Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
RECHTBANK
's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
vm
rolnummer: 436548/04-16802
datum: 12 februari 2008
Vonnis in de zaak
van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank
Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in
conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: Van Mastrigt
& Partners, gerechtsdeurwaarders te 's-Gravenhage,
tegen
[X],
wonende te
[woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in
reconventie,
gemachtigde: mr. drs. E. Oversier.
(toevoeging
nnnnnnn)
.
Partijen worden aangeduid als "Dexia" en
"[X]".
in conventie en in
reconventie
Procedure
1. De kantonrechter heeft
kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen
stukken:
- het tussenvonnis van deze
rechtbank, sector kanton,van 6 november 2007;
- de akte van 27
november 2007, houdende overlegging van producties;
Rechtsoverwegingen
2. Overgenomen wordt hetgeen is
overwogen in het tussenvonnis van 6 november 2007, met dien verstande dat in
r.o.2 sub d en sub k in plaats van € 348,23 gelezen dient te worden: € 158,02.
Voorts is [X] in dat vonnis ten onrechte als een vrouw aangemerkt. In het
tussenvonnis is [X] in de gelegenheid gesteld informatie over te leggen omtrent
zijn inkomens- en vermogenspositie ten tijde van het aangaan van de
overeenkomsten. Hij diende tevens te vermelden of, en zo ja, welke ervaring hij
toentertijd had met effecten.
3. De raadsman van [X] heeft
bij gebreke van andere bij hem beschikbare
informatie de ten behoeve van de
aanvraag uit 2003 gefinancierde rechtshulp ingediende stukken overgelegd en
gesteld dat bij zijn weten [X] geen enkele beleggingservaring in 1999 en 2001
had.
4. Deze stukken en deze
stellingname zijn vervolgens niet door Dexia betwist. Hierna wordt ervan
uitgegaan dat [X] in 1999 een netto-inkomen van € 400,00 per maand genoot en
daarnaast op zijn rekening een te verwaarlozen saldo bezat.
Dwaling, misbruik van omstandigheden,
bedrog
5. [X] heeft zich onder meer beroepen
op vernietiging van de overeenkomsten wegens dwaling aan zijn zijde, misbruik
van omstandigheden en bedrog door Dexia. In het voetspoor van de gepubliceerde
uitspraken van de rechtbank Amsterdam (NJF 2004 nrs. 410 en 411 en JOR nrs. 238
en 239), is de kantonrechte echter van oordeel dat de overgelegde reclame van
Dexia voor de WinstVerDriedubbelaar (nog net) niet als misleidend kan worden
aangemerkt en dat het beroep op dwaling of bedrog op deze grond niet kan slagen.
Ook overigens behoort de gestelde maar betwiste dwaling in de gegeven
omstandigheden voor risico en rekening van [X] te blijven, en zijn er voorts te
weinig concrete doorslaggevende feiten of omstandigheden gesteld die - indien
bewezen - zouden kunnen leiden tot de vergaande conclusie dat er sprake is van
dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden die de door [X] beoogde algehele
vernietiging van de overeenkomsten van aandelenlease zou kunnen
rechtvaardigen.
6. [X] heeft voorts aangevoerd dat Dexia haar
zorgplicht in meerdere opzichten heeft geschonden. De kantonrechter stelt voorop
dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 1998 nrs. 192 en 660, NJ
1999 nr. 285) financiële instellingen zoals Dexia gelet op hun maatschappelijke
functie een bijzondere zorgplicht hebben jegens ondermeer hun (potentiële)
cliënten zoals [X]. Weliswaar zagen deze arresten niet op constructies van
aandelenlease, maar gelet op de aan de onderhavige overeenkomsten verbonden en
gebleken grote risico's — naar de kern genomen gaat het om beleggen met geleend
geld - bestaat er geen aanleiding in dit soort gevallen anders te
oordelen.
7. Overeenkomstig de gepubliceerde
uitspraken van de rechtbank Amsterdam en de klachtencommissie DSI (NJF 2004,
nrs. 410 en 446), is de kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden
van de onderhavige overeenkomsten van aandelenlease met name gehouden was aan
art. 28 van de toepasselijke versie van de Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR) waarin voormelde bijzondere zorgplicht van banken nader is
gecodificeerd, en waaraan niet afdoet dat Dexia een kant-en-klaar
effectenproduct aan een breed publiek aanbood. De stelling van Dexia dat de NR
onverbindend is treft geen doel, alleen al omdat de daarin neergelegde regels
ook volgen uit de bijzondere zorgplicht zoals de Hoge Raad die in voormelde
vaste jurisprudentie aan banken heeft voorgeschreven. Anders dan Dexia betoogt,
kan voorts de restschuld van de lening - waarop de NR niet ziet - niet worden
geabstraheerd van de belegging in aandelen, omdat de overeenkomsten van
aandelenlease als geheel moeten worden beoordeeld. De cliënt uit de kennelijke
doelgroep van Dexia zal, zoals Dexia zelf ook opmerkt, veelal kiezen voor het
leasen van aandelen, omdat het hem of haar ontbreekt aan financiële middelen om
zelf het aankoopbedrag voor de effecten te financieren.
8. De kantonrechter is van oordeel
dat Dexia zich op de voet van art. 28 NR tenminste rekenschap had behoren te
geven van de vraag of haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting
over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan alle uit de overeenkomsten
van aandelenlease voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Dexia had erop
bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen veelal personen zouden behoren
die niet over voldoende inzicht in en/of ervaring met beleggen beschikken om
zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Reeds gelet op die
omstandigheid mocht van een deskundige als Dexia worden verwacht dat de
potentiële afnemers van dit aangeboden effectenlease-product indringend werden
gewezen op de daaraan verbonden grote risico's, ook al heerste er destijds onder
velen de verwachting dat de aandelenkoersen min of meer aanhoudend zouden
blijven stijgen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia in ieder
geval ten aanzien van het onderzoek naar de bij haar wederpartij te verwachten
bestedingsruimte onvoldoende zorg betracht, omdat zij slechts heeft onderzocht
of haar afnemer geregistreerd stond bij het BKR.
9. Over de eigen financiële
omstandigheden en beleggingservaring van [X] wordt verwezen naar hetgeen in r.o.
3 is overwogen.
10. Niet is gesteld of gebleken dat Dexia zich in
deze financiële en overige omstandigheden van [X] heeft verdiept toen zij de
overeenkomsten van aandelenlease met [X] afsloot. Dexia heeft zich er
klaarblijkelijk in het geheel niet van vergewist of deze overeenkomsten wel
pasten in de financiële situatie, beleggingsdoelstellingeri en
beleggingservaring van [X], en hoe deze een eventuele restschuld zou kunnen
betalen. Ook het door of namens Dexia verschafte informatiemateriaal over de
relatief complexe structuur en het wezen van de WinstVerDriedubbelaar - beleggen
met geleend geld, met het risico van een restschuld bovenop de inleg bij
relevante koersdalingen -is bepaald niet optimaal te noemen jegens consumenten
zonder beleggingservaring en zonder inzicht in financieel-juridische
constructies zoals [X]. Door al deze nalatigheden is Dexia tekortgeschoten in
haar bovenbedoelde bijzondere zorgplicht die zij jegens [X] in acht had te
nemen. Uit dien hoofde is Dexia aansprakelijk voor het als gevolg daarvan door
[X] ondervonden nadeel.
11. Daarbij moet echter mede in aanmerking worden
genomen dat ook [X] een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van
zijn eigen onbezonnen keuze tot deelname aan deze riskante overeenkomsten van
aandelenlease. Kennelijk uit winstbejag of naïviteit heeft [X] immers in het
risico van een negatieve afloop - waarop [X] blijkens het overgelegde reclame-
en informatiemateriaal wel, zij het zeer summier en in versluierde bewoordingen
is gewezen - blijkbaar geen aanleiding gezien om van de transactie af te zien of
om tenminste nadere inlichtingen in te winnen over de aard en risico's van het
aangevraagde product alvorens de contracten te ondertekenen. Beide partijen
hebben aldus bijgedragen aan het ontstaan van het nadeel. De
verantwoordelijkheid van Dexia als professionele partij en als bank, belast met
bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke zorgplicht, weegt naar het oordeel van
de kantonrechter in beginsel aanmerkelijk zwaarder dan die van [X] als onervaren
consument.
12. Alle omstandigheden van het geval in
aanmerking genomen, is de kantonrechter van oordeel dat Dexia naar de maatstaven
van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak kan maken op betaling door [X]
van (enig deel van) de restschuld. Voorts dient Dexia in beginsel de door [X]
bij de overeenkomsten betaalde inleg ad 2x (36 x 158,02=) € 11.377,44 + 1x ( 36
x 136,58=) € 4.916,88 terug te betalen, in totaal een bedrag van € 16.294,32.
Daarbij dient echter in aanmerking genomen te worden dat ervan uitgegaan mag
worden dat [X] bereid was het bedrag van zijn inleg in aandelen te beleggen en
dat hij zich er ook van bewust was dat hij door dit bedrag in aandelen te
beleggen koersrisico zou lopen. Daarom brengt de billijkheid naar het oordeel
van de kantonrechter mee dat de door Dexia aan [X] te betalen schadevergoeding
(de restitutie van het inlegbedrag) aldus wordt gecorrigeerd, dat deze beperkt
wordt tot 75 % van het inlegbedrag en dat het restant voor rekening van [X]
blijft, te weten 3/4 x € 16.294,32 = € 12.220,74.
Het voorgaande leidt ertoe
dat de schade van [X] ten gevolge van het onrechtmatig handelen van Dexia
gesteld moet worden op het bedrag van de restschuld uit de over eenkomsten,
alsmede vermeerderd met een bedrag ad € 12.220,74 (75% van de door hem betaalde
inleg). Per saldo komt dat erop neer dat Dexia geen aanspraak heeft op betaling
van de restschuld en dat zij aan [X] een bedrag terug dient te betalen ad €
12.220,74 met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2004 , de dag van de
eis in reconventie.
12. De betwisting door [X] van de door Dexia
gestelde daadwerkelijke aankoop- en verkoopprijzen van de aandelen verwerpt de
kantonrechter op de door Dexia in haar gedingstukken aangevoerde gronden,
waarnaar de kantonrechter kortheidshalve verwijst.
13. De door [X] nog gevorderde, althans
ingeroepen ontbinding van de overeenkomsten
van aandelenlease wordt bij
gebrek aan belang afgewezen. Ook indien de schending van de zorgplicht door
Dexia in de precontraetuele fase al ais wanprestatie kan worden gekwalificeerd,
zouden de gevolgen van een dergelijke ontbinding naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid dienen te worden bepaald en zou de beslissing op dat
punt niet tot een voor [X] gunstiger resultaat leiden dan hiervoor reeds via de
schending van de zorgplicht is bereikt.
14. De kantonrechter zal thans in het midden
laten of en in hoeverre de onderhavige overeenkomsten van aandelenlease nietig
of vernietigbaar zijn wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet (WCK)
en de daarop gebaseerde besluiten, zoals de advocaat van [X] op specifieke
onderdelen nog gemotiveerd heeft aangevoerd, maar Dexia gemotiveerd heeft
betwist. Wat hier verder van moge zijn, bij honorering van dit op de WCK
gebaseerde verweer van [X] zou de kantonrechter hooguit komen tot partiële
nietigheid of partiële vernietiging van de overeenkomsten van aandelenlease
wegens strijd met de WCK, en zouden de gevolgen daarvan naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid en voorts op de voet van art. 16 van de
toepasselijke Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease aldus worden beperkt of
aangepast, dat ook deze beslissing niet tot een voor [X] gunstiger resultaat zou
leiden dan hiervoor reeds via de schending van de zorgplicht is
bereikt.
15. De overige stellingen en weren van partijen
kunnen na het voorgaande onbesproken blijven, inclusief de voorwaardelijke
wijziging van eis in conventie nu de daaraan door Dexia verbonden voorwaarde
(vernietiging of ontbinding van de overeenkomst) zich niet voordoet. Als de
geheel of grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet Dexia worden
veroordeeld in de proceskosten van [X] in conventie en in daarmee nauw
samenhangende reconventie.
Beslissingen
De kantonrechter, recht doende
in conventie
wijst het gevorderde af;
in reconventie:
veroordeelt Dexia in reconventie om tegen
behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te betalen een bedrag van € 12.220,74,
met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2004 tot de dag der algehele
voldoening;
in conventie in reconventie
veroordeelt Dexia tot betaling van € 1500,00 aan
[X] voor de geliquideerde proceskosten in conventie en in reconventie aan de
zijde van [X], te betalen aan de griffier van dit kantongerecht;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij
voorraad;
wijst het in reconventie meer of anders
gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Von Maltzahn en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2008 in het bijzijn van
de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL