, maar dienen voor risico te komen van de effecteninstelling, als thans Dexia.
 
4.   Dexia is derhalve aansprakelijk voor het handelen en nalaten van de tussenpersoon bij de totstandkoming van de leaseovereenkomst. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat het een eigen verantwoordelijkheid is van Dexia als bank en effecteninstelling om er voor zorg te dragen dat de afnemers van haar producten de informatie ontvangen die behoort bij haar (hierna onder 14 en volgende te noemen) zorgplicht. Dexia dient er op toe te zien dat tussenpersonen die voorlichting naar behoren geven en dient bij gebreke daarvan zelf voor de noodzakelijke informatie zorg te dragen. Een en ander vindt steun in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9722, rechtsoverweging 2.15) en de beslissing van de Beroepscommissie van het DSI van 27 januari 2005 («JOR» 2005, 67).
 
5.   Dexia heeft voorts gesteld dat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor
eventuele verplichtingen van Kempen jegens [X], omdat de rechten en verplichtingen
en de mogelijk daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid, voor zover overgenomen door Dexia bij de fusie met Kempen, bij de afsplitsing zijn overgedragen aan Kempen.
 
6.   Dit verweer wordt verworpen. Bij gebreke van andersluidende stellingen moet het ervoor worden gehouden dat Dexia bij de fusie met Kempen het vermogen van Kempen onder algemene titel heeft verkregen. Vanaf de fusie was Dexia dus aansprakelijk voor verplichtingen van Kempen jegens [X]. Gelet op het bepaalde in artikel 2:334t lid 1 BW is deze aansprakelijkheid van Dexia niet ongedaan gemaakt door de latere afsplitsing van Kempen.
 
7.   Voor zover in het navolgende over verplichtingen van Dexia voorafgaand aan of bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst en de beleggingsrekening wordt gesproken, geldt daarvoor dus dat verplichtingen van Spaar Select en Kempen daaronder begrepen moeten worden. Op grond hiervan komt aan de omstandigheid dat de door Spaar Select aan [X] aanbevolen constructie van twee aparte overeenkomsten bij aanvang tot gevolg had dat de leaseovereenkomst en de beleggingsrekening, bij (op dat moment) verschillende bankinstellingen (Dexia en Kempen) werden afgesloten c,q. geopend, geen betekenis toe. Voor zover niet anders wordt overwogen kan de zaak worden behandeld als ware sprake van een 'reguliere' depotleaseconstructie.
 
8.   [X] grondt zijn primaire vordering op de stelling dat de effect enleaseo vereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Hiertoe stelt [X], kort samengevat, het volgende. In de eerste plaats is [X]s dwaling te wijten aan en veroorzaakt door inlichtingen van Spaar Select, die [X] steeds heeft voorgehouden dat hij na afloop van de overeenkomst een hoog geldbedrag zou ontvangen. Voor deze informatie is Dexia verantwoordelijk, aldus [X]. Verder behoorde Dexia op de hoogte te zijn van de financiële positie van [X] en van het feit dat hij de overeenkomst aanging met het oogmerk om zijn pensioeninkomen aan te vullen. Onder deze omstandigheden had Dexia nooit uitlatingen als de bovenstaande richting [X] mogen doen. Omdat Dexia deskundig is op het gebied van de effectenhandel, mocht [X] op de door Dexia afgegeven informatie vertrouwen. In de tweede plaats heeft Dexia [X] niet, althans onvoldoende, voorgelicht en gewaarschuwd voor de (bijzondere) risico's die voortvloeien uit de Overeenkomst. [X] heeft tenminste gedwaald omtrent het risico van het beleggen met geleend geld en het risico van het ontstaan van een restschuld.
 
9.   Ter afwering van het beroep op dwaling van [X] verwijst Dexia naar de brochure die [X] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten heeft ontvangen,
 
10.  In de brochure voor de effectenleaseo vereenkomst zijn onder meer de volgende mededelingen opgenomen:
Belangrijke informatie dus; Let op!
Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico 's met zich mee. Beleggen geeft u kans op een hoger, maar ook op een lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u. Beleggen met geleend geld betekent dat u bij onvoldoende rendement de kans loopt dat u uw inleg verliest en dat u een schuld kunt overhouden. Dat geldt ook voor 4=10 Effect. Daarnaast kan de waarde van uw belegging fluctueren. Naarmate in risicovollere beleggingsvormen wordt belegd, zullen de te behalen rendementen onderhevig zijn aan grotere schommelingen en kan dus ook de eindopbrengst meer afwijken van de in de voorbeelden gehanteerde bedragen. Wij wijzen u erop dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen uit het verleden welke geen garantie bieden voorde toekomst. De gepresenteerde bedragen zijn uitsluitend bedoeld als rekenvoorbeeld.
(...)
Verlenging
(...)
Mocht uw aandelenkapitaal na de looptijd van 10 jaar onverhoopt minder waard zijn
dan het oorspronkelijke aankoopbedrag, dan houdt u een schuld over. (...)
 
11.  In de brochure voor de beleggingsrekening wordt onder meer vermeld:
Let op!
Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico 's met zich mee. Dat geldt ook voor het Euro Aandelenfonds. Beleggen geeft u kans op een hoger maar ook op een lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u. Udient in acht te nemen dat de waarde van uw belegging kan fluctueren. Wij wijzen u er tenslotte op, dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen int het verleden. In het verleden behaalde rendementen bieden geen garantie voor de toekomst.
 
12.  De kantonrechter is van oordeel dat een persoon die overweegt een overeenkomst aan te gaan, tegenover de wederpartij gehouden is om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling met die overeenkomst instemt. Dit brengt mee dat degene die overweegt een overeenkomst tot effectenlease — of welke vorm van beleggen ook - aan te gaan, gehouden is om vooraf van de inhoud van'die overeenkomst kennis te nemen en om zichzelf redelijke inspanningen te getroosten teneinde de betekenis van het in de overeenkomst bepaalde, met inbegrip van daartoe eventueel behorende voorwaarden, te doorgronden en voor hem uit de overeenkomst volgende verplichtingen en risico's te begrijpen. Deze verplichting strekt zich mede uit tot voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst aan hem gegeven toelichtingen, zoals de hierboven onder 10 genoemde brochures, die op de overeenkomst betrekking hebben. Uit de zojuist bedoelde verplichting volgt dat van degene die overweegt een overeenkomst tot effectenlease aan te gaan, mag worden verwacht dat hij deze zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende verplichtingen en risico's te begrijpen. Weliswaar mag hij hierbij uitgaan van de juistheid van door of namens de wederpartij gedane mededelingen, maar hij dient deze - steeds in aanmerking genomen zijn eigen opleiding, kennis en relevante ervaring - wel naar hun aard te verstaan en voorts in samenhang met de inhoud van de overeenkomst en eventuele schriftelijke toelichtingen daarbij te beschouwen, zodat hij aanprijzingen of loftuitingen door de wederpartij, in het bijzonder in algemene bewoordingen, met prudentie dient te beschouwen en niet aan op zichzelf staande mededelingen de betekenis van een juiste en volledige voorstelling van zaken mag toekennen. Als een persoon nalaat zich op de hier bedoelde wijze te informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst aangaat, komt die onjuiste voorstelling voor zijn eigen rekening, in welk geval zij krachtens artikel 6:228, tweede lid, Burgerlijk Wetboek niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling kan leiden (Vgl. Gerechtshof Amsterdam, 1 maart 2007, LJN: AZ9722, rechtsoverweging 2.16).
 
13.  De kantonrechter is van oordeel dat alleen al uit de onder 10 geciteerde waarschuwing in de brochure voldoende blijkt, nu daar immers met zoveel woorden staat, dat sprake is van beleggen met geleend geld. Uit die brochure blijkt verder voldoende duidelijk, nu dit met zoveel woorden in de overeenkomst is vermeld, dat het risico bestaat dat aan het eind van de looptijd een schuld overblijft. Daarnaast blijkt uit de onder 11 geciteerde waarschuwing dat [X] in verband met de te openen beleggingsrekening gewaarschuwd is voor de risico's van beleggen in het algemeen. Het mag zo zijn, zoals [X] heeft gesteld, dat door Spaar Select een zeer gunstige voorstelling van zaken is gegeven, maar gelet op de inhoud van de brochures en gezien het onder 12 weergegeven beoordelingskader kan niet worden geoordeeld dat Dexia aan [X] meer of andere inlichtingen had dienen te verschaffen dan zij heeft gedaan en dat Dexia [X] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Het beroep op dwaling wordt dus verworpen. Dit brengt mee dat de primair gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
 
14.  Het niet slagen van het beroep op dwaling doet niet af aan de zorgplicht van Dexia, die ertoe strekt particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. De reikwijdte van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder te begrijpen de mate van deskundigheid en relevante ervaring van de betrokken wederpartij, de ingewikkeldheid van het betrokken beleggingsproduct en de daaraan verbonden risico's en de regelgeving tot nakoming waarvan Dexia is gehouden, met inbegrip van de voor haar geldende gedragsregels (Vgl. Gerechtshof Amsterdam, 1 maart 2007: LJN AZ 9722, rechtsoverweging 2.23). Gelet op het debat tussen partijen stelt de kantonrechter vast dat de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) toepasselijk is. Kortheidshalve wordt verwezen naar het eerder genoemde vonnis van rechtbank Amsterdam van 27 april 2007 (LJN: BA3914), rechtsoverweging 8.8.1. Met betrekking tot de zorgplicht van Dexia maakt de kantonrechter de overwegingen 8.9.1 tot en met 8.9.4 van dat vonnis tot de hare.
 
15.  [X] heeft, kort samengevat en voor zover van belang, gesteld dat hij niet deskundig was op het gebied van beleggen, over onvoldoende financiële middelen beschikte om de vergaande financiële risico's van de overeenkomsten te dragen en dat hij een defensief beleggingsdoel had, namelijk de aanvulling van zijn pensioeninkomen. Van beroep was [X] hoogspanningsmonteur en later opzichter. Dexia heeft de overeenkomsten gesloten zonder te handelen overeenkomstig de op haar rustende zorgplicht, die zij jegens hem in acht had behoren te nemen. Daarmee heeft Dexia onrechtmatig gehandeld jegens hem, althans is Dexia jegens hem tekort gekomen in de nakoming van haar verbintenissen.
 
16.  Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had [X] naar het oordeel van de kantonrechter op duidelijke wijze op de risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
17.  [X] heeft ter zake van het samenstel van de leaseovereenkomst en de beleggingsrekening de volgende uitgaven en kosten gedaan, die geleid hebben tot het door hem ondervonden nadeel:
a.   De inleg van de be leggings rekening (die deels is opgegaan aan de van die rekening betaalde termijnen van de leaseovereenkomst en deels aan waardeverlies van het
Euro Aandelenfonds), verminderd met het saldo van de beleggingsrekening op de datum van verkoop van de aandelen waarin belegd was.
b.   De maandtermijnen die betaald of verschuldigd zijn in de periode tussen
het moment dat de aandelen van de beleggingsrekening verkocht werden en het moment dat de leaseovereenkomst werd beëindigd. In het voetspoor van het vonnis van 27 april 2007 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, 27-04-2007, LJN BA3914, gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijksoortige zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. Daarnaast zal worden uitgegaan van de situatie dat de beleggingsrekening niet tussentijds zou zijn beëindigd, maar tegelijk met de effectenleaseovereenkomst, nu [X] de termijnen na beëindiging van de beleggingsrekening heeft voldaan uit het restsaldo. Deze termijnen zullen als nadeel in aanmerking worden genomen.
c.   De restant hoofdsom, te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met de aan de afnemer uitgekeerde of nog uit te keren dividenden.
 
18.  Alle door de afnemer geleden nadeel wordt in aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor
100% voor rekening van de afnemer dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan afnemer toegekende vergoeding. Bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van de afnemer, zijn kennis en ervaring, financiële omstandigheden of het bestemmingsdoel van de belegging, kunnen evenwel een afwijking van deze toerekening rechtvaardigen. & dit verband zijn van belang de onder 15 weergegeven, door Dexia niet, althans onvoldoende weersproken, persoonlijke omstandigheden van [X], die leiden tot de navolgende nadeelverdeling.
 
19.  De verschillende componenten van het door de afnemer geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden toegerekend. Bij de vaststelling van de bedragen wordt, voor zover niet anders vermeld, uitgegaan van het door Dexia in het geding gebrachte financiële overzicht en van de gemelde fictieve looptijd van 60 maanden.
a. Het waardeverlies van het bedrag op de beleggingsrekening (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen minus de opbrengst bij verkoop) vermeerderd met de overigens betaalde termijnen komt voor 100% voor rekemng van Dexia. Het betreft een bedrag van € 19.717,45, dat als volgt is samengesteld: inleg: € 90.755,99 verminderd met alle betaalde leasetermijnen van (augustus 2001 t/m september 2005 = 49 termijnen maal € 522,65 =) € 25.609,85 en verminderd met de verkoopopbrengst van de aandelen van de beleggingsrekening ad € 45.428,69. Bij de berekening van het aantal maandtermijnen is uitgegaan van de periode dat deze zijn voldaan van de beleggingsrekening, te weten augustus 2001 tot en met september 2003, alsmede met de blijkens de brief van 21 september 2005 van de raadsman van [X] betaalde termijnen over de periode vanaf september 2003 tot en met september 2005.
b. De aan Dexia bij beëindiging van de overeenkomst nog verschuldigde raaandtermijnen uit hoofde van de leaseovereenkomst, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde of nog uit te keren dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de geleasde effecten, komen voor 90% voor rekening van Dexia. Dit betreft een bedrag van € 6.748,25, dat als volgt is berekend. € 1,567,95, (te weten 3 maandtermijnen van € 522,65) vermeerderd met de restant hoofdsom bij beëindiging na 60 maanden ad € 45.447,38 en verminderd met de verkoopwaarde van de effecten ad € 33.225,49 en verminderd met verrekende en uitgekeerde dividenden inclusief dividendbelasting ad in totaal € 6.291,79, maakt € 7.498,05, maal 90% is € 6.748,25.
 
20.  Het voorgaande brengt met zich dat Dexia aan [X] dient te voldoen € 19.717,45 (zie a) + €6.748,25 (zie b) = € 26.465,70.
 
21.  Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
 
22.  De wettelijke rente over het in rechtsoverweging 19 onder a bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het inlegbedrag is betaald en het moment waarop de beleggingsrekening is beëindigd, derhalve vanaf 1 september 2002 tot de voldoening. Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen betaling van de inleg en het beëindigen van de beleggingsrekening het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
 
23.  Met betrekking tot de wettelijke rente over het in rechtsoverweging 19 onder b bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient telkens te worden uitgegaan van de data waarop afnemer zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door afnemer betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dat de betalingen van afnemer voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat afnemer met betrekking tot de leaseovereenkomst dient terug te ontvangen (€ 6.748,25) en de noemer door het bedrag dat afnemer ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald (€ 25.609,85). De voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is dus te stellen op 26% van de termijnen te weten € 6.658,56, telkens vanaf hun betaaldata.
 
24.  De door [X] gevorderde ontbinding van de leaseovereenkonist wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
25.  Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
 
26.  De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
27.  Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te gelden.
 
28.  Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.

Beslissing
 
De kantonrechter:
 
In conventie
 
- veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 26.465,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 19.717,45 vanaf 1 september 2002 en over € 6.658,56 telkens vanaf de betaaldatum van de respectievelijke termijnen, tot aan de dag der voldoening;
 
- veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
 
- veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op € 1.000,00 aan salaris gemachtigde en € 178,82 aan verschotten;
 
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
- wijst het meer of anders gevorderde af;
 
in reconventie
 
- wijst het gevorderde af;
 
- veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op € 400,00.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. Th.M. van Wassenaer-Westgeest en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL