Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 13 oktober 2005 in de zaak
van:
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigdte
Amsterdam,
eiseres in conventie,verweerster in
reconventie,
gemachtigde: J. Th. Smiesing,
gerechtsdeurwaarder
tegen :
[X],
wonende te [woonplaats],
[straat],
gedaagde in conventie, eiser in
reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Truijen advocaat
te Amsterdam.
Partijen worden aangeduid als
Dexia en [X].
Verloop van de
procedure
De kantonrechterwijst vonnis op
de volgendep~cesstukken:
1. de dagvaardingvan 5 november
2004;
2. de conclusie van antwoord in conventie en
van eis in reconventie;
3. de conclusie van repliek
in conventie tevens voorwaardelijkewijzigingvan eis en
van
antwoord in
reconventie;
4. de conclusie van dupliek in conventie
en van repliek in reconventie;
5. de akte van
[X];
6. de rolbeschikking van 24 maart
2005;
7. de akte van
[X];
8. de conclusie van dupliek in reconventie
tevens vermindering van eis in
voorwaardelijke
conventie;
9. de door partijen overgelegde
producties.
Omschrijving van het
geschil
In conventie en
reconventie
1.1 Tussen partijen staat het volgende
vast.
1.2 Dexia is de rechtsopvolgster van de Bank Labouchere
N.V. Beiden worden hiema ook wel
als Dexia
aangeduid.
1.3 Dexia en [X] hebben op 19 november 1999 onder bet
contractnummer 513..... een lease-
overeenkomst gesloten
onder de naam "Triple Effect" (hierna: de overeenkomst).
De
overeenkomstheeft een looptijd van 36 maanden waarbij
[X] van Dexia een door haar
aangekocht pakket
aandelen/effecten met een aankoopbedrag van € 19.309,92 least voor
een
leasesom van € 23.361,72. Deze leasesom is opgebouwd
uit het voonnelde aankoopbedrag en
een bedrag van €
4.051,80 aan rente.
1.4 [X] diende krdChtensartikelen 3 en 4 van de
overeenkomst de genoemde leasesom als volgt
aan Dexia te
voldoen:
- gedurende de looptijd van de overeenkomst elke
maand, in het totaal dus 36 keer, een
maandtermijn van €
112,55,via automatische incasso te betalen op of omstreeks de Ie
dag
van iedere maand;
- € 45,38 op
of omstreeks de 35e maand;
- € 19.264,54aan het einde van
de overeenkomst,volgens de overeenkomstin principe te
verrekenen met de verkoopopbrengstvan de aandelen.
1.5 Artikel 5 van de overeenkomst houdt
in:
"Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft
betaald wat hij haar krachtens deze lease-
overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
verschuldigd
is of zal worden, is lessee automatisch
en van rechtswege eigenaar van de waarden
geworden".
1.6 Artikel 6 van de overeenkomst houdt in, voor zover
thans van belang,
"De tweede aankoop van de waarden heeft
plaats 12 maanden na de eerste aankoop (...) De
derde
aankoop van de waarden heeft plaats 24 maanden na de eerste aankoop
(...)".
1.7 De op de overeenkomst toepasselijke "Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease" (hierna: de
bijzondere
voorwaarden)houden onder meer in:
"(...)
2. Bank Labouchere N.V. (hierna de Bank)
blijft eigenaresse van de waarden totdat
lessee
aan haar
verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan (...)
10. Lessee zal niet om uitlevering van de waarden
vragen en stemt er mee in dat de
waarden
op naam van de Bank
geregistreerd blijven totdat de Bank conform artikel 11 verplicht
is
tot levering van de
waarden aan lessee (...)
11. Indien lessee aan al zijn
verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen
de
waarden aan lessee worden
uitgeleverd, tenzij lessee alsdan meedeelt de voorkeur
te
geven aan de verkoop van
de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door
de
Bank aan lessee worden
uitbetaald.
(...)"
1.8 [X] heeft op grond van de overeenkomst €
3.939,25 (door [X] aangeduid als "inleg") aan
Dexia betaald.
1.9 Dexia heeft aan het einde van de looptijd van
de overeenkomst de onderliggende aandelen
tegen de koers per 9 mei 2003 verkocht en in verband daannee een eindafrekening
opgesteld
ingevolge welke [X] een bedrag van €
9.093,83 aan haar dient te voldoen.
1.10 Bij brief van 16 oktober 2004 heeft mevrouw ..
[X]-[Y],verder te noemen
[Y], de nietigheid van de
overeenkomst ingeroepen aangezien zij, als echtgenote van
[X], geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de
overeenkomst. Dexia heeft
deze brief
ontvangen.
Vordering in conventie
2. Dexia vordert, na vermindering van eis,
dat [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad wordt
veroordeeld om aan Dexia te betalen € 3.100,- te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf
het vonnis, kosten
rechtens.
Aan haar vordering legt Dexia
nakoming (cq voor de kosten en rente)
wanprestatie ten
grondslag. In dit verband stelt zij het
volgende.
[X] is het volgende
verschuldigd:
36e
termijn
€ 112,55
restschuld
€ 8.981,28
invorderingskosten
€ 788,40
+
€ 9.882,23
2.1 Dexia vermindert de vordering aan de
hand van de zgn. "Duisenberg regeling", te weten
2/3
van de restschuld, zodat Dexia haar
vordering berekent op € 3.100,--.
2.2 Dexia heeft haar eis voorwaardelijk,
voor het geval de eis in reconventie geheel of
gedeeltelijk wordt toegewezen, gewijzigd in die zin dat zij
tevens vordert [X] te veroordelen
tot
betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de
in artikel
1 van de overeenkomst genoemde
effecten minus de waarde van bedoelde effecten op
de
datum van vernietiging of ontbinding
van de betreffende
effectenlcase-overeenkomst,althans
de
waarde van deze effecten ten tijde van de verkoop daarvan.
2.3 Aan haar onvoorwaardelijke vordering legt
Dexia nakoming van de overeenkomsten
(betaling van de in de eindafrekening genoemde bedragen) ten grondslag. Aan
haar
voonvaardelijke eis legt zij het
bepaalde in art. 6:278 BW ten grondslag.
Het verweer
in reconventie
3. [X] heeft het gevorderde betwist
voert -kortweg- het volgende aan als verweer:
a. [Y] heeft geen toestemming gegeven en zij heeft de nietigheid van
de
overeenkomst
ingeroepen;
b. Dexia heeft haar zorgplicht
geschonden;
c. [X] heeft
gedwaald;
d. De overeenkomst is in strijd met
de Wet op het Consumenten Krediet;
e. De door
Dexia gemaakte reclame was misleidend;
De vordering
in reconventie
4. In reconventie vordert [X] dat bij
vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. de
overeenkomst wordt vernietigd op grond van de door [Y]
ingeroepen
nietigheid,
dwaling, misbruik van omstandigheden, strijd met de Wet op
het
Consumenten
Krediet;
2. de overeenkomstte ontbinden op
grond van wanprestatie en/of onrechtmatige
daad;
3. Dexia te veroordelen om aan [X] te
betalen € 3.939,25, te vermeerderen met
de
wettelijke rente
vanaf de totstandkomingvan de overeenkomst;
4.
Dexia te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de
registratie en
de A-
codering bij het BKR te doen doorhalen op straffe van een dwangsom
van
€ 1.000,- per
dag.
5. kosten rechtens,
waaronder de kosten die [X] aan kantoor Leaseproces te
Amsterdam
moet betalen (€
1.295,00 plus 15% van het resultaat).
Verweer in
reconventie
5. Dexia heeft het gevorderde betwist.
Zonodig wordt hieronder op haar standpunten ingegaan.
Beoordeling van het
geschil
in conventie en in
reconventie
6.1 In artikel 1:88 lid 1 sub d BW is als
hoofdregel opgenomen dat een echtgenoot de
toestemming van de andere echtgenoot behoeft voor een overeenkomst van
koop op
afbetaling.
6.2 Dexia betwist dat [X] en [Y] echtgenoten
waren ten tijde van het aangaan van de
overeenkomst (19 november 1999). [X] heeft een op 8 maart 2005 afgegeven
afschrift uit de
basisadministratie van de
gemeente [woonplaats] overgelegd, waaruit blijkt dat [X]
en
[Y] op 9 augustus 1999 zijn gehuwd. Dexia
betwist de juistheid van deze gegevens
niet,
zodat haar betwisting als onvoldoende gemotiveerd wordt gepasseerd.
6.3 Slechts de echtgenoot (i.c. [Y]) kan
zich beroepen op het ontbreken van
toestemming
en niet de handelende
echtgenoot (i.c. [X]) en op deze grond de nietigheid van de
overeenkomst inroepen (art. 1:89 lid 1 BW). Het
inroepen van de nietigheid van de
overeenkomst kan geschieden door een buitengerechtelijke verklaring. De brief
van 16
oktober 2004 kan als zodanig worden
aangemerkt. Indien [Y] met succes de
nietigheid heeft ingeroepen, hetgeen hierna zal worden beoordeeld, kan [X] zich
er op
beroepen dat de overeenkomst(door
[Y]) vernietigd is met alle gevolgen van
dien.
Anders dan Dexia aanvoert beroept
[X] zich niet zelf op het bepaalde in artt. 1:88 ev BW
en
behoeft [Y] de nietigheid niet als
procespartij in te roepen.
7.1 Dexia beroept zich op verjaring. In dit
verband stelt zij het volgende.
De
rechtsvorderingtot vernietiging op grond van art. 1:89 BW verjaart ingevolge
art. 3:52 lid
2 aanhef en onder d BW na drie
jaar te rekenen vanafhet moment dat het beroep aan de niet-
handelend echtgenoot ten dienste is komen te staan. Deze
termijn vangt aan op het rooment
van sluiten
van de overeenkomst (19 november 1999), aangezien in een
normale
gezinssituatie een dergelijke (grote)
transacties worden (voor)besproken.De brief
van
[Y] van 16 oktober 2004 is niet
verstuurd binnen drie jaar nadat zij redelijkerwijs
op
de hoogte had kunnen zijn van het
bestaan van de overeenkomst.
7.2 De rechtsvordering tot vernietiging van
een rechtshandeling verjaart drie jaren nadat
de
bevoegdheid om deze te
vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze
bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan
(art. 3:52 lid 1 aanhef en onder d BW).
Na
verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de rechtshandeling kan
deze niet
meer op deze grond
buitengerechtelijk worden vernietigd (art. 3:52 lid 2 BW).
Nagegaan
dient te worden of de
buitengerechtelijkevernietiging door [Y] 16 oktober 2004
is
gedaan nadat de hiervoor genoemde
verjaringstermijn was verstreken.
7.3 Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv
dient Dexia voldoende feiten te stellen en bij
voldoende betwisting te bewijzen op grond waarvan geoordeeld kan worden
dat de vordering
reeds was verjaard toen
[Y] de overeenkomsten buitengerechtelijkheeft vernietigd.
7.4 De verjaringstermijn van drie jaren
vangt aan op het moment dat [Y] op de
hoogte
was van de inhoud en de
strekkingvan de overeenkomst. De veronderstelling van Dexia dat
[X] deze transacties met zijn echtgenote heeft
(voor)besproken is niet gebaseerd op feiten,
maar een aarmame dat bespreking van dergelijke transacties in elk gezin in het
algemeen zal
plaatsvinden. Deze aanname is
bovendien in strijd met de bedoeling van art. 1:88 BW,
waarin
nu juist de uitdrukkelijke toestemming
van de echtgenoot wordt vereist voor bepaalde
transacties. De dag van sluiten van de overeenkomsten kan niet als
aanvangsdatum van de
verjaringstermijn
worden aanvaard.
Dexia heeft onvoldoende
gesteld om te kunnen oordelen dat de verjaringstermijn
was
verstreken toen [Y] een beroep deed
op de vernietigbaarbeid van de
overeenkomsten.
Het beroep op verjaring
is ongegrond en wordt gepasseerd.
8.1 Dexia heeft betoogd dat de toestemming
van [Y] niet vereist was, omdat de
overeenkomst niet kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van koop op
afbetaling
of huurkoop in de zin van titel 5A
van boek 7A BW. Dit betoog wordt op grond van de
volgende overwegingen, die grotendeels zijn ontleend aan het
arrest van het Gerechtshof te
's.Hertogenbosch van 1 februari 2005 (LN AS4446), verworpen.
8.2 Voldaan is aan de vereisten voor koop.
In artikel 3 en 4 van de overeenkomst heeft [X]
zich
verbonden om voor de aandelen een
prijs in geld te betalen. Als tegenprestatie heeft Dexia
zich bij de overeenkomst verbonden om de aandelen aan
[X] te geven. Op grond van
artikelen 2 en 11
van de Bijzondere Voorwaarden is zij immers verplicht om de
aandelen
onvenvijld na de aankoop ervan ten
name van [X] bij te schrijven in de admini.matie van
de
bank, overeenkomstig artikel 17 Wet giraal
effectenverkeer (Wge), teneinde te
bewerkstelligen dat de eigendom van de aandelen conform het bepaalde in
artikel 5 van de
overeenkomst en artikel
2 van de Bijzondere Voorwaarden 'automatischen van
rechtswege'
zal overgaan op [X] zodra
hij aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst zal hebben
voldaan. Ook in artikel 10 van de Bijzondere
Voorwaarden wordt deze eigendomsovergang
tot
uitgangspunt genomen. Het feit dat klanten (zoals ook [X]) in de praktijk bijna
altijd
gebruik maken van hun bevoegdheid ex
artikel 11 van de Bijzondere Voorwaarden om de
aandelen na afloop van de overeenkomst door Dexia te laten verkopen en de
opbrengst te
laten verrekenen met hun
schuld aan Dexia. laat onverlet dát Dexia.zich uitdrukkelijk
heeft
verbonden om de aandelen aan [X]
te geven zoals in artikel 7:1 BW wordt bepaald. De
stelling van Dexia dat de overeenkomst geen verplichting voor [X]
bevat om de aandelen af
te nemen. kan haar
niet baten aangezien een afnameverplichting voor de koper
géén
constitutief vereiste is voor
koop.
8.3 Voor koop op afbetaling bepaalt artikel
7A: 1576 lid 1 BW dat partijen overeengekomen
moeten zijn dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer
verschijnen
nadat de verkochte zaak aan de
koper is afgeleverd. Door lid 5 van artikel 7A:1576
BW
wordt de werkingssfeer van lid 1 van
genoemd artikel uitgebreid tot
vermogensrechten(niet
zijnde
registergoederen), voor zover dat in overeenstemmingis met de aard van het
recht
Zulks brengt mee dat een koop op
afbetaling met betrekking tot aandelen, welke
ook
overigens voldoet aan de vereisten
van artikel 7A:1576 lid 1 BW, een overeenkomst van
koop op afbetaling in de zin van die bepaling is.
Weliswaar kan het zijn dat de aard van het
recht zich tegen overeenkomstige toepassing van bepalingen uit titel 5A verzet,
maar dat is in
dit geval gesteld noch
gebleken. In dit verband wordt gewezen op artikel 7:47 BW waarin
een
vergelijkbare, zij het in wat andere
bewoordingen vervatte, schakelbepaling is
opgenomen
voor de koop van
vermogensrechten. Die bepaling leidt ertoe dat indien een aandeel
wordt
verkocht, er sprake is van een
koopovereenkomst in de zin van artikel 7:1 BW.
8.4 De totale leasesom van € 23.361,72,
waaronder ook de maandelijkse rentetermijnen
zijn
begrepen, dient te worden beschouwd
als de koopprijs in de zin van artikel 7A: 1576 lid
1
BW. Het is immers het totale bedrag
van € 23.361,72 dat [X] moet betalen om de
eigendom
van de aandelen te verkrijgen.
Anders dan Dexia meent, tellen de rentetermijnen
derhalve
mee bij beantwoording van de
vraag of twee of meer termijnen van de koopprijs
verschijnen
nadat de aandelen aan [X]
zijn afgeleverd, waaronder de in de 35e maande
verschuldigde
termijn en het aan het
einde van de overeenkomst verschuldigde.
8.5 Voorts is, anders dan Dexia heeft
gesteld, voor koop op afbetaling niet vereist dat de
aandelen
aan [X] zijn afgeleverd. Wel
veronderstelt de definitie van koop op afbetaling in
artikel
7A:1576 lid 1 BW dat
overeengekomen moet zijn dat de aandelen aan [X]
worden
afgeleverd, en wel voordat twee
of meer termijnen van de koopprijs verschijnen.
8.6 In artikel 11 van de Bijzondere
Voorwaarden is bepaald dat Dexia de aandelen aan [X]
zal
leveren. (Af)levering van aandelen
in een verzarneldepotvindt niet in stoffelijke vorm
plaats,
maar ingevolge artikel 17 Wge
door bijschrijving op naam van de verkrijger in
de
administratie van de betrokken
instelling. Hierbij wordt de stelling van Dexia dat aldus
de
levering van de aandelen ten onrechte
gelijk wordt gesteld met de aflevering
daarvan,
gepasseerd. Met deze stelling
miskent Dexia dat bij aandelen het onderscheid tussen
leveren
(in casu onder opschortende
voorwaarde) en afleveren weinig betekenis heeft. Aangezien
in
artikel 2 van de Bijzondere
Voorwaarden is overeengekomendat de aandelen volgens de
op
de wet bepaalde wijze worden
afgeleverd aan [X], doet niet ter zake hoe in de
overeenkomst
en de Bijzondere
Voorwaarden tussen partijen verder is uitgewerkt welke rechten [X]
tijdens
de looptijd van de overeenkomst
zou kunnen uitoefenenmet betrekking tot de aandelen.
8.7 Gelet op de overeengekomen.onverwijlde
aflevering na verkrijging van de aandelen en
op
het feit dat in artikel 6 van de
overeenkomstis bepaald dat de derde en laatste aankoop van
de
aandelen door Dexia reeds plaats
heeft 24 maanden na de eerste aankoop, moet het
oordeel
luiden dat de overeenkomst erin
voorziet dat ook na de aflevering van het laatste
pakket
aandelen aan [X] nog twee
termijnen van de koopprijs vervallen, waaronder de in de
35e
maand verschuldigde termijn en de
aan het einde van de overeenkomst verschuldigde termijn.
8.8 Op grond van al het voorgaande staat
vast dat de overeenkomst ook voldoet aan de
vereisten
voor koop op afbetaling. [X]
behoefde dus de toestemming van [Y]voor het
aangaan
van de
overeenkomst.
8.9 Voor zover Dexia bedoelt te betwisten
dat [Y] geen toestemming heeft gegeven
geldt
het volgende.
8.10 Ingevolge artikel 7A: 1576h lid 1 BW geldt
voor huurkoop dat partijen
overeengekomen
moeten zijn dat de
verkochte zaak dan wel het verkochte vermogensrecht (artikel 7A: 1576
lid
5 BW) niet door enkele aflevering in
eigendom overgaat, maar pas door vervulling van
de
opschortende voorwaarde van algehele
betaling van wat de koper uit hoofde van
de
koopovereenkomst verschuldigd is. Aan
dit vereiste is voldaan. Zulks volgt uit artikel 5
van
de overeenkomst, waarin exp1icietis
bepaald dat de eigendom van de aandelen op
[X]
overgaat door vervulling van de
opschortende voorwaarde dat bij aan al zijn
verplichtingen
uit hoofde van de
overeenkomst heeft voldaan.
8.11 Nu Dexia niet heeft betwist dat de
overeenkomst voldoet aan de vormvereisten die in
de
artikelen 7A: 1576i en 7A: 1576j BW
aan huurkoop worden gesteld, staat op grond van
het
vorenstaande in rechte vast dat de
overeenkomst een huurkoopovereenkomst in de zin
van
artikel 7A:1576h lid 1 BW
is.
8.12 Voor het aangaan van huurkoop schrijft de wet
een vorm voor (zie de artikelen 7A:1576i
en
7A: 1576j BW). Op grond van artikell
:88 lid 3 BW had [Y] haar toestemming
voor
het aangaan van de overeenkomst
derhalve schriftelijk moeten verlenen. Niet gesteld is
dat
[Y] haar toestemming schriftelijk
heeft verleend. De (eventuele) betwisting
door
Dexia van de toestemming van [Y]
dient derhalve te worden gepasseerd en
aan
bewijslevering wordt niet
toegekomen.
8.13 Uit het vorenstaande blijkt dat [Y] door
middel van haar buitengerechtelijke
verklaring van 16 november 2004 op grond van bet ontbreken van haar toestemming
met
vrucht de overeenkomst heeft
vernietigd. Aangezien de vernietiging terugwerkt tot het
tijdstip
waarop de rechtshandeling is
verricht, heeft dit voor de onderhavige procedure tot gevolg
dat
de vordering in conventie dient te
worden afgewezen. De vordering in reconventie onder 1.
is
toewijsbaar als na te
melden.
8.14 De vernietiging van de overeenkomst werkt
terng tot het tijdstip waarop de overeenkomst
is
gesloten. Hetgeen op grond van de
overeenkomst is gepresteerd, dient als
onverschuldigd
betaald te worden terug
betaald. De vordering in reconventie van € 3.939,25 is in
beginsel
toewijsbaar.
9. De wettelijke rente is toewijsbaar
vanaf bet moment dat Dexia in verzuim was. Niet is
gesteld
dat Dexia de rentetermijnen te
kwader trouw heeft ontvangen, zodat ingebrekestelling is
vereist
voor het intreden van verzuim
(art. 6:205 BW). Niet is gesteld dat Dexia in gebreke is
gesteld.
De brief van [Y] 16 november
2004 kan niet als zodanig worden
aangemerkt,aangezien
zij niet de
wederpartij van Dexia is. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum
van
het instellen van de vordering (23
december 2004).
10. Het beroep van Dexia op toepassing van
artikel 6:278 BW wordt verworpen, nu genoemd
artikel zich richt tot de contractUelewederpartij van Dexi~ terwijl [Y], die
geen
partij was bij de overeenkomst, de
nietigheid van de overeenkomst heeft ingeroepen.
11. Dexia beeft niet betwist dat zij [X] als
heeft gemeld bij Bureau Kre4ietregistratiete Tiel
in
de categorie A (achterstand in betaling).
Gelet op vorenstaande is zulks niet terecht en
dient
Dexia deze vermelding ongedaan te maken.
De vordering van [X] die hierop betrekking
heeft is toewijsbaar als na te melden.
12. Dexia zal als de (overwegend)in het
ongelijk gestelde partij worden veroordeeldin de
kosten
van het geding in conventieen m
reconventie.Voor toewijzen van meer dan het
liquidatietarief
voor de gemachtigde van [X]
is geen grond.
13. Gelet op de onzekerheidover
(maatschappelijke) ontwikkelingen01'het terrein
van
effectenlease zal het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Beslissing
De
kanronrechter:
In
conventie
wijst de vordering
af;
veroordeelt Dexia in de
proceskosten, in dit geding aan de zijde van [X] gevallen,
welke
kosten tot op deze uitspraak zijn
bepaald op € 400,-- aan salaris gemachtigde;
In
reconventie
verklmaart voor recht dat de
overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd door de brief van
16
november 2004;
veroordeelt Dexia aan [X] te betalen
een bedrag van € 3.939,25 met de wettelijke
rente
daarover vanaf 23 december
2004;
veroordeelt Dexia om
binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de registratie en de
A-
codering bij het BKR te doen doorhalen op
straffe van een dwangsom van € 500,- per dag
met een maximum van € 10.000,-,
veroordeelt Dexia in de
proceskosten, in dit geding aan de zijde van [X] gevallen,
welke
kosten tot op deze uitspraak zijn
bepaald op € 400,-- aan salaris gemachtigde;
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.
Halk, kantonrechter, en uitgesproken ter
openbare
terechtzitting van 13 oktober 2005,
in aanwezigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL